3-882/6

3-882/6

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

16 FEBRUARI 2005


Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, de faillissementswet van 8 augustus 1997 en het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, strekkende tot een rechtvaardiger fiscale behandeling van de schuldeisers in het kader van een gerechtelijk akkoord of faillissement


TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde wordt vervangen als volgt :

« De vordering tot teruggaaf ontstaat op het tijdstip waarop de oorzaak van teruggaaf zich voordoet. De vordering tot teruggaaf bedoeld in artikel 77, § 1, 7º, van het BTW-Wetboek ontstaat :

— in geval van faillissement, op de datum van het vonnis van faillietverklaring;

— in het geval van een gerechtelijk akkoord, op de datum van de definitieve opschorting voor de schuldverminderingen die in het herstelplan zijn opgenomen. »

Art. 3

Artikel 79 van het BTW-Wetboek vervangen als volgt :

« Art. 79. — Wanneer de teruggaaf verleend wordt op grond van een vergissing in de factuur of van het bepaalde in artikel 77, § 1, 2º tot 7º, moet de leverancier of de dienstverrichter aan de medecontractant een verbeterend stuk uitreiken met vermelding van het bedrag van de hem teruggegeven belasting.

Heeft de medecontractant deze belasting in aftrek gebracht, dan is hij verplicht ze aan de Staat terug te storten door ze te begrijpen in het bedrag van de belasting verschuldigd over het tijdvak waarin hij het verbeterend stuk heeft ontvangen.

De leverancier of de dienstverrichter die tot beloop van het passende bedrag teruggaaf heeft bekomen van de belasting in geval van geheel of gedeeltelijk verlies van de schuldvordering van de prijs, moet, in de veronderstelling dat de schuldenaar die opnieuw vermogend is geworden en die later het geheel of een gedeelte van de oninvorderbaar gewaande som aan de schuldeiser betaalt, aan de Staat het bedrag van de belasting terugstorten dat overeenstemt met het ingevorderde bedrag, en dit door het op te nemen in het bedrag van de verschuldigde belasting met betrekking tot de periode waarin hij deze storting heeft ontvangen. »

Art. 4

Artikel 34 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende :

« § 2. Op het einde van elk kalenderjaar dienen de curators in elk geval een verzamelaangifte inzake de BTW met betrekking tot de overeenkomsten in. »

Art. 5

In artikel 80 van de faillissements wet van 8 augustus 1997, gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, wordt het eerste lid aangevuld als volgt :

« Binnen een maand na het vonnis dat de sluiting van het faillissement beveelt, zenden de curators een kopie van de verbeterde vereenvoudigde rekening samen met een overzicht van de bedragen die effectief werden uitgekeerd aan de verschillende schuldeisers, over aan de administratie van de BTW en de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit. »

Art. 6

Artikel 48 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« Tot een fiscale vrijstelling voor een waardevermindering en voorziening geven aanleiding de vorderingen op medecontractanten waarvoor op basis van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord een definitieve opschorting van betaling is bekomen en dit gedurende de belastbare tijdperken dat die definitieve opschorting van kracht is. »