3-1557/1

3-1557/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

3 FEBRUARI 2006


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van de Grondwet, om een nieuw artikel in een nieuwe titel Ibis in te voegen, betreffende de duurzame ontwikkeling als algemene beleidsdoelstelling

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad nr. 128, tweede uitgave, van 10 april 2003)


Voorstel tot invoeging van een titel Ibis en een artikel 7bis om duurzame ontwikkeling als doelstelling voor de Staat, de gemeenschappen en de gewesten in te schrijven in de Grondwet

(Ingediend door de heer Bart Martens en mevrouw Fauzaya Talhaoui)


TOELICHTING


1. Inleiding

Dit voorstel van herziening van de Grondwet strekt ertoe duurzame ontwikkeling in te schrijven in de Grondwet als doelstelling van het beleid van de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies en de gemeenten.

Overeenkomstig de verklaring tot herziening van de Grondwet van 10 april 2003 kan duurzame ontwikkeling als doelstelling van het algemeen beleid worden opgenomen als titel Ibis (artikel 7bis) van de Grondwet. Omdat duurzame ontwikkeling eerder een doelstelling van het beleid is zoals gevoerd door de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, de provincies en de gemeenten dan een sociaal recht van de burger, werd het niet opgenomen in artikel 23 van de Grondwet, dat de grondrechten opsomt. Duurzame ontwikkeling is een beleidsdoelstelling. Duurzame ontwikkeling betekent een vrijwaring van de rechten van generaties die nog niet werden geboren en dus geen partij zijn in het « sociaal contract » dat de Grondwet is. In een aantal landen met een recente grondwetsherziening (Zwitserland, Polen, Zuid-Afrika, Thailand, Qatar, Oost-Timor) werd duurzame ontwikkeling reeds ingeschreven. In andere landen (Duitsland, Estland, Noorwegen, Malawi, Namibië) is de discussie aan de gang. Ook de Europese Unie nam duurzame ontwikkeling op in haar voorstel van Grondwetgevend Verdrag van oktober 2004.

2. Historische context

Reeds in de jaren '70 groeide bij wetenschappers het besef dat de economische en industriële ontwikkeling zoals zij in die tijd plaatsvond en werd nagestreefd, maatschappelijk en ecologisch niet houdbaar is bij ongewijzigd beleid (1) . De Verenigde Naties boog zich over de problematiek en riep de World Commission for Environment and Development in het leven die over het probleem moest rapporteren. Dit resulteerde in 1987 in het zogenaamde Brundtland-rapport (Our Common Future (2) ), onder voorzitterschap van Gro Harlem Brundtland. In het rapport werd duurzame ontwikkeling gedefinieerd als een ontwikkeling die tegemoet komt aan de behoeften van het heden zonder de behoeftevoorziening van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen. Milieuproblemen en armoede in de wereld staan volgens Brundtland met elkaar in verband en moeten op een geïntegreerde manier worden aangepakt.

In 1992 organiseerden de Verenigde Naties de UNCED-conferentie over milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro (Brazilië) (3) . Het werd de grootste conferentie van de twintigste eeuw. Afgevaardigden van meer dan 170 regeringen, wetenschappers, vertegenwoordigers van NGO's en basisorganisaties bogen zich over de toekomst van de wereld. De slotdocumenten van de UNCED-conferentie zijn nog steeds belangrijke referenties voor het uitwerken van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling. Een algemeen actieplan voor duurzame ontwikkeling werd vastgelegd in de zogenaamde « Agenda 21 » (4) . Deze bestaat uit veertig hoofdstukken en tweeduizend vijfhonderd aanbevelingen en bevat vier centrale rode draden : de economische groei, de sociale bescherming, het leefmilieu en het institutionele (democratische) aspect. Na Rio de Janeiro hebben bijkomende conferenties het concept « duurzame ontwikkeling » verder ontwikkeld of deelaspecten ervan ingevuld. Zo werden verdragen afgesloten ter bescherming van de biodiversiteit (5) , het tegengaan van desertificatie (6) , de bescherming van wouden en het tegengaan van klimaatverandering (Protocol van Kyoto (7) ).

Tien jaar na de UNCED-conferentie in Rio de Janeiro werd in Johannesburg de World Summit on Sustainable Development gehouden. Het engagement voor duurzame ontwikkeling werd er herbevestigd. De afspraak was voortaan nog meer te focussen op het in praktijk brengen van duurzame ontwikkeling. Daarom werd overeengekomen dat de deelnemende landen tegen 2005 werk zouden maken van een nationale strategie inzake duurzame ontwikkeling.

Sinds de Conferentie van Rio de Janeiro heeft het begrip « duurzame ontwikkeling » ook in ons land ruim ingang gevonden en kunnen de principes rekenen op een grote maatschappelijke consensus. In België werd het beleid onder meer vorm gegeven door de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling.

Ook de Europese Unie ontwikkelde een Europese strategie inzake duurzame ontwikkeling. Op de Europese Raad te Göteborg (2001) werd besloten een alomvattende Europese strategie op te stellen. Duurzame ontwikkeling werd eveneens als doelstelling ingeschreven in het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, ondertekend door de staatshoofden of regeringsleiders en de ministers van Buitenlandse Zaken van de vijfentwintig lidstaten van de Europese Unie op 29 april 2004.

3. Kernbegrippen

Aangezien de toekomstige generaties geen rechten op een leefbare wereld kunnen afdwingen, moeten de huidige generaties ter zake een sterk engagement aangaan door de ontwikkelingskansen voor de volgende generaties te vrijwaren. Hetzelfde geldt voor de ontwikkelingskansen en levensvoorwaarden van mensen in andere landen of continenten die door het beleid van een bepaalde natiestaat — waarin zij geen democratische rechten genieten — kunnen worden beïnvloed. De verankering van het engagement tot vrijwaring van de intergenerationele en internationale ontwikkelingsmogelijkheden in de Grondwet moet hieraan tegemoet komen. Tevens geeft ons land hiermee een belangrijk signaal op het internationale vlak en zet het onze engagementen inzake duurzame ontwikkeling op internationale conferenties en in internationale verdragen kracht bij. België schaart zich bij de groep van landen die duurzame ontwikkeling reeds opnamen in hun Grondwet en bij de Europese Unie die hetzelfde deed in het Verdrag van Nice en het voorstel van Europees Grondwettelijk Verdrag.

Kernbegrip bij duurzame ontwikkeling is een doorgedreven solidariteit en verantwoordelijkheid in de ruimte (over de gehele wereld) en in de tijd (tussen de huidige en toekomstige generaties). Dit heeft als gevolg dat de overheid in haar beleid (zowel in haar binnenlands beleid als in haar buitenlands beleid) de rechten op ontwikkeling van andere bewoners van de aarde niet in het gedrang mag brengen, alsook de rechten van toekomstige generaties moet vrijwaren.

Dit doet ze door rekening te houden met de draagkracht van de aarde en van natuurlijke hulpbronnen. Deze dienen zo efficiënt mogelijk te worden aangewend in duurzame productie- en consumptiepatronen en op een rechtvaardige manier worden verdeeld over de aarde.

Bij alle economische beslissingen moeten de wereldwijde gevolgen voor het leefmilieu en voor de behoeften van toekomstige generaties worden afgewogen. Behoeften dienen te worden begrepen als « essentiële behoeften ». De verschillende naties op de aarde zijn economisch en ecologisch van elkaar afhankelijk. Beslissingen, door de overheid in België genomen, die hun weerslag hebben op het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het leefmilieu, kunnen betekenisvolle gevolgen hebben op de leefomstandigheden en ontwikkelingsmogelijkheden in de rest van de wereld.

Het buitenlands beleid van de Staat, de gewesten en de gemeenschappen moet daarom gericht zijn op samenwerking, in internationaal verband, met andere naties en met internationale organisaties voor het nastreven van een duurzame ontwikkeling.

Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die uitgaat van een verantwoord en efficiënt gebruik van de natuurlijke rijkdommen en een sociaal rechtvaardige verdeling van de gecreëerde welvaart om hier en nu, elders en later in zoveel mogelijk essentiële behoeften voor alle wereldburgers te voorzien. Dit impliceert productie- en consumptiepatronen die de beschikbare milieugebruiksruimte en de draagkracht van het ecosysteem respecteren. Duurzame ontwikkeling behelst ook een democratisch besluitvormingsproces, waarbij elke burger toegang moet hebben tot essentiële informatie, de mogelijkheid deel te nemen aan de besluitvormingsprocessen en de toegang tot de rechter om zijn rechten af te dwingen (8) .

4. Besluit

Duurzame ontwikkeling is een allesomvattend beginsel waaraan elk aspect van het beleid van de overheid, dus van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, de provincies en de gemeenten, moet worden getoetst. Het moet niet enkel worden geïmplementeerd in het binnenlands beleid van de overheid maar moet ook worden geïntegreerd in het buitenlands beleid van de Staat, de gewesten en de gemeenschappen. Door dit beginsel in te schrijven in de Grondwet wordt een algemeen kader geschapen voor het beleid van de overheid. Tevens wordt een bewustwordingsproces op gang gebracht. Het principe van duurzame ontwikkeling is een algemene beleidsoriëntatie waar concrete normen aan kunnen worden getoetst in die zin dat ze er geen afbreuk aan mogen doen (9) .

Enkele landen, zoals Zwitserland, Polen, Zuid-Afrika, Thailand, Oost-Timor en Qatar voerden reeds het begrip « duurzame ontwikkeling » in hun Grondwet in. Andere landen voeren er momenteel een debat over — zoals onder andere Duitsland, Estland, Noorwegen, Kenia, Malawi.

Duurzame ontwikkeling is een doelstelling van de Europese samenwerking, zoals omschreven in de artikelen 2 en 6 in de geconsolideerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Verdrag van Nice) (10) . In het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (Rome, 29 oktober 2004) werd het opgenomen in artikel 3 bij de doelstellingen van de Europese Unie : « De Unie zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei, van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De Unie bevordert wetenschappelijke en technische vooruitgang ».

Tevens voorziet de Europese Grondwet duurzame ontwikkeling ook uitdrukkelijk als een doelstelling van haar buitenlands beleid : « In de betrekkingen met de rest van de wereld handhaaft de Unie haar waarden en belangen en zet zich ervoor in. Zij draagt bij tot de vrede, de veiligheid, de duurzame ontwikkeling van de aarde, de solidariteit en het wederzijds respect tussen de volkeren, de vrije en eerlijke handel, de uitbanning van armoede en de bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van het kind, alsook tot de strikte eerbiediging en ontwikkeling van het internationaal recht, met inbegrip van de inachtneming van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties ».

Dit voorstel voegt een titel Ibis en een artikel 7bis toe aan de Grondwet. Dit artikel definieert het begrip « duurzame ontwikkeling » zoals het ook in Agenda 21 van Rio de Janeiro wordt omschreven. Kernbegrip is de verantwoordelijkheid van de huidige generaties om bij hun ontwikkeling ervoor te zorgen om de mogelijkheden tot ontwikkeling van toekomstige generaties te vrijwaren. Daartoe moeten de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, de provincies en de gemeenten voorzien in de sociale, economische, ecologische en democratische behoeften die er nu zijn, zonder de ontwikkeling in de toekomst in het gedrang te brengen. Zij moeten dit doen in hun binnenlands en buitenlands beleid en moeten de mogelijkheid voorzien voor elke Belg om in de besluitvormingsprocessen ter zake te worden betrokken.

Bart MARTENS
Fauzaya TALHAOUI.

VOORSTEL


Enig artikel

In de Grondwet wordt een titel Ibis, die een artikel 7bis bevat, ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 7bis. — De federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten, de provincies en de gemeenten streven binnen en buiten de landsgrenzen een beleid na dat uitgaat van de principes van een duurzame ontwikkeling waarbij wordt voorzien in de sociale, economische, ecologische en democratische behoeften van de huidige generaties, zonder de behoeften van toekomstige generaties in het gedrang te brengen.

Dit veronderstelt een economische en maatschappelijke ontwikkeling die gebaseerd is op het respecteren van de ecologische draagkracht, het efficiënt gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, een sociaal rechtvaardige verdeling, een structurele betrokkenheid van de burgers bij de besluitvorming en waarborgen inzake toegang tot het gerecht. »

21 december 2005.

Bart MARTENS
Fauzaya TALHAOUI.

(1) United Nations Conference on the Human Environment, adopted at Stockholm on 16 June 1972.

(2) Bruntland, G. (ed.), (1987), « Our common future : The World Commission on Environment and Development », Oxford, Oxford University Press.

(3) United Nations Conference on Environment and Development.

(4) Rio Declaration on Environment and Development, 3-14 juni 1992, Rio de Janeiro.

(5) Convention on Biodiversity, 1992.

(6) Convention to Combat Desertification, 1994.

(7) Derde zitting van de Conferentie van de Partijen van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, Kyoto, 11 december 1997.

(8) Voor het milieubeleid werd het recht op informatie, participatie in de besluitvorming en toegang tot het gerecht verder gespecifieerd in het Verdrag van Aarhus (1998). Dit verdrag is inmiddels in een Europese richtlijn omgezet (Richtlijn 2003/4/EG).

(9) Antwoord van de minister van Institutionele Hervormingen, 5e zitting van de 50e zittingsperiode (DOC 50 2389/003).

(10) Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie.