3-159 | 3-159 |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 51-664/9.)
De voorzitter. - Op het opschrift heeft mevrouw Nyssens amendement 2 ingediend (zie stuk 3-1460/2) dat luidt:
Het opschrift van het ontwerp vervangen als volgt:
"Wetsvoorstel houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerechtelijk Wetboek door bepalingen betreffende het zorgouderschap in te voegen"
Mme Clotilde Nyssens (CDH). - Je propose de changer l'intitulé puisque toute notre philosophie est basée sur un autre concept de la parentalité sociale.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Mag ik vragen, mevrouw de voorzitter, dat u de oppositie alle rechten gunt die het reglement van de Senaat haar geeft?
De voorzitter. - Ik geef u het woord, zoals u hebt gevraagd.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Artikel 39 van het reglement zegt dat elke fractie bij de bespreking van amendementen recht heeft op een spreektijd van vijf minuten. De CD&V-fractie zal die voor elk van de amendementen ten volle gebruiken.
Aangezien u mijn uiteenzetting tijdens de algemene bespreking viermaal hebt onderbroken, ben ik verplicht mijn argumenten uiteen te zetten bij de bespreking van de amendementen.
Voor de visie van de CD&V-fractie op amendement 2 van mevrouw Nyssens, verwijs ik graag naar wat de heer Cheffert daarnet nog heel treffend heeft gezegd, namelijk dat we le principe de précaution, het zorgzaamheidsbeginsel moeten hanteren. De ingeroepen wetenschappelijke onderzoeken over de gevolgen van de gelijkslachtige adoptie voor de kinderen zijn niet eensluidend. Ze gaan zowel in de ene als in de andere richting en bieden geen voldoende breed vergelijkingssegment om over de gevolgen een uitspraak te kunnen doen. Men springt iets te gemakkelijk om met begrippen als goede opvoeding. Goede opvoeding is een containerbegrip, want daar bestaan zeer vele opvattingen over. Het is trouwens niet de taak van de staat om uit te maken wat goede opvoeding is. Er kunnen alleen minimale voorwaarden worden omschreven en daarnaast is er een marge voor ideologische invulling.
Ik heb daarstraks in mijn algemene uiteenzetting al aangehaald dat het ook discriminerend is verschillende situaties op dezelfde wijze te behandelen. Voor specifieke situaties kunnen verschillende, maar gelijkwaardige juridische instellingen en regelingen in het leven worden geroepen. Dat is de correcte toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Eenzelfde beginsel toepassen op verschillende situaties is een vorm van discriminatie. Derhalve steun ik het voorstel om het woord zorgouderschap in het opschrift en verder in de tekst ook het begrip medeouderschap op te nemen. Die begrippen zijn van aard om de mensen die een grote verantwoordelijkheid willen nemen voldoende rechten te geven in de opvoeding van kinderen.
De heer Jurgen Ceder (VL. BELANG). - Het Vlaams Belang zal alle amendementen goedkeuren. Dat betekent niet dat wij volledig akkoord gaan met alle amendementen, wel dat we vinden dat ze een verbetering inhouden ten opzichte van dit slechte wetsontwerp. Verder willen we op die manier de Kamer de kans bieden om, hopelijk volledig, terug te komen op de onbezonnenheid waarmee ze dit wetsontwerp heeft goedgekeurd.
De voorzitter. - Op hetzelfde opschrift heeft de heer Cheffert c.s. amendement 15 ingediend (zie stuk 3-1460/3) dat luidt:
Het opschrift van het wetsontwerp vervangen als volgt:
"Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten teneinde het meeouderschap van de echtgenoot of de samenwonende partner in te voeren".
Op hetzelfde opschrift heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 20 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Het opschrift vervangen door:
"Wetsvoorstel tot aanvulling van het Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake het meeouderschap."
Op hetzelfde opschrift heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 28 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Het opschrift vervangen als volgt:
"Wetsvoorstel tot aanvulling van het Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake het zorgouderschap"
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Wij hebben twee voorstellen voor de situatie van kinderen die op dit moment opgroeien in holebigezinnen. Eén amendement, waaruit alle andere amendementen voortvloeien, gaat over het meeouderschap. Daarmee willen we een juridische regeling in het leven roepen voor een opvoedkundige en affectieve relatie in een situatie waarin een kind opgroeit bij een holebipaar en een biologische band met één van beide ouders heeft. In dat geval moet de opvoedkundige relatie met beide opvoeders worden verstevigd. Dat wordt beoogd door het instituut van het meeouderschap.
Daarnaast hebben we ook amendement 28 over zorgouderschap ingediend, dat veel breder is en dat ook voor heel wat nieuw samengestelde gezinnen een oplossing kan bieden. Het kan een oplossing zijn voor kinderen die bijvoorbeeld bij grootouders of andere familieleden opgroeien en waar een feitelijke zorgrelatie bestaat. Door het zorgouderschap kan die zorgrelatie bevestigd worden tegenover de buitenwereld en ontstaan er rechten en verplichtingen ten opzichte van het kind.
Die twee amendementen zijn toevoegingen aan het bestaande familierecht om aan veel complexe situaties een antwoord te bieden in het belang van het kind. Op die manier kunnen we alle kinderen die nu opgroeien in holebigezinnen een bescherming bieden. Het maakt het instituut van de adoptie voor de creatie van nieuwe gezinssituaties overbodig.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 20 beoogt net zoals het amendement van mevrouw Nyssens een vervanging van het opschrift, maar in amendement 20 wordt het meeouderschap voorgesteld. Het meeouderschap is in vergelijking met het zorgouderschap op nog meer punten vergelijkbaar met de gewone adoptie.
Wie echt bekommerd is om een samenleving op te bouwen die voor de kerngegevens van de private samenleving steunt op een brede meerderheid, wie bij een duidelijke verdeeldheid van de stellingen rekening wil houden met de opinie van de minderheid, begrijpt dat een goed beleid er niet mee is gediend wanneer de opinie van een minderheid niet wordt geïntegreerd in de wetgeving. Ik verwijs naar het werk van Hannah Arendt over de invloed van de Weimarrepubliek en de gevoerde moraliteitspolitiek in het opkomende nazisme. Ik wil daar niets mee suggereren, maar wel indirect antwoorden op de minister van Justitie.
De minister van Justitie heeft gezegd dat het gaat om waarden van de eenentwintigste eeuw. Ik kan evengoed stellen dat het de waarden van het Romeinse rijk zijn. Het Romeinse rijk stond voor euthanasie, abortus en zelfs voor kindermoord.
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de la Justice. - Vous interprétez mal mes propos. J'ai simplement dit que les questions éthiques seraient au centre du travail du parlement au XXIème siècle.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik reageer ook op de stelling van het historisch materialisme als zou de geschiedenis altijd vooruitgaan. De geschiedenis gaat vooruit, achteruit, vooruit... Ik zal het hele verhaal niet doen.
Op verschillende ogenblikken in de geschiedenis en in verschillende beschavingen hebben volkomen andere appreciaties bestaan.
Wanneer over een thema bij de publieke opinie diepgaande meningsverschillen bestaan, is het beter te zoeken naar een geïntegreerde benadering dan naar een ideologische. Derhalve vind ik dat amendementen die in de Senaat worden aangereikt, enerzijds tegemoetkomen aan de bezorgdheid om voldoende respect op te brengen voor de verschillende samenlevingsvormen en anderzijds ook aanvaarden dat niet alles identiek is. Om die reden vind ik dit amendement zinvol.
De voorzitter. - Artikel 2 luidt:
In artikel 343, §1, van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1/ in a) vervallen telkens de woorden "van ongelijk geslacht";
2/ in b) vervallen telkens de woorden "van ongelijk geslacht".
De heer Ceder en mevrouw Van dermeersch stellen voor dit artikel te schrappen (amendement 16, zie stuk 3-1460/3).
Op amendement 21 van mevrouw De Schamphelaere heeft mevrouw Nyssens subamendement 39 ingediend (zie stuk 3-1460/7) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 370bis; tussen de woorden, "van de" en het woord "ouder"; het woord "biologische" invoegen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 21 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt:
"Art. 2. - In Boek I van het Burgerlijk Wetboek wordt de Titel VlIIbis, opgeheven bij wet van 7 mei 1999, hersteld, die het artikel 370bis omvat, luidende:
`Titel VIIIbis. Het meeouderschap
Art. 370bis. - De voorwaarde van artikel 343, die vereist dat de partners van een ongelijk geslacht zijn, vervalt indien de gewone adoptie wordt gevraagd door de partner van de ouder van het kind en de andere ouder is overleden of onbestaande.'"
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 29 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt:
"Art. 2. - In Boek I van het Burgerlijk Wetboek wordt een Titel IXbis ingevoegd, die de artikelen 387ter en 387quater omvat, luidende:
`Titel IXbis. Het zorgouderschap
Art. 387ter. - Indien de ouders niet samenwonen en één van hen het kind niet langer daadwerkelijk opvoedt, kan de vrederechter in het belang van het kind op verzoek van een ouder en een andere dan die ouder, de rechten en plichten van het ouderlijk gezag over het kind geheel of gedeeltelijk toekennen aan de ouder en een andere dan de ouder gezamenlijk, op voorwaarde dat er een bijzondere affectieve band bestaat tussen het kind en de andere dan de ouder en de ouder en de andere dan de ouder gedurende een onafgebroken periode van twee jaar voorafgaand aan het inleiden van de vordering daadwerkelijk samen voor het kind zorg hebben gedragen.
Indien een andere dan de ouder op grond van het eerste lid gezamenlijk het ouderlijk gezag over het kind geheel of gedeeltelijk uitoefent, is deze in elk geval verplicht naar evenredigheid van de eigen middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de opvoeding en de opleiding van het kind. Indien de opleiding niet is voltooid, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.
Het verzoek bedoeld in het eerste lid wordt ingeleid overeenkomstig de artikelen 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 387quater. - Indien de verstandhouding tussen de ouder en de andere dan de ouder ernstig verstoord is, beveelt de rechter, op verzoek van een van de partijen, de te nemen maatregelen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag, bedoeld in artikel 387ter. De andere dan de ouder is verplicht naar evenredigheid van de eigen middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de opvoeding en de opleiding van het kind. Indien de opleiding niet is voltooid, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.'"
Op hetzelfde artikel heeft de heer Cheffert c.s. amendement 10 ingediend (zie stuk 3-1460/3) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt:
"Art. 2. - In het eerste Boek van het Burgerlijk Wetboek wordt een Titel VIIIbis (nieuw) ingevoegd, die de artikelen 370bis tot 370octies bevat, luidende:
`Titel VIIIbis. - Meeouderschap van de echtgenoot of de samenwonende partner
Sectie 1 - Algemene bepaling
Art. 370bis. - Er wordt verstaan onder:
a) samenwonenden: twee personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd of twee personen die op een permanente en affectieve wijze samenwonen sedert ten minste drie jaar op het tijdstip van de indiening van het verzoek tot bekrachtiging van de overeenkomst van meeouderschap, op voorwaarde dat tussen hen geen band van bloed- of aanverwantschap bestaat die leidt tot een huwelijksbeletsel waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;
b) meeouderschap: de status die in deze titel wordt vastgesteld ten voordele van de echtgenoot of de samenwonende partner van de ouder van het kind;
c) meeouder: de echtgenoot of de samenwonende partner van de ouder van het kind ten aanzien van wie de status van meeouderschap in de zin van deze Titel is vastgesteld;
d) ouder: de ouder ten aanzien van wie de afstammingsband met het kind is vastgesteld;
e) het kind: de minderjarige of meerderjarige persoon ten aanzien van wie de afstammingsband met de ouder is vastgesteld.
Sectie 2 - Voorwaarden voor het meeouderschap
Art. 370ter-1. - Het meeouderschap heeft betrekking op minderjarige en meerderjarige kinderen. Het moet berusten op gegronde redenen en kan alleen in het hoger belang van het kind.
Art. 370ter-2. - De status van meeouder kan alleen worden toegekend wanneer de andere ouder hetzij overleden is, hetzij wettelijk onbekend is, hetzij in de voortdurende onmogelijkheid verkeert om het ouderlijk gezag uit te oefenen.
Tenzij ze voortvloeit uit een gerechtelijke onbekwaamverklaring, uit een verlengde minderjarigheid, uit een verklaring of een vermoeden van afwezigheid, wordt deze onmogelijkheid vastgesteld door de rechtbank van eerste aanleg overeenkomstig de procedure omschreven in artikel 1236bis van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 370ter-3. - De meeouder moet de leeftijd van vijfentwintig jaar hebben bereikt en ten minste vijftien jaar ouder zijn dan het kind.
Die voorwaarden moeten overeenkomstig artikel 370quater zijn vervuld op het tijdstip van de indiening van het verzoek tot bekrachtiging van de meeouderschapsovereenkomst.
Art. 370ter-4. - Het meeouderschap kan alleen ontstaan als de instemming is verkregen van degenen die hun toestemming moeten geven voor adoptie. De artikelen 348-1 tot 348-3, 348-5 en 348-11 zijn van overeenkomstige toepassing.
Sectie 3 - De meeouderschapsovereenkomst
Art. 370quater. - De overeenkomst waarbij het meeouderschap tot stand komt en de overeenkomstig het vorige artikel vereiste toestemmingen worden vastgesteld bij authentieke akte, opgemaakt door de vrederechter van de verblijfplaats van het kind of door een notaris.
Deze overeenkomst wordt gesloten tussen de ouder, de meeouder en eventueel het meerderjarige kind ten aanzien van wie men het meeouderschap wil vaststellen. Ze heeft pas gevolgen nadat ze op aanvraag van de meeouder is bekrachtigd door de jeugdrechtbank of door de rechtbank van eerste aanleg als het kind meerderjarig is.
De jeugdrechtbank of de rechtbank van eerste aanleg behandelt de aanvraag in raadkamer. De rechtbank hoort het kind of roept het tenminste op als het meer dan twaalf jaar oud is, alsook zijn voogd en zijn toeziende voogd, indien het in de zin van dit Boek, Titel X, Hoofdstuk II onder voogdij staat, en de personen die overeenkomstig het vorige artikel hun instemming met het meeouderschap hebben betuigd. De procureur des Konings wordt steeds gehoord.
Sectie 4 - Gevolgen van het meeouderschap
A. De uitoefening van het ouderlijk gezag
Art. 370quinquies-1. - De bepalingen van dit Boek, Titel IX, zijn van overeenkomstige toepassing.
Als de ouder en de meeouder overlijden of in de voortdurende onmogelijkheid verkeren om het ouderlijk gezag tijdens de minderjarigheid van het kind uit te oefenen, wordt de voogdij ingesteld overeenkomstig dit Boek, Titel X, Hoofdstuk II.
In geval van herroeping van een meeouderschapsovereenkomst met betrekking tot een minderjarig kind, wordt dat kind opnieuw onder het uitsluitende ouderlijk gezag van de ouder geplaatst tenzij een nieuwe meeouderschapsovereenkomst wordt gesloten.
B. Huwelijksbeletsels
Art. 370quinquies-2. - Het huwelijk is verboden;
1º tussen de meeouder en het kind of zijn afstammelingen;
2º tussen het kind en de gewezen echtgenoot van de meeouder;
3º tussen het kind en de gewezen wettelijk samenwonende partner van de meeouder;
4º tussen de meeouder en de gewezen echtgenoot van het kind;
5º tussen de meeouder en de gewezen of huidige wettelijk samenwonende partner van het kind;
6º tussen het kind en de kinderen van de meeouder;
7º tussen het kind en de adoptieve kinderen van de meeouder.
Van de laatste twee beletsels kan de Koning om wettige redenen ontheffing verlenen.
C. Onderhoudsverplichtingen
Art. 370quinquies-3. - De meeouder is ertoe gehouden het kind en zijn afstammelingen levensonderhoud te verschaffen als zij zich in een behoeftige toestand bevinden. Artikel 203 is van overeenkomstige toepassing.
Het kind en zijn afstammelingen zijn levensonderhoud verschuldigd aan de meeouder die behoeftig is. Als het kind zonder afstammelingen sterft, is zijn nalatenschap levensonderhoud verschuldigd aan de meeouder, indien die ten tijde van het overlijden behoeftig is.
De bepalingen van de artikelen 203bis, 203ter en 205bis, §§3 tot 5 zijn van toepassing op deze onderhoudsverplichting.
D. Erfrechten
Art. 370quinquies-4. - Het kind of zijn afstammelingen verwerven op de nalatenschap van de meeouder dezelfde rechten als die welke krachtens Boek III, Titel I, zijn toegekend, maar verwerven geen enkel recht op de nalatenschap van de ouders van de meeouder.
Art. 370quinquies-5. - De meeouder verwerft op de nalatenschap van het kind dezelfde rechten als die welke een vader of een moeder zou hebben. De ouders van de meeouder verwerven geen enkel recht op de nalatenschap van het kind.
Onder voorbehoud van de rechten van de langstlevende echtgenoot op de gehele nalatenschap van het kind dat zonder nakomelingen is overleden, wordt de nalatenschap geregeld als volgt:
1º de artikelen 747 en 915 zijn niet van toepassing;
2º bij gebreke van beschikkingen onder levenden of bij testament, keren de goederen die door de bloedverwanten in de opgaande lijn van het kind geschonken dan wel uit hun nalatenschap verkregen zijn en nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap van het kind, terug naar die bloedverwanten in de opgaande lijn of naar hun erfgenamen in de neerdalende lijn, onder verplichting om in de schulden bij te dragen en onder voorbehoud van de verkregen rechten van derden; wanneer de goederen verkocht zijn, wordt dit recht uitgeoefend op de prijs, indien deze nog niet betaald is of niet vermengd is met de massa;
3º bij gebreke van beschikkingen onder levenden of bij testament, keren de goederen die door de meeouder aan het kind zijn geschonken en die in natura aanwezig zijn in de nalatenschap van het kind, terug naar de meeouder als die niet is overleden, onder verplichting om in de schulden bij te dragen en onder voorbehoud van de verkregen rechten van derden; wanneer de goederen verkocht zijn, wordt dit recht uitgeoefend op de prijs, indien deze nog niet betaald is of niet vermengd is met de massa;
4º met betrekking tot de overige goederen van het kind wordt een regeling getroffen overeenkomstig de in Boek III, Titel I, vervatte regels.
Sectie 5 - Herroeping van het meeouderschap
Art. 370sexies. - De herroeping van het meeouderschap kan, om zeer gewichtige redenen die enkel betrekking hebben op het belang van het kind, worden uitgesproken door de jeugdrechtbank of door de rechtbank van eerste aanleg naargelang het kind minderjarig of meerderjarig is.
Het verzoekschrift kan worden ingediend door de meeouder, de ouder, het kind of de procureur des Konings.
De herroeping uitgesproken bij beslissing overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand, maakt een einde aan de gevolgen van het meeouderschap vanaf deze overschrijving. De huwelijksbeletsels bedoeld in artikel 370quinquies-2 blijven van toepassing.
Sectie 6 - Nieuwe meeouderschapsovereenkomst
Art. 370septies. Indien dit in het belang is van het kind, kan een nieuwe meeouderschapsovereenkomst worden gesloten wanneer de oorspronkelijke meeouderschapsovereenkomst is herroepen overeenkomstig artikel 370sexies.
Sectie 7 - Administratieve formaliteit
Art. 370octies. - De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gewone verblijfplaats in België van de meeouder, of bij gebreke daarvan, van het kind, is bevoegd om in zijn registers het beschikkend gedeelte van iedere in België gewezen beslissing tot bekrachtiging van een meeouderschapsovereenkomst over te schrijven.'"
Op dit artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 4 ingediend (zie stuk 3-1460/2) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt:
"Art. 2. - In artikel 375, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden `Als van beide ouders er geen overblijft' vervangen door de woorden `Als geen van beide ouders noch een pleegouder overblijft'".
Op amendement 19 hebben mevrouw Defraigne en de heer Cheffert subamendement 37 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 2, het woord "biologisch" invoegen vóór het woord "afstamt".
Mme Christine Defraigne (MR). - L'amendement nº 37 à l'article 2 - sous-amendement à l'amendement nº 19 - prévoit l'adoption uniquement si l'enfant est le descendant biologique de l'un des partenaires du couple. Il s'agit donc de la consécration d'un lien de filiation et d'une adoption simple ou plénière, ce qui correspond au concept plein et entier de l'adoption, tel qu'il figure dans notre code civil.
De voorzitter. - Op amendement 19 van mevrouw Defraigne c.s. heeft mevrouw Nyssens subamendement 38 ingediend (zie stuk 3-1460/7) dat luidt:
In het voorgestelde 1/a), tussen het woord "wetboek" en het woord "betrekking" de woorden "een gewone adoptie is en" invoegen.
Mme Clotilde Nyssens (CDH). - Les amendements nos 38 et 39 sont des sous-amendements à l'amendement nº 19 de Mme Defraigne et visent à en limiter la portée à l'adoption dite simple.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Defraigne c.s. amendement 19 ingediend (zie stuk 3-1460/4) dat luidt:
Het 1/ van dit artikel vervangen als volgt:
"1/ in a) vervalt het woord `of' en worden de woorden `, echtgenoten of samenwonenden van gelijk geslacht voor zover de adoptie zoals bepaald in dit wetboek betrekking heeft op een kind dat afstamt van een van de echtgenoten of de samenwonenden' ingevoegd na de woorden `samenwonenden van ongelijk geslacht'".
De heer Cheffert c.s. heeft amendement 11 ingediend (zie stuk 3-1460/3) dat luidt:
Een artikel 2bis (nieuw) invoegen, luidende:
"Art. 2bis. - In het vierde deel, Boek IV, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt een Titel IXbis ingevoegd, die de artikelen 1237-1 tot 1237-9 bevat, luidende:
`Hoofdstuk IXbis - De overeenkomst inzake het meeouderschap van de echtgenoot of de samenwonende partner.
Art. 1237-1. - Het verzoek tot bekrachtiging van de overeenkomst inzake het meeouderschap van de echtgenoot of de samenwonende partner, als bedoeld in Boek I, Titel VIIIbis van het Burgerlijk Wetboek, wordt bij eenzijdig verzoekschrift ingediend bij de jeugdrechtbank of bij de rechtbank van eerste aanleg, wanneer het kind meerderjarig is. Het verzoekschrift wordt ingediend ter griffie en ondertekend door de meeouder dan wel door diens raadsman.
Art. 1237-2. - Om ontvankelijk te zijn, moeten bij het verzoekschrift de volgende stukken worden gevoegd: een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte van het kind, een verklaring betreffende de gewone verblijfplaats van het kind, de ouder en de meeouder, en eventueel een afschrift van de overlijdensakte van de overleden ouder.
Art. 1237-3. - Het beschikkend gedeelte van het vonnis tot bekrachtiging van de overeenkomst inzake het meeouderschap van de echtgenoot of de samenwonende partner vermeldt met name:
1º de datum van indiening van het verzoek tot bekrachtiging van de meeouderschapsovereenkomst;
2º de naam en de voornamen van de meeouder;
3º de naam en de voornamen van het kind.
Het vonnis wordt bij gerechtsbrief betekend aan de meeouder en aan iedere persoon van wie de toestemming vereist is krachtens artikel 370ter-4 van het Burgerlijk Wetboek, alsook aan het openbaar ministerie.
Art. 1237-4. - De procureur des Konings, de meeouder en het kind, alsook de partijen van wie de toestemming vereist is, overeenkomstig artikel 370ter-4 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen bij wege van een verzoekschrift dat is ingediend ter griffie van het hof van beroep, hoger beroep instellen binnen een maand te rekenen van de betekening van het vonnis ter bekrachtiging van de overeenkomst inzake het meeouderschap van de echtgenoot of de samenwonende partner.
Het kind dat de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt, in staat van verlengde minderjarigheid verkeert of onbekwaam is verklaard, wordt vertegenwoordigd door een van de personen van wie de toestemming vereist is.
Art. 1237-5. - De procureur des Konings, de meeouder en het kind, alsook de partijen van wie de toestemming is vereist overeenkomstig artikel 370ter-4 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen zich in cassatie voorzien.
Het kind dat de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt, in staat van verlengde minderjarigheid verkeert of onbekwaam is verklaard, wordt vertegenwoordigd door een van de personen van wie de toestemming vereist is.
Art. 1237-6. - Na het verstrijken van de termijn van hoger beroep of van voorziening in cassatie of, in voorkomend geval, na de uitspraak van het arrest waarbij de voorziening wordt afgewezen, bezorgt de griffier het beschikkend gedeelte van de rechterlijke uitspraak tot bekrachtiging van de meeouderschapsovereenkomst onverwijld aan de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand, krachtens artikel 370octies van het Burgerlijk Wetboek. De ambtenaar van de burgerlijke stand schrijft het beschikkend gedeelte onmiddellijk over in zijn registers en bezorgt de griffier een afschrift van de akte van overschrijving.
Art. 1237-7. - Indien de meeouder overlijdt nadat het verzoek tot bekrachtiging van de meeouderschapsovereenkomst is ingediend, maar vooraleer het beschikkend gedeelte van het vonnis of van het arrest is overgeschreven door de ambtenaar van de burgerlijke stand, kan de procedure worden voortgezet op verzoek van het kind of van de ouder ten aanzien van wie de afstamming is vastgesteld.
Art. 1237-8. - Derdenverzet is slechts ontvankelijk indien het wordt ingediend binnen de termijn van een jaar, te rekenen van de overschrijving zoals bedoeld in artikel 1237-6. Het verzoek tot herroeping van het gewijsde is slechts ontvankelijk indien het uitgaat van de meeouder, van de ouder ten aanzien van wie de afstamming is vastgesteld, van het kind dat ouder is dan 18 jaar, en voor zover het wordt betekend binnen drie maanden, te rekenen van de dag waarop de verzoeker kennis heeft gekregen van de reden waarop zijn verzoek steunt.
Indien het kind voor zijn meerderjarigheid kennis kreeg van die reden, gaat de termijn ten aanzien van het kind pas in op de dag waarop het de leeftijd van 18 jaar bereikt.
Art. 1237-9. - Rechterlijke beslissingen waarbij wordt geweigerd de meeouderschapsovereenkomst te bekrachtigen, beletten niet dat later nogmaals een nieuw verzoek wordt ingediend dat gegrond is op handelingen of feiten die na de weigering hebben plaatsgevonden. De vereiste toestemmingen moeten opnieuw worden gegeven.'"
Artikel 3 luidt:
Artikel 353-1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, waarvan de bestaande tekst §1 zal vormen, wordt aangevuld met een §2, luidende:
"§2. In geval van gelijktijdige adoptie door twee personen van hetzelfde geslacht, verklaren die personen, in onderlinge overeenstemming, voor de rechtbank wie van beiden zijn naam zal geven aan de geadopteerde. Van die verklaring wordt melding gemaakt in het vonnis.
De partijen kunnen de rechtbank evenwel vragen dat de geadopteerde zijn naam behoudt, voorafgegaan of gevolgd door de overeenkomstig het eerste lid, gekozen naam.
Ingeval de geadopteerde en de adoptant wiens naam overeenkomstig het eerste lid werd gekozen dezelfde naam hebben, wordt de naam van de geadopteerde niet gewijzigd.".
De heer Ceder en mevrouw Van dermeersch stellen voor dit artikel te schrappen (amendement 17, zie stuk 3-1460/3).
Mevrouw De Schamphelaere stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 22, zie stuk 3-1460/5).
Op dit artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 3 ingediend (zie stuk 3-1460/2) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt:
"Art. 3. - In Boek I van hetzelfde wetboek wordt een Titel IXbis (nieuw) ingevoegd, die de artikelen 387ter tot 387quater omvat, luidende:
`Titel IXbis: Zorgouderschap
Art. 387ter. - De status van zorgouder kan bij gerechtelijke beslissing worden toegekend aan een persoon die een paar vormt met een ander persoon, en die daadwerkelijk betrokken is bij de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheden ten aanzien van het niet ontvoogd minderjarig kind van zijn partner, van wie hij voor het overige niet de vader, noch de moeder is.
Art. 387quater. - §1. Wanneer het ouderlijk gezag ten aanzien van een kind wordt uitgeoefend door slechts één van zijn ouders, omdat de afstamming van het kind slechts ten aanzien van die ene ouder gevestigd is, of omdat de andere ouder overleden is, afwezig is of in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven, kan de jeugdrechtbank, op verzoek van de ouder en van diens samenwonende partner, het zorgouderschap aan die partner toekennen.
§2. Om de toekenning van het zorgouderschap kan worden verzocht door de ouder van het kind en door zijn partner indien ze gehuwd zijn of op een permanente en affectieve wijze zijn gaan samenwonen sedert ten minste drie jaar vóór de indiening van het verzoek.
In alle gevallen moet de rechtbank tot het besluit komen dat er een bijzondere affectieve band bestaat tussen de partner van de ouder en het kind, en dat de toekenning van het zorgouderschap in het belang van het kind is. Het verzoek wordt in ieder geval afgewezen indien de rechtbank bij een met redenen omklede beslissing vaststelt dat het zorgouderschap afbreuk zou doen aan het belang van het kind of van de ouder die is bekleed met het ouderlijk gezag ten aanzien van het kind.
§3. De houder van het zorgouderschap oefent, gezamenlijk met de ouder van het kind, de rechten en plichten uit van het ouderlijk gezag ten aanzien van het kind.
De bepalingen van dit Boek, Titel IX, zijn van toepassing.
§4. De artikelen 203, §1, 203bis, 203ter en 259bis, §§3 tot 5 zijn van overeenkomstige toepassing.
De zorgouder is ertoe gehouden het kind, alsook diens behoeftige afstammelingen, levensonderhoud te verschaffen.
Het kind en zijn afstammelingen zijn levensonderhoud verschuldigd aan de zorgouder die behoeftig is. Als het kind zonder nakomelingen overlijdt, is zijn nalatenschap levensonderhoud verschuldigd aan de zorgouder als die behoeftig is.
§5. Het kind of zijn afstammelingen verwerven op de nalatenschap van de zorgouder dezelfde rechten als die welke krachtens de bepalingen van Boek III, Titel I, aan de kinderen en aan de afstammelingen zijn toegekend. Zij verwerven geen enkel recht op de nalatenschap van de ouders van de zorgouder.
De zorgouder verwerft op de nalatenschap van het kind dezelfde rechten als die welke krachtens de bepalingen van Boek III, Titel I, aan de voorouders zijn toegekend. De ouders van de zorgouder verwerven geen enkel recht op de nalatenschap van het kind.
Onder voorbehoud van de rechten van de overlevende echtgenoot op de gehele nalatenschap van het kind dat zonder nakomelingen is overleden, wordt de nalatenschap geregeld als volgt:
1º de artikelen 747 en 915 zijn niet van toepassing;
2º bij gebreke van beschikkingen onder levenden of bij testament, keren de goederen die door de bloedverwanten in de opgaande lijn van het kind of door de zorgouder geschonken dan wel uit hun nalatenschap verkregen zijn en nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap van het kind, terug naar die bloedverwanten in de opgaande lijn of naar de zorgouder naar gelang van het geval dan wel naar hun erfgenamen in de neerdalende lijn, onder verplichting om in de schulden bij te dragen en onder voorbehoud van de verkregen rechten van derden; wanneer de goederen verkocht zijn, wordt dit recht uitgeoefend op de prijs, indien deze nog niet betaald is of niet vermengd is met de massa;
3º met betrekking tot de overige goederen van de geadopteerde wordt een regeling getroffen overeenkomstig de in Boek III, Titel I, vervatte regels.
§6. Bij overlijden van de ouder zet de houder van het zorgouderschap zelf de uitoefening van de rechten en plichten van het ouderlijk gezag ten aanzien van het kind voort.'"
Mme Clotilde Nyssens (CDH). - L'amendement nº 3 à l'article 3 concerne la parentalité sociale. Il s'agit d'un statut qui peut être reconnu par décision judiciaire à une personne qui forme un couple avec une autre personne et qui s'implique de manière effective dans l'exercice des responsabilités parentales à l'égard de l'enfant mineur non émancipé de son partenaire, dont il n'est par ailleurs ni le père ni la mère. C'est un statut de droit familial au sens plein du terme qui délègue l'exercice des responsabilités parentales.
De voorzitter. - Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 30 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt:
"Art. 3. - In artikel 394 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 29 april 2001, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd:
`De vrederechter hoort in elk geval de andere dan de ouder die op grond van artikel 387ter het gezamenlijk ouderlijk gezag over het kind geheel of gedeeltelijk uitoefent, voor zover deze niet als voogd is aangewezen op grond van artikel 392.'"
Artikel 4 luidt:
Artikel 353-2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, waarvan de bestaande tekst §1 zal vormen, wordt aangevuld met een §2, luidende:
"§2. Als iemand het kind of het adoptief kind van zijn echtgenoot van hetzelfde geslacht of van de persoon van hetzelfde geslacht met wie hij samenleeft adopteert, verklaren deze laatste en de adoptant voor de rechtbank in onderlinge overeenstemming wie van beiden zijn naam aan de geadopteerde zal geven. Van die verklaring wordt melding gemaakt in het vonnis.
Als naar aanleiding van een vorige adoptie de naam van de adoptant is toegevoegd aan die van de geadopteerde, kunnen de partijen de rechtbank verzoeken dat de naam van deze laatste voortaan is samengesteld uit de oorspronkelijke naam van de geadopteerde of de naam van de vorige adoptant, voorafgegaan of gevolgd door de naam die overeenkomstig artikel 353-1, §2, eerste lid, is gekozen.
De geadopteerde die vóór een vorige adoptie dezelfde naam droeg als die welke overeenkomstig artikel 353-1, §2, eerste lid, is gekozen, neemt die naam zonder wijziging over.".
Op hetzelfde artikel hebben de heer Ceder en mevrouw Van dermeersch amendement 18 ingediend (zie stuk 3-1460/3) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 23 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 31 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op dit artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 5 ingediend (zie stuk 3-1460/2) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt:
"Art. 4. - Artikel 389, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt aangevuld als volgt: `en indien er geen zorgouder is die het ouderlijk gezag kan uitoefenen.'"
Artikel 5 luidt:
Art. 353-3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt:
"Art. 353-3. - Is de geadopteerde ouder dan achttien jaar, dan kunnen de partijen de rechtbank vragen dat de naam van de geadopteerde onveranderd blijft of, ingeval de geadopteerde zijn naam bij een vorige adoptie heeft behouden, dat hij hem kan doen voorafgaan of volgen door die van de nieuwe adoptant of van de nieuwe adopterende man of van de door de adoptanten overeenkomstig artikel 353-1, §2, eerste lid, gekozen naam."
Op dit artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 24 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 32 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 6 ingediend (zie stuk 3-1460/2) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt:
"Art. 5. - In het vierde deel, Boek IV, van het Gerechtelijk Wetboek wordt een Hoofdstuk IXbis ingevoegd, luidende:
`Hoofdstuk IXbis - Zorgouderschap
Artikel 1237bis
§1. Het bij artikel 387quater bedoelde verzoek wordt door de ouder van het kind en diens partner samen ingediend bij de jeugdrechtbank van de woonplaats van het kind, overeenkomstig de artikelen 1025 en volgende.
Het kind dat over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt, kan worden gehoord overeenkomstig artikel 931, derde tot zevende lid. Indien het kind bovendien de volle leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, is zijn voorafgaande toestemming vereist.
De jeugdrechtbank roept de verzoekers op in raadkamer. Ze gaat in ieder geval na of de verzoekende ouder ermee instemt dat het zorgouderschap aan zijn partner wordt toegekend en of de voorwaarden in artikel 387quater §§1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek worden nageleefd.
Zij wint tevens het advies in van het openbaar ministerie.
De jeugdrechtbank kan de verschijning in raadkamer gelasten van alle personen van wie zij het aangewezen acht dat ze worden gehoord. Die personen kunnen bij eenvoudige akte verklaren dat zij in het geding willen tussenkomen.
§2. In ieder geval kan de jeugdrechtbank, op verzoek van de ouder en van de zorgouder, van één van beiden of van de procureur des Konings, in het belang van het kind, elke bepaling inzake het zorgouderschap bevelen, wijzigen of opheffen.'"
Artikel 6 luidt:
In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 353-4bis ingevoegd, luidende
"Art. 353-4bis. - De door de adoptanten overeenkomstig de artikelen 353-1, §2, en 353-2, §2, gekozen naam geldt ook voor de later door hen geadopteerde kinderen.".
Op dit artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 7 ingediend (zie stuk 3-1460/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 25 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 33 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Artikel 7 luidt:
In artikel 353-5 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "353-1, tweede lid, 353-2, tweede en derde lid, en 353-3" vervangen door de woorden "353-1, §1, tweede lid, 353-1, §2, tweede lid, 353-2, §1, tweede en derde lid, 353-2, §2, tweede lid, en 353-3".
Op dit artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 8 ingediend (zie stuk 3-1460/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 26 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 34 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Artikel 8 luidt:
Artikel 356-2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, waarvan de bestaande tekst §1 zal vormen, wordt aangevuld met een §2, luidende:
"§2. In geval van gelijktijdige volle adoptie door twee personen van hetzelfde geslacht, verklaren die personen, in onderlinge overeenstemming, voor de rechtbank wie van beiden zijn naam zal geven aan de geadopteerde. Van die verklaring wordt melding gemaakt in het vonnis.
In geval van volle adoptie door een persoon van het kind of het adoptiekind van zijn echtgenoot van hetzelfde geslacht of van de persoon van hetzelfde geslacht met wie hij samenleeft, verklaren de adoptant en laatstgenoemde, in onderlinge overeenstemming, voor de rechtbank wie van beiden zijn naam aan de geadopteerde zal geven. Van die verklaring wordt melding gemaakt in het vonnis.
De door de adoptanten overeenkomstig het eerste en tweede lid gekozen naam geldt ook voor de later door hen geadopteerde kinderen.".
Op dit artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 9 ingediend (zie stuk 3-1460/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 27 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw De Schamphelaere amendement 35 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
De heer Cheffert c.s. heeft amendement 12 ingediend (zie stuk 3-1460/3) dat luidt:
Een artikel 9 (nieuw) invoegen, luidende:
"Art. 9. - In artikel 375 van het Burgerlijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) In het eerste lid, worden na de woorden `alleen uit' de woorden `, tenzij er een meeouderschapsovereenkomst bestaat die gesloten is overeenkomstig Titel VIIIbis van dit Boek' toegevoegd.
B) In het tweede lid, worden na het woord `overblijft' de woorden `en er evenmin een meeouder overblijft in de zin van Titel VIIIbis van dit Boek' ingevoegd."
Mevrouw De Schamphelaere heeft amendement 36 ingediend (zie stuk 3-1460/5) dat luidt:
Een artikel 9 (nieuw) invoegen, luidend als volgt:
"Art. 9. - In artikel 360.1 van het Burgerlijk, Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht:
1/ Het huidige artikel 360.1 wordt artikel 360.1, §1.
2/ Er wordt een nieuwe §2 toegevoegd, luidend als volgt:
`§2. 1º In afwijking van artikel 343, §1, wordt in deze afdeling, zolang niet voldaan is aan de voorwaarde van het tweede lid van deze paragraaf, verstaan onder:
a) adoptant: een persoon, echtgenoten van ongelijk geslacht, of samenwonenden van ongelijk geslacht;
b) samenwonenden: twee personen van ongelijk geslacht die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd of twee personen van ongelijk geslacht die op een permanente en affectieve wijze samenwonen sedert ten minste 3 jaar op het tijdstip van de indiening van het verzoek om adoptie, voor zover zij niet door een band van bloedverwantschap of aanverwantschap zijn verbonden die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen.
2º De voorwaarde waarvan sprake in het eerste lid is voldaan eens België met voldoende partnerlanden inzake interlandelijke adoptie één of meerdere overeenkomsten gesloten heeft die ertoe strekken de garantie te bieden dat de bepalingen van artikel 343, §1, geen belemmering vormen voor die landen om hun samenwerking met ons land inzake interlandelijke adoptie, voort te zetten.
Onder voldoende partnerlanden wordt begrepen dat deze samen minstens de helft vertegenwoordigen van het totale aantal kinderen die zich op dat moment in een procedure van interlandelijke adoptie met ons land bevinden.'"
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik stel voor om aan artikel 9 een overgangsbepaling toe te voegen.
Heel wat sprekers hebben na de hoorzittingen met de adoptieverenigingen erop gewezen dat de wachtlijsten voor onze kandidaat-adoptiegezinnen langer zullen worden. Zodra dit wetsontwerp wordt goedgekeurd, zullen interlandelijke adopties immers moeilijker worden. Andere landen zoals Nederland hebben homoadoptie mogelijk gemaakt voor binnenlandelijke adopties, maar niet voor internationale adopties, precies om te vermijden dat de internationale samenwerking op dat vlak zou stilvallen.
Daarom stel ik voor om in een overgangsperiode te wachten tot de derdewereldlanden hebben bevestigd dat ze de samenwerking niet zullen opschorten alvorens de wet in werking te laten treden. We willen daarmee vooral vermijden dat onze kandidaat-adoptiegezinnen het slachtoffer worden van de voorgestelde weg.
De voorzitter. - De heer Cheffert c.s. heeft amendement 13 ingediend (zie stuk 3-1460/3) dat luidt:
Een artikel 10 (nieuw) invoegen, luidende:
"Art. 10 - In artikel 389, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek na de woorden `beide ouders' worden ingevoegd de woorden `, en in voorkomend geval de meeouder in de zin van Titel VIIIbis van onderhavig Boek,'".
De heer Cheffert c.s. heeft amendement 14 ingediend (zie stuk 3-1460/3) dat luidt:
Een artikel 11 (nieuw) invoegen, luidende:
"Art. 11. - In artikel 30, §2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, worden de woorden `of van een kind waarvoor een meeouderschapsovereenkomst bestaat overeenkomstig de bepalingen van Boek I, Titel VIIIbis van het Burgerlijk Wetboek, betreffende het meeouderschap van de echtgenoot of de samenwonende partner' ingevoegd tussen de woorden `waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat' en de woorden `gedurende tien dagen'."
-De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.