3-1626/3

3-1626/3

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

9 MEI 2006


Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de tuchtprocedure voor de leden van de balie


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW TALHAOUI


I. INLEIDING

Dit verplicht bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsvoorstel van de heren Claude Marinower, Walter Muls en Tony Van Parys (stuk Kamer, nr. 51-1724/1).

Het werd op 16 maart 2006 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 128 stemmen bij 5 onthoudingen.

Het werd op 17 maart 2006 overgezonden aan de Senaat.

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 29 maart, 19 april en 9 mei 2006, in aanwezigheid van de minister van Justitie.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN JUSTITIE

De minister geeft aan dat voorliggend wetsontwerp een nieuwe tuchtprocedure bepaalt met de nodige waarborgen voor een behoorlijke beroepsuitoefening ten dienste van de rechtzoekende. Daarnaast wordt de naleving van de deontologie er beter door gewaarborgd, wordt de rechtspraak eenvormiger en transparanter. Ook de scheiding van de machten wordt duidelijker. De tuchtraden worden geprofessionaliseerd, daar het aantal tuchtcolleges wordt verminderd en hun bezetting niet meer regelmatig dient te wisselen. Er zou dus een tuchtraad per omschrijving van een hof van beroep zijn, en één tuchtraad van beroep zijn voor de Vlaamse, respectievelijk Frans- en Duitstalige advocatuur, met zetel te Brussel. Thans zijn er tweemaal 14 tuchtcolleges in eerste aanleg en tweemaal drie in beroep.

Verder wordt een bijkomende toegang voor de klager georganiseerd, wordt de opschorting van de veroordeling, uitstel, eerherstel, uitwissing en verjaring mogelijk gemaakt en wordt voorzien in de bekendmaking van de tuchtrechtspraak.

Het wetsontwerp draagt de goedkeuring weg van de meerderheid van de balies van het land, uitgezonderd de Franstalige balie van Brussel, de balies van Mons en van Huy.

Bij de argumenten die voor het ontwerp pleiten, noemt de minister de gunstige gevolgen die het kan hebben voor de rechtzoekenden. De oprichting van een onafhankelijke tuchtraad per rechtsgebied van ieder hof van beroep, garandeert een beter toezicht op de beroepsuitoefening, alsook een eensluidende rechtspraak en een ruimere transparantie van het beroep.

De minister heeft ook hoor gehad voor de problemen waarmee de ordes van de kleine en middelgrote balies te maken hebben wanneer zij soms een oordeel moeten uitspreken over advocaten met wie zij een beroepsmatige of persoonlijke band hebben.

Het principe van het weghalen van de tuchtraden van de Orden lijkt overeen te stemmen met de wens van de meerderheid van de balies en is een manier om voor deze overheden meer vertrouwen in te boezemen bij de rechtzoekende.

De meer precieze scheiding der machten binnen een beroep dat verbonden is met de gerechtelijke wereld die per definitie onafhankelijk is, is uiteraard een belangrijk argument.

De minister begrijpt trouwens ook het standpunt van grotere balies, met name de Franstalige balie van Brussel die meer dan 3 000 advocaten telt, die de huidige situatie willen behouden, omdat zij van mening is dat de tuchtcolleges thans efficiënt en professioneel te werk gaan. Het behouden van het tuchtrecht binnen de Orde respecteert ook de legitimiteit van de mandaten van degenen die werden verkozen door alle advocaten van de Orde om deze opdracht uit te voeren.

Een alternatief zou kunnen bestaan in een minimumdrempel opgesteld in functie van het aantal advocaten die tot de balie in kwestie behoren; onder die drempel zou men de arrondissementen verzamelen om een tuchtraad op te richten. Het aantal advocaten per balie die deze oprichting zou rechtvaardigen zou in overleg met de balies worden gedefinieerd.

De oorspronkelijke tekst van het wetsvoorstel werd op een aantal punten geamendeerd teneinde onder andere de tekst te actualiseren of te verbeteren, de taal van de tuchtrechtelijke procedure te specificiëren en de regeling voor de Duitstalige advocaten te benadrukken.

De minister gedraagt zich naar de wijsheid van de commissie inzake de weg die moet worden gekozen voor het voorzetten van het onderzoek van het wetsontwerp.

III. ALGEMENE BESPREKING

Mevrouw Talhaoui stelt vast dat het voorliggende ontwerp blijkbaar alleen wordt gedragen door de Vlaamse volksvertegenwoordigers. Wat is de reden hiervoor ? Of is dit eerder toevallig ?

De minister is van mening dat dit eerder op een toevalligheid berust. De enige balies die de tekst niet volgen zijn de Franstalige advocaten te Brussel, de balie van Mons en de balie van Huy. De tekst werd trouwens eenparig aangenomen door de commissie voor de Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Mevrouw de T' Serclaes is van oordeel dat de tekst oorspronkelijk beantwoordt aan de wensen van de Nederlandstalige balies en de kleine balies, die veel meer moeilijkheden ondervinden om de nodige afstand ten opzichte van hun leden te bewaren omdat iedereen er iedereen kent en het in die context veel moeilijker is om tuchtsancties op te leggen. Een gelijkaardig probleem bestaat overigens binnen de magistratuur, als het de bedoeling is een oordeel over een collega te vellen.

Het is dus begrijpelijk dat men die ruimte tot het rechtsgebied van het hof van beroep wil uitbreiden.

Van Franstalige kant zijn vanaf het begin bepaalde reserves geuit.

In Wallonië is, naarmate de discussies vorderden, de situatie verbeterd en is men het nu eens over de uitbreiding die wordt overwogen.

Tot kort geleden bleef de Franstalige balie van Brussel echter zeer terughoudend. Blijkbaar kan zij zich nu met de voorliggende tekst verzoenen zelfs al is zij er niet van overtuigd dat die tekst de situatie werkelijk zal verbeteren.

Voor spreekster is het hoe dan ook belangrijk dat de burgers die klachten hebben over het gedrag van een advocaat, een plaats krijgen waar zij hun geval kunnen uitleggen.

Wel zou spreekster meer informatie willen over de manier waarop dit zou verlopen en de transparantie die ermee gemoeid is, onder meer in vergelijking met de huidige situatie.

De minister antwoordt dat de verandering erin bestaat dat iedere burger een tweede kans krijgt om een klacht in te dienen. Hij kan dat doen bij de stafhouder, zoals dit nu al kan, maar kan daarnaast ook een klacht indienen bij de voorzitter van de Raad van de Orde.

Mevrouw de T' Serclaes vraagt wat de voorzitter van de Raad van de Orde of de stafhouder doen, als zij vinden dat er geen gevolg aan de klacht hoeft te worden gegeven.

De minister antwoordt dat de persoon in kwestie dan zal antwoorden dat de klacht ongegrond is.

De heer Collas verwijst naar artikel 8, § 5, van het ontwerp, dat over de tuchtraad gaat van het hof van beroep te Luik dat een kamer omvat waarin ten minste twee leden zitten die het Duits en het Frans machtig zijn en die geen deel uitmaken van de balie van Eupen. Het is duidelijk dat de kamer in dit geval de procedure dient te volgen en uitspraak moet doen in het Duits maar er dient tegelijkertijd voor te worden gezorgd dat er een zekere afstand wordt bewaard tot de advocaat over wie uitspraak wordt gedaan.

Spreker vraagt zich af of men kan garanderen dat de procedure vanaf het begin tot het einde in het Duits zal verlopen aangezien de leden van de balie niet van Eupen afkomstig mogen zijn.

De heer Hugo Vandenberghe erkent het probleem van de kleine balies om er een tuchtrecht te organiseren. Iedereen kent er immers iedereen. Het lijkt spreker inderdaad juist dat men een objectivering aanbrengt door het tuchtrecht op een hoger niveau te brengen.

Wat betreft Eupen, is er uiteraard het probleem van de kennis van de Duitse taal. De deontologische behandeling van een zaak ten laste van een advocaat gebeurt immers in de taal van de advocaat. Indien men geen Duits kent, kan men aldus geen zitting nemen.

Spreker verwijst naar het interessante verslag van de heer Verherstraeten namens de commissie voor de Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers met als bijlage de hoorzittingen van de Orde van Vlaamse Balies en van de Ordre des barreaux francophones et germanophone. De heer Corvilain onderschrijft trouwens de tekst in persoonlijke naam.

Mevrouw Talhaoui vraagt waarover de klachten meestal gaan.

De minister antwoordt dat de klacht allerhande zaken kan betreffen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een advocaat niet antwoordt op de briefwisseling, niet terugbelt, of dat men van mening is dat de procedure slecht werd gevoerd. Een persoon kan om allerlei redenen naar de stafhouder stappen, die dan beslist of de klacht al dan niet ontvankelijk is. Door het feit dat de tuchtprocedure afhankelijk is van balie tot balie, bestaan hierover ook geen statistische gegevens.

De heer Hugo Vandenberghe verwijst naar de publicaties over deontologie en tuchtrecht van meesters Verstraeten en Stevens van de balie te Antwerpen. Wat de Nederlandstalige balie van Brussel betreft, geeft het jaarverslag het aantal tuchtrechtelijke beslissingen aan en resumeert het ook belangrijke beslissingen over schorsing of schrapping. Aldus kan men toch een beeld hebben van het tuchtbeleid van de Vlaamse Orde te Brussel.

Mevrouw Leduc wijst erop dat in sommige zaken de advocaat het levenslang verbod krijgt om te pleiten. Indien men vroeger zou ingrijpen, zou het misschien niet zo ver komen. Tijdig ingrijpen na een gefundeerde klacht is belangrijk.

De heer Hugo Vandenberghe stelt dat er ook klachten zijn over gebeurlijke misbruiken bij curatoren omdat de rechter- commissaris zijn toezichtsfunctie niet uitoefent.

IV. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

A. Nota van de dienst Wetsevaluatie

De heer Hugo Vandenberghe verwijst naar een nota van de dienst Wetsevaluatie die luidt als volgt :

« Algemene opmerking

De juridische dienst van de Kamer wil de aandacht erop vestigen dat het wetsvoorstel sommige bestaande bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek naar andere artikelen van het Gerechtelijk Wetboek verplaatst en de indeling in hoofdstukken wijzigt, zonder dat de verwijzingen naar die bepalingen en hoofdstukken worden aangepast.

Sommige verwijzingen kunnen eenvoudig worden aangepast, andere daarentegen vereisen nader onderzoek, omdat de meeste artikelen waarnaar wordt verwezen, ook inhoudelijk zijn gewijzigd. De volgende verwijzingen moeten worden aangepast :

—  in artikel 477quater, § 1 : de verwijzing naar de bepalingen van hoofdstuk IV, behalve de artikelen 458 en 471, en van hoofdstuk V van titel I van boek III;

—  in artikel 502, § 2, eerste lid, eerste streepje : de verwijzing naar artikel 456, eerste lid (dat artikel 455 wordt);

—  in artikel 508/5, § 1, vierde lid : de verwijzing naar artikel 469bis (dat artikel 432bis wordt);

—  in artikel 508/5, § 4, tweede lid : de verwijzing naar de artikelen 465 tot 469 (vervanging door een verwijzing naar de artikelen 458 tot 462 ?);

—  in artikel 508/7, vijfde lid : de verwijzing naar artikel 469bis (dat artikel 432bis wordt);

—  in artikel 508/8, tweede lid : de verwijzing naar de artikelen 465 tot 469 (vervanging door een verwijzing naar de artikelen 458 tot 462 ?);

— in artikel 508/22, tweede lid, de verwijzing naar artikel 459 (dat artikel 446ter wordt).

Bijzondere opmerkingen

Opschrift

Dit wetsontwerp heeft een ruimere werkingssfeer dan uit het opschrift blijkt. Het beperkt zich immers niet tot de tuchtprocedure voor de leden van de balie, maar bevat ook andere maatregelen in verband met de bevoegdheden van de raad van de orde, en met de rechten en plichten van de advocaten. Het opschrift kan dus worden aangepast om daar rekening mee te houden.

Suggestie : « wetsontwerp tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor de leden ervan »

Artikel 2

Het tweede lid van dat artikel bepaalt : « Het hoger beroep wordt ingesteld bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep binnen vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing ».

Moet men de terminologie niet eenvormig maken, want in de ontworpen artikelen 463, tweede lid, en 473, vierde lid wordt gebruik gemaakt van de woorden « ter kennis gebracht » ?

Artikel 3

Derde lid : De raad van de Orde richt de opleiding met het oog op de vorming van de advocaten-stagiairs in.

De tekst van het huidige artikel 456, vijfde lid, bepaalt hierover : « Hij richt conferenties in, die de jonge advocaten-stagiairs moeten bijwonen ten einde zich vertrouwd te maken met de regels van het beroep en zich in het pleiten te oefenen. ».

De toelichting van onderhavig wetsontwerp leert ons dat het lid geactualiseerd werd omdat de raden van de Orde reeds meer dan honderd jaar geen conferenties meer organiseren zoals het voorlaatste lid van het nu geldende artikel 456 bepaalt. Ze vermeldt dat de raden van de Orde daarentegen de cursussen voor de stagiairs organiseren.

Het stagereglement van de Franstalig orde van advocaten van de balie van Brussel bepaalt eveneens dat de stagiair verplicht is aan de pleitoefeningen deel te nemen en hiervoor een voldoende te krijgen. Is het de bedoeling van de wetgever elke verwijzing naar de verplichte pleitoefening voor de stagiairs uit de wet te lichten ?

Artikel 4

— De inleidende volzin vervangen als volgt : « In het tweede deel, boek III, titel I, hoofdstuk II van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 446ter ingevoegd, luidende : »

— De laatste zin van het eerste lid luidt : « Een beding daaromtrent dat uitsluitend verbonden is aan de uitslag van het geschil, is verboden. ».

Die volzin is de tweede volzin van het eerste lid van het thans geldende artikel 459, met als toevoeging het woord « uitsluitend ». Moet men daaruit afleiden dat het « pactum de quota litis » nog steeds verboden is ? Het gaat om een overeenkomst waarin de cliënt zich ertoe verbindt een deel van de bedragen die door winst in het proces verworven worden, aan zijn raadsman als honorarium uit te betalen.

Is een overeenkomst thans toegestaan die gesloten wordt vóór de advocaat ook maar iets doet, waardoor hij zich het recht toe-eigent een percentage te innen op de bedragen die hij voor zijn cliënt in de wacht sleept maar die dat percentage aanpast naar gelang van de diverse en mogelijke fasen van de procedure ? Kennelijk moet men hierop bevestigend antwoorden wanneer men de toelichting bij artikel 4 bekijkt. Hoe zit het dan met het beginsel dat elke overeenkomst die gesloten wordt vóór de rechtspleging strijdig is met de waardigheid van de balie en met de onafhankelijkheid van de advocaat ten opzichte van zijn cliënt ?

Artikel 5

Un exercice scrupuleux de la profession ≠ een behoorlijke beroepsuitoefening.

Suggestie : in de Franste tekst het woord « scrupuleux » vervangen door het woord « correct ».

Artikel 6

De aanhef vervangen als volgt : « In het tweede deel, boek III, titel I, hoofdstuk IV, wordt na artikel 455, het volgende opschrift ingevoegd : »

Artikel 7

In het eerste lid van de Nederlandse tekst de woorden « In de zetel van » vervangen door de woorden « Bij de zetel van ».

Suggestie : in de Franste tekst het woord « scrupuleux » vervangen door het woord « correct ».

In het vierde lid : avocats assesseurs du conseil de discipline d'appel ≠ advocaten die lid zijn van de tuchtraad van beroep.

Artikel 8

§ 3 : De tuchtraad heeft een secretaris en twee plaatsvervangende secretarissen. Worden die personen eveneens gekozen uit de gewezen leden van de raden van de orde ? Daarover zegt de tekst niets.

§ 6 : De woorden « om zitting te nemen » zijn niet vertaald in de Franse tekst. Ze lijken echter niet noodzakelijk.

Artikel 9

Hoe kan men dit artikel in overeenstemming brengen met artikel 8, § 5, tweede lid ? Artikel 9 bepaalt immers dat de rechtspleging voor de tuchtraad wordt gevoerd in de taal van de Orde, waartoe de vervolgde advocaat behoort. Het tweede lid bepaalt dat alle leden van het college de taal van de rechtspleging moeten kennen. Wanneer het om een advocaat van de Duitstalige balie gaat, moet de rechtspleging bijgevolg in het Duits verlopen en moeten alle leden van het college Duits kennen.

Artikel 8, § 5, tweede lid, bepaalt evenwel dat de tuchtraad van het hof van beroep te Luik een kamer heeft die is samengesteld uit ten minste twee leden die het Duits en het Frans machtig zijn en die geen deel uitmaken van de balie van Eupen.

Kan die kamer dan eventueel worden samengesteld uit advocaten die alleen de Duitse taal kennen en niet de Franse en die geen deel uitmaken van de balie van Eupen, aangezien de rechtspleging voor de Duitstalige advocaten in het Duits moet kunnen plaatsvinden ? Hoe moet men ten slotte het derde lid begrijpen, dat als volgt luidt : « Wanneer de tuchtrechtelijke rechtspleging echter een Duitstalige advocaat betreft, mag deze zich in het Duits uitdrukken. » ? Wanneer de rechtspleging in het Duits wordt gevoerd, ziet men niet goed in hoe het anders zou kunnen zijn.

Artikel 10

— § 3, eerste lid, 1º, laatste volzin : in de Nederlandse tekst na het woord « voorzitter » de woorden « van de tuchtraad » toevoegen.

—  Eerste lid, 2º : een schriftelijke beslissing.

—  Tweede lid : une copie de cette décision ≠ een afschrift van de beslissing.

Artikel 12

In het vijfde lid, derde regel van de Franse tekst het woord « des » vervangen door het woord « les ».

Artikel 13

Les peines de suspension ou de radiation ≠ De schorsing of de schrapping.

Artikel 14

In het eerste lid, in de Nederlandse tekst, de woorden « verzet doen » vervangen door de woorden « verzet aantekenen ».

—  Vierde lid : Franse tekst : « dans les formes et délais ».

—  Vierde lid, laatste volzin : suggestie voor de formulering van de Franse tekst : « La sentence est en tout état de cause réputée contradictoire. »

Artikel 15

Moet artikel 471 niet worden geschrapt ? Wat van de tekst van het huidig artikel 471 ?

Artikel 16

De aanhef vervangen als volgt : « In het tweede deel, boek III, titel I, hoofdstuk IV, van hetzelfde Wetboek, wordt na artikel 463 het volgende opschrift ingevoegd ».

Artikel 18

— § 4, eerste volzin : de woorden « uit de gewezen leden van de raad van de orde » zijn niet vertaald in de Franse tekst.

— § 5 : voorstel : de lijst van de effectieve assessoren en de plaatsvervangende assessoren.

Artikel 19

Eerste lid : tous les membres du siège ≠ alle leden van het college.

Het nieuwe artikel 466 bepaalt dat rechtspleging voor de tuchtraad van beroep wordt gevoerd in de taal van de beslissing waartegen hoger beroep werd ingesteld. Het is dan ook niet duidelijk waarom het tweede lid luidt : « Wanneer de tuchtprocedure evenwel een Duitstalige advocaat betreft, mag laatstgenoemde Duits spreken. »

Het is immers evident dat als de beslissing in het Duits is gewezen en de rechtspleging in het Duits is verlopen, de Duitstalige advocaat Duits mag spreken. (zie ook de opmerking bij artikel 9 betreffende de eventuele verenigbaarheid met het ontworpen artikel 457, § 5, tweede lid).

Artikel 21

In de Nederlandse tekst van artikel 468, § 3, eerste lid, moet het woord « van » worden geschrapt na het woord « kennisgeving », en moet na dat woord een komma worden toegevoegd.

Artikel 22

De aanhef vervangen als volgt : « In het tweede deel, boek III, titel I, hoofdstuk IV, van hetzelfde Wetboek, wordt na artikel 468, het volgende opschrift ingevoegd ».

Artikel 23

In artikel 469, tweede lid, zijn de woorden « of de lijst » niet vertaald in het Frans. Bovendien moet worden verduidelijkt dat het gaat om artikel 458, § 1.

In het vijfde lid van hetzelfde artikel moet worden verduidelijkt dat het gaat om artikel 459, § 1.

Artikel 24

Dit artikel moet luiden als volgt : « Artikel 469bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 november 1992, wordt opgeheven. »

Artikel 25

Dit artikel vervangen als volgt : « In het tweede deel, boek III, titel I, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift « Hoofdstuk V. — Tuchtraden van beroep » opgeheven ».

Artikel 26

Artikel 472, § 1, derde lid van de Nederlandse tekst : « De weigering tot inschrijving ... »

§ 2 : De twee laatste volzinnen van de Franse tekst doen luiden als volgt : « La décision n'est pas susceptible d'appel. La demande de réhabilitation peut être réintroduite tous les six ans. »

In § 4 van hetzelfde artikel moet worden verduidelijkt dat het gaat om artikel 461, § 1.

Artikel 27

In het eerste lid, notamment ≠ zelfs.

Artikel 33

In de Nederlandse tekst het woord « worden » schrappen tussen de woorden « ingeschreven » en « vervangen ». »

B. Bespreking

Opschrift

De heer Hugo Vandenberghe dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 3-1626/2), teneinde tegemoet te komen aan de opmerking van de dienst Wetsevaluatie.

Er wordt nog een tekstverbetering aangebracht zodat de tekst luidt als volgt :

Wetsontwerp tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden

Artikel 1

Op dit artikel worden geen amendementen ingediend.

Artikel 2

De heer Hugo Vandenberghe dient amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 3-1626/2), om tegemoet te komen aan de opmerking van de dienst Wetsevaluatie.

De commissie gaat akkoord met dit amendement.

Artikel 3

De opmerking met betrekking tot artikel 3 wordt niet weerhouden.

Artikel 4

Met betrekking tot artikel 4, eerste gedachtestreepje, zal de tekst aldus worden aangepast.

Artikel 5

De commissie beslist in de Franse tekst van artikel 5 het woord « scrupuleux » te vervangen door het woord « adéquat ».

Artikelen 6 en 7

Artikelen 6 en 7 worden aangepast zoals gesuggereerd door de dienst wetsevaluatie.

In de Franse tekst van artikel 6 dient er een komma te worden geplaatst tussen het woord « partie » en het woord « livre ».

Artikel 8

In artikel 8, § 3, dient niets te worden toegevoegd. In § 6 kunnen de woorden « om zitting te nemen » vervallen.

Artikel 9

Met betrekking tot artikel 9 wordt verwezen naar amendement nr. 9 (stuk Senaat, nr. 3-1626/2), dat aan de opmerking van de dienst Wetsevaluatie tegemoetkomt.

Artikelen 10 en 12

De opmerkingen met betrekking tot de artikelen 10 en 12 kunnen worden weerhouden; deze verbeteringen zullen worden aangebracht.

Artikel 11

Op dit artikel worden geen opmerkingen geformuleerd.

Artikel 13

Wat betreft de opmerking over artikel 13, antwoordt de minister dat deze begrippen zijn overgenomen uit de tekst van het huidige artikel. De opmerking wordt aldus niet weerhouden.

Artikel 14

De gesuggereerde verbeteringen in artikel 14 zullen worden aangebracht als tekstcorrectie.

Artikel 15

De legistieke constructie vervat in artikel 15 is verwarrend en complex.

Het was eenvoudiger en correcter geweest de artikelen 463 en 471 als volgt te wijzigen :

« Art. 15. — « Artikel 463 van hetzelfde wetboek wordt vervangen als volgt : ... »

« Art. 24bis. — « Artikel 471 van hetzelfde wetboek wordt vervangen als volgt : ... »

In artikel 24bis wordt dan de huidige tekst van artikel 463 overgenomen.

De huidige tekst van artikel 471 is overgenomen in artikel 26 van het ontwerp.

De heer Hugo Vandenberghe wijst er wel op dat een vervanging van de betreffende artikelen, zoals nu voorgesteld door de dienst Wetsevaluatie, kon laten uitschijnen dat het dan gaat om een nieuw artikel.

De commissie stelt vast dat de voorgestelde wetgevingstechniek reeds elders in het ontwerp wordt gehanteerd (bijvoorbeeld artikel 26) en opteert voor de vervanging van de artikelen.

Artikel 16

Het voorstel van de dienst wetsevaluatie kan worden aangebracht als tekstcorrectie.

Artikel 17

Op dit artikel worden geen opmerkingen geformuleerd.

Artikel 18

In artikel 18, § 4, dienen in de Franse tekst de woorden « parmi les anciens membres du conseil de l'Ordre » te worden ingevoegd. In § 5 dient het woord « effectifs » te worden ingevoegd. Ook in de Nederlandse tekst dient het woord « effectieve » te worden ingevoegd.

Artikel 19

In het eerste lid worden de woorden « alle leden van het college » vervangen door de woorden « Alle leden van de zetel ».

Er wordt hier ook verwezen naar amendement nr. 10 van de heer Hugo Vandenberghe (stuk Senaat, nr. 3-1626/2), om tegemoet te komen aan de procedure voor Duitstalig België.

Artikel 20

Op dit artikel worden geen opmerkingen geformuleerd.

Artikelen 21 tot 24

De opmerkingen van de dienst Wetsevaluatie met betrekking tot de artikelen 21 tot en met 24 worden weerhouden en zullen als tekstcorrectie worden aangebracht.

Artikel 24bis (artikel 25 van de aangenomen tekst)

Er wordt verwezen naar de bespreking van artikel 15 (amendement nr. 11 van de heer Hugo Vandenberghe, stuk Senaat, nr. 3-1626/2).

Artikelen 25 en 26 (artikelen 27 en 29 van de aangenomen tekst)

De opmerkingen van de dienst Wetevaluatie worden als tekstcorrectie aangebracht.

Artikel 27 (artikel 28 van de aangenomen tekst)

In artikel 27 zal het woord « notamment » worden vertaald door het woord »met name ».

Artikelen 28-31 (artikelen 29 tot 32 van de aangenomen tekst)

Op deze artikelen worden geen opmerkingen geformuleerd.

Artikel 32 (artikel 33 van de aangenomen tekst)

Op artikel 32 wordt amendement nr. 12 ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1626/2) teneinde ook artikel 477, § 1, te wijzigen.

Alleen het vroegere artikel 471 is nagenoeg letterlijk overgenomen door dit ontwerp, aangezien artikel 458 geen exact equivalent heeft. Er moet dus worden bepaald welke artikelen van dit ontwerp niet moeten worden toegepast op advocaten die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie en die hun activiteiten in België uitoefenen.

Artikel 33 (artikel 34 van de aangenomen tekst)

De opmerking van de dienst Wetsevaluatie met betrekking tot artikel 33 wordt weerhouden.

Artikelen 34, 34bis tot 34septies (artikelen 35 tot 41)

De heer Hugo Vandenberghe dient de amendementen nrs. 3 tot 8 in (stuk Senaat, nr. 3-1626/2), teneinde tegemoet te komen aan de opmerkingen van de dienst Wetsevaluatie.

Artikel 35 (artikel 42 van de aangenomen tekst)

Mevrouw de T' Serclaes vraagt hoe het staat met de overgangsmaatregelen en verwijst naar artikel 35, § 2. Wat gebeurt er met de lopende procedures als de wet in werking treedt ?

De heer Hugo Vandenberghe antwoordt dat de aanhangigmaking bij de Orde beslissend is en de toepassing van de wet bepaalt.

De huidige raden van de orde zullen voortbestaan zolang er een achterstand moet worden weggewerkt.

Spreker stelt voor in de Nederlandse tekst het woord « voortgezet » te vervangen door het woord « behandeld », aangezien het volstaat dat een zaak bij de raad aanhangig is opdat de huidige wet van toepassing is.

Artikel 36 (artikel 43 van de aangenomen tekst)

In artikel 36 zullen de interne verwijzingen dienen te worden aangepast.

V. STEMMINGEN

Amendement nr. 1 van de heer Hugo Vandenberghe op het opschrift van de wet wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Artikel 1 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden

Amendement nr. 2, en het aldus geamendeerde artikel 2, worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

De artikelen 3 tot 8 worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden

Amendement nr. 9, en het aldus geamendeerde artikel 9, worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

De artikelen 10 tot 14 worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden

De artikelen 15 tot 18 worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Amendement nr. 10, en het aldus geamendeerde artikel 19, worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Amendement nr. 11 tot invoeging van een artikel 24bis wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

De artikelen 20 tot 31 worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden

Amendement nr. 12, dat artikel 32 vervangt, wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

De amendementen nrs. 3 tot 8 tot invoeging van de artikelen 34bis tot 34septies (nieuw), worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

De artikelen 35 en 36 worden aangenomen met eenparigheid van de 9 aanwezige leden.

VI. EINDSTEMMING

Het geamendeerde wetsontwerp in zijn geheel wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Het verslag is goedgekeurd door de 12 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Fauzaya TALHAOUI. Hugo VANDENBERGHE.