3-99

3-99

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 3 MARS 2005 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Hugo Coveliers à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur «l'application de la loi du 27 juillet 1921 (modifiée par la loi du 2 mai 2002) dans le cadre de la loi instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités» (nº 3-622)

M. le président. - M. Renaat Landuyt, ministre de la Mobilité répond au nom de Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de la Justice.

De heer Hugo Coveliers (Onafhankelijke). - De wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen van 9 augustus 1963, gecoördineerd op 14 juli 1994, bepaalt dat de werking van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering steunt op het lidmaatschap van vertegenwoordigers van beroepsorganisaties in adviesraden en commissies. Dit geldt onder meer voor de algemene raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging, een orgaan met belangrijke en uitgebreide bevoegdheden. Die is samengesteld uit vertegenwoordigers van vzw's.

Bij nazicht blijkt echter dat veel van deze organisaties niet voldoen aan de bepalingen van de wet van 27 juli 1921, gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002.

Als voorbeeld kan onder meer worden verwezen naar de permanente commissie belast met het onderhandelen en afsluiten van een nationale conventie tussen de verpleegkundigen en de ziekteverzekeringsorganisaties. Deze commissie bestaat uit 4 effectieve leden en 4 plaatsvervangers aangeduid door La Fédération Nationale des Infirmières de Belgique, 2 effectieve leden en 2 plaatsvervangende leden aangeduid door L'Association Nationale Catholique du Nursing, 2 effectieve leden en 2 plaatsvervangers aangeduid door het Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen, enz. Het is echter gebleken dat noch La Fédération Nationale des Infirmières de Belgique, noch L'Association Nationale Catholique du Nursing, noch het Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen voldoen aan de verplichtingen opgelegd door de vzw-wet.

Zodoende bestaat het gevaar dat deze verenigingen geen rechtspersoonlijkheid hebben en er een groot probleem kan ontstaan omtrent de rechtsgeldige samenstelling van deze permanente commissie en dus ook van haar beslissingen.

Ook wat de ziekenfondsen en de landsbonden van de ziekenfondsen betreft, gereglementeerd door de wet van 6/8/1990, kan worden vastgesteld dat een aantal vzw's die lid zijn van deze ziekenfondsen niet voldoen aan de voorschriften van de wet van 2 mei 2002. Ik geef als voorbeeld de vzw `Aide au malade' en de vzw `La maison de la mutualité'.

Deze situatie is des te zorgwekkender gelet op het feit dat de koninklijke besluiten 78 en 79 van 10 november 1967 betreffende de organisatie en de uitoefening van de geneeskunde het voorwerp zijn geweest van een polemiek en zelfs geleid hebben tot een huiszoeking bij de toenmalige koning Boudewijn.

Is de minister er zich van bewust dat een aantal vzw's die betrokken zijn bij de werking van de hierboven vermelde instellingen niet zouden voldoen aan de bepalingen van de vzw-wet van 1921?

Heeft de minister zicht op de gevolgen dat dit kan hebben voor de werking van de hierboven vermelde instellingen en voor de geldigheid van hun beslissingen en daden? Zal de minister hieromtrent optreden? Zal er enige controle op de rechtsgeldigheid van de beslissingen zijn? We mogen immers niet in een juridisch vacuüm terechtkomen.

De heer Renaat Landuyt, minister van Mobiliteit. - Gelet op het korte tijdsbestek tussen vraag en antwoord, is het onmogelijk de juiste informatie over de betrokken vzw's te bevestigen of te ontkennen. Wat de naleving van de huidige vzw-wetgeving betreft, moeten tekortkomingen ingevolge de wijzigingen van de wet 2 mei 2002, uiterlijk op 31 december 2005 zijn verholpen.

Wat de gevolgen inzake het niet-bestaan van een vzw betreft, moet dat feit uiteraard eerst juridisch worden vastgesteld of moet een vorm van gerechtelijke ontbinding hebben plaatsgehad, om te kunnen nagaan wat de eventuele rechtsgevolgen zijn van het feit dat vertegenwoordigers van die vzw deelnemen aan een beslissingsproces in een andere vzw. De minister van Justitie wenst het werk van het openbaar ministerie niet te doorkruisen, maar eerder te volgen. Ze blijft bereid tot dialoog en zal ervoor zorgen dat de wet ernstig wordt toegepast.

(Mme Anne-Marie Lizin, présidente, prend place au fauteuil présidentiel.)

De heer Hugo Coveliers (Onafhankelijke). - Ik ben enigszins verbaasd, niet over wat minister Landuyt zegt, want ik neem aan dat hij zich nog volop minister van Mobiliteit voelt en dat het ministerschap van Justitie nog enkele maanden op zich moet laten wachten. Ik ben erover verbaasd dat verwezen wordt naar de korte periode tussen vraag en antwoord. Mijn vraag werd driemaal uitgesteld omdat ik hier, met kennisgeving, niet aanwezig kon zijn, precies voor een activiteit binnen justitie. Ik ben dus verbaasd over dat korte tijdsbestek, want normaal gezien zou de minister driemaal minder tijd hebben gehad dan nu.

Mijn vraag gaat uiteraard niet over de aanpassingen van de wet van 2 mei 2002 maar wel over fundamentele aangelegenheden, zoals het niet-indienen van een ledenlijst en het feit dat niet wordt overgegaan tot een aantal publicaties.

Ik ben ook verbaasd over de verwijzing naar het openbaar ministerie. Mijns inziens is het niet de taak van het openbaar ministerie na te gaan of alle vzw's in orde zijn. De minister heeft mij wel een suggestie gedaan. Het is misschien wel goed dat één van de beslissingen ten gronde wordt aangevochten op basis van de niet correcte samenstelling van een instelling. Dan zal de minister onmiddellijk zien welke rechtsgevolgen uit die beslissingen voortvloeien. Ik dank de minister voor die suggestie. Ik zal proberen één van die beslissingen aan te vechten voor een rechtbank of een hof.

De heer Renaat Landuyt, minister van Mobiliteit. - De heer Coveliers is een aandachtig luisteraar.

De heer Hugo Coveliers (Onafhankelijke). - Ik luister altijd aandachtig naar mensen bij wie ik de kans heb dat wat ze zeggen waard is gehoord te worden.