3-145

3-145

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 12 JANVIER 2006 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Proposition de loi relative à l'intermédiation bancaire et à la distribution d'instruments financiers (de M. Luc Willems, Doc. 3-377)

Discussion générale

Mme la présidente. - M. Galand se réfère à son rapport écrit.

De heer Luc Willems (VLD). - Het verheugt me dat de Senaat zich eindelijk over dit wetsvoorstel kan uitspreken, want het heeft al een lange weg afgelegd.

Het voorstel heeft tot doel de markt van de distributie van de bancaire producten, die tot dusver een vrij gesloten markt was, vrij te maken. De richtlijn 93/5 van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bepaalt tot dusver dat een zelfstandige in de banksector exclusief voor één instelling moet werken. Een aantal jaren geleden is er een eerste aanpassing gekomen door een initiatief in de Kamer, waaraan de hier aanwezige minister Landuyt nog hard heeft mee gewerkt. Die verbetering bestond erin dat de bestaande wet op de handelsagentuur, die merkwaardig genoeg niet gold voor zelfstandige tussenpersonen in de bank- en verzekeringssector, ook voor deze tussenpersonen van toepassing werd. Daardoor kregen ook zij een zekere sociale bescherming tegenover vooral de grootbanken.

Een groot probleem bleef evenwel dat er in de bancaire sector geen enkele wettelijke regeling bestaat inzake de vereisten waarover mensen moeten beschikken om in die sector werkzaam te zijn. Nochtans is het voor de consument belangrijk te weten dat deze mensen over voldoende talenten en beroepsbekwaamheid en over voldoende financiële draagkracht beschikken. De sector is immers zeer fraudegevoelig. Het is in ons land bij manier van spreken gemakkelijker om in de banksector te beginnen werken dan om haarkapper te worden. Het is dus goed dat we met dit voorstel eindelijk een volwaardig wettelijk statuut uitwerken voor de bankagent en de bankmakelaar.

De richtlijn 93/5 van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen die de basis was voor de exclusiviteit, had in feite geen wettelijke basis. Pas met het arrest-Petercam heeft de Raad van State geoordeeld dat de Commissie wel bevoegd is om richtlijnen op te stellen in het kader van haar toezichtrol, maar niet om wetgevende regels te maken. Ze kan niet tegelijk wetgever, controleur en rechter zijn. De Commissie heeft daarop haar conclusies getrokken en samen met de Controledienst voor de Verzekeringen een studie laten maken om de exclusiviteit te laten schrappen, de zelfstandige distributie vrij te maken en de concurrentie te laten spelen. Dit is zowel in het voordeel van de zelfstandigen in de sector als van de consumenten, omdat ze de producten dan beter kunnen vergelijken.

In de verzekeringssector is het statuut van de agenten en makelaars wel wettelijk geregeld. De voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen heeft op een bepaald ogenblik voorgesteld een groot statuut voor de twee sectoren uit te werken. De toenmalige minister van Economie Moerman vond het echter beter de bancaire en de verzekeringssector volledig uit elkaar te houden, omdat ze totaal andere producten verhandelen. Ze wilde een apart statuut voor de bankagenten en bankmakelaars.

Steeds meer verzekeringsproducten lijken op beleggingsproducten. Voor de consument is het niet altijd duidelijk of het om een bank- of een verzekeringsproduct gaat. Daarom is een opsplitsing in de distributie van die producten nodig. De exclusiviteit van de bankagenten is onder druk komen te staan. De minister van Financiën was het er daarom mee eens dat er een initiatief moest worden genomen om het statuut van de banktussenpersoon uit te werken binnen de Senaat. Hij is daarop een overleg gestart met de sector, zowel met de tussenpersonen als de producenten - de banken - en de betrokken overheidsdiensten binnen het kader van de raad van toezicht die ingevolge de wet van 2 augustus 2002 is opgericht. In december 2004 heeft dat overleg tot een standpunt geleid. Dat houdt in dat er zowel agenten - dat zijn zelfstandige tussenpersonen die exclusief voor één bankinstelling werken - als makelaars moeten kunnen optreden binnen de financiële sector. De makelaar vergelijkt voor de klant producten van meerdere instellingen. Hij kan voor meerdere instellingen werken.

De CBFA waarschuwde voor het ontstaan van nieuwe fraudemechanismen. Zij stuurde erop aan enkel met girale geldmiddelen te werken. Dat standpunt wordt ook ondersteund door de richtlijn van de Europese Commissie betreffende de markten voor financiële instrumenten die ondertussen in werking is getreden binnen de Europese Unie. In artikel 3 van die richtlijn wordt opgelegd dat nationale staten die een eigen statuut voor makelaars willen instellen, de verplichting moeten invoeren op girale wijze te werken in plaats van met cash.

Er bleef nog de vraag over de beperkingen die aan de makelaar kunnen worden opgelegd in het aanbod van producten. De makelaar mag zich nu immers tot de consument richten met bancaire producten. Hij treedt niet meer op onder het logo van één bepaalde bank, maar kan de consument verschillende producten van verschillende banken aanbieden. Er is gekozen voor een ruime mogelijkheid in het aanbod van financiële producten. Dat kunnen zelfs spaarrekeningen zijn.

In de commissie voor de Financiën in de Senaat is er uiteindelijk een consensus over het wetsvoorstel tot stand gekomen. Indien deze tekst wet wordt, zal deze in Europa aan de spits staan op het vlak van de vrije bankmarkt. In alle Europese landen zitten de productie en de distributie van bankproducten in één hand. Er is een verticale integratie. Met dit wetsvoorstel worden productie en distributie gesplitst, zoals dat ook in andere economische sectoren het geval is. Deze tekst kan misschien een model worden voor een toekomstige Europese richtlijn omtrent bankbemiddeling.

Het voorstel is voldragen. De intentie van de commissie bestond erin deze wetgeving op 1 juli 2006 in werking te laten treden. Ik hoop dat de Kamer het voorstel vrij vlug zal behandelen en dat de CBFA nog tijdig de nodige richtlijnen opstelt.

Er zijn nog opmerkingen gemaakt, onder meer over de beperking inzake het werken met cash geld. Het gebruik van cash geld is echter niet meer echt van deze tijd. Er wordt gezocht naar transparantie in de financiële stromen, ook om de consument te beschermen. Die discussie is dus enigszins achterhaald.

Er werd ook een aantal opmerkingen gemaakt over de mogelijke verwarring tussen beleggingsdiensten en verzekeringsproducten. In het antwoord op een vraag van collega Steverlynck in de commissie is dat onderscheid duidelijk gemaakt.

Deze wettekst is dus voldragen.

Ik dank iedereen die aan dit initiatief heeft meegewerkt. Meestal worden financiële wetgeving of wetten uit de sociaal-economische sfeer ons door de uitvoerende macht opgelegd of zelfs door de strot geduwd. Het verheugt me dat we dit parlementair initiatief tot een goed einde hebben gebracht.

Dankzij de hoorzittingen kwam het tot overleg en gemeenschappelijk denkwerk met de betrokken partijen. Ik denk onder andere aan de hoorzitting met Paul Van Welden, de grondlegger van de beroepsorganisaties van financiële tussenpersonen, die op dit vlak baanbrekend werk heeft verricht.

Ik hoop dat de plenaire Senaat dit wetsvoorstel zal goedkeuren en dat het over enkele maanden wet kan worden.

De voorzitter. - Ik wil u samen met de collega's feliciteren voor dit wetgevend initiatief. Het is het eerste van het jaar.

Mme Joëlle Kapompolé (PS). - La proposition de loi déposée par notre collègue Willems est soutenue par le PS.

Notre objectif est une meilleure prise en compte des intérêts des consommateurs.

La meilleure prise en considération des intérêts des destinataires de services et produits financiers comporte deux impératifs : une plus grande mobilité du marché des services et produits financiers et une protection accrue de ces destinataires.

La présente proposition, en permettant une mise en concours des offres de services et produits financiers, ne pourra être que bénéfique pour le destinataire final.

Selon une étude de Test-Achats rendue publique en février de l'année 2005, près d'un sondé sur deux déclare être client d'une même banque depuis plus de vingt ans. Ils sont 77% à affirmer ne pas avoir changé de banque au cours des dix dernières années.

J'en reviens donc à la proposition : la fin de l'exclusivité prévue par le texte pour les produits d'épargne et de placement qui lie l'agent à un seul établissement ne sera donc plus obligatoire comme l'impose actuellement la réglementation.

Pour ceux qui ont soutenu ce texte, cette exclusivité n'était plus défendable ni d'un point de vue économique ni d'un point de vue réglementaire.

Grâce à ce texte, le consommateur de services financiers aura tout à gagner d'une concurrence accrue et d'une comparabilité plus aisée.

La commission des Finances et des Affaires économiques a également adopté un amendement qui a pour objet d'étendre les compétences de l'organisme indépendant prévu part la loi de 24 mars 2003 instaurant un service bancaire de base.

Cet organisme indépendant sera désormais compétent pour régler les litiges qui pourraient survenir entre les consommateurs et les intermédiaires de services et de produits bancaires.

Ce système permettra, d'une part, de garantir aux consommateurs un traitement objectif et indépendant de leurs plaintes et, d'autre part, de maintenir la souplesse nécessaire à un traitement rapide et efficace de ces plaintes.

Le texte que nous avons à examiner rencontre donc les deux impératifs soulevés précédemment, à savoir la fluidité et une protection accrue.

Pour terminer sur des éléments prospectifs, j'aimerais parler de deux textes qui concernent justement la mobilité financière.

Je commencerai par la gratuité de la clôture bancaire.

Le premier texte est une proposition de loi que j'ai déposée avec la sénatrice Olga Zrihen. Afin de pousser un peu plus loin le principe de la mobilité bancaire, ce texte vise à instaurer la gratuité de la clôture des comptes bancaires dans toutes les banques. La mobilité bancaire est une réalité depuis la fin de l'an dernier mais des freins à cette mobilité existent encore pour certains clients. Peut-être pourrions-nous envisager cette piste en commission.

Le second texte dont je voudrais vous parler est la proposition de loi qui avait été déposée à l'époque par les sénateurs Francis Poty et Christiane Vienne, et que la sénatrice Mimount Bousakla et moi-même avons amendée.

Je n'entrerai pas dans les détails de ce texte mais j'aimerais rappeler les faits suivants. À cause du mécanisme complexe régissant le calcul des intérêts, la rémunération offerte par les banques pour les livrets d'épargne est quasiment toujours inférieure à celle annoncée. Cette complexité fait perdre à l'épargnant une partie des intérêts auxquels il s'attend et ne lui permet pas de connaître le rendement réel de son épargne. On voit quasiment chaque 1er janvier des réactions dans les journaux à ce sujet.

Voici bientôt deux ans que cette proposition de loi a été déposée.

Après toute une série de discussions en commission des Finances et des Affaires économiques du Sénat, après la constitution de groupes de travail informels, après des allers et retours en conseil des ministres d'un arrêté royal, nous sommes en 2006 et rien ne bouge.

Le groupe socialiste ne compte pas en rester là. Le débat doit revenir là où il a commencé et où il a le plus avancé : en commission des Finances et des Affaires économiques du Sénat.

Cette commission a d'ailleurs montré qu'elle pouvait faire preuve d'expertise mais également d'ouverture d'esprit, qu'un compromis était toujours possible lorsque les gens sont de bonne volonté et qu'il était maintenant temps, en tenant compte des remarques des uns et des autres de montrer, comme nous l'avons fait avec le texte du sénateur Willems, que nous sommes bien décidés à accroître la transparence de ce produit populaire qu'est le compte d'épargne et à favoriser une saine concurrence entre les organismes financiers.

-La discussion générale est close.