3-1645/6 | 3-1645/6 |
8 JUNI 2006
Nr. 17 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE
Opschrift
In het opschrift het woord « huisvesting » vervangen door het woord « verblijf ».
Verantwoording
In het door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen wetsontwerp werd voor het begrip « hébergement » een verkeerde vertaling naar het Nederlands gekozen.
« Hébergement » kan twee geheel verschillende zaken betekenen :
1º huisvesting;
2º verblijf.
Ten onrechte werd in de aangenomen tekst geopteerd voor de eerste vertaling, waar het eigenlijk gaat om het verblijf van het kind van gescheiden ouders en geenszins om zijn huisvesting (dit is het onderdak bieden aan een persoon).
In de rechtsleer wordt de term « huisvesting » door geen enkele auteur aangewend en in de praktijk gebruikt de overgrote meerderheid van de magistraten en van de advocaten niet de term « huisvesting » van het kind maar « verblijf » van het kind.
Dit is zo waar dat de Kamerleden zelf in het voorgestelde artikel 374, § 2, derde lid, BW schrijven « ... kan zij evenwel beslissen om een ongelijk verblijf vast te leggen ». In één en hetzelfde lid wordt de term « hébergement » nu eens door « huisvesting » en dan weer door « verblijf » vertaald, hetgeen bijzonder inconsequent is.
Het verdient dan ook aanbeveling om systematisch de correcte Nederlandse term « verblijf » te hanteren.
Nr. 18 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE
Art. 1bis
Een artikel 1bis invoegen luidende :
« Art. 1bis. — In artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 13 april 1995, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A. in het tweede lid wordt het woord « huisvesting » vervangen door het woord « verblijf »;
B. in het vijfde lid worden de woorden « de wijze waarop het kind wordt gehuisvest » vervangen door de woorden « de verblijfsregeling van het kind ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 17.
Nr. 19 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE
Art. 2
In het eerste, tweede en derde lid van het voorgestelde artikel 374, § 2, het woord « huisvesting » telkens vervangen door het woord « verblijf ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 17.
Nr. 20 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE
Art. 4
In het voorgestelde artikel 387ter, § 1, eerste lid, eerste zin, het woord « huisvesting » vervangen door het woord « verblijf ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 17.
Nr. 21 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE
Art. 4
In het voorgestelde artikel 387ter, § 2, eerste zin, het woord « voorzien » vervangen door het woord « bepaald ».
Verantwoording
Het voorgestelde artikel 4 bevat een taalfout : « zoals voorzien in artikel 1288 van het Gerechtelijk Wetboek » : in deze betekenis is « voorzien » een gallicisme (« prévoir »); voorzien betekent in het Nederlands : « vooruitzien naar de toekomst ».
Nr. 22 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE
Art. 5
Het voorgestelde 3º van artikel 1412, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek vervangen als volgt :
« 3º wanneer de rechter hiertoe op grond van artikel 387ter, § 1, zesde lid, heeft beslist. ».
Verantwoording
1) In artikel 5 van het wetsontwerp wordt aan artikel 1412, eerste lid, Ger.W. een 3º toegevoegd met het oog op het toepasselijk maken van dit lid op de dwangsom die in het kader van het in hetzelfde wetsontwerp nieuw ingevoerde artikel 387ter BW kan worden opgelegd.
Artikel 1412, eerste lid, 3º, Ger.W. verwijst daartoe echter naar « artikel 387ter, tweede lid, BW.
Deze verwijzing is evenwel verkeerd, aangezien het nieuw ingevoerde artikel 387ter, BW, vier paragrafen bevat en er niet gesteld wordt tot welke paragraaf het beoogde « tweede lid » behoort.
De tekst moet als volgt luiden : « artikel 387ter, § 1, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek ».
2) Daarnaast maakt de bestaande tekst helemaal niet duidelijk of de dwangsom opgelegd krachtens artikel 387ter, § 1, zesde lid, BW, steeds onder het toepassingsgebied van artikel 1412, eerste lid, Ger.W. zal vallen.
Artikel 387ter, § 1, zesde lid, BW, stelt immers : « De rechter kan een dwangsom uitspreken om te waarborgen dat de te nemen beslissing zal worden nageleefd en, in die hypothese, stellen dat voor de tenuitvoerlegging van die dwangsom, artikel 1412 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing is. »
Uit deze formulering kan een beoordelingsmarge voor de rechter afgeleid worden om te oordelen over het al dan niet van toepassing zijn van artikel 1412, eerste lid, Ger.W. op de door hem opgelegde dwangsom.
Deze bepaling valt immers uit elkaar in volgende kortere zinnen :
a) de rechter kan een dwangsom uitspreken om te waarborgen dat de te nemen beslissing zal worden nageleefd.
b) EN de rechter kan in die hypothese stellen dat, voor de tenuitvoerlegging van de dwangsom, artikel 1412 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing is.
Uit het gebruik van het werkwoord « kan » [in de Franse tekst : « peut »] moet worden afgeleid dat de rechter niet verplicht is artikel 1412 Ger.W. van toepassing te verklaren.
Uit de toevoeging van het 3º aan het eerste lid van artikel 1412 Ger.W. (= art. 5 van het wetsontwerp) volgt evenwel dat in alle gevallen waarin een rechter overeenkomstig artikel 387ter BW een dwangsom heeft opgelegd, de beperkingen en uitsluitingen van de artikelen 1409-1410 Ger.W. niet van toepassing zijn.
Het wetsontwerp bevat aldus een contradictie tussen het artikel 3 (artikel 387ter, § 1, zesde lid, BW) en artikel 5 (artikel 1412, eerste lid, 3º, Ger.W.). Deze tegenstrijdigheid wordt door dit amendement uitgeklaard.
Nr. 23 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE
Art. 4
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Bij een ouderlijk conflict rond de verblijfsregeling werkt enkel conflictbeheersing als een duurzame oplossing. We verzetten ons met klem tegen de mogelijkheid van dwangmaatregelen op het kind, zelfs onder begeleiding. Een kind is immers geen voorwerp, geen « schuldenaar » van de verplichtingen van de ouders.
| Hugo VANDENBERGHE. |