3-1302/6 | 3-1302/6 |
14 JULI 2005
I. PROCEDURE
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp (artikel 78 van de Grondwet) werd op 7 juni 2005 door de regering in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend (stuk Kamer, nr. 51-1845/1) en door de Kamer op 13 juli 2005 aangenomen. Het werd op 14 juli 2005 overgezonden aan de Senaat.
De Senaat heeft het ontwerp diezelfde dag geëvoceerd. De artikelen 1 tot 10 werden verwezen naar de commissie voor de Justitie.
De commissie voor de Justitie heeft dit ontwerp samen behandeld met het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties (stuk Senaat, nr. 3-1305). Dat wetsontwerp maakte oorspronkelijk deel uit van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen en werd door de Kamer van volksvertegenwoordigers afgesplitst (stuk Kamer, nr. 51-1845/28) om de bepalingen ervan te onderwerpen aan de bicamerale procedure (artikel 77 van de Grondwet). Dit wetsontwerp werd op 13 juli 2005 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en op 14 juli 2005 overgezonden aan de Senaat.
Beide ontwerpen werden door de commissie besproken tijdens haar vergaderingen van 12 (met toepassing van artikel 27.1, tweede lid van het reglement van de Senaat) en 14 juli 2005.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN JUSTITIE
Titel II van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen bevat drie hoofdstukken die betrekking hebben op Justitie :
— het uitstel van de inwerkingtreding van de wet betreffende het beslag op bankrekening;
— het Belgisch Staatsblad in elektronisch formaat;
— een overgangsbepaling betreffende de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie.
De wet van 14 juni 2004, bekendgemaakt in juli, bepaalt dat de regels van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de onvatbaarheid voor beslag van bepaalde inkomsten (bijvoorbeeld het loon) ook van toepassing zijn als die inkomsten op een bankrekening worden gestort, wat thans niet het geval is.
Volgens de wet moet de Koning zorgen voor een systeem van codering van de beschermde inkomsten als ze op een zichtrekening worden gestort.
Bij de voorbereiding van dit koninklijk besluit zijn tal van technische problemen opgedoken en iedereen is het erover eens dat het systeem moet worden bijgestuurd (de administratie, de werkgevers, de vakbonden, de sociale secretariaten, ...). Er is dan ook aan de Nationale Arbeidsraad gevraagd advies uit te brengen.
De wet moet uiterlijk op 1 juli 2005 in werking treden, maar momenteel zijn de problemen nog niet opgelost.
Dit ontwerp wijzigt dan ook het artikel over de inwerkingtreding van de wet. De Koning zal de datum van inwerkingtreding bepalen, met 1 januari 2007 als uiterste datum. Het ontwerp zal op 1 juli 2005 uitwerking hebben, dus met een kleine terugwerking, om de rechtszekerheid te waarborgen.
Hoofdstuk II betreft de bekendmaking van het Belgisch Staatsblad op het internet.
Het Arbitragehof heeft op 16 juli 2004 de bepalingen van de programmawet van 24 december 2002 die voorzien in de elektronische bekendmaking van het Belgisch Staatsblad, vernietigd.
Er zijn immers « begeleidende maatregelen » nodig om degenen die geen toegang hebben tot de nieuwe technologieën in staat te stellen kennis te nemen van de inhoud van het Belgisch Staatsblad.
Het Arbitragehof heeft echter de uitwerkingen van de bekendmakingen van het Belgisch Staatsblad gehandhaafd tot 31 juli 2005.
De oplossing voor dit probleem berust op drie onderscheiden elementen :
Het eerste is het herstel van de vernietigde artikelen, teneinde ervoor te zorgen dat het elektronisch Belgisch Staatsblad de passende wettelijke grondslag heeft.
Het tweede bestaat erin de « help desk » van het Belgisch Staatsblad tot een instelling te verheffen en er bovendien voor te zorgen dat het oproepnummer ervan gratis is. Die dienst zal er tevens mee worden belast de burger te helpen bij het zoeken naar documenten. Die maatregel is op zich een van de door het Arbitragehof bedoelde begeleidende maatregelen, zoals in het advies van de Raad van State wordt aangegeven.
Deze dienst zal ook de mogelijkheid bieden tegen kostprijs een kopie te bestellen van de teksten die in het Belgisch Staatsblad zijn verschenen.
Het derde element is de machtiging aan de Koning om andere begeleidende maatregelen te nemen, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Ter wille van de rechtszekerheid wordt bepaald dat al die bepalingen in werking treden op 31 juli 2005, dat wil zeggen op de door het Arbitragehof vastgestelde uiterste datum.
Inzake de wet op de adoptie hebben de bepalingen van het ontwerp twee doelstellingen.
Enerzijds worden de personen beschermd die een procedure zijn gestart voor internationale « vrije adoptie » en aan wie reeds een kind werd voorgesteld vóór de inwerkingtreding op 1 september 2005 van de nieuwe wet van 2003 op de adoptie, terwijl de erkenning van hun adoptie wordt onderworpen aan de meer soepele voorwaarden van de huidige wet inzake de adoptie, dus de artikelen 344 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
Anderzijds biedt dit ontwerp ook bescherming voor adopties die zijn uitgevoerd voor de inwerkingtreding van de wet, zodra het vonnis over de adoptie is uitgesproken, ook al is dat vonnis op 1 september 2005 nog niet in kracht van gewijsde gegaan.
III ALGEMENE BESPREKING
Vragen van de leden
De heer Mahoux vraagt naar de budgettaire gevolgen van de oprichting van een help desk bij het Belgisch Staatsblad. Uit hoeveel mensen zal de hulpdienst voor het zoeken van documenten bestaan ?
Met betrekking tot de adoptie, verwijst mevrouw De Roeck naar het feit dat heel wat mensen sinds geruime tijd bezig zijn met een vrije adoptie. Voorliggend ontwerp voorziet in een overgangsmaatregel waarbij voorwaarden moeten worden bepaald waaraan moet worden voldaan opdat de reeds ondernomen stappen met het oog op een adoptie niet nutteloos zouden blijken (artikel 9). Aldus bepaalt de voorgestelde § 3 van artikel 24 van de wet van 24 april 2003 dat de adoptanten bepaalde bewijzen dienen over te leggen. Spreekster wenst nadere toelichting met betrekking tot de gevraagde bewijzen. Gaat het bijvoorbeeld om psychologische testen of documenten met betrekking tot hun financiële toestand ? Het 3º bepaalt dat het kind, bij naam aangewezen door de bevoegde overheid, de Staat van herkomst van het kind, hen moet zijn voorgesteld voor de inwerkingtrdeing van de wet. Wat bedoelt men hiermee ? Volstaat een papier van het land van herkomst met de naam van het kind, of een foto of moet het kind hen in de lijve zijn voorgesteld ?
Wat betreft de inwerkingtreding van de wet van 14 juni 2004 betreffende de onvatbaarheid voor beslag (artikel 2), begrijpt mevrouw Nyssens dat dit technische problemen doet rijzen. Zij stelt evenwel vast dat de regering voorziet in een termijn van uitstel die tot 1 januari 2007 kan gaan. Dat vindt zij erg lang, gezien het belang van deze maatregel voor personen die wachten op een betere bescherming tegen de inbeslagneming van inkomsten die zij op hun bankrekening storten.
Zij herinnert er overigens aan dat de regering tijdens de besprekingen van de programmawet van 24 december 2002, die voorzag in de elektronische bekendmaking van het Belgisch Staatsblad, is gewezen op de risico's verbonden aan de afschaffing van de papieren versie van het Belgisch Staatsblad. De in 2002 voorgestelde maatregelen waren duidelijk te radicaal en er waren begeleidende maatregelen nodig. Zij betreurt dat men het probleem dat is gerezen naar aanleiding van het arrest van het Arbitragehof nu probeert te regelen in een « vergaarbakwet » (artikelen 4 tot 7).
Wat de adoptie betreft, herinnert spreekster eraan dat de regering er tijdens de bespreking al op is gewezen dat overgangsmaatregelen nodig zouden zijn. Zij verheugt zich erover dat de regering eindelijk maatregelen heeft genomen maar betreurt dat het bijna twee jaar heeft geduurd vooraleer naar de waarschuwingen van vele burgers is geluisterd (artikel 9).
Mevrouw De Schamphelaere merkt op dat de inwerkingtreding van de wet van 14 juni 2004, die nochtans een belangrijke bescherming biedt voor de burger die wordt geconfronteerd met een beslag of een overdracht, eens te meer wordt uitgesteld (artikel 2). Welke juridische problemen verantwoorden dit uitstel ?
Wat betreft dit laatste punt, verwijst de heer Hugo Vandenberghe naar de bespreking van de wet van 14 juni 2004 en de destijds gemaakte opmerkingen betreffende de operationaliteit van de maatregel. Nu blijkt inderdaad dat de betreffende bepalingen niet uitvoerbaar zijn, aangezien de inwerkingtreding opnieuw wordt uitgesteld.
Verder maakt spreker opmerkingen over de terminologie van de artikelen 4 tot 7. In artikel 4 en 5 is er sprake van het Bestuur van het Belgisch Staatsblad; in artikel 6 verschijnen dan plots de diensten van het Belgisch Staatsblad en « Deze dienst » in de tweede zin. Waarom dit onderscheid ?
Een andere opmerking betreft de voorgestelde artikelen 475bis en ter. De vraag rijst of de regeling van deze artikelen volstaat om tegemoet te komen aan de bezwaren van het Arbitragehof tegen de huidige regeling. Spreker meent van niet. Een toezending van een afschrift tegen kostprijs na een gratis telefonisch verzoek regelt immers niet het probleem van de kennis van de inhoud van het Belgisch Staatsblad.
Bovendien stelt artikel 6 dat iedere burger een afschrift kan vragen van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte akten en documenten. Hij kan ook een beroep doen op een hulpdienst voor het zoeken van documenten. Waarom niet van akten ? En is die hulpdienst gratis ?
Met betrekking tot de adoptie, verwijst spreker naar de bespreking van de wet van 24 april 2003; een wetsontwerp- of voorstel in die zin had eigenlijk onmiddellijk moeten worden neergelegd.
Antwoorden van de regering en bespreking
Met betrekking tot het Belgisch Staatsblad antwoordt de minister dat het om een vaste kost gaat. Het huidige team van het Belgisch Staatsblad, in totaal vier beambten (twee Nederlandstaligen en twee Franstaligen), zal als help-desk optreden.
Op de vraag van de heer Hugo Vandenberghe aangaande de manieren waarop de burger kennis kan nemen van de inhoud van het Belgisch Staatsblad, antwoordt de minister dat dit blijft zoals vroeger.
De heer Hugo Vandenberghe antwoordt dat de burger zich vroeger op het Belgisch Staatsblad kon abonneren, wat nu niet meer het geval is.
De minister antwoordt dat het aantal abonnementen ongeveer 30 000 bedroeg, terwijl de Internetsite van het Belgisch Staatsblad gemiddeld 100 000 maal per dag werd geraadpleegd. De cijfers tonen aan dat de publicatie van het Belgisch Staatsblad op het Internet de inhoud veel toegankelijker heeft gemaakt.
Spreekster vraagt zich af of de gemiddelde burger geabonneerd was op het Belgisch Staatsblad. Als hij informatie nodig had, diende hij zich te wenden tot bibliotheken, vakbondsorganisaties, advocaten, notarissen, enz. Sedert het Belgisch Staatsblad gepubliceerd wordt op internet is de situatie niet veranderd; de informatie is alleen toegankelijker geworden. De door de regering aangekondigde maatregelen zijn begeleidende maatregelen die gepaard gaan met deze nieuwe wijze van publicatie van het Belgisch Staatsblad en zouden moeten tegemoetkomen aan de kritiek die het Arbitragehof in zijn arrest van 16 juni 2004 heeft geformuleerd.
Wat betreft het voorstel om de inwerkingtreding van de wet van 14 juni 2004 uit te stellen, werd de regering gecontacteerd door alle betrokkenen in het veld, die gewezen hebben op een aantal moeilijkheden. De minister verwijst op dit punt naar de vragen die bij de adviesaanvraag gericht tot de Nationale Arbeidsraad, werden gevoegd. Zij wijst bij wijze van voorbeeld op de volgende problemen.
Zou het opportuun zijn de wet te wijzigen zodat aan de door de werkgevers betaalde inkomsten één enkele code kan worden toegekend ?
Zou het opportuun zijn de wet te wijzigen teneinde te bepalen dat diezelfde inkomsten ten dele onvatbaar zijn voor beslag of overdracht, en dat de begunstigde kan aantonen dat ze dat volledig zijn, terwijl de beslagleggende schuldeiser of de schuldeiser-overnemer zou kunnen aantonen dat ze dat helemaal niet zijn ?
Moet het vakantiegeld waarop thans de regels inzake onvatbaarheid voor beslag vervat in artikel 1410, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing zijn, onder de gelding vallen van de regels inzake onvatbaarheid voor beslag van artikel 1409, § 1 ?
Welke oplossing moet worden aangereikt voor wat als een incoherentie moet worden beschouwd, met name de gelijktijdige toepassing van de artikelen 1411 en 1411ter, § 2 (nieuw), van het Gerechtelijk Wetboek als verschillende ten dele voor beslag vatbare bedragen tijdens dezelfde maand op een rekening worden gestort ?
Gelet op die technische problemen acht de minister het redelijk de wet pas over enige tijd in werking te laten treden. Wellicht zal de wet van 14 juni 2004 moeten worden gewijzigd. Bovendien zullen de computerprogramma's van alle betrokkenen moeten worden aangepast. De regering wil voorzichtig zijn bij het bepalen van de datum van inwerkingtreding.
Wat betreft de vragen met betrekking tot de adoptie, antwoordt de minister dat de formulering in verband met de aan te brengen bewijzen over de reeds opgestarte procedure en over de aanwijzing van het kind bij naam, opzettelijk vaag is gehouden. Het internationaal privaatrecht is immers een zeer ingewikkelde rechtstak. Naargelang de nationaliteit van de betrokken partijen, zullen de grondvoorwaarden en de vormvoorwaarden voor adoptie worden beoordeeld in functie van het recht dat wordt aangewezen. Dit kan bijvoorbeeld het recht van het land van herkomst zijn van het kind.
De doelstelling van de voorgelegde bepaling is de personen te beschermen die effectief een vrije adoptie zijn opgestart voor de inwerkingtreding van de wet en die weten welk kind hen zal worden toegewezen. Het bewijs dat de procedure is opgestart kan worden geleverd door elk document. Er wordt een document gevergd, maar dankzij de vage formulering kan in bepaalde gevallen genoegen worden genomen met een post factum verklaring van de bevoegde autoriteit, die aangeeft dat een procedure is opgestart.
Wat betreft de aanwijzing van het kind bij naam, verduidelijkt spreekster dat de naam effectief dient te zijn genoteerd op een document. Er moet verklaard worden dat het kind effectief is aangewezen voor 1 september, maar de documenten als dusdanig dienen slechts tegen 1 december te worden bezorgd aan de federale autoriteit bevoegd inzake adoptie. Beide voorwaarden, namelijk het opstarten van de procedure en de aanwijzing bij naam, zijn cumulatief geformuleerd. Het is immers niet uitgesloten dat de bevoegde autoriteit voor aanwijzing van het kind een andere is dan de overheid die bevoegd is om de procedure op te starten.
Mevrouw De Roeck vraagt of de personen die een vrije adoptie reeds hebben opgestart concreet, voor 1 september, het papierwerk in handen dienen te geven van een erkende dienst.
Spreekster vraagt of de minister enig idee heeft hoeveel mensen kunnen steunen op de voorgestelde overgangsmaatregel.
De minister antwoordt dat men onmogelijk een idee kan hebben over het aantal mensen, net omdat de vrije adoptie totaal niet is geregistreerd.
Een aantal personen, in verband met adopties in Kazachstan, hebben wel contact opgenomen met de minister van Justitie, maar dit betreft slechts een vijftal dossiers.
De personen die een vrije adoptie hebben opgestart zonder enige demarche te hebben gedaan naar een Belgische autoriteit toe, dienen tussen 1 september 2005 en 1 januari 2006 contact op te nemen met de erkende dienst. Zij dienen niet het gehele dossier over te zenden; een schriftelijk bewijs dat beide voorwaarden zijn vervuld volstaat. Wat gebeurt er als de centrale federale autoriteit meent dat niet de juiste documenten zijn overgezonden ? De dienst dient dan voldoende snel te reageren en eventueel, indien documenten ontbreken, voor 1 januari 2006, een bijkomend verzoek tot de betrokkene richten. De limiet van 1 januari 2006 is bepalend om fraude te voorkomen.
IV. BESPREKING VAN DE ARTIKELEN
De artikelen 1 tot 10 geven geen aanleiding tot opmerkingen.
V. EINDSTEMMING
De naar de commissie voor de Justitie verzonden artikelen worden in hun geheel aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Door de 11 aanwezige leden werd eenparig vertrouwen geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Fauzaya TALHAOUI. | Hugo VANDENBERGHE. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 51-1845/33)