3-100

3-100

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 10 MAART 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Fauzaya Talhaoui aan de minister van Werk over «het werkgelegenheidsbeleid inzake de niet langer op de arbeidsmarkt bemiddelbare langdurig werklozen en leefloontrekkers» (nr. 3-663)

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - Twee recente publicaties hebben mijn aandacht gevestigd op het bestaan van een restgroep van niet langer op de arbeidsmarkt bemiddelbare langdurig werklozen en leefloontrekkers.

Op 19 januari stelden de minister van Werk en de RVA de tussentijdse resultaten voor van de activeringsmaatregel. Een niet onbelangrijke restgroep van de op een gesprek uitgenodigde langdurig werklozen blijkt om allerlei redenen als niet langer bemiddelbaar op de arbeidsmarkt te worden beschouwd. Het risico bestaat dat een schorsing voor deze werklozen leidt tot een volledig sociaal isolement.

De stad Antwerpen heeft in haar uitvoeringsprogramma Werkgelegenheid en arbeidsmarkt 2005 gesteld: "Er zullen ... in Antwerpen steeds werkzoekenden zijn die zo'n grote afstand tot de arbeidsmarkt behouden dat wij ons de vraag moeten durven stellen of er voor hen geen andere oplossing nodig is. Dit moet één van de thema's worden waarop het lokaal sociaal beleid antwoorden zal moeten vinden". Het uitvoeringsprogramma stelt terecht dat alle partners in het tewerkstellingsbeleid hun verantwoordelijkheid moeten opnemen om een aangepast beleid uit te tekenen.

De doelgroep waarop ik de aandacht vestig, dreigt nog uitgebreid te worden met een aantal PWA-tewerkgestelden die, eveneens om allerlei redenen, niet in aanmerking komen om ingeschakeld te worden in het stelsel van de dienstencheques.

Het regeerakkoord bevat een drietal maatregelen die voor deze doelgroep van uitzonderlijk belang zijn. Bij het aanmoedigen van buurt- en nabijheidsdiensten zal bijzondere aandacht worden besteed aan het doorstromen van de vele duizenden werkzoekenden die nog onder het PWA-stelsel vallen. Om de tewerkstelling voor sociaal zwakkeren en de sociale inschakeling van moeilijk te plaatsen werkzoekenden te bevorderen zal het statuut van de vennootschap met sociaal oogmerk worden aangepast en zal een wettelijk kader worden uitgebouwd voor activiteitencoöperatieven. Ook zal na overleg met de gewesten en gemeenschappen een kader worden opgezet dat buurt- en nabijheidsdiensten mogelijk maakt door via bijdrageverminderingen en activeringspremies langdurig werklozen en leefloontrekkers aan te werven.

Aangezien werk zin geeft aan het bestaan, moet die moeilijke groep op de arbeidsmarkt worden gereïntegreerd. Ik zou dan ook graag vernemen wat van die drie punten van het regeerakkoord ondertussen werd gerealiseerd. Misschien kunnen wij daar in Antwerpen ook wat van leren.

Mevrouw Freya Van den Bossche, minister van Werk. - De senator wijst er terecht op dat in het regeerakkoord extra aandacht wordt beloofd voor moeilijk te plaatsen werkzoekenden. Zelf zal ik nader ingaan op de dienstencheques en de buurt- en nabijheidsdiensten. Voor de activiteitencoöperaties en de vennootschappen met sociaal oogmerk baseer ik mij op het antwoord van de staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie.

Momenteel is er een zevental activiteitencoöperaties operatief in België. In het samenwerkingsakkoord Sociale Economie 2005 is in een uitbreiding voorzien tot minimum 1 per provincie. Het gaat dus om een belangrijke inhaalbeweging.

Een voorstel van wettelijk kader voor de activiteitencoöperaties dat door het kabinet van staatssecretaris Van Weert en met mijn diensten werd uitgewerkt, wordt binnenkort ter bespreking voorgelegd aan het Overlegcomité. De uitwerking van een wettelijk kader is immers een gemeenschappelijk engagement dat opgenomen is in het samenwerkingsakkoord Sociale Economie. We hopen in juni van dit jaar de nodige wetsontwerpen bij het parlement te kunnen indienen.

Het statuut van de vennootschappen met sociaal oogmerk, kortweg VSO, moet een geschikt kader bieden voor de ontwikkeling van initiatieven in de sociale economie. Momenteel is dit statuut te weinig bekend en onvoldoende aantrekkelijk. In opdracht van staatssecretaris Van Weert organiseerde FEBECOOP een uitgebreide consultatieronde binnen de sociale-economiesector. Deze resulteerde in een aantal voorstellen tot aanpassing van het statuut van de VSO. De voorstellen worden momenteel door de diensten van staatssecretaris Van Weert onderzocht.

Bij de invoering van de federale dienstencheques op 1 januari 2004 werd getracht dit nieuwe instrument af te stemmen op het PWA-systeem, dat een deel van de dienstencheque-activiteiten - voornamelijk thuishulp voor huishoudelijk werk - al bijna 10 jaar lang aan particulieren aanbood. We hebben getracht de PWA's maximaal te stimuleren om als een erkende dienstenonderneming aan de slag te gaan. Ze konden hiervoor een beroep doen op de eigen PWA-ambtenaren, die hiervoor een gepaste opleiding konden volgen. Ze mochten in de opstartfase ook terugvallen op hun financiële reserves. De PWA's hebben sinds 1 juni 2004 ook toegang tot de SINE-maatregel bij de aanwerving van laaggeschoolde langdurig werklozen. Sedert mei vorig jaar werden ongeveer 200.000 werklozen die ingeschreven zijn in de PWA's, door PWA-beambten uitgenodigd op collectieve informatiesessies over de dienstencheques en nog eens 70.000 werklozen hebben reeds een individueel gesprek gehad met een PWA-beambte waarin ze worden aangespoord een baan aan te nemen in dienstenchequebedrijven.

Vandaag zijn er al meer dan 205 PWA's erkend in het kader van de dienstencheques. Het totaal aantal dienstenchequewerknemers in de PWA-dienstenondernemingen bedroeg eind 2004 nog maar 381. Dat heeft echter hoofdzakelijk te maken met de trage opstart van de dienstenondernemingen. De PWA-besturen moeten nu hun PWA-werknemers verder overtuigen van de voordelen die zijn verbonden aan de overstap naar een dienstenchequebaan. De PWA-werknemers blijven overigens tewerkgesteld in hun vertrouwde werkomgeving, als ze dat willen ook voor dezelfde gebruikers die samen de overstap maken naar de dienstencheques, en met hetzelfde flexibele werkrooster waardoor ze gezin en arbeid kunnen combineren. Tegelijk bouwen ze hun sociale rechten op en krijgen ze zicht op een volwaardige loopbaan.

Ik heb ook 300.000 folders laten drukken die de voordelen van het werken met dienstencheques nog eens op een verstaanbare manier uit de doeken doen.

Het laatste deel van de vraag ging over de buurt- en nabijheidsdiensten. Op de werkgelegenheidsconferentie van oktober 2003 werd met de regio's afgesproken dat zij voor die diensten een decretaal kader zouden ontwikkelen. Tot dusver werden die diensten enkel op experimentele wijze ondersteund door het Experimentenfonds voor buurt- en nabijheidsdiensten van de Koning Boudewijnstichting. Dit fonds liep over een periode van drie jaar, tot in oktober 2004. Om het voortbestaan en de verdere ontwikkeling van die diensten te waarborgen moesten de regio's hun regelgeving uitwerken. Vlaanderen en Brussel hebben dit ondertussen gedaan; Wallonië werkt hard om het dit jaar nog rond te krijgen.

Dankzij de demarches van de gewesten heb ik de erkende buurt- en nabijheidsdiensten sinds 1 november 2004 kunnen opnemen in de SINE-regeling. Die biedt een duurzame loonkorting bij de tewerkstelling van moeilijk te plaatsen werkzoekenden. Op basis van het koninklijk besluit van 13 februari 2005 beschikken de huidige werknemers van die diensten die tevens aan het SINE-profiel beantwoorden, over de nodige garanties dat ze ook toegang krijgen tot SINE.

Momenteel stelt de RVA de juiste onderrichtingen op om alle buurt- en nabijheidsdiensten op een duidelijke manier te informeren over de te volgen procedures.

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - Het verheugt me dat de regering moeite doet om die categorie van werkzoekenden, die zeer moeilijk in onze samenleving kunnen worden geïntegreerd, toch een zinvol bestaan te bieden.

Ik hoop dat de VSO-voorstellen zo snel mogelijk worden uitgewerkt, zodat de betrokkenen beter kunnen worden geïntegreerd.