3-99

3-99

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 3 MAART 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Jan Steverlynck aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over «de verschillende vormen van samenwerkingsverbanden» (nr. 3-656)

De voorzitter. - Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw, antwoordt namens de heer Marc Verwilghen, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Om als KMO in de toekomst succesvol zaken te doen zal samenwerking met anderen meer dan ooit nodig zijn. De voortdurende schaalvergroting in alle lagen van de economie en de Europese eenwording zijn slechts twee factoren die een krachtenbundeling met andere zelfstandige ondernemers noodzakelijk maken.

De globalisering zal meer en meer zelfstandigen tot nauwere samenwerking verplichten. Zo ook de technologische versnelling en de toenemende flexibiliteit.

De samenwerking kan op verschillende vlakken plaatsvinden bijvoorbeeld via een aankoopcentrale, commerciële samenwerking op het vlak van informaticadiensten en/of administratieve diensten. Dergelijke vormen van samenwerking zijn minder verregaand dan franchising. Bij het laatste gebeurt niet alleen de aankoop maar ook de verkoop gezamenlijk, dit wil zeggen via een welbepaalde ketennaam. Alhoewel de franchising overeenkomsten, verticale samenwerking, indien hun inhoud evenwichtig is, een volwaardig alternatief vormen om te ondernemen in de distributiehandel, menen vele ondernemers dat ze zich in die formule te afhankelijk moeten opstellen. De horizontale samenwerkingsverbanden zijn een gulden middenweg tussen volledige onafhankelijkheid en een franchiseformule.

Belangrijk is dat de zelfstandige ondernemers zelf vragende partij zijn voor meer samenwerking. Dat bleek nogmaals uit een studie van de Mode Unie van einde oktober vorig jaar. Bijna negen op de tien zelfstandige modewinkeliers wil meer samenwerken. 87% van de zelfstandige modewinkeliers wil toetreden tot samenwerkingsformules om tegen betere voorwaarden te kunnen aankopen, om professionele hulp te krijgen bij de marketing en om een stuk administratieve rompslomp te laten regelen door de centrale. Slechts 5% blijkt echter effectief aangesloten te zijn bij één of andere coöperatie, aankoopgroepering of commerciële groepering. Net zoals in andere sectoren zijn er in de Belgische modedetailhandel, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland, nog te weinig coöperatieven.

De overheid dient dan ook een beleid te voeren dat verschillende vormen van samenwerking aanmoedigt. Bovendien heeft de KMO niet de mogelijkheid of de middelen om gebruik te maken van fiscaal aantrekkelijke structuren zoals coördinatie-, diensten- of distributiecentra. Precies daarom moet de overheid specifieke fiscale stimuli in het leven roepen.

Beschikt de minister over cijfers over het aantal diverse samenwerkingsverbanden? Zo ja, kan hij de cijfers per sector geven? Hoe zal de minister diverse samenwerkingsverbanden bevorderen? Welke maatregelen zal hij terzake nemen en wanneer zal hij dat doen?

Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw. - Ik ben het voor een groot deel eens met de heer Steverlynck dat de diverse commerciële en administratieve samenwerkingsvormen een groot potentieel vormen en enorm belangrijk zijn voor de zelfstandigen. Jammer genoeg zijn er maar weinig officiële statistische gegevens beschikbaar over de verschillende vormen van verkoop die Belgische ondernemingen aanwenden. De soorten en vormen van commerciële akkoorden en overeenkomsten zijn erg gevarieerd en worden namelijk niet als dusdanig in de statistieken opgenomen.

We kunnen het beleid ter promotie van diverse samenwerkingsverbanden vanuit verschillende invalshoeken benaderen. Elk initiatief terzake zal echter moeten beantwoorden aan de Europese richtlijnen inzake contractuele vrijheid, de onafhankelijkheid van de partijen en concurrentievervalsing.

Ik wijs ook op het wetsontwerp betreffende "de precontractuele informatie in het kader van akkoorden van handelspartnerschap" dat ik samen met de minister van Economie bij de regering heb ingediend. De tekst werd in december 2004 goedgekeurd en is al door de Raad van State behandeld. Het ontwerp zal eerstdaags bij het Parlement worden ingediend. Wij opteren in dit ontwerp voor de uitwisseling van informatie vooraleer de partijen een contract tekenen. Ik ben ervan overtuigd dat alle actoren in de sector, zowel de kleine als de grote, zich met dit voorstel kunnen verzoenen.

Overigens hebben de gemeenschappen en de gewesten via de beroepsopleiding in de curricula van de toekomstige zelfstandigen, informatie opgenomen over de mogelijke vormen van samenwerking, evenals een doorgedreven bewustmaking over de voordelen en de grenzen van de commerciële samenwerking en beheer. De gewestelijke economische expansie kan deze praktijken eveneens aanmoedigen evenals. Ten slotte is er ook het algemene kader van de overeenkomsten om de ontwikkeling van deze praktijken te beveiligen.

(Voorzitter: mevrouw Anne-Marie Lizin.)

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Als ik het goed begrijp doelt de minister, in het ontwerp dat de ministerraad heeft goedgekeurd, met de notie `precontractuele fase' op de franchising-mogelijkheden. Mijn vraag was echter ruimer gesteld. Ik had het ook over de horizontale samenwerkingsverbanden. Ik denk dat de minister in haar beleid vooral de kleine bedrijven meer weerbaarheid moet geven in een globaliserende economie. Net zoals er vandaag al fiscale maatregelen bestaan om coöperatieven te steunen, zou ze dit instrument ook kunnen hanteren om ervoor te zorgen dat vele kleine bedrijven de stap zetten naar samenwerking. Dat zou hen sterker maken, ook buiten een franchising- verband. Ik raad de minister daarom aan om met haar collega van Financiën te overleggen om te zien op welke manier dergelijke samenwerkingsverbanden concreet kunnen worden gestimuleerd.