3-157

3-157

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 30 MARS 2006 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Erika Thijs à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur «les personnes condamnées à tort et l'octroi de dommages et intérêts» (nº 3-1497)

Mme la présidente. - M. Vincent Van Quickenborne, secrétaire d'État à la Simplification administrative, adjoint au premier ministre, répondra.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Deze vraag bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt ingegaan op de onterechte veroordeling, in het tweede op de schadevergoeding.

Niet alleen in de Verenigde Staten of Frankrijk, maar ook in ons land worden mensen onterecht veroordeeld. Ik verwijs naar een zaak uit 2002, waarbij een vader onterecht werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens incest.

Deze zaken doen momenteel wat stof opwaaien, maar meestal wordt er in een later stadium niet meer op ingegaan. Het aantal onterechte veroordelingen blijft tot op heden een niet transparante materie.

Hoeveel mensen werden de jongste drie jaar onterecht veroordeeld en in welke zaken?

Is er een significante hogere correlatie tussen een bepaald type misdrijf, zoals incest of pedofilie, en de kans op een onterechte veroordeling?

Na hoeveel tijd werd vastgesteld dat de veroordeling onterecht was?

Een onterechte veroordeling heeft - net zoals een terechte - onvermijdelijk detentieschade tot gevolg. Op de morele schade ga ik hier niet in. Het lijkt echter nuttig te zijn in te gaan op de financiële schade die een dergelijke veroordeling tot gevolg heeft.

Hoeveel schadevergoeding werd in de jongste drie jaar uitbetaald aan mensen die onterecht veroordeeld zijn? Hoe wordt deze schadevergoeding berekend?

Dienen mensen die onterecht veroordeeld werden hun kost en inwoon in de gevangenis te betalen? Zo ja, hoeveel bedraagt die per dag?

(M. Staf Nimmegeers, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

Juridisch gezien kan men slechts van een onterechte veroordeling spreken, wanneer toepassing wordt gemaakt van de procedure `herziening', zoals omschreven in de artikelen 443 en volgende van het Wetboek van Strafvordering, of wanneer de procedure `aangifte op bevel van de minister van Justitie', zoals omschreven in artikel 441 van het Wetboek van Strafvordering, wordt toegepast.

Het korte tijdsbestek waarbinnen deze vraag om uitleg dient te worden beantwoord, laat niet toe de gevraagde gedetailleerde statistische gegevens te verkrijgen. De beschikbare statistieken zullen later schriftelijk worden bezorgd.

Wanneer zou blijken, na de toepassing van de procedure van artikel 441 en 443 van het Wetboek van Strafvordering, dat personen ten onrechte in de gevangenis werden opgesloten, dan zullen zij, wanneer ze in voorlopige hechtenis hebben gezeten, een vergoeding kunnen krijgen op basis van de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame hechtenis. Wanneer zij ten onrechte werden veroordeeld voor het doden van iemand, zullen zij overeenkomstig artikel 447, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering recht hebben op een bedrag dat door de regering zal worden bepaald naar billijkheid.

Mensen moeten in de gevangenis nooit kost en inwoon betalen.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik wijs erop dat deze vraag al meer dan een half jaar geleden als schriftelijke vraag werd gesteld. Daarop kwam geen antwoord. Het kan dus niet dat er een te korte tijdspanne was om de vraag te beantwoorden.

Ik ben wel blij dat kost en inwoon niet moet worden betaald.