Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-53

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Middenstand en Landbouw (Middenstand)

Vraag nr. 3-3384 van de heer Steverlynck d.d. 29 september 2005 (N.) :
Jaarlijkse bijdrage ten laste van bepaalde instellingen. — Uitvoering van de wet van 13 juli 2005.

In het Belgisch Staatsblad van 29 juli 2005 verscheen de wet van 13 juli 2005 betreffende de invoering van een jaarlijkse bijdrage ten laste van bepaalde instellingen. Deze wet verving de oorspronkelijke bijdrageplicht die door de programmawet van 27 december 2004 was ingevoerd voor publieke mandatarissen, door een bijdrage ten laste van de instellingen zelf waarin bezoldigde publieke mandatarissen aanwezig zijn.

Niet de mandatarissen, maar de instellingen zelf moeten al hun verplichtingen nakomen. Ze moeten zich inschrijven bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) en een bijdrage betalen. De registratie en de betaling dienen normaliter te gebeuren vóór 1 juli van ieder jaar, maar voor dit jaar kregen zij tijd tot 1 september om zich in te schrijven en tot 1 december 2005 om de verschuldigde bijdrage te betalen.

Bij de instellingen is er op dit moment nog heel wat onduidelijkheid, met name over de vraag of zij nu al dan niet onder deze regeling vallen. Artikel 3, § 2, van de bovenvermelde wet bepaalt immers dat de Koning een aantal raadgevende organen kan uitsluiten van onderwerping aan de wet. Maar dat koninklijk besluit is nog niet genomen. Overigens is er ook op juridisch vlak enige onduidelijkheid : de bijdrage levert geen sociale rechten op en zou dus volgens de Raad van State niet kunnen beschouwd worden als een sociale bijdrage, maar als een belasting. En omdat het een belasting is, kan maar vrijstelling worden verleend via een wet en niet via een koninklijk besluit. De Koning zou dus niet de bevoegdheid hebben uitzonderingen te bepalen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :

1. Hoeveel instellingen hebben zich intussen reeds gemeld bij het RSVZ ?

2. Wanneer zal de regering duidelijk maken welke raadgevende instellingen niet onderworpen zijn aan de wet ? Zal de regering deze uitzonderingen vaststellen bij koninklijk besluit of via een wetsontwerp dat ze zal indienen in het Parlement ?

3. Zal de regering de instellingen die zich nu reeds geregistreerd hebben, maar die achteraf zullen blijken niet onderworpen te zijn, hiervan op de hoogte brengen ?

4. Wat zal er gebeuren met die instellingen die zich te goeder trouw konden beschouwen als zijnde niet onderworpen aan de wet en er nadien toch onder zouden vallen ? Zal hen een boete aangerekend worden of zullen zij hiervan vrijgesteld worden ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid het volgende mee te delen.

1. Op 6 oktober 2005 hadden er zich 759 instellingen ingeschreven bij het RSVZ.

2. De jaarlijkse bijdrage ten laste van bepaalde instellingen is inderdaad niet verschuldigd door « raadgevende organen « die « met name » door de Koning zullen worden aangeduid. Met het oog op de redactie van een dergelijke lijst van raadgevende organen, heb ik zowel federale collega's, als collega's van gemeenschapen en gewesten aangeschreven om hen te vragen welke raadgevend organen volgens hen uitdrukkelijk door de Koning dienen te worden beoogd. Ik wacht nog steeds het antwoord van sommigen onder hen af. Ondertussen zijn, in afwachting, alle instellingen onderworpen.

3. Niet de regering, maar het RSVZ is belast met het beheer van de desbetreffende regelgeving.Bij schrapping worden de betrokken instellingen automatisch verwittigd.

4. Artikel 5 van het uitvoeringsbesluit van 10 augustus bepaalt dat de verhoging ambtshalve en zonder ingebrekestelling verschuldigd is. Artikel 6 van hetzelfde besluit laat toe dat men zich in behartigenswaardige gevallen tot het RSVZ kan wenden om af te zien van de aanrekening van verhogingen.