3-140 | 3-140 |
De voorzitter. - Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw, antwoordt namens mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Een degelijke aanpak van de criminaliteit in al zijn vormen vergt de inzet van voldoende personeel. Ik uit in de commissie voor de Justitie al jarenlang mijn bezorgdheid over de politiecapaciteit die ter beschikking wordt gesteld van de gerechtelijke overheden. De regering had ons verzekerd dat de politiecapaciteit ten voordele van de gerechtelijke autoriteiten niet zou verminderen. Minister Verwilghen heeft destijds beloofd om tegen eind december 2002 een meetrapport klaar te hebben. Bij mij weten is er dat nooit gekomen.
Het probleem bij de samenwerking is dat de politie momenteel bepaalt wat bij gerechtelijke onderzoeken een prioriteit is en welke zaken er bij gebrek aan doorvoering van gerechtelijke opdrachten worden geseponeerd.
De magistratuur moet als onafhankelijke derde rechtelijke macht over voldoende politiecapaciteit beschikken. Is het probleem van de politiecapaciteit voor de gerechtelijke overheid nu al in kaart gebracht? Bestaat er een meetrapport? Welke politiecapaciteit stond ter beschikking van de rechterlijke macht in de jaren 2002, 2003, 2004 en 2005? Kan de minister bevestigen dat de capaciteit die ter beschikking wordt gesteld van de rechterlijke macht niet wordt verminderd?
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw. - Ook voor het kabinet-Onkelinx is de politiecapaciteit voor de gerechtelijke autoriteiten belangrijk.
De federale politie heeft een nieuwe organieke tabel opgemaakt voor de algemene directie van de federale gerechtelijke politie en de gerechtelijke diensten van de arrondissementen. Ze ging hierbij uit van een eigen evaluatie en van een berekeningssysteem voor de gerechtelijke diensten dat door de Universiteit Gent werd ontwikkeld.
De wetenschappelijke studie kwam tot stand onder leiding van de dienst Strafrechtelijk beleid en werd in 2003 bij uitgeverij Maklu onder de titel `Politiecapaciteit in de gerechtelijke zuil' gepubliceerd.
De verdeling van het personeel binnen de gerechtelijke diensten werd herzien. Dat zal blijken wanneer de nieuwe organieke tabel van de federale politie begin 2006 zal worden bekendgemaakt.
Momenteel loopt een kwantitatieve en kwalitatieve capaciteitsstudie van alle diensten die zowel op federaal als op zonaal niveau op het gebied van de gerechtelijke politie actief zijn. De studie is een gezamenlijk werkstuk van de lokale politie, de federale politie en de dienst strafrechtelijk beleid in het raam van de werkgroep `Gerechtelijke zuil', die in juni 2005 opnieuw werd geactiveerd.
Ik herinner eraan dat binnen de lokale politie minimum 7 tot 10 procent van de capaciteit moet worden vrijgemaakt voor activiteiten van de lokale recherche. Het zonale veiligheidsplan geeft aan welke capaciteit aan de recherche wordt toegewezen. Tijdens de jongste goedkeuringscontrole bleek dat die norm bijna overal werd gehaald.
Op basis van de zogenaamde morfologierapporten, die door de directie `relaties met de lokale politie' worden opgemaakt, hielden in 2002 meer dan 2062 agenten van de lokale politie zich met lokaal recherchewerk bezig. In 2003 waren dat meer dan 2123 politieagenten en in 2004 meer dan 2469 op een totaal personeelsbestand van 27.379 politieambtenaren. In totaal gaat het dus om ongeveer 9% van de capaciteit van de lokale politie. De term `meer dan' moet worden gepreciseerd want die cijfers hebben betrekking op het personeel dat zich voltijds met die opdrachten bezighoudt.
Naast deze personeelsleden werken er volgens de studie 100 tot 300 lokale politieagenten deeltijds mee of versterken ze sporadisch de lokale onderzoeksdiensten. De minister heeft geen rekening gehouden met het CALOG-personeel, dat uiteraard ook steun en expertise verleent aan de onderzoekers op het terrein. De cijfers voor 2005 zijn nog niet bekend.
Voor de federale politie stellen we een verhoging vast van de recherche- en expertisecapaciteit. Het nieuwe organieke kader van de DGJ, de algemene directie van gerechtelijke politie van de federale politie, telt 4.267 voltijds equivalente personeelsleden, waarvan 3.583 politiemensen en 684 CALOG-leden; 3.137 van deze politiële functies zijn voorzien in de gerechtelijke diensten van de arrondissementen.
Samen met directeur-generaal Van Thielen zoeken we naar mogelijkheden om de kwaliteit van het werk te verbeteren en de lasten die op de politiële activiteiten wegen, zoals de administratieve taken, te verminderen. Ook op dat vlak heeft de minister reeds herhaaldelijk een standpunt ingenomen.
Aan de hand van de cijfers waarover de minister beschikt blijkt dat de capaciteit voor de gerechtelijke macht niet is verminderd. Het geacht lid zal het er ongetwijfeld mee eens zijn dat men de macht of de kwaliteit van een leger niet uitsluitend beoordeelt op het aantal manschappen. Het aantal ter beschikking staande politiemensen is één aspect; het gebruik en de organisatie van het personeel vormt een ander aspect. Door rekening te houden met deze parameters kan men de gerechtelijke actie optimaliseren en een echt management van het politieonderzoek in overweging nemen, wat overigens een van de talrijke doestellingen van de minister is.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Uiteraard ben ik het ermee eens dat men de kwaliteit van een leger niet kan beoordelen op basis van het aantal manschappen.
Ik dank de minister voor enkele nieuwe gegevens, maar jammer genoeg blijft de informatie fragmentarisch, zodat we geen beeld krijgen van de politiecapaciteit voor de gerechtelijke diensten noch van de organisatie ervan. Omdat de berekening met de BOB en dergelijke voorheen anders gebeurde, wordt wel eens beweerd dat thans te weinig capaciteit ter beschikking wordt gesteld van de gerechtelijke macht. Deze kwestie zullen we opnieuw aankaarten naar aanleiding van de door de minister aangekondigde nieuwe studie.