3-96

3-96

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 3 FEBRUARI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Jan Steverlynck aan de minister van Middenstand en Landbouw over «de onderwerping van de publieke mandatarissen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen en de afschaffing van artikel 5bis van het koninklijk besluit nr. 38» (nr. 3-573)

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Artikel 174 van de programmawet van 27 december 2004 heft met ingang van 1 januari 2005 artikel 5bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen op.

Het vroegere artikel 5bis bepaalde dat personen belast met een mandaat in een openbare of private instelling, hetzij uit hoofde van de functie die ze uitoefenen bij een administratie van het Rijk, van een provincie, van een gemeente of van een openbare instelling, hetzij als vertegenwoordiger van een werknemers-, werkgevers- of zelfstandigenorganisatie, hetzij als vertegenwoordiger van het Rijk, van een provincie of van een gemeente, uit dien hoofde niet onderworpen zijn aan het sociaal statuut der zelfstandigen.

De draagwijdte van de afschaffing van dit artikel 5bis is duidelijk voor zover het gaat om politici en vertegenwoordigers van sociale organisaties die een mandaat uitoefenen "in een vereniging of vennootschap naar rechte of in feite die zich met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezig houdt". Op hen rust namelijk een onweerlegbaar vermoeden van onderwerpingsplicht aan het sociaal statuut der zelfstandigen. Zij zullen moeten aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds en, afhankelijk van de inkomsten uit het mandaat, al dan niet sociale bijdragen moeten betalen.

Maar wat met politici en vertegenwoordigers van sociale organisaties die een mandaat uitoefenen in een vereniging of vennootschap naar rechte of in feite die zich niet met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezig houdt, bijvoorbeeld een VZW, een burgerlijke vennootschap of dergelijke? Op hen rust geen onweerlegbaar vermoeden van onderwerpingsplicht aan het sociaal statuut der zelfstandigen. In principe moeten zij alleen maar aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds als hun activiteit beschouwd wordt als een beroepsbezigheid en als er geen sprake is van enige gezagsrelatie. Maar vanaf wanneer kan men spreken van een `beroepsbezigheid'?

In ieder geval moeten wij vaststellen dat er vele politici en vertegenwoordigers van sociale organisaties op dit moment niet goed weten waar ze aan toe zijn. Dit geeft de indruk van een slecht voorbereide maatregel, hetgeen indruist tegen onze visie van goed bestuur.

Voor alle duidelijkheid: wie een politiek mandaat uitoefent - burgemeester, schepen, gemeenteraadslid ... - is in hoofde van dat mandaat niet onderworpen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen. Het is pas wanneer men vanuit zijn politieke overheid aangeduid wordt als mandataris in een openbare of private instelling met activiteiten van winstgevende aard, om er zijn politieke overheid te vertegenwoordigen, dat men voor dat mandaat zal worden aangezien als zelfstandige en zal onderworpen zijn aan het sociaal statuut van de zelfstandigen. Als in deze vraag de begrippen `mandaat' of `mandataris' gebruikt worden, dan doelen we daarmee op dat laatste mandaat.

Op het terrein leven hieromtrent nog heel wat vragen. Ik geef enkele voorbeelden. De regering heeft aangekondigd op het vlak van de bijdrageberekening een aparte regeling door te voeren: deze doelgroep zou volgens de memorie van toelichting bij de Programmawet van 27 december 2004, anders dan de andere zelfstandigen, bijdragen moeten betalen op een inkomen dat dateert uit een periode waarin ze niet onderworpen waren aan het sociaal statuut van de zelfstandigen. Dat stelt heel wat problemen. Normaal worden de bijdragen berekend op het inkomen van 3 jaar tevoren - de bijdragen voor 2005 worden dan berekend op het inkomen van 2002 - maar wat met iemand die pas vanaf juli 2003 een mandaat bekleedt? Welk referte-inkomen zal men dan hanteren?

In de kamercommissie voor het Bedrijfsleven van 19 januari 2005 heeft de minister verklaard dat de "titularissen van openbare mandaten wier inkomsten lager zijn dan het grensbedrag dat bij de nog te nemen uitvoeringsbesluiten wordt bepaald, geen voorlopige bijdragen zullen moeten betalen". Zal men een andere minimumdrempel hanteren dan voor de andere zelfstandigen?

De nieuwe regeling kan tot onbillijke toestanden leiden: wat bijvoorbeeld met een burgemeester of schepen die geen andere beroepsbezigheid uitoefent en slechts beperkte inkomsten heeft uit een openbaar mandaat? Zal betrokkene dan sociale bijdragen moeten betalen zoals een zelfstandige in hoofdberoep, die hoger kunnen liggen dan de inkomsten uit het mandaat? Of zal hij bij beperkte inkomsten kunnen genieten van een vrijstelling van sociale bijdragen als zelfstandige, zoals bij een bijberoep met beperkte inkomsten?

Is de nieuwe regeling juridisch sluitend? De wijze van bijdrageberekening verschilt namelijk van die welke toegepast wordt bij gewone zelfstandigen. Vormt dat geen aantasting van het gelijkheidsbeginsel? En wat met het vertrouwensbeginsel? Een aantal mandatarissen heeft immers een mandaat uitgeoefend binnen een bepaald wettelijk kader, want de bestaande wetgeving bevatte geen verplichte bijdragebetaling op inkomsten uit een bepaald mandaat; nu moeten zij toch bijdragen gaan betalen op basis van die inkomsten uit het verleden.

Wat gebeurt er met mandatarissen die een sociale uitkering genieten? Lokale politici die nu bijvoorbeeld als gemeenteraadslid een beperkt vertegenwoordigingsmandaat uitoefenen en die daarnaast een sociale zekerheidsuitkering of een uitkering in het raam van het tijdskrediet genieten of ter beschikking zijn gesteld in het raam van het onderwijs, kunnen problemen ondervinden met hun sociale uitkering omdat in heel wat gevallen een mandaat in een openbare of private instelling met activiteiten van winstgevende aard, nu echt als een `beroepsbezigheid' worden aangezien.

Er zijn dus nog een heleboel vragen en onduidelijkheden. De regeling is echter wel in voege getreden op 1 januari 2005. In principe moeten alle mandatarissen zich nu aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Eén maand na de inwerkingtreding van de nieuwe maatregel heeft de overheid nog niet de minste informatie gegeven aan de betrokken doelgroep en zijn er nog altijd geen uitvoeringsmaatregelen getroffen. Dit is opnieuw een maatregel die een toonbeeld is van onbehoorlijk bestuur.

Nog een slotbedenking: deze maatregel zou wel eens een gevaar kunnen vormen voor het functioneren van onze democratische instellingen. Vooral lokale mandatarissen zouden kunnen terugschrikken voor het opnemen van een vertegenwoordigingsmandaat in een instelling als zij op de vaak al beperkte vergoeding nog eens sociale bijdragen moeten betalen. In de pers was te lezen dat een aantal politieke mandatarissen zinnens was het mandaat neer te leggen.

Welke mandatarissen worden er geviseerd? Hoe gaat de overheid bepalen voor welke mandaten de verplichting zal gelden zich te onderwerpen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen? Welke termijn zal de overheid toestaan aan de betrokken doelgroep om zich in regel te stellen met de nieuwe regelgeving? Normaal is er tijd tot 31 maart 2005. Overweegt men de termijn te verlengen aangezien er ondertussen al een maand verstreken is en er nog geen uitvoeringsbesluiten zijn gepubliceerd?

Houdt de manier waarop de bijdragen zullen worden berekend geen schending in van het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel? De bijdragen worden immers berekend op een inkomen van 3 jaar geleden, hoewel de betrokken mandatarissen toen nog niet onderworpen waren aan het sociaal statuut.

Wordt er rekening gehouden met bepaalde speciale omstandigheden, zoals iemand die naast zijn lokaal uitvoerend mandaat geen andere beroepsbezigheid uitoefent en slechts een zeer beperkt inkomen haalt uit een openbaar mandaat? Precies die mensen kunnen zware problemen ondervinden.

Wat zijn de gevolgen van de nieuwe regeling op de cumulatie van dergelijk mandaat met een sociale uitkering, een tijdskrediet of een terbeschikkingstelling in het onderwijs? Wanneer zal de regering de nodige uitvoeringsbesluiten nemen? Hoe en wanneer zal de regering de betrokkenen informeren?

Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw. - Welke mandatarissen worden er geviseerd? De verzekeringsplicht wordt vastgesteld op grond van de algemene principes van het sociaal statuut der zelfstandigen. Er gelden dus dezelfde principes als voor privé-mandaten. Die principes gelden dus niet voor de politieke mandaten. De publieke mandatarissen die op 1 januari 2005 reeds een publiek mandaat uitoefenen, hebben tot 31 maart 2005 de tijd om zich aan te sluiten als zelfstandige.

Volgens mij is er geen schending van het gelijkheidsbeginsel. Immers, volgens het algemeen principe der bijdrageberekening in het sociaal statuut der zelfstandigen, worden de bijdragen berekend op basis van de inkomsten uit de zelfstandige activiteit van 3 jaar voordien, het zogenaamde refertejaar. De regeling van de voorlopige bijdragen vormt daarop een uitzondering omdat er voor de bijdrageberekening tijdens deze periode van begin van bezigheid nog geen refertejaar beschikbaar is.

De regel die wordt toegepast op de publieke mandatarissen is dus de algemene regel zodat van discriminatie geen sprake is. Wie ten andere minder dan 1177,31 euro met zijn publiek mandaat verdient, moet als zelfstandige geen sociale bijdragen betalen. Inzake cumulatie met een sociale uitkering werd op initiatief van de regering een werkgroep opgericht met als doel de verschillende mogelijkheden te onderzoeken.

De uitvoeringsbesluiten zullen zo vlug mogelijk en ten laatste begin maart worden genomen. De betrokkenen zullen worden geïnformeerd door de sociale verzekeringskas, door de RSVZ of via andere kanalen. De regel is alleszins dat de algemene principes van het sociaal statuut der zelfstandigen gelden.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ik ga niet akkoord met mevrouw de minister dat dit een algemene regel is, want als dit zo zou zijn, dan zou het gaan om een beginactiviteit en dan zou wie voor het eerst onderworpen is, de eerste drie jaren verminderde bijdragen betalen, en pas later bijdragen berekend op het inkomen van voor drie jaar.

Op dit ogenblik werken er experts aan de uitvoeringsbesluiten. Tegen begin maart zal daarover duidelijkheid bestaan. De maatregel is van kracht geworden op 1 januari en vóór 31 maart moeten de betrokkenen aansluiten. De termijn wordt dan toch bijzonder kort. Dat getuigt niet van goed bestuur.

Voor de bijberoepen heeft de minister gelijk, dat het probleem zich niet voordoet, als het inkomen een bepaalde grens niet overschrijdt. Maar wie uitsluitend burgemeester of schepen is en daarnaast een kleine mandaatsvergoeding ontvangt, zal voortaan getaxeerd worden als uitoefenaar van een hoofdberoep en bijgevolg aanzienlijke minimumbijdragen betalen. Vooral voor die categorie zal de groep van experts een oplossing moeten vinden, want de huidige regeling kan de rechtvaardigheidstoets niet doorstaan. Die oplossing mag niet alleen voor politici gelden, ze moet ook gelden voor personen met een beperkt, maatschappelijk engagement die daarvoor soms een kleine vergoeding van een VZW ontvangen. Het kan gaan om huismoeders of om personen die een uitkering genieten als bruggepensioneerde of tijdskrediet opnemen. In voorkomend geval moeten die personen de volledige minimumbijdrage betalen en dreigen daardoor met toepassing van de huidige wet hun recht op tijdskrediet of hun terbeschikkingstelling te verliezen.

Twee maanden na de inwerkingtreding van de maatregel kan die informatie nog niet worden gegeven. Dat is spijtig en veroorzaakt heel wat onrust op het terrein. Die zaken hadden vooraf moeten zijn opgelost. Ik heb hierover daarstraks kort van gedachten gewisseld met de staatssecretaris voor administratieve vereenvoudiging. Zeker meer dan de helft van de betrokkenen zal geen bijdragen moeten betalen maar zal wel de hele rompslomp van de aansluiting moeten doorlopen.

Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw. - Het is en blijft de bedoeling om de discriminatie tussen de publieke en de privé-mandaten weg te werken. Op het terrein zijn er nog een aantal problemen maar wij zullen daarvoor naar specifieke oplossingen zoeken.