3-96

3-96

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 3 FEBRUARI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Luc Willems aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over «de opleidingen inzake antiwitwaswetgeving voor de tussenpersonen in de financiële en verzekeringssector» (nr. 3-553)

De heer Luc Willems (VLD). - Artikel 9 van de wet van 11 januari 1993, de antiwitwaswet, stelt dat alle ondernemingen en personen die belast zijn met de toepassing van deze wetgeving, passende maatregelen moeten nemen om hun werknemers en vertegenwoordigers met de bepalingen van de wet vertrouwd te maken. Dat gebeurt door deelname aan `speciale opleidingsprogramma's' om de verrichtingen en feiten inzake witwassen te leren kennen.

Het gros van de verzekeringsbemiddelaars heeft deze opleidingen reeds gevolgd bij de bankinstellingen waarvoor zij tevens als zelfstandige bankagent optreden.

Het koninklijk besluit van 8 oktober 2004 en de richtlijn van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) bepalen echter niet wat die `speciale opleidingsprogramma's' inhouden. De wet legt de verplichting op aan beroepsgroepen. Personen die de hoedanigheid van verzekeringsbemiddelaar en bankagent cumuleren, worden stricto sensu gedwongen tweemaal dezelfde opleiding te volgen.

Gezien het uitzonderlijk hoge belang van de wet van 1993 en de daaraan verbonden sancties is er in de sector grote onzekerheid over de gedragslijn. Rekening houdend met de kostprijs van de momenteel geboden opleidingen is duidelijkheid gewenst.

Wat wordt verstaan onder de `speciale opleidingsprogramma's' over de antiwitwaswetgeving?

Bestaan er criteria om te omschrijven wat onder de term `speciale' dient te worden verstaan?

Wat is de sanctie voor het niet volgen van die opleiding?

Dienen ondernemingen en mensen die de activiteit van zelfstandig bankagent en verzekeringsbemiddelaar cumuleren, tweemaal dezelfde opleiding te volgen om aan de bepalingen van de wet te voldoen? Of volstaat het dat zij de opleiding hetzij als bankagent, hetzij als verzekeringsbemiddelaar hebben gevolgd?

De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Artikel 40 van het reglement van de CBFA van 27 juli 2004 en hoofdstuk 14 van de circulaire van 22 november 2004 van de CBFA handelen over de speciale opleidingsprogramma's.

Volgens de circulaire moet die opleiding de personen die belast zijn met het eerste toezicht, vooral in staat stellen atypische verrichtingen efficiënt op te sporen en op correcte wijze en binnen de vereiste termijn een schriftelijk verslag op te stellen, telkens wanneer artikel 8 van de wet hen daartoe verplicht.

De personen die procedures uitwerken of computer- en andere toepassingen ontwikkelen die worden gebruikt in het kader van activiteiten die kunnen worden misbruikt voor witwaspraktijken, zullen tijdens die opleiding leren hoe ze kunnen verhinderen dat die procedures en toepassingen worden aangewend voor het witwassen van geld of voor de financiering van terrorisme.

Voor de inhoud van die opleidingsprogramma's beveelt de circulaire volgende thema's aan: de Belgische wettelijke en reglementaire verplichtingen die de onderneming moet nakomen, gekaderd in de internationale context; de structuren en procedures die de onderneming uitgewerkt heeft ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme; de studie van het fenomeen van het witwassen van geld en van de financiering van terrorisme in de praktijk, - typologieën, risicofactoren, enzovoorts; de specifieke gevallen van ongebruikelijke manuele wisselverrichtingen.

Het niet naleven van de wettelijke verplichting inzake opleiding van de werknemers en vertegenwoordigers kan aanleiding geven tot de sancties bepaald in artikel 22 van de wet, te weten het openbaar maken door de CBFA van de beslissingen en maatregelen die ze neemt ingevolge de overtreding en/of een administratieve geldboete die niet minder dan 250 euro en niet meer dan 250.000 euro mag bedragen. Die sancties worden evenwel niet automatisch getroffen en bij het opleggen ervan kan er rekening worden gehouden met de ernst van de vastgestelde inbreuk.

Los van die sancties, wordt een inbreuk eerst behandeld in het kader van de gewone prudentiële bevoegdheden van de CBFA, met als doel zo vlug en efficiënt mogelijk op te treden.

Een dubbele opleiding is niet verplicht voor aspecten die identiek zijn in het kader van de twee activiteiten, zoals de Belgische wettelijke en reglementaire verplichtingen die de onderneming moet nakomen, de internationale context, de studie van het fenomeen van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in het algemeen.

Wat de concrete toepassing van de algemene regels tot voorkoming van witwaspraktijken betreft, moeten de betrokken personen wel een opleiding krijgen die specifiek gericht is op de twee activiteiten. Die opleiding dient er bijvoorbeeld rekening mee te houden dat de typologieën van witwasverrichtingen niet hetzelfde zijn in een bankbedrijf of in een verzekeringsbedrijf. Bovendien hebben de onderscheiden ondernemingen meestal ook verschillende structuren en procedures uitgewerkt ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Daarom moet er in de opleiding ook worden op toegezien dat de betrokkenen de procedures correct naleven wanneer ze hetzij als bankagent hetzij als verzekeringsagent een witwasoperatie ontdekken.

De heer Luc Willems (VLD). - Ik dank de minister voor zijn zeer nauwkeurige antwoord.

Persoonlijk vind ik dat een en ander een bijzonder zware last legt op de zelfstandige bemiddelaars, die tweemaal een nagenoeg identieke opleiding moeten volgen. Op het terrein verneem ik immers dat beide opleidingen niet zó sterk van elkaar verschillen als de minister in zijn theoretische benadering laat uitschijnen.

Met het oog op het verminderen van de administratieve rompslomp voor de bemiddelaars en de kostenbeheersing voor de KMO's en de zelfstandigen, vind ik het wenselijk dat zij die opleiding één keer volgen. Op dat punt verschil ik dus van mening met de minister.

De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Ik zal in nauw overleg met de CBFA en staatssecretaris Van Quickenborne hiervoor een oplossing pogen te vinden.