3-115 | 3-115 |
De voorzitter. - De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - Ik betreur dat de minister van Binnenlandse Zaken hier niet is om op mijn vraag te antwoorden, maar ik ben wel blij dat de heer Dupont dat zal doen en vermoed dat hij als minister van Grootstedenbeleid daar misschien een persoonlijke noot aan zal toevoegen.
Mijn vraag gaat over het straatverbod dat in Antwerpen wordt ingevoerd, maar ik wil ook de andere steden erbij betrekken die overwegen om dat nieuwe concept in hun administratieve handelingen op te nemen.
Het straatverbod houdt in dat de burgemeester personen die herhaaldelijk de openbare orde ernstig verstoren of zware overlast veroorzaken in een omgeving, kan verbieden één of meerdere straten te betreden. Het verbod geldt voor maximaal acht dagen.
Het straat- of plaatsverbod is omstreden. Er wordt geopperd dat dit een schending van de mensenrechten of van de burgerlijke vrijheden zou betekenen.
Experts zien grondwettelijke bezwaren, omdat enkel een rechter zou bevoegd zijn om een straatverbod op te leggen. In het kader van het familierecht, bijvoorbeeld, kan de rechter één van de partners verbieden in de omtrek van de echtelijke woning te komen.
Verder is overlast een rekbaar en niet duidelijk omschreven begrip. De voorbeelden uit bijvoorbeeld Nederland zijn niet compleet overtuigend. Het straatverbod blijkt zeer moeilijk te handhaven en gaf, tot in Europa toe, al meermaals aanleiding tot juridische betwistingen waarbij het oordeel van de rechter zeer wisselvallig was. Ik verwijs in deze ook naar de Britse ervaring met de Anti-Social Behaviour Orders.
De Antwerpse burgemeester denkt aan een straatverbod voor tippelprostituees in bepaalde straten, maar ook aan het weren van jongeren die geregeld overlast veroorzaken. In de praktijk zou echter blijken dat door een straatverbod problemen gewoon verschuiven van de ene locatie naar de andere. Om die redenen pleiten sommigen in Antwerpen zelfs voor wijkverboden. Wij twijfelen niet aan de goede bedoelingen van de Antwerpse burgemeester en aan het signaal dat hij de burger wil geven maar vrezen dat ontsporingen wel degelijk mogelijk zijn.
1. Wat denkt de minister, ondanks de federale overlastwet die toelaat dat gemeenten zelf sancties opleggen aan burgers die voor overlast zorgen, ten gronde over deze maatregel? Is er een voldoende juridische basis om de maatregel te rechtvaardigen? Komen hierbij de grondwettelijke rechten van de burger in gevaar?
2. Deelt de minister de vrees van velen dat deze maatregel kan leiden tot andere, meer ingrijpende of systematische maatregelen zoals een samenscholingsverbod, een buurtverbod, of een avondklok? Houdt de minister rekening met het feit dat deze plaatselijke maatregel in de toekomst ook kan leiden tot gelijkaardige politiereglementen in andere steden?
3. Gegeven de ervaring dat problemen kunnen verschuiven van de ene straat naar de andere, heeft de minister een structurele oplossing die deze problematiek kan helpen wegwerken?
4. Wat verstaat de minister, vanuit zijn ervaring, onder het begrip `overlast'? Is er een wettelijke, juridisch sluitende omschrijving?
De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Met een recent door de Antwerpse gemeenteraad goedgekeurd politiereglement wordt in Antwerpen een straatverbod mogelijk met de bedoeling om in bepaalde straten komaf te maken met de blijvende overlast veroorzaakt door straatprostituees. De minister van Binnenlandse Zaken vermoedt dat Antwerpen zich vooral heeft geïnspireerd op een Rotterdams model waar zulk straatverbod effectief bestaat.
Het betreft hier natuurlijk een fundamentele discussie: hoever mag de overheid gaan in een democratische rechtsstaat om de veiligheid van haar onderdanen maximaal te garanderen.
Het is in de eerste plaats de taak van de gemeente om de nodige maatregelen te treffen ten einde de openbare orde en rust op haar grondgebied te handhaven. Het is dus niet de taak van de federale overheid om in de plaats van de lokale overheden reglementerend op te treden voor plaatselijke problemen van ordehandhaving. Dat zou een miskenning zijn van de bevoegdheden van de lokale besturen.
Bovendien berust het administratief toezicht op de gemeenten bij de gewestelijke overheid en dus niet langer bij de federale overheid.
De maatregelen genomen op lokaal niveau moeten echter beantwoorden aan de beginselen en regels van onze democratische rechtsstaat. Naast respect voor het Europese mensenrechtenverdrag en onze Grondwet, moet een maatregel als een straatverbod, die toch een verregaande beperking inhoudt van de fundamentele rechten en vrijheden, beantwoorden aan principes van proportionaliteit, subsidiariteit en noodzakelijkheid.
Met dergelijke maatregelen moet dus zeer omzichtig worden omgesprongen. Alleen als de overheid alle andere mogelijkheden heeft uitgeput, zoals een versterkt politietoezicht, preventieve maatregelen en dergelijke meer en als die maatregelen niet tot het gewenste effect leiden, zijnde het herstel van de openbare orde en veiligheid, kan een maatregel als het straatverbod worden overwogen.
Een van de principes van onze rechtsstaat is ook dat regels op hun wettelijkheid kunnen worden getoetst door de rechterlijke macht. Als lid van de uitvoerende macht kan de minister van Binnenlandse Zaken dus niet beoordelen of het straatverbod strijdig is met hogere regels in ons land. Bij zijn weten heeft de rechterlijke macht - in het geval van een straatverbod uitgevaardigd bij politiereglement, de Raad van State - zich hierover echter nog niet uitgesproken. Wel wordt in een arrest van het Europees hof voor de rechten van de mens een soortgelijke maatregel, namelijk de avondklok, niet beschouwd als een inbreuk op artikel 5 EVRM, namelijk het verbod van willekeurige vrijheidsberoving.
De bevoegdheid in die materie berust dus bij de lokale overheid.
Naar verluidt zouden de problemen hoofdzakelijk te wijten zijn aan het feit dat alle maatregelen, zij het preventief of repressief, politieel of sanitair, die ten aanzien van de prostituees werden getroffen, mislukt zijn. De situatie is dus beperkt tot een kleine groep, maar het is juist dat elke maatregel genomen op een welbepaald terrein, elders een weerslag kan hebben en dat het fenomeen zich kan verplaatsen.
Er bestaat geen wettelijke definitie van het begrip openbare overlast. Het begrip vloeit voort uit de gemeentewet en werd gedeeltelijk omschreven in de omzendbrief OOP 30bis, die de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties omkadert. Dat begrip wijst inderdaad op feiten die ervaren worden alsof ze een gevoel van onveiligheid creëren zonder dat ze door de wet worden bestraft.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - De minister van Binnenlandse Zaken is er blijkbaar niet in geslaagd een wettelijke basis voor een dergelijke maatregel uit te werken. Het is nochtans belangrijk dat de burger weet op welke juridische basis administratieve regels worden uitgevaardigd zodat ze weten op welke juridische basis ze voor de rechter verschijnen. Als dat niet het geval is, dreigen fundamentele rechten in het gedrang te komen.
De Raad van State heeft zich inderdaad nog niet over het straatverbod uitgesproken. Misschien moeten we wachten tot iemand zich tot het rechtscollege wendt omdat hij meent dat hem onterecht een straatverbod is opgelegd.
Het is inderdaad heel moeilijk om een juridische definitie vast te leggen voor het begrip `overlast'. Toch heb ik de indruk dat lokale en andere overheden steeds de neiging hebben zich op dat begrip te beroepen als ze maatregelen willen nemen die vrijheden beknotten.