Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-44

ZITTING 2004-2005

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-2720 van mevrouw Defraigne d.d. 24 mei 2005 (Fr.) :
Ontwerp van koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan het zorgprogramma voor kinderen moet voldoen om erkend te worden. — Opmerkingen.

Ik weet dat u over dit onderwerp al talloze keren ondervraagd werd, zowel in de Kamer als in de Senaat. Ik stel u deze vraag om nog enkele bijkomende inlichtingen te bekomen.

U raadpleegt op dit ogenblik de betrokken actoren op het terrein, teneinde hun mening te kennen over het ontwerp van koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan het zorgprogramma voor kinderen moet voldoen om erkend te worden.

Ik kreeg een brief van een lid van de sector, waarin hij mij zijn commentaar op het onderwerp meedeelde.

Ik wil u dit ter kennis brengen en zou graag uw mening kennen over de verschillende opmerkingen.

In artikel 11 van het ontwerp van koninklijk besluit staat dat de kinderen moeten kunnen beschikken over een lokaal voor de therapeutische activiteiten. Hoe wordt die activiteit omschreven ? Gaat het om een lokaal voor zorgverstrekking ?

Volgens artikel 29, 8º, van het ontwerp is de verpleegkundige-diensthoofd verantwoordelijk voor het nemen van het initiatief om een protocol op te stellen dat de hoofdlijnen bepaalt voor de specifieke opvang van kinderen, in het bijzonder inzake het geven van advies en psychologische steun aan de kinderen, aan hun ouders of hun wettelijke vertegenwoordigers.

Dat artikel kan problemen veroorzaken. De psycholoog of kinderpsychiater wordt, op verzoek van een lid van het verzorgend team, ingeschakeld voor de kinderen, hun familie en het team, maar zijn optreden valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de pediater van de ziekenhuiseenheid. De follow-up gebeurt in teamverband en onder de verantwoordelijkheid van de kinderpsychiater.

Het lijkt me noodzakelijk dat de psycholoog volwaardig deel uitmaakt van de verzorgende teams.

Volgens hetzelfde artikel 29, 8º, moet de verpleegkundige-diensthoofd de hoofdlijnen opstellen inzake de onderwijsbehoeften van het kind.

Hoe kan een verpleegkundige-diensthoofd, die niet is opgeleid om te oordelen over de pedagogische aspecten die eigen zijn aan elk kind, instaan voor de onderwijsbehoeften van het kind ?

In artikel 35, § 1, van het ontwerp staat : « Voor het organiseren van spelactiviteiten en vrijtijdsbesteding moet het zorgprogramma voor kinderen hulppersoneel in dienst hebben gelijk aan de helft van, of één voltijds equivalent, naargelang de eenheid ten hoogste 30 bedden of meer telt ».

Moet dit niet nauwkeuriger geformuleerd worden ? Met een dergelijke berekening zouden een eenheid van 31 bedden en een van 150 bedden immers recht hebben op evenveel voltijdse equivalenten.

Tot slot verwijst geen enkel artikel van uw ontwerp van koninklijk besluit naar de noodzaak te beschikken over een pedagogische structuur van het type 5 voor de afdeling kindergeneeskunde. Is het niet raadzaam een bepaling in die zin in te voegen ?

Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord op volgende vragen :

1. Wat vindt u van de diverse opmerkingen van de sector ?

2. Hoever staat het met de raadpleging van de sector ? Bent u van plan om bepaalde oriëntaties uit uw ontwerp te wijzigen naar aanleiding van de opmerkingen van de actoren op het terrein ?