3-167

3-167

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 1er JUIN 2006 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Mia De Schamphelaere au ministre de la Défense et à la secrétaire d'état aux Familles et aux Personnes handicapées sur «les projets de création d'un service civil pour les jeunes» (nº 3-1657)

Mme la présidente. - M. Vincent Van Quickenborne, secrétaire d'État à la Simplification administrative, adjoint au premier ministre, répondra.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Er circuleren allerhande voorstellen over een al dan niet verplichte burgerdienst. Ook excellenties uit de federale regering lanceerden dergelijke voorstellen. Welk beleid en welke concrete plannen heeft de regering in dat verband?

In de pers werd het voorstel gelanceerd om een collectieve burgerdienst voor jongeren in het leven te roepen. De Ministerraad zou daarover op 12 mei de knoop hebben doorgehakt. Tot op heden blijft de berichtgeving daarover erg vaag. Er is sprake van onderhoud van graven op oorlogsbegraafplaatsen of studies van bouwvakker bij de genietroepen. Dit zou allemaal moeten dienen om jongeren een zeker civisme en tegelijk ook een toekomstperspectief te bieden.

Wat heeft de Ministerraad precies beslist? Heeft de regering voor dit project de nodige fondsen uitgetrokken? Hoeveel zal het kosten? Gaat het om een vrijwillige dienst? Kan deze burgerdienst ook georganiseerd worden in organisaties en vzw's met een maatschappelijke doelstelling?

De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Flahaut.

Mevrouw De Schamphelaere is blijkbaar een groot voorstander van de burgerdienst. Ik kan haar tevreden stellen, want de Ministerraad is inderdaad tot een principeakkoord gekomen. Wel is het evident dat de uitvoeringsmodaliteiten van iets wat op 12 mei principieel werd beslist, nu nog niet zijn goedgekeurd.

De uitvoering van het stelsel van vrijwillige dienst van collectief nut genereert geen budgettaire meerkost voor het budget van Defensie.

Het betreft wel degelijk een vrijwillige dienst van collectief nut. Hij zal dus niet worden opgelegd.

Artikel 2, paragraaf 2 van de wet van 11 april 2003 tot instelling van een vrijwillige dienst van collectief nut bepaalt dat de Koning, bij een besluit genomen na overleg in de Ministerraad, de vrijwillige dienst van collectief nut kan uitbreiden tot andere federale overheidsdiensten.

Voorts bepaalt artikel 3 van dezelfde wet dat de Koning, na voorafgaand akkoord van de bevoegde overheden en bij een besluit genomen na overleg in de Ministerraad, de vrijwillige dienst van collectief nut kan uitbreiden tot de administraties van gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeenten.