3-95 | 3-95 |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BELANG). - Vorige week vroeg mijn collega Wim Verreycken wat de houding van de minister zou zijn, indien de Vlaamse regering het samenwerkingsakkoord over de federale jeugdinstelling te Everberg niet zou hernieuwen. De Vlaamse regering dreigt er, bij monde van minister van Welzijn Inge Vervotte, immers al langer mee het akkoord op te zeggen, wanneer het wetsontwerp tot wijziging van de jeugdbeschermingswet niet tegemoet komt aan de Vlaamse verzuchtingen. Ze handelt hiermee trouwens consequent en in lijn van vroegere beslissingen die op Vlaams niveau werden genomen. In de kamercommissie van Justitie gaf de minister onlangs nochtans te kennen geen weet te hebben van deze Vlaamse verzuchtingen.
Vorige dinsdag nog liet minister Vervotte in de commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen van het Vlaams Parlement voor de zoveelste keer klaar en duidelijk horen dat de Vlaamse regering niet langer van plan is mee te werken aan het nieuwe jeugdsanctierecht van de federale minister, indien er geen fundamentele wijzigingen worden aangebracht.
Vlaanderen is radicaal gekant tegen de versoepeling van de uithandengeving. De minister van Justitie antwoordde collega Verreycken vorige week dat "de uithandengeving volgens de federale regering behouden moet blijven... De uithandengeving dient om die enkele jongeren te responsabiliseren bij wie een pedagogische aanpak helaas geen enkel effect meer heeft." Vlaanderen daarentegen beweert juist dat de uithandengeving resulteert in straffeloosheid en in het niet voldoende beschermen van de maatschappij. Hierover bestaat in Vlaanderen wel degelijk een grote consensus. Ook de Orde van de Vlaamse balies en de Vlaamse kinderrechtencommissaris lieten al weten niet akkoord te gaan met het voorliggende ontwerp.
Minister Vervotte, die het mandaat heeft gekregen van de Vlaamse regering om met de minister van Justitie te overleggen, beschuldigt de federale regering ervan niet bereid te zijn "te luisteren naar de standpunten hieromtrent die in Vlaanderen leven", en dit terwijl de gesprekken op federaal niveau rustig verder worden gezet. Daarom stelt Vlaams minister Vervotte haar collega's van de Vlaamse regering nu voor het tijdelijk samenwerkingsakkoord met Everberg op te zeggen en de 24 plaatsen over te hevelen naar Vlaanderen.
De hele Vlaamse regering verklaarde in december 2004 nog dat het wetsontwerp geenszins een eindproduct kan zijn en verwijst het dossier door naar het Overlegcomité. Het ziet er naar uit dat ook daar geen akkoord zal worden gevonden.
Wat is het standpunt van de federale regering over het initiatief van minister Vervotte om het tijdelijke samenwerkingsakkoord inzake Everberg op te zeggen?
Is de minister van Justitie op de hoogte van de bezwaren die de Vlaamse regering heeft geuit tegen het wetsontwerp tot wijziging van de jeugdbeschermingswet? Zo ja, sinds wanneer?
Weet de minister van Justitie of deze zaak ter sprake komt op een vergadering van het Overlegcomité? Zo ja, wanneer?
Is de minister van Justitie bereid haar standpunten over het jeugdsanctierecht te herzien? Ze beweerde vorige week dat "aan bepaalde verzoeken van de Vlaamse regering wel kan worden tegemoetgekomen". Over welke verzoeken is ze bereid te onderhandelen en over welke niet? Is ze bereid alsnog het systeem van uithandengeving te schrappen, zoals de Vlaamse regering vraagt?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Vlaams minister Vervotte heeft inderdaad verklaringen afgelegd, maar de Vlaamse regering heeft het samenwerkingsprotocol inzake Everberg niet opgezegd. Er is dus nog geen probleem.
De wijziging van de wet van 1965 is een exclusieve bevoegdheid van het federaal parlement. Iedereen moet dit principe respecteren. Deze wijziging wordt nu behandeld in de Kamercommissie voor de Justitie.
Quant à la concertation avec les Communautés, un Comité de concertation a constaté que celle-ci avait eu lieu. Nous avons en effet travaillé, des heures durant, non seulement avec les acteurs de terrain, mais également avec les institutions concernées des Régions et des Communautés et avec les Communautés elles-mêmes de façon à prendre, autant que possible, leur point de vue en considération. Par rapport à la note de départ, le projet de loi de modification de la loi de 1965 a été largement remanié pour tenir compte de l'ensemble des réflexions.
Comme le Conseil d'État l'indique dans son avis, la procédure de consultation a effectivement été menée. Le projet de loi doit, dès lors, être examiné par le parlement qui aura le dernier mot.
Quant aux propos tenus par les barreaux et par la commissaire aux droits de l'enfant, ils diffèrent largement de votre version des faits. Tout d'abord, ils ont exprimé leurs remerciements concernant la large consultation qui a eu lieu. Ils ont mis en évidence les modifications qui ont été apportées à la suite de cette consultation, de même que l'un ou l'autre point sur lequel il subsistait un désaccord.
J'en profite pour dire que ces notions de droit sanctionnel et de droit protectionnel correspondent à des mots qui dissimulent une réalité que de nombreuses personnes ne comprennent pas. Ceux qui réclament des sanctions supplémentaires ne mettent sur la table aucune autre sanction que celles prévues dans le projet de loi de 1965. Le débat ne porte pas sur des sanctions différentes, mais principalement sur la tarification. Autrement dit, dans les critères qui doivent amener un juge de la Jeunesse à prendre des mesures, quelle doit être la place de la personnalité des jeunes et de la sécurité publique ? Le vrai débat est là. Il n'est pas question de sanctions supplémentaires. La sanction est bien entendu nécessaire ; elle fait d'ailleurs partie de l'éducation et de la prévention.
Quant au dessaisissement, dire qu'il conduit à l'impunité traduit une réelle méconnaissance de la matière. Le dessaisissement revient à considérer qu'à partir de seize ans, un jeune est écarté des mesures contenues dans la loi de 1965 et est amené à comparaître devant la justice des adultes et, le cas échéant, à fréquenter nos établissements pénitentiaires. On dénombre une centaine de dessaisissements par an.
Le projet de loi propose, d'une part, le traitement, par des juges spécialisés au sein du tribunal de première instance, des dossiers des jeunes dessaisis et, d'autre part, la création d'établissements spécialisés privilégiant le travail de réinsertion. Il faut protéger les jeunes du contact avec les criminels avertis. Les établissements pénitentiaires sont, nous le savons, des écoles du crime.
Les mots et les concepts recouvrent beaucoup d'incompréhension et, parfois, de méconnaissance de la réalité du droit de la jeunesse sur le terrain.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BELANG). - Het getuigt van weinig respect voor de Vlamingen dat een Franstalig antwoord wordt gegeven op een Vlaamse vraag in de tweetalige of zelfs drietalige Senaat.
Uit het antwoord van de minister leid ik af dat de federale regering nog geen standpunt heeft ingenomen over de aankondiging van de opzegging door minister Vervotte. De federale regering is blijkbaar nog niet formeel op de hoogte van de bezwaren die geuit werden. Ik neem dus aan dat de minister niet bereid is het systeem van uithandengeving te schrappen. Ze verdoezelt dit in een lange uitleg over waar en hoe de straf moet worden uitgevoerd, maar gaat verder niet in op de uithandengeving.