3-171 | 3-171 |
M. Philippe Mahoux (PS). - Je voudrais parler d'abord du travail de la commission. Ce n'est pas un rapport, je ne suis pas habilité à le faire. Mais je pense qu'il est important d'expliquer la manière dont les discussions se sont déroulées et la position que nous avons adoptée.
Nous avions déposé avec Mme Defraigne et M. Vankrunkelsven un amendement qui visait à permettre une identification des embryons dans la mesure où cela résultait d'un accord entre le donneur et le receveur.
Le représentant du gouvernement est intervenu de manière fort judicieuse à cet égard, en faisant apparaître qu'il y avait un risque de dérive de nature commerciale dans le cas d'un nombre important d'embryons surnuméraires.
La discussion nous a amenés à considérer que s'il pouvait y avoir une identification du donneur des gamètes, en cas d'accord entre donneur et receveur, cela concernait les deux gamètes nécessaires à la conception d'un embryon. Le don de gamètes peut donc être dirigé. Le don à destination d'un couple particulier d'un embryon constitué de ces gamètes serait dès lors autorisé puisqu'il découlerait du fait que le don des gamètes serait autorisé.
Nous avons décidé alors de retirer cet amendement.
Je voudrais signaler aussi qu'une série d'amendements ont été déposés par des groupes en séance plénière, que ces amendement n'ont pas été examinés en commission car ils y ont été retirés et réintroduits en séance plénière parce que leurs auteurs souhaitaient qu'ils soient discutés en séance plénière, ce qui va être le cas.
De voorzitter. - Het woord is aan mevrouw De Schamphelaere voor een mondeling verslag.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V), corapporteur. - De commissie heeft dit wetsvoorstel, na terugzending door de plenaire vergadering, besproken tijdens haar vergadering van 15 juni 2006, naar aanleiding van enkele amendementen die in de plenaire vergaderingen werden ingediend.
De heren Vankrunkelsven en Mahoux en mevrouw Defraigne verwijzen naar amendement 169 (Stuk 3-1440/11, Commissie voor de Sociale Aangelegenheden). Dit amendement beoogt in het eerste lid van artikel 28, dat betrekking heeft op de overtallige embryo's, mutatis mutandis de wijzigingen aan te brengen die, via de amendementen 96 en 154, aan artikel 57 werden aangebracht voor de gameten. Zij stellen voor het eerste lid van artikel 28 te vervangen als volgt:
`Wanneer overtallige embryo's gebruikt worden voor een donatieprogramma moet het geraadpleegde fertiliteitscentrum alle gegevens die zouden kunnen leiden tot de identificatie van de donor ontoegankelijk maken. De niet-anonieme donatie berustend op de toestemming van de donor en de ontvanger(s) is toegestaan.'
De heer Mahoux herinnert eraan dat de anonieme donatie als uitgangspunt wordt genomen in voorliggend wetsvoorstel. Het is echter niet de bedoeling om de `bekende donatie' - waarbij de donor, die vaak een familielid is van de ontvanger, in onderling akkoord met deze laatste doneert - uit te sluiten. Het wetsvoorstel werd in die zin aangepast voor de gameten, met name door de amendementen 96 en 154, die als subamendement op amendement nr. 15 werden ingediend. Spreker verwijst naar het verslag van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden (Stuk 3-1440/9, p. 167). Voor de overtallige embryo's gebeurde deze aanpassing echter niet. Dit is het doel van amendement nr. 169.
De heer Englert, expert van de heer Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, verwijst naar zijn tussenkomsten over dit onderwerp, zowel naar aanleiding van de algemene bespreking (zie Stuk 3-1440/9, p. 81) als naar aanleiding van de bespreking van artikel 22 (Stuk 3-1440/9, pp. 125-126). Hij meent dat, waar een bekende donatie moet mogelijk zijn voor wat de gameten betreft, de donatie van overtallige embryo's - dit zijn embryo's aangemaakt in het kader van een medisch begeleide voortplanting, maar die niet bij een vrouw werden ingeplant - daarentegen steeds op anonieme wijze dient te verlopen. Het komt de donor niet toe zelf te bepalen aan wie de overtallige embryo's worden geschonken, net zomin als de ontvanger mag kiezen van welke donor de overtallige embryo's afkomstig zijn. Mocht dat mogelijk worden, zou dit wellicht leiden tot een al dan niet verdoken vorm van commercialisering van overtallige embryo's, die volgens de heer Englert moet worden vermeden. In de uitzondering, die werd opgenomen voor de gameten, dient zijns inziens dan ook niet te worden voorzien voor de overtallige embryo's.
De heer Mahoux is het eens met die zienswijze. Hij meent dat ook problemen zouden kunnen ontstaan met het `volgrecht' van de donor over deze overtallige embryo's. Tevens wijst hij erop dat de tekst, die reeds werd goedgekeurd door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, het wel mogelijk maakt dat een vrouw een beroep doet op een bevriende man en vrouw en vraagt om respectievelijk een zaad en een eicel ter beschikking te stellen waarmee een embryo wordt aangemaakt dat bij de betrokken vrouw wordt ingeplant. In dat geval gaat het om donatie van gameten, die niet noodzakelijk anoniem dient te verlopen, overeenkomstig artikel 57 van het wetsvoorstel.
De heer Englert bevestigt die interpretatie.
De heren Mahoux en Vankrunkelsven en mevrouw Defraigne kondigen aan amendement nr. 169 in te trekken.
De heer Beke en mevrouw Nyssens lichten toe dat de amendementen 17, 75, 18, 68, 69, 70, 25, 34, 71, 35, 72, 37, 147, 76, 112, 113, 77, 78, 51, 73, 52, 74, 53, 146, 79, 135, 136, 80, 81, 141, 143 en 148, die reeds werden besproken in de commissie, opnieuw werden ingediend na de goedkeuring van het verslag van de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden met het oog op het debat in de plenaire vergadering. Zij kondigen de intrekking ervan aan daar het niet de bedoeling is dat de commissie ze opnieuw bespreekt; deze amendementen zullen evenwel opnieuw worden ingediend in de plenaire vergadering.
-De algemene bespreking is gesloten.