(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Op 9 december 2004 stelde ik u onder het nr. 3-1812 (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 3-32, blz. 2219) over dit onderwerp de volgende vraag :
« Het is bekend dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in haar resolutie met betrekking tot het advies van het Internationale Gerechtshof van 9 juli 2004 over de juridische gevolgen van de bouw van een veiligheidsmuur in bezet Palestijns gebied enerzijds
« 2. Eist dat Israël als bezettingsmacht zijn wettelijke verplichten nakomt zoals ze zijn vermeld in het advies »,
en anderzijds
« 3. Eveneens eist dat alle lidstaten van de Verenigde Naties hun wettelijke verplichtingen nakomen zoals ze zijn vermeld in het advies ».
Deze resolutie werd aangenomen met 150 stemmen tegen 6 bij 10 onthoudingen. Ik neem aan dat België bij de 150 landen was die voor deze resolutie hebben gestemd, aangezien België niet vermeld staat bij de landen die zich onthielden of tegen stemden.
U zal het met mij eens zijn dat deze resolutie in dwingende bewoordingen is gesteld (en niet als een optie, zoals vaak in de algemene Vergadering het geval is) en dat zij geldt voor alle Staten die ze hebben goedgekeurd.
Ze is zelfs van toepassing op de gehele internationale gemeenschap aangezien ze enkel de « wettelijke verplichtingen » van de lidstaten van de Verenigde Naties in herinnering brengt.
Over welke verplichtingen gaat het ? Het antwoord van het Internationaal Gerechtshof luidt :
« Alle Staten hebben de verplichting de illegale situatie niet te erkennen en geen hulp en bijstand te verlenen aan het behoud van de situatie die is ontstaan ten gevolge van de bouw van de muur; alle Staten die partij zijn bij de vierde Conventie van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd van 12 augustus 1949 moeten overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht het in deze conventie opgenomen humanitair recht door Israël doen respecteren » (advies § 163, D).
Formeel is het advies zelf van het IGH niet dwingend, maar aangezien het Hof « recht spreekt » (advies van 8 juli 1996, Rechtmatigheid van het gebruik van kernwapens, IGH, Rec. 1996, blz. 237, § 18) doet het niets anders dan de regel formuleren. Ze treedt op als « woordvoerder ».
Daarom wil ik weten wat België zal doen om te voldoen aan zijn verplichting om Israël te internationaal recht te doen naleven. Moet België zijn Europese partners niet wijzen op het dwingende karakter van de regels die het Internationaal Gerechtshof in herinnering heeft gebracht en die werden bevestigd door de algemene Vergadering van de Verenigde Naties, opdat Europa eindelijk eens sancties zou uitvaardigen tegen een Staat die steeds weer de meest elementaire internationale rechtsregels met voeten treedt ?
Hoeveel doden moeten er nog vallen opdat we, anders dan met loze woorden, een regering van koers doen veranderen, waarvan het beleid alle vormen van extremisme voedt, zowel aan Palestijnse als aan Israëlische kant ? Moeten we blijven toekijken terwijl zich dagdagelijks tragedies voltrekken en enkel onze onmacht betreuren om daar iets aan te veranderen ?
U weet dat Europa de voornaamste handelspartner van Israël is. Het is duidelijk dat het advies van het Hof een schorsing, zoniet een opzegging kan rechtvaardigen van het Euro-mediterrane Associatieverdrag dat op 20 november 1995 tussen de Europese Gemeenschap, haar lidstaten en Israël is gesloten. Temeer daar volgens de tekst zelf van het verdrag de naleving van de rechten van de mens en het respect voor de democratie het grondbeginsel van hun associatie vormt (preambule) en een essentieel onderdeel van het verdrag uitmaakt (artikel 2).
Als men het verdrag niet meteen wil schorsen of opzeggen, kan men minstens pogen de procedure op te starten van artikel 75 dat bepaalt dat elk geschil over de interpretatie of de toepassing van het verdrag aan de Associatieraad moet worden voorgelegd. In casu kan een formeel bezwaar worden ingediend tegen Israël in verband met de toepassing van de preambule en van artikel 2. Zowel de EG als een verdragsluitende lidstaat kan de zaak voor de Raad brengen. België is dus juridisch bij machte om die procedure op te starten, wat mij het minimum minimorum lijkt.
Mag ik hopen dat ons land in die zin zal handelen op de vooravond van de vergadering van de Associatieraad Europese Unie/Israël op 13 december 2004 te Brussel ? Onze partners zullen misschien weigeren ons te volgen, maar dan hebben we tenminste gepoogd iets concreets te ondernemen om zowel de toepassing van humanistische principes als de naleving van het internationaal humanitair recht te verzekeren, overeenkomstig artikel 1 van de vier Conventies van Genève van 1949 en het advies van het IGH van 9 juli 2004. »
Deze vraag bleef onbeantwoord. Mag ik u er dan ook aan herinneren ? Mag ik zeer spoedig vernemen wat uw standpunt is ?
Antwoord : 1. De Belgische houding ten aanzien van de bouw van de veiligheidsmuur is gekend. Israël heeft het recht zich te verdedigen tegen terroristische aanvallen, maar moet daarbij wel het internationale recht eerbiedigen. De bouw van de veiligheidsmuur op Palestijns gebied is voor België strijdig met de internationale rechtsregels. Er dient gezocht te worden naar een politieke oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict via rechtstreekse onderhandelingen tussen de betrokken partijen en de toepassing van het Stappenplan.
2. Het consultatieve advies van Internationaal Gerechtshof stemt in ruime mate overeen met de standpunten van de EU over de veiligheidsmuur. Met de steun van alle EU-landen heeft de algemene Vergadering van de VN op 20 juli 2004 met een overweldigende meerderheid een resolutie aangenomen die van Israël eist dat het advies van het Internationaal Gerechtshof gerespecteerd wordt.
3. Amper drie dagen na de publicatie van het advies van het Hof heeft de Raad algemene Zaken en Externe Betrekkingen in haar zitting van 12 juli 2004 het advies besproken. Na overleg heeft het Raadsvoorzitterschap in haar conclusies de EU-positie nogmaals bevestigd. De veiligheidsmuur op Palestijns grondgebied is illegaal en Israël moet de bouw ervan stoppen en de constructie ontmantelen. De Belgische positie sluit daar volledig bij aan. Samen met haar EU-partners zal België verder de regels en principes van het internationaal recht blijven verdedigen.
4. Wat een eventuele opschorting of aanklacht van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël betreft, ben ik van oordeel dat een dergelijke maatregel in de huidige context contraproductief zou zijn. Het artikel 2 is een gepast drukkingmiddel om de principes van democratie en respect voor de mensenrechten te doen naleven in alle landen waarmee de EU Associatieakkoorden heeft afgesloten. Ook in het Europese Burenbeleid worden dergelijke clausules ingebouwd met de bedoeling de betrokken staten te kunnen wijzen op de verplichtingen die ze op dat vlak hebben. Het is een manier om een open communicatiekanaal te hebben met die landen over thema's die bij hen vaak zeer gevoelig liggen. Dergelijke kanalen afsluiten zou ons niet meer in staat stellen een open dialoog daarover te voeren.