3-110

3-110

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 28 APRIL 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Wetsvoorstel betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen voor hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein (van de heer Jean-Marie Dedecker, Stuk 3-386)

Wetsvoorstel betreffende de vergoeding bij hinder tengevolge van openbare werken (van de heer Ludwig Caluwé, Stuk 3-280)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsvoorstellen samen te bespreken. (Instemming)

De heer Luc Willems (VLD), rapporteur. - De commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden heeft meerdere besprekingen gewijd aan het wetsvoorstel van de heer Dedecker en aan dat van de heer Caluwé. De voorstellen voeren een vergoedingsregeling in voor zelfstandigen die hinder ondervinden ten gevolge van werken op het openbaar domein.

Kleinhandelaars derven veel inkomsten door omzetverlies wanneer in de omgeving van hun onderneming langdurige werken plaatsvinden. De indieners menen dat de overheid ervoor moet zorgen dat de ondernemers kunnen werken in een normale economische omgeving. Openbare werken zijn van algemeen maatschappelijk nut en het is dan ook billijk dat de maatschappij de negatieve gevolgen ervan voor de omzet van individuele handelaars compenseert.

Vandaag heeft de zelfstandige wel middelen om zich tegen die negatieve gevolgen te beschermen, maar de procedures zijn omslachtig en weinig efficiënt. Zo kan hij bij de Raad van State een procedure starten voor een vergoeding voor bijzondere schade, maar deze mogelijkheid wordt bijna niet gebruikt. De wet van 2 april 1976, die een uitbreiding inhoudt van de toegangsfaciliteiten tot het krediet voor kleine handelaars die hun omzet zien verminderen door werken van algemeen nut, wordt eveneens weinig gebruikt. In sommige gevallen kan ook vrijstelling van betaling van sociale bijdragen worden aangevraagd. De aanvraag wordt dan onderzocht door de commissie voor de vrijstelling van bijdragen, maar voor de betrokken periode gaan de pensioenrechten wel verloren. Ten slotte is er nog de procedure voor de rechtbank op grond van artikel 1382 en 544 van het Burgerlijk Wetboek, maar ook deze procedure duurt lang en schept heel wat problemen inzake de bewijslast.

De huidige wetgeving biedt volgens de indieners dus zeker geen oplossing voor de onmiddellijke noden van de zelfstandigen die met dergelijke situaties worden geconfronteerd. De gerechtelijke procedures slepen te lang aan en brengen veel kosten met zich mee, terwijl de betrokken zelfstandigen al financieel getroffen zijn. De uitkomst is onzeker en eventuele vergoedingen kunnen pas na lange tijd worden verkregen.

Om al die redenen besliste de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden verder te werken op het voorstel van de heer Dedecker. Achteraan in het verslag is een vergelijkende tabel opgenomen die de verschillen tussen de beide wetvoorstellen toelicht.

Het wetsvoorstel van de heer Dedecker slaat op ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in de rechtstreekse verkoop van producten of het verlenen van diensten aan verbruikers of kleine gebruikers. Deze regeling belet daarenboven geenszins dat de handelaars zich beroepen op de andere wettelijke mogelijkheden of gerechtelijke middelen.

De commissie heeft de Raad van State gevraagd of de federale wetgever wel bevoegd is voor deze materie. De Raad van State oordeelde dat het bepalen van de gevolgen van schadeverwekkende feiten onder de residuaire bevoegdheid van de federale overheid valt. De federale overheid kan bepalen dat degene die schade veroorzaakt, daarvoor burgerlijk aansprakelijk is, al dan niet op voorwaarde dat hij een fout heeft begaan. De federale overheid kan ook bepalen dat voor bepaalde types van schade de overheid instaat voor de gehele of gedeeltelijke vergoeding. Het voorstel van de heer Dedecker valt volgens de Raad van State dan ook volledig onder die residuaire bevoegdheid.

De commissie heeft verschillende hoorzittingen georganiseerd met UNIZO, de Vereniging van Vlaamse steden en gemeenten, de Union des Villes et Communes de Wallonie, het Neutraal Syndicaat voor zelfstandigen, de Union des classes moyennes en Belgacom.

Na de hoorzittingen heeft de indiener amendement 36 ingediend, dat zijn voorstel in zijn geheel vervangt en tegemoet komt aan de technische opmerkingen. Verschillende senatoren hebben hierop subamendementen ingediend.

Er is, ten eerste, een informatieplicht voor de gemeente. Het is erg belangrijk dat de handelaars op tijd verwittigd worden van de werkelijke aanvang en de vermoedelijke duur van de werken. Het wetsvoorstel legt daarmee de verantwoordelijkheid bij de gemeenten op wier grondgebied de werken plaatsvinden.

Ten tweede wordt de inkomenscompensatie uitbetaald via het Participatiefonds en gefinancierd door de bouwheren.

Ten derde wordt de vergoeding bij wet bepaald op 44,2 euro per dag. Hiervoor werd het leefloon als basis genomen.

Ten vierde is het bekomen van de inkomenscompensatie aan een aantal voorwaarden onderworpen. De betrokkene moet een zelfstandige of een zelfstandige helper zijn en werken in een onderneming met minder dan tien werknemers.

Ten slotte moet de voornaamste activiteit van de onderneming bestaan in de rechtstreekse verkoop van producten of het verlenen van diensten aan verbruikers en kleine gebruikers.

Het wetsvoorstel werd uiteindelijk goedgekeurd met tien stemmen tegen vier.

Ik wil ten slotte nog de diensten van de Senaat bedanken omdat ze van de heel complexe debatten toch een helder verslag hebben gemaakt. (Applaus)

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Vandaag kreeg ik nog een sms'je van een staatssecretaris met de volgende boodschap: `Many people want the government to protect the consumer. A much more urgent problem is to protect the consumer from the government.' (Milton Friedman)

We zijn twee jaar bezig met dit voorstel, dat een schrijnend probleem moet oplossen. We hebben intussen vele organisaties gehoord. Nu is het tijd onze verantwoordelijkheid op te nemen. Openbare werken leiden tot heel wat hinder bij zelfstandige ondernemers en zorgen er vaak voor dat hun broodwinning in gevaar komt. In vele gevallen leiden ze zelfs tot faillissementen. Tegenwoordig hebben we te maken met een inflatie van wegenwerken. Naarmate de gemeenteraadsverkiezingen naderen, zullen de zandhopen opnieuw als paddestoelen uit de grond schieten.

Het is normaal dat zelfstandig ondernemen een berekend risico inhoudt, maar het voortdurend optreden van voor de zelfstandige onverwachte omstandigheden waardoor ze worden gebroodroofd, is een aanfluiting van een democratisch recht.

Met ons wetsvoorstel willen we een flagrante discriminatie wegwerken. Arbeiders hebben recht op een tijdelijke werkloosheidsvergoeding. Iedereen die in ons land komt, heeft recht op een leefloon. Alleen de zelfstandige die zijn zaak door wegenwerken moet sluiten, mag creperen in zijn winkel, terwijl zijn kosten voortlopen.

Met dit wetsvoorstel trachten we een oplossing aan te reiken. Uit een enquête uitgevoerd door de middenstandsorganisatie UNIZO, blijkt dat 17% van de zelfstandigen voorstander is van een regeling voor technische werkloosheid om de schade van wegenwerken te compenseren.

Aanvankelijk was het de bedoeling alle zelfstandigen die schade ondervinden, een schadevergoeding toe te kennen. Dat is het stokpaardje van de heer Steverlynck. Het bleek echter technisch en financieel onmogelijk te zijn. Daarom moest worden afgestapt van dat voorstel.

Wat overblijft is een sociale maatregel voor de zelfstandigen die hun deuren moeten sluiten. Het is dus een maatregel voor mensen die geen inkomen meer hebben. Het geldt zowel voor de zelfstandige ondernemers als voor de zelfstandige helpers. Het is immers totaal onrechtvaardig dat iemand die risico's neemt en arbeiders in dienst neemt, zelf niets heeft, terwijl zijn arbeiders kunnen terugvallen op werkloosheidsuitkeringen.

Het wetsvoorstel voert ook geen vergoeding in voor grote bedrijven, wier personeel naar andere vestigingen kan worden overgeplaatst. Het wetsvoorstel heeft betrekking op micro-ondernemingen. Volgens de Europese wetgeving zijn dat ondernemingen met minder dan tien werknemers.

Het geld is voorhanden. De minister van Middenstand heeft voorgesteld om het participatiefonds aan te spreken. Aanvankelijk was in artikel 3 van het wetsvoorstel het amendement dat de PS vandaag heeft ingediend, opgenomen, namelijk dat de boete die aannemers moeten betalen wegens tijdsoverschrijding of wegens tekortkoming, in het Participatiefonds moet worden gestort. Na twee jaar bakkeleien en veel discussies met allerhande belangenorganisaties, werd deze bepaling afgevoerd, wegens juridisch en technisch onmogelijk. De PS stemde hiermee in. Het amendement van de PS verwondert mij dan ook ten zeerste. Dezelfde gemeenten die nu beweren dat ze moeten opdraaien voor de kosten, hebben dat boetefonds afgeschoten, omdat ze het geld van de boetefondsen zelf in handen willen krijgen.

Het argument dat de gemeenten, de grootste aanvragers van openbare werken, het slachtoffer van dit voorstel zijn, houdt dus geen steek.

De procedure is nochtans heel eenvoudig. De zelfstandige moet bij het gemeentebestuur gewoon een attest vragen en een kopie van dat attest naar het Participatiefonds sturen. Wanneer de winkelier zijn zaak twee weken moet sluiten, heeft hij recht op een dagvergoeding.

Het was aanvankelijk onze bedoeling de zelfstandige een vervangingsinkomen te geven. We dachten eerst aan 53 euro, het bedrag dat een tijdelijke werkloze ontvangt. Na allerlei moeilijkheden en gesprekken, waarover we twee jaar gedaan hebben, werd dat bedrag afgezwakt tot 44,2 euro of het equivalent van een leefloon. Ik ging ervan uit dat zij die zich met sociale zaken bezighouden, akkoord konden gaan met het equivalent van een leefloon aan een zelfstandige die gedurende een periode toch werkloos moet toekijken en geen inkomen heeft.

Ik weid niet verder uit over de inhoud, want daarover is al genoeg gebakkeleid. Ik hoop dat we deze bevolkingscategorie eindelijk zullen kunnen zeggen dat we ook oog hebben voor hun problemen en dat ze in de beschreven omstandigheden eindelijk over een inkomen zullen kunnen beschikken. Ik vind dat een wetgevende kamer moet zorgen voor een inkomen voor burgers die het slachtoffer zijn van acties van de overheid.

Ik herhaal dat men de gemeenten niet in een slachtofferrol mag duwen. Er moet maximum 0,25% van het bedrag van de openbare aanbesteding in het fonds worden gestort. Het gaat hier niet alleen over de gemeenten, maar ook over grote nutsbedrijven zoals Belgacom, Alcatel en Aquafin.

Als we nog geen akkoord kunnen vinden om een zo'n klein bedrag af te staan voor de sociale herverdeling, dan kunnen we van onszelf zeker niet zeggen dat we sociaal bezig zijn.

M. Berni Collas (MR). - Après de longues discussions et auditions, la commission des Finances et des Affaires économiques a adopté la proposition de loi instaurant une indemnité compensatoire de pertes de revenus en faveur des travailleurs indépendants victimes d'inconvénients dus à la réalisation de travaux sur le domaine public.

À condition d'être adopté par la Chambre, ce texte permettra d'atténuer certains problèmes auxquels les petits commerçants sont confrontés lors des travaux réalisés sur la voie publique. Il ne s'agit pas d'ennuis dus à des problèmes d'ordre commercial ou de gestion, mais bien de problèmes auxquels ils sont confrontés à la suite de décisions prises par les pouvoirs publics. Bloquer l'accès à un commerce ou le rendre difficilement accessible peuvent entraîner des conséquences désastreuses, dont les indépendants ne peuvent être tenus responsables. Ce sont ces situations qui sont visées dans ce texte.

Lorsque les décisions prises par les pouvoirs publics mettent des travailleurs indépendants en difficulté ou les privent de leurs revenus, c'est à ces mêmes pouvoirs publics qu'il revient de financer des revenus de remplacement. Certains auraient voulu renvoyer les indépendants à un système de solidarité qu'ils auraient dû financer eux-mêmes. Est-ce vraiment là une preuve de l'intérêt que l'on porte au sort de ces femmes et de ces hommes qui créent chaque jour de l'emploi ? Nous ne le croyons pas !

Un pas a donc été franchi dans la bonne direction. Je dirais même qu'il s'agit d'une remarquable avancée pour les petits indépendants. Il faut cependant encore aller plus loin pour éviter la disparition des commerces parfaitement viables, mais qui subissent des difficultés ponctuelles.

Nous pensons particulièrement à l'indépendant qui connaît, pendant une période limitée, une diminution de son chiffre d'affaires qui ne lui permet plus de s'assurer les services d'un employé. Le statut des employés ne permet pas à l'employeur d'utiliser le mécanisme du chômage technique comme pour les ouvriers. Il ne peut dès lors que licencier cette personne en lui payant les indemnités légales ou la garder à son service. Dans les deux cas, cela peut représenter d'importantes charges financières pour l'indépendant et supprimer inutilement des emplois.

Je le répète, cette proposition est un premier pas dans la bonne direction, mais d'autres doivent encore être accomplis.

(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, ondervoorzitter.)

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Hinder bij openbare werken. We werden er allemaal reeds mee geconfronteerd, maar in tegenstelling tot een particulier, die tijdens de werken misschien 500 meter door een modderpoel moet stappen om zijn woning te bereiken, wordt een zelfstandige ondernemer-winkelier met een onmiddellijk inkomstenverlies geconfronteerd. Om die reden is er dringend nood aan een regeling voor zelfstandige ondernemers die met hinder ten gevolge van openbare werken worden geconfronteerd.

Tijdens de vorige regeerperiode, in 2001, nam ik hiertoe als eerste het initiatief. De toenmalige meerderheidspartijen waren het evenwel niet eens met het wetsvoorstel. In het begin van deze regeerperiode diende de heer Caluwé hetzelfde wetsvoorstel opnieuw in en kort daarna diende ook de heer Dedecker een wetsvoorstel in. De discussie over beide wetsvoorstellen verliep moeizaam en nam bijna anderhalf jaar in beslag. Ook nu blijkt dat de politieke eensgezindheid binnen de paarse meerderheid ver te zoeken is.

De grote verdienste van het voorliggende wetsvoorstel is dat diverse politieke partijen, met uitzondering van de SP.A, erkennen dat zelfstandigen-winkeliers meer dan andere burgers hinder ondervinden bij openbare werken. De meerderheid van de politici is het er eindelijk over eens dat zelfstandigen recht hebben op een financiële compensatie. De socialisten echter niet. Hun houding ontgoochelt ons. Tijdens de verkiezingscampagne beaamden ze nog akkoord te gaan met een financiële compensatieregeling voor gehinderde zelfstandigen, maar na de verkiezingen zijn ze hun engagementen blijkbaar vergeten. De teneur van het discussieforum op de SP.A-website over de hinder stemt niet overeen met de negatieve houding van de SP.A-politici. Onze fractie wil de socialisten de kans geven om het voorstel alsnog te steunen. Namens onze fractie dien ik tijdens deze plenaire vergadering meerdere amendementen in, die ik straks zal toelichten.

CD&V vindt de principiële erkenning van het probleem van de zelfstandige ondernemers belangrijk. Dat belet evenwel niet dat onze partij nog heel wat vragen heeft bij de concrete uitwerking van het wetsvoorstel. Het belangrijkste is dat CD&V een inkomenscompenserende vergoeding wil toekennen vanaf het ogenblik dat de inrichting van de zelfstandige ondernemer ernstige hinder ondervindt van openbare werken, zonder dat van een sluiting sprake dient te zijn.

Het wetsvoorstel bepaalt dat de zelfstandige een minimale vergoeding van 44,2 euro per dag ontvangt op voorwaarde dat hij zijn zaak voor 14 dagen sluit. In de praktijk komen sluitingen evenwel weinig voor. Bovendien zal de ondernemer, zelfs wanneer hij sluit, geen vergoeding ontvangen als hij nog thuisleveringen doet of van andere beroepsinkomsten geniet. Om van de vergoeding te kunnen genieten wordt hem dus een totaal beroepsverbod opgelegd.

De beroepsrealiteit is anders. Een ondernemer zal er alles aan doen om de negatieve gevolgen verbonden aan openbare werken te verminderen. Hij zal bij grote hinder in eerste instantie naar andere verkoopskanalen zoeken, bijvoorbeeld zelf naar de klanten gaan, of eventueel tijdelijk op een andere plaats zijn winkel uitbaten, met alle extra kosten van dien. Er zal hoe dan ook altijd sprake zijn van een zwaar omzetverlies. Een UNIZO-enquête van twee jaar geleden toont aan dat 73% van de zelfstandige ondernemers met omzetverlies wordt geconfronteerd ingevolge openbare werken. In de distributiesector loopt dat cijfer zelfs op tot 92%.

Precies omdat een ondernemer zijn beroepsactiviteit tijdens de werken niet zo snel tijdelijk stop zal zetten, is er in het wetsvoorstel Caluwé-Steverlynck geen sprake van een sluiting van de onderneming, maar van een onbereikbaarheid van de zaak voor de klanten. Heel wat ondernemers hebben terechte kritiek op het beroepsverbod. Bij een totaal beroepsverbod wordt de schamele 44 euro per dag immers de enige vergoeding waarover de zelfstandige ondernemer kan beschikken, terwijl hij nog vele vaste kosten heeft, zoals de betaling van de handelshuur.

Het zou beter zijn dat de 44 euro als een aanvulling op het inkomen van de zelfstandige wordt beschouwd voor de inkomsten die hij wegens de hinder bij openbare werken moet derven of voor de extra kosten die hij maakt om toch nog klanten over de vloer te krijgen. Ik dien dan ook namens onze fractie amendementen in om een vergoeding te voorzien wanneer de toegang tot de inrichting van de zelfstandige ondernemer is belemmerd, verhinderd of ernstig wordt bemoeilijkt gedurende minstens 14 dagen, zonder dat er van effectieve sluiting sprake moet zijn. Op dat ogenblik heeft de winkelier recht op een minimale vergoeding van 22,1 euro, zijnde de helft van de vergoeding die gegeven wordt als er van een sluiting sprake is. De beperkte vergoeding die van toepassing is indien de zaak voor minder dan 14 dagen wordt gesloten, zou dus ook van toepassing worden in alle gevallen waarbij door de uitvoering van de werken de toegang tot het pand is belemmerd, verhinderd of ernstig wordt bemoeilijkt gedurende minstens 14 dagen. Dat zou ook gelden als de ondernemer overschakelt op thuislevering. Sluiting van de zaak zou geen absoluut criterium meer zijn om een verminderde vergoeding te kunnen ontvangen. Voor CD&V is het belangrijk dat de zelfstandige winkelier een vergoeding ontvangt zonder tot een sluiting te moeten overgaan.

Wij hadden liever gezien dat de volle vergoeding van 44,2 euro ook van toepassing was in het geval van niet-sluiting, maar omdat het wetsvoorstel een belangrijke principiële doorbraak betekent, sluiten we ons aan bij het in de commissie goedgekeurde voorstel. Aldus zal er ofwel een vergoeding zijn van 44,2 euro per dag in geval van sluiting van de zaak gedurende minstens 14 dagen, ofwel zal er een vergoeding zijn van 22,1 euro per dag indien de zaak enkel hinder ondervindt zonder effectieve sluiting gedurende minstens 14 dagen.

Ook op het vlak van administratieve vereenvoudiging hebben we heel wat vragen. Eerst moet een aanvraag gebeuren opdat de werken als `erkende werken' kunnen worden beschouwd en vervolgens moet de zelfstandige een aanvraag doen om een vergoeding te bekomen. Heeft de VLD het wetsvoorstel aan de Kafka-test van hun partijgenoot onderworpen?

De rechten van de zelfstandige ondernemer om schadevergoeding voor de rechtbank te kunnen eisen, moeten beter worden gewaarborgd. Het wetsvoorstel bepaalt dat het Participatiefonds automatisch de rechten van de zelfstandige ondernemer overneemt om op basis van een extracontractuele fout van een derde schadevergoeding te eisen voor de reëel opgelopen schade. Dat is een wettelijke subrogatie. Indien evenwel de veroorzaker van de schade geen vergoeding aan het Participatiefonds betaalt en het Participatiefonds nalaat om die vergoeding via de rechtbank te eisen, dan kan de zelfstandige ondernemer dat zelf niet meer doen. In een dergelijk geval moet de zelfstandige winkelier opnieuw het heft in eigen handen kunnen nemen. Wij hebben daarover een amendement ingediend.

De zelfstandige winkelier moet ook sneller te weten kunnen komen of hij al dan niet recht heeft op de inkomenscompenserende vergoeding. Ons amendement terzake bepaalt dat in het geval van een beroepsprocedure door de zelfstandige ondernemer de minister binnen de dertig dagen uitspraak moet doen. Het huidige wetsvoorstel bepaalt een termijn van 60 dagen.

De boetes in het wetsvoorstel zijn te hoog. Een vergetelheid of kleine overtreding kan verstrekkende gevolgen hebben. Wij hebben een amendement ingediend om de boetes te verminderen.

We wensen ook dat het begrip `werken' in het wetsvoorstel beter wordt gedefinieerd. Dat is nodig om te weten wanneer er van een zogenaamde `gehinderde inrichting' sprake kan zijn. Die betere definitie is ook nodig in verband met de financiering van het Participatiefonds.

De problematiek van hinder bij openbare werken is veel ruimer dan wat het wetsvoorstel beoogt. Er is een grote vraag van de zelfstandigen voor opschorting van betaling van sociale bijdragen en vrijstelling van betaling van intresten. Het wetsvoorstel van Jean-Marie Dedecker zegt daarover niets. Deze problematiek moet echter dringend worden aangepakt. Wanneer een zelfstandige wegens liquiditeitsproblemen zijn sociale bijdragen niet kan betalen, wordt hij immers onmiddellijk geconfronteerd met snel oplopende intresten. Dat maakt het financiële probleem alleen maar erger. De wet zou kunnen bepalen dat vanaf het ogenblik dat de zelfstandige aanspraak maakt op de vergoeding naar aanleiding van hinder bij openbare werken, hij gedurende een bepaalde tijd opschorting en uitstel van de betaling van zijn sociale bijdragen krijgt.

Bij langdurige werken moet anderzijds ook de mogelijkheid bestaan dat de BTW en de personen- of vennootschapsbelastingen later betaald kunnen worden. Op die manier geeft de overheid aan de zelfstandige ondernemer op een onrechtstreekse manier een lening met weinig administratieve rompslomp.

Tot slot nog iets over de informatie en communicatie bij openbare werken. Vele praktijkgevallen tonen immers aan dat de communicatie helemaal niet vlot verloopt. Naar aanleiding van de werken aan de Leien in Antwerpen is dat ook een veelgehoorde kritiek. `De timing en de communicatie van de heraanleg verlopen heel slecht', vertelde onlangs een handelaar in een dagblad. `Aanvankelijk zou ik voor mijn deur maar een jaar last hebben van de werken, nu zal het drie jaar worden. Als ik dat op voorhand had geweten, had ik andere keuzes gemaakt. Ik had kunnen verhuizen, of freelance gaan werken en naar mijn klanten thuis gaan. Ik rekende op een jaar en dacht dat dit wel haalbaar zou zijn. Ondertussen zit ik al twee en een half jaar op een eiland.'

Het voeren van een voortdurend communicatiebeleid en het organiseren van werkelijke inspraak gericht om de hinder bij werken maximaal te voorkomen, dient voorop te staan.

Nu komt het nog vaak voor dat de ondernemer pas bij de eigenlijke start verneemt dat er werken zijn. Het is dan erg moeilijk om zich tijdig te kunnen organiseren. Het wetsvoorstel-Dedecker voorziet dat ten laatste 14 dagen vóór de start van de werken informatie moet worden verspreid. Dat is te kortbij. Modezaken bijvoorbeeld, bestellen een seizoen op voorhand hun voorraad. Het is aangewezen dat er verplichtingen komen om ruimschoots vóór de start van de werken te communiceren en te voorzien in voldoende overleg en inspraak. Dat is overigens ook nodig tijdens de werken. Zo kunnen praktische aspecten besproken worden, zoals vlotte bewegwijzering, fasering van de werken, en kunnen onverwachte omstandigheden opgevangen en besproken worden.

Voor onze fractie is het erg belangrijk dat met dit wetsvoorstel een doorbraak wordt gerealiseerd in de problematiek van een vergoeding voor de zelfstandige ondernemer bij hinder ten gevolge van openbare werken. Deze principiële doorbraak heeft een symbolische waarde. Het is een belangrijke eerste stap, maar we moeten realistisch blijven en beseffen dat met de voorliggende tekst in de realiteit weinige zelfstandige ondernemers aanspraak zullen kunnen maken op de kleine vergoeding.

Het kan evenwel nog anders. Vandaar onze amendementen. Wij wensen het voorstel meer af te stemmen op de realiteit. We hopen dan ook dat alle partijen, ook al was het maar om te tonen dat ze de zelfstandige ondernemers daadwerkelijk genegen zijn, het wetsvoorstel met onze amendementen zullen steunen, zodat we een effectieve steun kunnen verlenen aan de zelfstandige winkeliers.

M. Philippe Mahoux (PS). - Je voudrais apporter un certain nombre de corrections.

Premièrement, nous sommes d'accord sur le principe de la compensation du préjudice causé aux indépendants, qui sont souvent des petits commerçants.

Deuxièmement, je rappelle que ce sont les structures responsables du préjudice qui doivent effectuer la compensation, ce qui me paraît tout à fait normal.

Troisièmement, les pouvoirs locaux reprochent régulièrement au pouvoir fédéral de prendre des décisions qui ont des conséquences non seulement sur leur fonctionnement mais également sur leur budget.

Tous les groupes politiques comptent en leur sein des mandataires communaux. Les intervenants doivent prendre un maximum de dispositions pour que les nuisances, parfois nécessaires à la pratique du commerce, soient les plus réduites possibles et permettent la poursuite de cette pratique. Sinon, une compensation s'impose mais de la part des responsables des nuisances qui doivent dès lors alimenter le Fonds concerné.

L'Union des Villes et Communes est intervenue à plusieurs reprises dans ce dossier pour nous faire clairement savoir qu'elle était opposée à la technique proposée dans le texte actuel. En effet, le Fédéral renvoie aux communes le soin non seulement d'appliquer les dispositions mais aussi de financer les décisions qu'il prend.

L'amendement proposé ne devrait pas poser problème en soi, pour autant que l'on soit d'accord avec le principe qu'il défend : ce sont les acteurs responsables des retards et des empêchements liés aux travaux qui doivent alimenter le Fonds en question. De quelle manière ? Il s'agit d'instaurer un système d'additionnels sur les amendes infligées pour retard dans l'exécution des travaux. Cela me paraît d'une rare simplicité. J'invite ceux qui ne sont pas d'accord sur ce point à justifier leur position, après examen attentif. Notre amendement nous paraît d'une saine logique et d'une saine justice. Il permet d'indemniser les indépendants victimes d'un préjudice et fait intervenir les responsables du préjudice. J'appelle tous les collègues à aller expliquer aux pouvoirs locaux, y compris à ceux qui devront prendre les décisions, qu'ils devront à nouveau payer pour des décisions que le Fédéral a prises à leur place.

Selon moi, le véritable problème se situe au niveau de la compétence. Est-il normal de prendre systématiquement des décisions pour les communes, sans que les entités fédérées, qui ont la tutelle sur les communes, soient concernées ?

(Voorzitter: mevrouw Anne-Marie Lizin.)

Mme Sabine Laruelle, ministre des Classes moyennes et de l'Agriculture. - Interrogé à ce sujet, le Conseil d'État, a clairement répondu que le Fédéral était compétent en cette matière, ce qui n'excluait pas que les Régions le soient également.

M. Philippe Mahoux (PS). - Dans le cadre des travaux parlementaires, le Conseil d'État n'a pas donné un avis formel sur le texte qu'on nous propose au vote.

Deux problèmes se posent en fait. Le premier, c'est la compétence sur le plan institutionnel. Le deuxième, c'est le fait que nous prenions des décisions qui ont des répercussions sur les budgets communaux et cela indépendamment de la Constitution.

Madame la ministre, vous avez désormais aussi une implantation locale dans cette bonne ville de Gembloux ; vous devez vous sentir concernée.

Mme Sabine Laruelle, ministre des Classes moyennes et de l'Agriculture. - J'habite Gembloux depuis toujours, monsieur Mahoux.

M. Philippe Mahoux (PS). - Vous n'ignorez donc pas que la réforme des polices a un impact considérable sur les budgets communaux.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Mijnheer Mahoux, ik vind dat u er een intellectueel incorrecte oefening van maakt. In artikel 3 van mijn oorspronkelijk wetsvoorstel stond net wat er in uw amendement staat. Dat artikel is herschreven, op basis van de bespreking in de commissie, onder meer met uw partij - was u gekomen dan zou u dat weten - en met de Vereniging van Steden en Gemeenten, die argumenteerde dat het niet kon, omdat men aanspraak wil blijven maken op de 5 procent van het boetefonds. Het resultaat is dus een compromis, gesloten tussen alle partijen die om de tafel zaten.

Mag ik u vragen om er geen karikatuur van te maken? We praten hier immers over een bedrag ten laste van de bouwheer van 1 tot 2 promille. Er zal daarom in dit land geen meter riool minder gelegd worden. Integendeel, dit zal de gemeenten nog kosten besparen, want het betalen van een leefloon aan een handelaar die in de problemen geraakt, is een hogere kost dan die 1 promille op de werken.

De heer Frank Creyelman (VL. BELANG). - Dit wetsvoorstel wil een vergoedingsregeling invoeren voor zelfstandigen die geconfronteerd worden met hinder als gevolg van werken op het openbare domein.

Dit wetsvoorstel beantwoordt aan een behoefte. Vooral kleinhandelaars derven nogal wat inkomsten als er in de omgeving van hun zaak openbare werken plaatsvinden. Soms leidt deze hinder tot financiële drama's, faillissementen en zo meer. Dit wetsvoorstel is de eerste bescheiden aanzet om daar wat aan te doen. Onze fractie zal het dan ook goedkeuren.

Ik begrijp niet waarom dit wetsvoorstel vanuit socialistische hoek zoveel tegenwind krijgt. Uiteindelijk gaat het erom sociale drama's te voorkomen bij een bepaalde bevolkingsgroep, de kleinhandelaars. Wellicht is dat niet de traditionele doelgroep van de socialisten. Ook zelfstandigen en handelaars zijn burgers van dit land. Ook zij hebben recht op aandacht vanuit de politiek. De bijna obsessionele manier waarop de socialisten tegen dit wetsvoorstel actie voeren, is misschien ingegeven door een zekere aversie tegen de VLD op het einde van het paarse avontuur en na zovele jaren samenleven.

Overigens is het niet omdat we de essentie van het wetsvoorstel toejuichen, dat we geen opmerkingen hebben. Het wetsvoorstel bepaalt dat wie gebruik wil maken van de compensatieregeling, verplicht wordt zijn zaak te sluiten. We vinden dat geen goed idee. Deze bepaling holt de eerlijke bedoeling van het wetsvoorstel uit. De toekomst zal uitwijzen of die beperking er voor de zelfstandigen niet te veel aan is. Ik moet de eerste handelaar nog tegenkomen die bereid is zijn zaak te sluiten om hiervoor een soort van bestaansminimum in de plaats te krijgen. Ik denk dat dit in de praktijk niet zal gebeuren. Hoe slecht een zaak ook bereikbaar is, er zijn nog altijd klanten die de moeite doen om bij hun vertrouwde handelszaak te kopen. Naargelang van de aard van het bedrijf zal het verder open houden van de zaak, zelfs bij sterk verminderde inkomsten, noodzakelijk zijn om niet alle klanten te verliezen. De toelating om verder te werken, kan de heropstart na de werken alleen maar vergemakkelijken. Het opbouwen van een nieuw klantenbestand daarentegen is niet zo eenvoudig. De toekomst zal uitwijzen of de zelfstandigen al dan niet gebruik zullen maken van deze compensatieregeling.

De snelheid waarmee de openbare werken worden uitgevoerd, kan worden beïnvloed door de factuur van de bijdrage in het participatiefonds door te schuiven naar de bouwonderneming bij overschrijding van de bouwtermijn. Deze regeling staat los van een eventuele boeteclausule in het contract. Sommige bouwondernemingen vatten op verschillende plaatsen tegelijk openbare werken aan. Vooral de grootste onder hen nemen het niet altijd zo nauw met de termijnenregeling. Ze kiezen er dan bij voorbeeld voor om openbare werken die contractueel de strengste boeteclausule opleveren, sneller af te werken.

Ik geef een concreet voorbeeld. Een bouwonderneming die in Mechelen bezig was met de aanleg van een ondergrondse parking en de heraanleg van een plein, was tegelijk ook betrokken bij de grote werken in Antwerpen. Vermits de boeteclausule bij overschrijding van de bouwtermijnen in Antwerpen hoger lag dan in Mechelen, opteerde de onderneming ervoor versneld te werken in Antwerpen. Economisch gezien is dat natuurlijk perfect te verantwoorden, maar het had onder andere tot gevolg dat de werken in Mechelen uiteindelijk bijna 2,5 jaar duurden. U kunt zich wel voorstellen dat dit verschillende faillissementen tot gevolg had.

Onze fractie vindt dat een bouwfirma die er zelf de oorzaak van is dat openbare werken langer duren dan noodzakelijk, mee de compensatieregeling moet financieren. Het mag tenslotte niet de opdrachtgever zijn - meestal de belastingbetaler - die moet opdraaien voor de langere duurtijd van de werken. Ik neem aan dat een dergelijk amendement de socialisten in staat van vervoering zou hebben gebracht. Het schuift de factuur van de bijdrage aan het participatiefonds door naar de bouwonderneming, de emanatie van de verschrikkelijke kapitalisten, om het in het vroegere jargon te zeggen. Daarom heb ik ons amendement ingetrokken. Ik wilde hen niet verplichten een amendement van onze fractie te moeten goedkeuren.

Voor het overige kan dit wetsvoorstel uiteraard op onze volledige steun rekenen.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Zelfstandigen helpen bij hinder door openbare werken, daar kan niemand tegen zijn, ook de SP.A niet. Het doel van het wetsvoorstel is goed. De socialisten zijn dus niet tegen, mijnheer Steverlynck, en dat weet u. Uw uitspraken van daarnet zijn dan ook niet netjes. U hebt echter wel gelijk wanneer u zegt dat dit een symbolisch wetsvoorstel is en geen realistische oplossing. De manier waarop de indiener denkt de betrokkenen te moeten helpen, is niet de goede. Zelfstandigen verplichten om niets te doen en werkloos toe te kijken, kan niet door de beugel. Een vergoeding geven die overeenkomt met een werkloosheidsuitkering, op voorwaarde dat de zaak ten minste twee weken sluit bij volledige onbereikbaarheid, lijkt ons het verkeerde signaal.

Trouwens, volledige onbereikbaarheid, die door de gemeente moet worden erkend, is er niet zo snel. Er mag niet worden vergeten dat er geen station of bushalte in de nabijheid mag zijn, dat de zaak te voet niet bereikbaar mag zijn, enzovoort. Meer nog, in het geval van totale onbereikbaarheid bieden bepaalde gemeenten alternatieven aan zoals tijdelijke verhuis, thuisbezorging, enzovoort. Deze creativiteit moet wel worden gesteund, maar met het voorstel wordt ze precies uitgesloten.

Het wetsvoorstel geeft dus een totaal verkeerd signaal. Vanaf het begin was onze fractie gekant tegen deze manier van werken en dat blijft ook zo. Wij willen net het tegenovergestelde. We willen zelfstandigen helpen overleven en dat kan niet als wordt gevraagd de zaak te sluiten.

Zelfstandigen met tijdelijke problemen vragen niet om werkloos te worden. Ze vragen om er met de nodige creativiteit voor te zorgen dat hun klanten kunnen worden bediend. Ze vragen een oplossing waarbij ze de periodes van de werken kunnen overbruggen.

De deuren sluiten is negatief. Samen met de aannemers en de gemeenten naar een oplossing zoeken is positief. Het voorstel is dus geen antwoord op de vraag om zelfstandigen tijdelijk te helpen. De SP.A-SPIRIT-fractie blijft tegen deze oplossing die mooie titels en uitspraken in de kranten geeft, maar voor de zelfstandigen geen oplossing biedt. Bovendien zullen maar weinig zelfstandigen geholpen worden, want van zodra er enig inkomen is, zal de wet niet meer van toepassing zijn. Het gaat zelfs niet om palliatieve zorgen, want de patiënt is eigenlijk overleden.

We moeten vermijden dat de geboden oplossing als een boemerang terugslaat. Hier wordt een denkfout gemaakt. Er zijn andere mogelijkheden. Het initiatief op Vlaams niveau steunen we wel. Socialisten zijn niet tegen zelfstandigen. We blijven bereid om na te gaan of er naast het Vlaams initiatief ook op federaal vlak iets kan worden gedaan. We willen vooral nadenken over positieve voorstellen waarbij gemeenten, gewesten, aannemers en vooral de zelfstandigen inspraak krijgen.

De discussie werd onder mediadruk op een drafje, op één namiddag, door de commissie afgehandeld. Nadien werden hier in openbare vergadering zeventien amendementen ingediend door commissieleden die in de commissie ja hebben gestemd. Het blijkt dus dat het voorstel niet is wat de ja-stemmers hebben gewild. Vermits er amendementen ten gronde werden ingediend vraag ik de terugverwijzing naar de commissie.

Mme la présidente. - Maintenant, puisque nous avons en plénière la demande de reporter en commission, il faut que nous abordions ce point en premier lieu. Donc, il ne s'agit pas du fond mais bien du fait de reporter ou non.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Ik vind wat ik hier nu hoor, toch wel hypocriet. We hebben dit voorstel helemaal niet op een drafje behandeld, we hebben er alleen op een drafje over beslist. We hebben ons gedurende een lange periode met dit voorstel beziggehouden, maar noch mevrouw Vanlerberghe noch iemand anders van haar fractie heeft in al die tijd één amendement ingediend.

Ze zegt nu dat we kleine handelaars verplichten hun zaak te sluiten. Als ze had meegewerkt aan de bespreking van het wetsvoorstel, dan had ze geweten dat de indieners oorspronkelijk ook een vergoeding wilden toekennen aan handelaars die niet moesten sluiten. Dat had ze kunnen lezen in artikel 8.

Jammer genoeg is het wetsvoorstel uitgehold tot een compromis. Het is een basis geworden waarop we verder konden doorwerken. Ze heeft samen met haar fractie er mee voor gezorgd dat al de negatieve dingen die ze aanhaalt, zelfs inzake het bedrag dat wordt uitgekeerd aan de handelaar die moet sluiten, in het uiteindelijke voorstel gekomen zijn.

Ik vind het dus compleet hypocriet om na anderhalf jaar debat te vragen het voorstel naar de commissie terug te zenden, terwijl niemand van haar fractie ook maar één amendement heeft ingediend. Ik bespaar haar dan nog de opmerkingen die sommige leden van de commissie daarover hebben gemaakt.

De plenaire vergadering is volwassen genoeg om de knoop door te hakken en als er toch nog veranderingen moeten worden aangebracht, dan kan dat nog altijd in de Kamer of kan eventueel de minister nog ingrijpen.

Ten slotte nog dit. Als mevrouw Vanlerberghe alleen nog maar de pers had gevolgd, die haar blijkbaar zo interesseert, dan had ze in het prachtige programma Ombudsjan de voorzitter van UNIZO horen vragen: `Wanneer wordt die wet eindelijk goedgekeurd?'

Laten we de reputatie van de Senaat als prostaatvergadering toch niet nog eens nieuw leven inblazen. Laten we één keer tonen dat we hier kunnen werken en vooruitgaan.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - De essentie van de amendementen die in de plenaire vergadering zijn ingediend, is ook al tijdens de commissievergaderingen besproken. Aangezien de amendementen geen echt nieuwe dingen bevatten, lijkt het mij perfect mogelijk om ze hier te behandelen. Ze komen trouwens ook tegemoet aan de opmerkingen die mevrouw Vanlerberghe heeft gemaakt.

-Het voorstel tot terugzending wordt verworpen bij zitten en opstaan.

M. Christian Brotcorne (CDH). - J'aurais préféré avoir l'occasion de m'expliquer sur le fond avant ce vote qui vient d'intervenir. Cela aurait pu contribuer à une attitude différente. Ce texte relève du symbole ou de la proposition sympathique, comme le dit régulièrement M. Collas en commission, mais je doute qu'il permette de régler les problèmes évoqués.

Tout le monde s'accorde à reconnaître que des travaux importants, notamment de voirie, ont parfois pour les opérateurs économiques - petits et moyens commerces - des conséquences désastreuses qui peuvent aller jusqu'à la faillite.

Il n'existe pas aujourd'hui de législation belge qui permette explicitement l'indemnisation des indépendants qui se retrouvent dans une telle situation. Cependant, la jurisprudence a admis que l'article 544 du Code civil relatifs aux troubles anormaux ou excessifs de voisinage s'étendait à la responsabilité des pouvoirs publics. Dans ce cadre-là, il est possible pour les indépendants d'obtenir une indemnisation. Le problème est qu'une telle procédure est particulièrement longue et coûteuse étant donné qu'elle nécessite des expertises, lesquelles provoquent des retards pouvant atteindre parfois plusieurs années. Par ailleurs, les pouvoirs publics eux-mêmes ne sont jamais disponibles pour se prêter volontairement à ce type de règlement dans le cadre d'une procédure judiciaire. Dans ces conditions, il me semble qu'on ne peut qu'accueillir favorablement l'idée d'une législation facilitant l'accès des opérateurs économiques à une indemnisation et je pense que tous, dans cet hémicycle, sont d'accord sur ce principe.

Cependant, la proposition qui nous est soumise est peu adaptée à cet objectif. Le principe d'un forfait de 52 euros par jour est à la fois trop faible et inadéquat. Pour un indépendant, un montant brut de 52 euros doit être diminué de moitié pour avoir une idée de l'indemnisation réelle. Un garagiste qui travaille avec cinq employés ou ouvriers ne subira pas les mêmes tracas financiers à la suite de travaux rendant inaccessible à la clientèle le showroom ou l'atelier de réparation qu'un indépendant qui travaille seul. L'impact des charges salariales et des frais généraux n'est évidemment pas le même.

De plus, les conditions fixées à l'octroi d'une telle indemnité sont particulièrement lourdes et compliquées. Si cette législation entre véritablement en vigueur, on peut se demander quel sera le nombre de cas concrets auxquels elle s'appliquera. En effet, pour obtenir cette malheureuse indemnité, il faut avoir été obligé de fermer pendant au moins quatorze jours successivement, ce qui est déjà à la limite du désastre. Vraiment, nous sommes ici dans l'ordre du symbole. On peut parfois considérer que le symbole est important et qu'il doit être suivi parce qu'il donne une indication de la volonté des pouvoirs publics d'intervenir et d'indemniser mais, en l'occurrence, dans l'état actuel du texte, nous somme préoccupés par ce transfert de charge qui, finalement, est imposée aux communes dès lors que le financement choisi pour créer le fonds de versement de cette indemnité sera assuré via un pourcentage appliqué à toute facture qu'un pouvoir adjudicateur règle à un entrepreneur de travaux.

Comme l'a dit M. Mahoux, le fédéral qui entend prendre une mesure transfère en réalité le coût de celle-ci sur d'autres pouvoirs, notamment les communes ou les régions les plus susceptibles d'être les maîtres d'oeuvre des travaux pouvant causer les nuisances dont nous parlons.

La seule Union des villes et communes wallonnes a estimé les travaux publics réalisés en Wallonie à 140 millions d'euros. Si l'on retient un pourcentage de 0,1% sur ce montant, une somme supplémentaire de 14 millions d'euros est mise à charge des pouvoirs locaux.

À une époque où les pouvoirs locaux sont déjà asphyxiés sur le plan financier, c'est évidemment une mesure que le CDH ne peut admettre, d'autant qu'il défend le principe du décideur/payeur.

Indépendamment d'un transfert de charges administratives vers des communes, auxquelles on imposerait une série d'obligations dans l'hypothèse de travaux effectués sur leur territoire, si nous pouvons suivre les auteurs de la proposition sur l'idée avancée, nous ne pouvons accepter le projet lorsqu'il met à charge du maître d'oeuvre le financement de cette opération.

Nous estimons qu'il serait plus normal, dans le cadre des compétences qui sont les nôtres, que le commerçant placé face à pareille difficulté puisse notamment bénéficier de manière systématique de facilités de paiement en matière de cotisations sociales, de TVA, d'ONSS. Cela me paraît beaucoup plus efficace que ce que l'on veut instaurer avec cette proposition de loi.

Il faut peut-être imaginer en justice un « référé-provision » plutôt que l'obligation de passer par la procédure judiciaire, laquelle nécessitera une désignation d'experts, un dépôt de rapport, des plaidoiries sur les conclusions, etc.

Le référé-provision permettra au moins à l'indépendant qui la sollicite en toute connaissance de cause d'avoir un ballon d'oxygène. L'objectif de la proposition est qu'il puisse « tenir le coup » durant les travaux. Peut-être serait-il enfin temps de se pencher sur un véritable code de bonne conduite en matière de chantier public, à charge de tous les entrepreneurs.

Je résume la position du CDH. Si la proposition reste en l'état, nous sommes d'accord avec son principe, mais nous n'en acceptons pas le financement. Nous ne pourrions dès lors que nous abstenir.

Si, en revanche, on accepte cette proposition en séance publique, sans renvoi en commission, nous soutiendrons l'amendement déposé par le PS quant au financement qui serait réalisé via le fonds des amendes. Nous n'aurons aucune difficulté à soutenir ce texte parce qu'on n'aura pas transféré la charge financière sur le dos d'opérateurs qui ne sont pas à même, compte tenu de l'état financier des pouvoirs locaux, de supporter de nouvelles charges.

Indépendamment des amendements de M. Steverlynck sur le fond, que nous soutiendrons également, si nous pouvons soutenir l'amendement déposé par le PS concernant le financement du régime, mon groupe se prononcera en faveur de la proposition.

-De algemene bespreking is gesloten.