3-90 | 3-90 |
De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)
M. Philippe Mahoux (PS). - Je tiens préalablement à souligner que le contenu de cette loi-programme est très dense, trop dense.
Le message que l'on donne au gouvernement dans ce type de circonstances est toujours le même : étant le nombre d'articles que contient ce projet, le temps imparti pour son examen est tout à fait insuffisant.
Il conviendrait, à mon sens, que le gouvernement s'astreigne, au moment de l'élaboration des lois-programmes, à n'y inscrire que ce qui a strictement trait à des dispositions budgétaires, sachant qu'il faut donner le temps au parlement d'examiner ce type de projet.
Cette loi-programme contient une série de dispositions tout à fait intéressantes. Deux collègues de mon groupe interviendront tout à l'heure sur le volet social ainsi que sur les volets économique et financier.
Concernant le volet social, j'épinglerai néanmoins les mesures suivantes : le renforcement du financement alternatif de la sécurité sociale et une perception plus correcte des cotisations sociales ; la suppression du contrôle communal des chômeurs, ce qui rejoint d'ailleurs une proposition de Mme Bouarfa, membre de notre groupe ; le renforcement de la solidarité dans le secteur des allocations familiales ; l'introduction d'un prélèvement de cotisations sociales sur les compléments de pension dans le cadre du système impudiquement appelé Canada Dry, mesure qui sera soumise à la concertation sociale qu'il faut toujours privilégier.
En outre, sont prévues de nouvelles améliorations au statut social des indépendants auquel nous sommes attachés. Il faut en effet maintenir une solidarité générale de l'ensemble de la société vis-à-vis du secteur des indépendants, mais aussi renforcer la solidarité au sein du système de sécurité sociale dudit secteur. Je pense au déplafonnement des cotisations.
Pour ce qui concerne mon intervention en tant que rapporteur de la commission de la Justice, je me réfère à mon rapport écrit, lequel est très explicite.
Dans le cadre du volet Justice, j'aborderai le problème des mineurs non accompagnés. La demande de tuteurs n'est pas satisfaite : 400 tutelles sont ouvertes et 120 personnes seulement ont répondu à l'appel.
Il convient, me semble-t-il, d'une part, d'apporter des éclaircissements sur le système du tutorat en précisant le rôle effectif des tuteurs et, d'autre part, d'offrir à ces derniers la possibilité d'être remplacés lorsque c'est nécessaire.
Comme je l'ai fait en commission, je suggère également que l'on renforce l'information, éventuellement par le biais des pouvoirs locaux, notamment des communes et des CPAS.
J'en viens au volet cultuel de la loi-programme. La mesure sociale prise par la ministre de la Justice était à mes yeux tout à fait nécessaire. Elle donne un statut légal à 261 assistants paroissiaux. La ministre permet ainsi à ces personnes d'obtenir une pension.
J'ai dit mesure sociale, mais ce cadre est amené à extinction ; la ministre s'est engagée à revoir la problématique générale des cultes à la lumière des nouveaux besoins, des modifications des pratiques religieuses dans notre pays et de l'émergence d'autres religions.
Une enquête internationale sur la pratique religieuse dans notre pays révèle que celle-ci a considérablement diminué et que le nombre de nos concitoyens n'appartenant à aucune religion a très fortement augmenté. Lorsque nous aborderons cette discussion sur les cultes en Belgique, il conviendra, dans un souci de tolérance et de juste répartition, de tenir compte de l'ensemble de ces éléments.
Une partie de la loi-programme relative à la Justice vise les écoutes téléphoniques. L'inflation des mesures prises dans ce domaine a entraîné une augmentation spectaculaire du coût de ces écoutes. L'objectif est de trouver un équilibre entre la nécessité de recourir à ces méthodes dans la recherche de la vérité et les moyens budgétaires disponibles, la règle générale de proportionnalité devant être respectée.
Nous avons eu l'occasion de discuter en commission de la problématique récurrente de la protection de la vie privée. Il me paraît important qu'à travers toutes ces techniques spéciales, particulièrement les écoutes téléphoniques, la protection de la vie privée soit garantie.
En ce qui concerne les asbl, la ministre a décidé de reporter à un an l'obligation de modifier les statuts et de se conformer à la nouvelle loi.
Je pense que cette mesure a été saluée de manière très positive. Les asbl doivent toutefois respecter les dispositions décrétales des Communautés.
Des modifications interviennent aussi en ce qui concerne l'adoption. Elles allègent les exigences relatives à la durée de cohabitation préalable.
Je voudrais dire, à cet égard, que, si la protection future des enfants adoptés est évidemment indispensable, il ne faudrait pas en arriver à exiger des parents un certificat de « bonne parenté », que ce soit dans le cas de l'adoption ou de la procréation médicalement assistée.
Attention ici aussi, à l'intrusion dans ce qui relève de la sphère privée.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V), rapporteur namens de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag dat dankzij de goedwerkende diensten van de Senaat op heel korte tijd werd gemaakt.
Ook positief is dat zowel vorige vrijdagochtend als vrijdagnamiddag de commissie voltallig was en dat alle bevoegde ministers aanwezig waren, behalve één die in het buitenland was.
In de commissie hebben wij heel wat amendementen ingediend, maar ze werden niet behouden. Enkele ministers zagen wel het nut ervan in en deden ons beloftes. Zelfs gewone tekstverbeteringen aanbrengen schijnt in de Senaat gewoonweg niet te lukken. Dit probleem zal trouwens door de fractievoorzitter van CD&V worden aangekaart.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT), corapporteur namens de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. - De commissiebesprekingen hadden plaats op 21 december 2004. De minister van Binnenlandse Zaken hield er een inleidende uiteenzetting. De voornaamste wijziging van de vreemdelingenwetgeving, aldus de minister, betreft de invoeging van de afname van biometrische gegevens van vreemdelingen. Het betreft een limitatieve lijst. Het gaat namelijk om vreemdelingen die een kort of lang verblijf beogen in het Rijk en die een visum- of verblijfsaanvraag indienen en vreemdelingen ten aanzien van wie een verwijderingsmaatregel getroffen wordt, zoals terugdrijving, het bevel het grondgebied te verlaten, terugwijzing of uitzetting.
De implementatie van die gegevens in onze nationale wetgeving gebeurt op grond van een Europese beschikking. In de strijd tegen het terrorisme en tegen het misbruik van de migratieprocedures, meer bepaald identiteitsfraude en asielshopping, moeten we instrumenten hebben om personen te identificeren die andere bedoelingen hebben dan ons grondgebied op een nobele manier te betreden. Het gaat dan meer bepaald om vingerafdrukken en foto's. Het voordeel van een dergelijk biometrisch gegeven is dat het zeer handig is, het is universeel, uniek en permanent.
Er is ook nog gesproken over een uitwisseling tussen de Dienst Vreemdelingenzaken, politie, gerecht, ambtenaren en agenten via de print-track databank. Die moet worden gesitueerd in het raam van de harmonisering van de asielprocedures in de Europese Unie. Hierover waren er trouwens heel wat vragen.
Het is niet de bedoeling biometrische gegevens af te nemen van vreemdelingen die in het raam van gezinshereniging naar België komen of van personen die reeds op Belgisch grondgebied vertoeven en een verblijfsaanvraag hebben ingediend. De regering moet daarover eerst nog overleg plegen.
Ook de DNA-test werd niet aanvaard, omdat die te ingewikkeld en te tijdrovend en bovendien nog niet echt ingeburgerd is. De irisscan is evenmin algemeen verspreid, maar kan in de toekomst misschien een interessant instrument worden. We moeten hieromtrent vooral zoeken naar kennis in het buitenland en zorgen voor een wettelijke grondslag.
Over de civiele veiligheid en meer in het bijzonder de brandweer is er gezegd dat de regering zich eerlang zal uitspreken over de vraag wie wel en wie niet een vergoeding moet krijgen voor gemaakte kosten.
Inzake de aansprakelijkheid moeten de vrijwillige en de beroepsbrandweerlieden en de civiele bescherming die beroepsfouten maken, eenzelfde regeling krijgen.
Er is eveneens gesproken over de snelle schadevergoeding voor de slachtoffers van de ramp van Gellingen en over de uitbouw van een fonds voor de aanschaf van materieel voor de verschillende diensten.
Voor de politie worden vier fondsen gecreëerd. Een eerste fonds is bedoeld om bedragen terug te winnen van diensten die door de federale politie aan de politiezones werden verstrekt. Een tweede fonds moet de politieuitrusting financieren. Er is ook een federaal solidariteitsfonds opgericht voor de lokale politie. En ten slotte is er ook gesproken over het plan van de regering om het Sociaal Secretariaat van de geïntegreerde politie een meer autonoom statuut te geven. Commissieleden drongen terzake aan op meer waarborgen en waarschuwden voor een meer willekeurig systeem.
De commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden kreeg ook het bezoek van de minister van Ambtenarenzaken, die ons toelichting verschafte bij de artikelen 504 en 505 van het ontwerp van programmawet die ertoe strekken de artikelen 43 en 43ter van de wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken aan te passen aan de nieuwe terminologie die voortvloeit uit de hervorming van niveau A. Niveau A is immers voortaan in klassen gestructureerd en niet langer in hiërarchische graden en rangen. Zo worden de benamingen van de rangen 13, 15, 16 en 17 vervangen door of aangevuld met dewelke die verwijzen naar de klassen A3, A4 en A5. Het gaat dus om zuiver terminologische wijzigingen.
De minister gaf ook toelichting bij artikel 506 dat ertoe strekt het toepassingsgebeid van artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 aan te passen. In een eerste fase wordt het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg aan het toepassingsgebied van die wet onttrokken.
De staatssecretaris voor Informatisering van de Staat kwam ten slotte spreken over de elektronische identiteitskaart, waarover in de media al heel wat is verschenen. Om toegang te krijgen tot de elektronische dienstverlening van de regering, moet men zijn identiteit on line kunnen meedelen en moet ze door de overheid die de dienst verleent, kunnen worden gecontroleerd. Er wordt een registratiebureau opgericht dat zich hiermee zal bezighouden. Om de identiteit van de aanvrager te controleren, eist dat bureau dat deze laatste de gegevens verstrekt die op zijn identiteitskaart en op zijn SIS-kaart staan.
Hierbij kwamen diverse vragen naar boven. Blijkbaar kunnen sommige vreemdelingen zo'n elektronische identiteitskaart wel verkrijgen, maar andere niet.
Leden van de oppositie hebben amendementen ingediend bij de bepalingen over de biometrische gegevens die ertoe strekken deze uit te breiden naar alle categorieën van vreemdelingen. De democratische oppositie van haar kant diende een amendement in ten einde meer waarborgen te bekomen voor de bescherming van de privacy en de toegang van personen tot de elektronische identiteitskaart.
Het geheel werd aangenomen met acht stemmen tegen drie bij een onthouding. Het ontwerp van wet houdende diverse bepalingen werd aangenomen met zeven stemmen tegen een, bij een onthouding.
De heer Stefaan Noreilde (VLD), corapporteur. - Ik zal verslag uitbrengen over het onderdeel van de programmawet over de veiligheidsdiensten bij het openbaar vervoer en over de private bewakings- en beveiligingsondernemingen.
De wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten heet voortaan `wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid', omdat ook de veiligheidsdiensten van de vervoersmaatschappijen worden opgenomen in de wet.
De openbare vervoersmaatschappijen krijgen de mogelijkheid om een veiligheidsdienst op te richten met als doel de veiligheid te verzekeren op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen die door de openbare vervoersmaatschappij worden uitgebaat. De verplichtingen en bevoegdheden zijn gelijk aan die van de interne bewakingsdiensten. De opleidingsvoorwaarden worden bepaald bij koninklijk besluit.
De veiligheidsagenten zullen een voorgeschreven uniform dragen dat verschilt van dat van de hulpagenten. Ze krijgen enkele specifieke bevoegdheden. Zo hebben ze het recht om een peperspray en handboeien te gebruiken. Ze mogen de identiteit controleren, fouilleren, daders van misdrijven vatten en ticketzones creëren waarbinnen ticketcontrole mogelijk wordt. Uiteraard worden deze bevoegdheden alsook het gebruik van de handboeien aan enkele strenge regels onderworpen. Zo mag de veiligheidsagent de handboeien enkel gebruiken als de betrokkene meerderjarig is, hij fysiek geweld heeft gepleegd, hij enkel met handboeien in bedwang kan worden gehouden en hij een misdrijf heeft gepleegd.
De veiligheidscontrole moet gericht zijn op gevaarlijke voorwerpen of wapens, moet geschieden door een veiligheidsagent van hetzelfde geslacht als de betrokkene en mag niet verdergaan dan een oppervlakkige betasting van de kledij en een controle van de handbagage.
De veiligheidsagenten moeten een formulier van hun optreden bijhouden waarop de feiten en maatregelen staan vermeld.
Het gaat steeds om bewarende maatregelen tot de politie ter plaatse is. Er wordt geen afbreuk gedaan aan het primaat van de politie. Daarover ontstond een gedachtewisseling tussen mevrouw Talhaoui en de minister.
Omdat de toegekende bevoegdheden een rechtstreekse inbreuk betekenen op de vrijheid van een persoon, is ook de controle streng gereglementeerd. De controle gebeurt door verschillende instanties. In de eerste plaats gebeurt ze door de vervoersmaatschappij zelf. Daarnaast is er de controle door de bijzondere inspectiedienst van Binnenlandse Zaken en het Comité P. Ook de politiediensten gaan ter plaatse om de gang van zaken te controleren. Elke natuurlijke of rechtspersoon die deze wet of haar uitvoeringsbesluiten niet naleeft, riskeert een sanctie in de vorm van een waarschuwing, een minnelijke schikking of een administratieve geldboete.
Er wordt uitgegaan van het principe dat het aan de federale wetgever toekomt om de middelen en bevoegdheden van de veiligheidsagenten te bepalen en te voorzien in een kader waarbinnen de veiligheidsagenten hun taken kunnen vervullen. Op dit punt heeft de Raad van State gesteld dat de federale overheid inderdaad de veiligheidsagenten kan mandateren om bepaalde vaststellingen te doen, ook in domeinen die ressorteren onder de bevoegdheid van gemeenschappen en gewesten, maar die machtiging wordt pas effectief na de expliciete beslissing van de gemeenschappen en de gewesten.
Met dit wettelijke kader wordt rechtszekerheid geschapen voor de veiligheidsdiensten en de politie, die nu precies weten wie wat mag doen, en voor de burger, wiens veiligheid wordt verzekerd. Belangrijk is ook dat het verschil tussen veiligheidsagenten en hulpagenten duidelijk wordt gesteld. Beiden hebben andere opdrachten en bevoegdheden.
Ik kom tot de private bewakings- en beveiligingsondernemingen. In het raam van de administratieve vereenvoudiging wordt het vergunningstelsel voor de private bewakings- en beveiligingsondernemingen soepeler. Om conflicten met Europa te vermijden moeten de bewakings- of beveiligingsondernemingen die advies verstrekken over de beveiliging van informaticasystemen niet langer voldoen aan de regels inzake vergunningen zoals bepaald door de wet van 10 april 1990.
Ondernemingen die veiligheidsadvies verlenen zullen een kwaliteitslabel ontvangen indien zij aan de kwaliteitsvereisten voldoen. Dit label wordt evenwel losgekoppeld van de verlening van een vergunning. Ondernemingen die bepaalde opdrachten in onderaanneming aanbieden moeten geen vergunning meer hebben voor de diensten die zij in onderaanneming aanbieden. Wel moeten zij hun klanten hiervan op de hoogte brengen.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V), rapporteur namens de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
De heer Jan Steverlynck (CD&V), rapporteur namens de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT), corapporteur namens de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V), rapporteur namens de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het is weer vroeg donker, verlichte straten dompelen ons in een gezellige kerstsfeer. Tegelijkertijd nadert de koopjestijd en is het weer programmawettijd.
Is het toeval dat in de sperperiode die aan de koopjestijd voorafgaat, het parlement telkens weer een programmawet moet bespreken? Luidt de programmawet geen wetgevende koopjestijd in?
Koopjestijd kan gezelligheid betekenen, maar tegelijk ook chaos en verkeerde aankopen. Als het op wetgevend werk aankomt, doet de kerstgezelligheid in de koffiekamer weinig ter zake. Verantwoordelijkheidszin en degelijke wetgeving daar komt het op aan. De koopjessfeer kunnen we als wetgever wel missen.
In de voorbije drie maanden heeft de Senaat nauwelijks drie regeringsontwerpen kunnen behandelen en goedkeuren: het ontwerp over de insolventieprocedures, het ontwerp over de personeelsformatie bij sommige rechtbanken en het ontwerp over de bemiddeling. Het vierde ontwerp dat de regering ons vandaag serveert, is een programmawet met 536 artikelen. De regering kan dus zeker geen palmares van wetten voorleggen.
Daarenboven vinden de senatoren van de meerderheid de meeste ontwerpen geen bespreking waard. Ze weigeren ontwerpen die door de Kamer zijn behandeld, te evoceren, zelfs als het wetgevende secretariaat van de Senaat fundamentele opmerkingen formuleert bij de kwaliteit van die nieuwe wetgeving. Alleen het ontwerp over de bemiddeling dat we gisteren hebben behandeld, werd geëvoceerd. De kwalitatief hoogstaande behandeling van dat ontwerp in de Senaat, zowel in commissie als in plenaire vergadering, heeft andermaal het nut van de evocatieprocedure aangetoond. Dankzij de tweede lezing door de Senaat is de tekst van dat ontwerp aanzienlijk verbeterd.
De meerderheid is huiverig om ontwerpen die in de Kamer zijn goedgekeurd, maar die niet aan de wettelijke kwaliteitseisen voldoen, te evoceren en een tweede kans te geven in de Senaat. De meerderheid verkiest wetteksten recht te zetten via de programmawet. Ik stel voor dat de Senaat zich na nieuwjaar zou voornemen meer ontwerpen te evoceren om zijn taak als reflectiekamer waar te maken.
De regering dient halfjaarlijks een ontwerp van programmawet in, die de begroting verder uitwerkt, maar die vooral slecht wetgevend werk corrigeert en beleidsaangelegenheden regelt zonder voorafgaand politiek debat.
Maanden geleden heeft de Kamer op voorstel van de meerderheidsfracties een voorstel tot wijziging van de Grondwet goedgekeurd om de officiële bijeenroeping van het parlement te vervroegen van de tweede dinsdag van oktober naar de tweede dinsdag van september. Onze fractie heeft daartegen geen bezwaar, maar gelet op het gebrek aan initiatief van de regering in het algemeen, krijgen we de indruk dat het initiatief louter bedoeld was om de bevolking de indruk te geven dat de regering werkt. Het initiatief was frontpaginanieuws in de kranten, maar daar bleef het bij.
De bevlogen woorden die de eerste minister twee dagen geleden uitsprak, doen me denken dat de regering aan het don-quichotsyndroom lijdt. Don Quichot is een sympathiek en gedreven personage, maar voor zover ik weet, heeft hij nooit een boek geschreven of een maatschappelijk gevecht gestreden. Zijn leven is voorbijgegleden als een droom, was niet altijd aangenaam en zijn enige tegenstrevers waren windmolens. Ik krijg de indruk dat de regering net als Don Quichot in een virtuele wereld leeft.
Voorliggende programmawet telt meer dan 536 artikelen. De analyse ervan, die in opdracht van de kamervoorzitter werd uitgevoerd, toont aan dat ongeveer honderd artikelen niets met de begroting te maken hebben en dat nog eens honderd artikelen er slechts van ver iets mee te maken hebben. De bepalingen over adoptie, het notarisambt, de vermeldingen in de huwelijksakte, de vzw's en de dienst voogdij hebben stuk voor stuk niets met de begroting te maken. Het was merkwaardig dat de kamervoorzitter de moed had een analyse te laten uitvoeren, maar uiteindelijk is de paarse meerderheid te zwak om er de consequenties uit te trekken.
Het probleem van de programmawetten wordt acuter met de jaren. De regering wordt alsmaar driester. De Raad van State krijgt het danig op de heupen van zulk een misprijzen voor de wetgever.
Professor Johan Vande Lanotte geeft in zijn handboek Overzicht van het publiek recht de volgende definitie van een programmawet: `De programmawet is een wet waarin de maatregelen worden genomen die de regering nodig acht om haar economisch, sociaal en financieel beleid, zoals dit uit de begroting blijkt, te verwezenlijken'.
Andere parlementen hebben al een grendel gezet op de verankering van de programmawetten. Het Vlaams Parlement heeft in zijn reglement een regel ingeschreven die de artikelen die niets met de begroting te maken hebben, afsplitst van de andere artikelen.
CD&V heeft een gelijkaardig voorstel tot reglementswijziging ingediend, omdat de democratie en de kwaliteit van de wetgeving beter verdienen. Ons voorstel impliceert dat de artikelen die niets met de begroting te maken hebben, uit het ontwerp worden gelicht en door de regering tot een afzonderlijk ontwerp worden omgevormd.
We lazen in de pers dat de VLD-fractie een gelijkaardig initiatief neemt. Collega Vankrunkelsven "is het beu dat de regering de programmawet elk jaar dikker maakt", "dat het parlementair debat wordt gedood". Hij zegt verder dat de programmawet een "middel is waarmee de regeringspartijen elkaar gijzelen", dat ze blijk geeft van "een groot wantrouwen tussen de regeringspartners" en van "een misprijzen jegens parlement".
Ik heb de bedenkingen van de heer Vankrunkelsven in De Standaard op 2 december aandachtig gelezen. Er stond bij dat zijn voorstel mogelijk al een week later in het bureau zou worden besproken. Die bespreking is me tot nog toe ontsnapt, maar ik kan verzekeren dat de CD&V-fractie zich ten aanzien van die vroege nieuwjaarswens constructief zal opstellen.
Als we de inhoud van deze programmawet nagaan, zijn er enkele artikelen waarvan de Raad van State zegt dat ze "raken aan de fundamentele rechten en vrijheden die zijn vastgelegd in de Grondwet, in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens." De Raad van State stelt terecht dat die artikelen niet thuishoren in een programmawet.
Het gaat concreet over de ingrijpende wijzigingen aan de wet op de privé-veiligheid. Voor alle openbare vervoermaatschappijen zullen er veiligheidsdiensten komen. Het personeel zal handboeien en pepper spray ter beschikking krijgen, het zal mogen fouilleren en de daders kunnen vatten.
Tot nog toe is de wetgever altijd terughoudend geweest wanneer het erop aankwam om veiligheidstaken uit te besteden aan de privé-sector. Die houding was de ondertoon ten tijde van de wet op de privé-milities en die houding lag ook ten grondslag aan de totstandkoming van de wet van 10 april 1990.
CD&V heeft er geen moeite mee dat er inzake veiligheid een toekomst is weggelegd voor een publiek-private samenwerking. Er rijzen problemen rond de veiligheid van het openbaar vervoer, maar het kader waarbinnen de veiligheidsactiviteiten in de toekomst kunnen, is onvoldoende uitgeklaard. Er blijven te veel vragen over de opleiding, het toezicht en de tuchtregeling.
Het betreft hier duidelijk wetswijzigingen die niet thuishoren in een programmawet en waarover een fundamenteel parlementair debat op zijn plaats is.
Zelfs de bevoegde minister heeft dat impliciet toegegeven, maar ik denk dat de meerderheid niettemin de programmawet zoals ze voorligt, zal goedkeuren.
Een aantal CD&V-collega's zullen een betoog houden over een aantal concrete bepalingen. Zelf wil ik het nu hebben over die artikelen die uitvoering geven aan de begroting. Ik verwijs daarbij graag naar de definities die ik vind in de handboeken van professor Vande Lanotte die op dat vlak zeker over een theoretische deskundigheid beschikt.
Met de begroting gaat het de laatste jaren niet goed. Niettegenstaande de ontzettende grote rentemeevallers van de laatste jaren, vertonen de begrotingen van de afgelopen jaren geen overschot en werden de publieke financiën onvoldoende geheroriënteerd om de vergrijzingkosten te kunnen opvangen en duurzame groei en werkgelegenheid te creëren.
Het feit dat gezamenlijk de overheden een begrotingsevenwicht kunnen voorleggen, is een minimumprestatie waarbij wel drie kanttekeningen moeten worden gemaakt.
Ten eerste boekt de federale overheid een tekort. Gezamenlijk is er een evenwicht omdat de Vlaamse begroting en de begroting van steden en gemeenten in orde is. Minister Vande Lanotte zelf, is gebuisd in zijn huiswerk.
Ten tweede tempert de federale overheid haar tekort door eenmalige operaties en door een onwaarschijnlijke lange rits verdoken en open belastingverhogingen. De fiscale druk blijft dan ook op een voor dit land ongekende hoogte. De laatste zure grap in de rij van paars was de renteloze lening van bijna 2.000 euro die ze van de gezinnen eist door de bedrijfsvoorheffing niet correct toe te passen.
Ten derde kan de begroting slechts in evenwicht blijven door de inkomsten op een hoog peil te handhaven. De maatregelen in verband met de dienstencheques, de ICB's, de effecten aan toonder, de bedrijfsvoorheffing inzake loopbaanonderbreking en de arbeidsongeschiktheid zijn allemaal initiatieven die de inkomsten moeten verhogen. Vooral benzine, diesel, huisbrandolie, rookwaar, drankverpakkingen worden zwaarder belast, alsook de bedrijfswagens en de elektriciteit. In 2005 wordt de BTW met ongeveer 255 miljoen euro verhoogd en de accijnzen met 426 miljoen, samen bijna 700 miljoen extra belastingen.
Daarenboven zal de elektriciteitsverbruiker niet alleen de Elia-factuur gepresenteerd krijgen. Stiekem heeft de regering nog een andere taks ingevoerd. Het betreft een heffing op steenkool, in totaal goed voor 50 miljoen euro. Ogenschijnlijk gaat de regering zonder spin doctors door het leven. Toch valt de waarheid openlijk vertellen, haar kennelijk nog altijd zwaar.
De uitgavendrift van paars is niet te stuiten. Zowat alle uitgavenposten van de overheid schieten de hoogte in. Het zijn niet langer alleen de ziekte-uitgaven die omhoog gaan, alle uitgaven zitten in de lift. De overheidsuitgaven zonder rentelasten stegen van 43,1% in 1999 naar 45,7% dit jaar. In plaats van de rentemeevaller op te sparen om de kosten van de vergrijzing te kunnen opvangen, heeft paars doodleuk al het geld van de mensen aan allerlei uitgegeven.
De begroting is niet alleen een minimumprestatie, er worden bovendien onvoldoende initiatieven genomen om duurzame groei en werkgelegenheid te creëren. De consumptie heeft de groei het afgelopen jaar ondersteund, maar helaas niet de werkgelegenheid. Die blijft achter. Anderhalf jaar geleden was het motto van de regering Verhofstadt II `jobs, jobs, jobs'. De groots opgezette werkgelegenheidsconferentie van september 2003 die een muis baarde, beloofde al niet veel goeds. De `superministerraad van Gembloers' ging vooral over DHL en de IKEA-wet, en viel mager uit voor de werkgelegenheid. Het lot van DHL is ondertussen bekend en de IKEA-wet, die waarschijnlijk meer werkgelegenheid zal vernietigen dan creëren, is nog niet eens operationeel.
Vandaag zijn er vooral meer werklozen. We tellen ongeveer 20.000 extra werklozen tegenover vorig jaar. De Belgische werkloosheid is de afgelopen vier jaar forser gestegen dan in de andere landen van de Europese Unie. In 2000 lag onze werkloosheidsgraad 0,9 procentpunt onder het gemiddelde van de EU-landen. Vandaag ligt onze werkloosheidsgraad 0,5 procentpunt hoger. Niet de Belgische conjunctuur is slecht, niet de internationale conjunctuur is slecht, het Belgische beleid is slecht.
Eergisteren las de eerste minister zijn `nieuwjaarsbrief' voor. De premier, die zoals geen andere de confrontatie heeft gezocht, kwam heel even tot inkeer.
CD&V volgt niet het spoor van Don Quichot en wil evenmin de samenleving `heruitvinden'. Wij zitten niet op het spoor van de maximale woorden en de minimale daden. Wij zijn ervan overtuigd dat het veel beter zou zijn indien deze regering geloofwaardig zou zijn door haar beleidsdaden in plaats van door haar dromen.
Ik keer terug tot mijn oproep die ik tijdens de bespreking van de beleidsverklaring hier enkele maanden geleden heb gelanceerd. Over bepaalde uitdagingen moet het politieke debat worden gevoerd: over de Lissabon-strategie, de versterking van de economie en de bevordering van de werkgelegenheid; over de vergrijzing en de denataliteit; over het vreedzaam en respectvol samenleven; over de kerntaken van de overheid en de zelfredzaamheid van de samenleving.
Het zijn fundamentele en complexe kwesties. Het uitstellen van een fundamenteel debat hierover en het non-beleid van de regering verminderen de problemen niet, integendeel, ze worden ernstiger. Toch is het noodzakelijk dat de politiek voor die kwesties een coherent antwoord formuleert en die problemen niet stuurloos laat betijen.
Ik herhaal dan ook mijn oproep om hier in de Senaat over die thema's een sereen en grondig debat te voeren en erop toe te zien dat de regering krachtige maatregelen neemt om haar beleid bij te sturen.
M. Berni Collas (MR). - À ce stade de la discussion, je me limiterai à évoquer le volet relatif à la sécurité civile. Je voudrais d'ores et déjà souligner que je me réjouis des initiatives prises par le gouvernement en ce qui concerne les services d'incendie et de protection civile Leur situation mérite la plus grande attention. Ce secteur est en difficulté depuis des décennies. Il était temps que le gouvernement prouve sa détermination de réformer les services de secours. Ces réformes sont sur les rails : l'analyse des risques est en cours et la commission d'accompagnement a entamé ses travaux. Les tragiques événements de Ghislenghien n'ont fait qu'accentuer et démontrer, une fois encore, la nécessité d'améliorer les conditions de travail de nos services de secours. J'attire d'ailleurs votre attention sur l'intention du gouvernement d'augmenter le budget de la sécurité civile de 15% en 2005, preuve de l'intérêt que porte la majorité en place au secteur malgré les conditions budgétaires difficiles. Cet effort permettra notamment l'acquisition d'un matériel nouveau et le renforcement de la formation et de l'inspection des services de secours.
Le Roi est désormais habilité à déterminer les tâches des services d'incendie et de protection civile susceptibles d'être facturées. La demande de nombreuses communes et de nombreux services d'incendie est ainsi rencontrée.
Le gouvernement assure également une réelle protection en matière de responsabilité en faveur des pompiers volontaires qui étaient jusqu'à présent personnellement responsables sur la base de l'article 1382 du code civil, contrairement aux pompiers professionnels, qui ne doivent répondre que de leurs dols ou de leurs fautes lourdes en cas de dommages causés à des tiers dans l'exercice de leurs fonctions. Ils ne répondent de leurs fautes légères que quand celles-ci présentent dans leur chef un caractère habituel plutôt qu'accidentel. Cette inégalité est donc supprimée.
Par ailleurs, le fonds de réemploi de la quote-part communale destiné à l'achat de matériel et d'équipement, qui avait été supprimé dans le cadre des économies réalisées pour atteindre la norme de Maastricht, sera rétabli. Cette mesure permettra de remédier au manque parfois criant de matériel à l'attention des communes.
Enfin, last but not least, diverses mesures, financières et fiscales, ont été prises, notamment pour attribuer une indemnité aux familles des pompiers victimes de la catastrophe de Ghislenghien dans les meilleurs délais et pour modifier l'article 38 du code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne les pompiers volontaires et les agents volontaires de la protection civile. À l'heure actuelle, sur la base de cet article, les pompiers volontaires des services publics d'incendie et les agents volontaires de la protection civile bénéficient d'une exonération fiscale des allocations qui leur sont versées en cette qualité. La catastrophe de Ghislenghien a montré, une fois de plus, à quel point le travail des pompiers et de la protection civile peut s'avérer dangereux et vital.
Il convient dès lors de promouvoir davantage, sur le plan fiscal, le travail des pompiers et des agents volontaires précités. Une avancée importante sera donc réalisée en alignant les montants de l'exonération fiscale sur ceux de l'exonération sociale existante, ce qui porte, sur le plan fiscal, le montant exonéré de 1.500 euros à 2.850 euros avant indexation. La mesure entre en vigueur à partir de l'exercice d'imposition 2006. Je rappelle qu'il s'agit d'une revendication de longue date des acteurs de terrain.
Mesdames, messieurs, toutes ces mesures concrètes vont dans le bon sens et constituent un réel pas en avant pour permettre à nos services de secours de travailler dans de meilleures conditions et ainsi d'assurer une plus grande protection à notre population.
Mevrouw de Bethune zal het ermee eens zijn dat deze maatregelen niets te maken hebben met solden. Ze zal dan ook begrip hebben voor deze meeruitgaven voor essentiële diensten voor onze bevolking.
En guise de conclusion, je ne voudrais pas, à titre personnel, omettre de féliciter le ministre de l'Intérieur, M. Dewael, de son volontarisme en la matière.
De heer Paul Wille (VLD). - Wanneer de dagen het kortst zijn, moet op positieve wijze worden gedacht aan wat in de lente zal gebeuren. In de natuur komen dan uit lelijke larven mooie vlinders.
In de politiek vindt soms de omgekeerde evolutie plaats. Zowel in de Kamer als in de Senaat gebeurt er op het einde van een kalenderjaar en ook net vóór het zomerreces iets raars. Kritische en moeilijke parlementsleden veranderen ineens in gehoorzame, gewillige stemmachines. Ook ik voel me op dergelijke momenten een voorgeprogrammeerde machine die alles wat van de regering komt, goedvindt. Zelfs eventuele fouten of onvolmaaktheden zet ik liever niet recht.
Het is een traditie waarbij leden van de meerderheid op de groene stemknop drukken en leden van de oppositie op de rode. De uitvoerende macht drukt zo haar wil door. Ook de eerste minister heeft aangegeven dat het Parlement zichzelf, in samenwerking met de regering, in ere moet herstellen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Met een programmawet?
De heer Paul Wille (VLD). - Ik ben het ermee eens dat het oneigenlijke gebruik van programmawetten een halt moet worden toegeroepen. Mevrouw de Bethune heeft er terecht op gewezen dat een derde van de artikelen in de programmawet geen rechtstreeks verband houden met de begroting, dit terwijl een programmawet tot doel heeft een begroting uit te voeren.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Gaat de heer Wille ons dan steunen in ons verzet?
De heer Paul Wille (VLD). - De steun van de CD&V is altijd welkom, maar ook zonder zal de VLD proberen hervormingen te realiseren.
Onze minister van Binnenlandse Zaken heeft er aan toegevoegd dat we deze wet eigenlijk gebruiken om redenen van politiek evenwicht. Dat gaat té ver. Als loyale meerderheidspartij gaan we ervan uit dat dit moet veranderen.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Wij hebben een voorstel dat u kunt steunen. Ik hoop dat we hier kunnen samenwerken.
De heer Paul Wille (VLD). - Enige bescheidenheid is op zijn plaats. In de huidige verhoudingen zijn wij degenen die aan het tot stand komen van de volgende programmawet meewerken. We zullen daarbij kritischer zijn dan de CD&V-fractie in het verleden. We gaan ervan uit dat het oneigenlijk gebruik van de programmawet bij de eerstvolgende gelegenheid in goede zin zal worden omgebogen.
Mevrouw de Bethune hield eigenlijk een vrij stereotiepe uiteenzetting door een condensaat te maken van alles wat minder goed is.
Ik zal de punten op een rij zetten die onze goedkeuring kunnen wegdragen en die ervoor zorgen dat de VLD-fractie de programmawet kan goedkeuren. Wij staan volledig achter de maatregelen die door de hele meerderheid werden genomen en waarin we af en toe het liberale handschrift herkennen. Belangrijk, maar soms moeilijk uitvoerbaar, zijn de inspanningen om de belastingverlaging die in 2001 werd goedgekeurd, verder te realiseren. Daarnaast zijn er ook justitiële, economische en sociale elementen die de programmawet tot een aanvaardbaar geheel maken.
Ik begin bij de jonge gezinnen. Zij staan heel kritisch tegenover de huidige samenleving en ik maak me ernstig zorgen over de mogelijke clash tussen de generaties in Vlaanderen. Zij vinden dat de overheid in een aantal structurele problemen moet ingrijpen.
Zo is de verhoogde fiscale aftrek van de hypothecaire lening in de eerste jaren een budgettair neutrale operatie, maar voor jonge gezinnen heel belangrijk.
Vorige week kreeg ik een aanbod om rechtvaardige rechter te worden voor de horecasector. De VLD-fractie kan niet worden verweten dat de horecasector in het verleden geen aandachtspunt was. Zowel in de Kamer als in de Senaat heeft ze meermaals geïntervenieerd over de fiscale aftrekbaarheid van restaurantkosten. Er was een verhoging van 50% naar 62,5%, nu zelfs naar 69%. Wij wensen de aftrekbaarheid naar 75% te brengen, maar dan gekoppeld aan een gedragscode voor de sector. Een oppositiepartij vindt natuurlijk altijd dat het wat meer mag zijn. Er wordt daartoe een actie met partijpolitieke bedoelingen naar voren gebracht door een duur, maar schrander bureau.
Ik wil wel rechtvaardige rechter zijn, maar niet in de rechtbank van de heer Schamp of zijn vrienden.
De regering heeft maatregelen genomen om de brandstofprijsschommelingen via de accijnzen op te vangen. De oprichting van een stookoliefonds is niet zo evident, maar personen met een karig inkomen moeten nu eenmaal worden geholpen.
Bij bepaalde oppositiepartijen moeten de impulsmaatregelen voor onderzoek en ontwikkeling zeker goed liggen. Maatregelen voor onderzoek en ontwikkeling zijn een conditio sine qua non voor kenniseconomie. In de toekomst zal de overheid via een vrijstelling van 50% voorheffing tussenkomen bij bedrijven die de link leggen naar universiteiten en hogescholen.
Deze lastenverlagende maatregelen worden vaak onderschat, maar ze zijn ideologisch zuiver en vrij efficiënt. We hopen de komende jaren deze tendens voort te zetten.
Ik kom nu tot drie hoofdprioriteiten. De eerste gaat over werk, werk, werk. In verkiezingstijd is dat een thema voor alle partijen. Jobcreatie komt aan bod in de regeringsverklaring, in de State of the Union en in de programmawet.
De tweede prioriteit is meer veiligheid.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Gevangenisstraffen van minder dan drie jaar niet uitvoeren, verrast u dat niet?
De heer Paul Wille (VLD). - Soms ben ik verrast.
In deze programmawet zitten inderdaad ook enkele minder sterke punten. Maar in afwachting van het moment dat wij iets samen ondernemen, mijnheer Vandenberghe, kan de VLD-fractie zich helemaal terugvinden in wat de regering hier voorstelt.
Waar we waarschijnlijk minder vlot tot samenwerking komen, is een plan om het aantal regels te verminderen. Op dat vlak hebben uw vrienden vroeger hoog gescoord.
Bij de ambitie van Verhofstadt II om meer werk te creëren, kan ik alleen de bedenking maken dat economie economie is en de wereld de wereld. Hij heeft natuurlijk grote tegenslagen gekend, zoals het verdwijnen van een grote werkgever als DHL.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Is DHL dan al verdwenen?
De heer Paul Wille (VLD). - Neen, maar u hebt altijd wat meer tijd nodig om de dingen te verteren. Voor ons is de positieve kant van het DHL-verhaal voor een groot stuk voorbij. Dat is trouwens ook zo voor uw collega's van de Kamer, maar zij zijn dan ook wat agressiever en arroganter dan u. U staat veel dichter bij de realiteit en dat weet ik te appreciëren. Daarom geef ik u, uit pure vriendschap, ook de raad om ervan uit te gaan dat in de toekomst DHL wat kleiner zal zijn dan het nu is. Als u blijft veronderstellen dat het met DHL in België uitstekend gaat, dan moet u dat dossier opnieuw doornemen. Dan kunt u misschien uw minister-president vervoegen, die samen met de liberalen en de socialisten uitkijkt naar een alternatieve invulling van dat gebied, dat u trouwens zeer goed kent. U zult mij dus niet tegenspreken.
Dit alles neemt niet weg dat verschillende grote werkgevers in het land grote problemen kennen. Alleen met een hele reeks maatregelen kunnen we er dus in slagen om veel mensen langer aan het werk te houden. In de afgelopen periode hebben we ons misschien iets te veel gefocust op de werknemers van 55 jaar en meer. Die categorie blijft natuurlijk belangrijk, alleen al omdat er voor hen in de buurlanden heel wat gebeurt. Maar zij alleen kunnen uiteraard onze economie niet opnieuw doen bloeien en groeien.
Er zijn bijvoorbeeld ook de zelfstandigen. Ik kom geregeld bij zelfstandige winkeliers die me vaak vragen waarom wij liberalen niet meer voor hen doen. Ze stellen die vraag nu niet meer aan die grote liberale partij, hoewel die met haar enorm uitgebouwde structuur de zelfstandigen veel beter kon koesteren en ze meer had kunnen geven. Het verwijt aan de regering-Verhofstadt dat ze voor zelfstandigen te weinig doet, heeft meestal te maken met problemen die al veel langer aanslepen. En ik erken dat de regering ook vandaag maar een deel uitvoert van wat wij zowel als alle andere partijen in verkiezingstijden aan de zelfstandigen hebben beloofd. Maar vandaag gaat het wel heel concreet over een welvaartsaanpassing van de oudste pensioenen, over een jaarlijkse verhoging van de minimumpensioenen en over het statuut voor de medewerkende echtgenoot. Als al die problemen in het verleden waren weggewerkt, dan hadden we er vandaag niet eens meer over moeten spreken en was er in dat verband ook geen budgettair probleem geweest.
Een ander aandachtspunt zijn de werknemers. De werknemers zullen vanaf 45 jaar genieten van een ervaringsfonds, met als doelstelling personen met jarenlange ervaring langer aan het werk te houden. We gaan volledig akkoord met die redenering van de regering. Tal van maatregelen voor de 55-plussers zullen misschien geen of onvoldoende effect ressorteren omdat een aantal mensen waarvoor de maatregelen bedoeld zijn, nu al niet meer op de arbeidsmarkt zijn. Het is bijgevolg misschien verstandig na te denken over maatregelen om mensen die nu veertig jaar zijn te stimuleren om aan het werk te blijven als ze 55 jaar zullen zijn. We moeten nagaan of die redenering de realiteitstest kan doorstaan. Over de daarvoor geplande budgetten en over de concrete uitwerking van dat fonds staat weinig in de programmawet. Dat fonds kan slechts worden gezien als een ondersteunend element in een verhaal van de strijd tegen vervroegde uittreding. Het zal in de eerste plaats nodig zijn om te werken aan een mentaliteitswijziging en om concrete maatregelen uit te werken die er voor moeten zorgen dat ouderen langer aan de slag blijven. Ik maak me weinig illusies dat er spoedig een mentaliteitswijziging zal komen. De huidige gang van zaken op het gebied van het sociaal overleg - kijk maar naar het sociaal conflict bij IVAGO in Gent - toont dat aan.
De bewering dat de liberalen geen sociale reflex zouden hebben, klopt niet. Wie echt sociaal-liberaal is, wie de vrijheid van mensen echt belangrijk vindt, weet dat iemands vrijheid pas echt in gevaar komt wanneer hij geen werk en geen middelen heeft en in een ongunstige sociaal-economische omgeving verkeert. Daarom is het belangrijk dat de vier partijen in de regering hieromtrent op dezelfde golflengte zitten. Indien de zorg voor de sociaal zwakken niet voldoende wordt ingeschat, ontstaan er frustraties, spanningen en verzuring in de maatschappij. Er is gewag gemaakt van de invoering van een werkbonus. Dat is een bonus die wordt toegestaan aan werknemers met lage lonen. Wij hopen dat die bonus de komende jaren zal oplopen zodat er een einde komt aan de onrechtvaardige situatie waarin een deeltijds werkende met een inkomensgarantie-uitkering niet noodzakelijk meer verdient als hij aanvaardt om meer te werken. In de toekomst zal er een halt worden toegeroepen aan de ontmoediging van meer werken. De deeltijders zullen zeker zijn van een hoger inkomen als ze meer uren presteren. Wie kan daar tegen zijn?
Bij de regeringsvorming van vorig jaar werd afgesproken dat het systeem van de stempelcontrole - dat ik als archaïsch ervaar - zou worden afgeschaft. Er wordt gewaarschuwd voor chaos. Daarom moeten we aandacht besteden aan de praktische uitvoering van dat voornemen. De stigmatiserende stempelcontrole zal op een verstandige manier moeten worden afgeschaft. Een van de mogelijke praktische problemen van de afschaffing van de stempelcontrole is dat het moeilijker wordt om de werkloosheidsgraad te meten.
Hoe kunnen we dan een strenge begeleiding van en controle op de werklozen blijven garanderen? De maatregel wordt voorgesteld als de afschaffing van een stigmatiserende praktijk, maar wordt er tegelijkertijd geen heksenjacht op de werklozen georganiseerd? Welk systeem is overigens waterdicht genoeg om `profiteurs' toch uit het systeem te lichten? De afschaffing van de maandelijkse tocht naar het doplokaal is een goede maatregel, want die controle werd vaak als stigmatiserend en demotiverend ervaren.
De veiligheid is een ander punt dat van doorslaggevend belang is voor de publieke opinie. Zodra het eerste cijfer over de veiligheid valt, wordt het al drie keer geloochend of gerelativeerd. Nochtans is de veiligheid ondanks alle knelpunten mijns inziens de afgelopen jaren toegenomen. De regering heeft die knelpunten immers één na één trachten te elimineren.
Ik denk hierbij niet alleen aan de veiligheid in politionele zin, maar ook aan de civiele veiligheid. De minister van Binnenlandse Zaken heeft met de hervorming van de civiele veiligheidsdiensten als brandweer en burgerlijke bescherming titanenwerk verricht. Krachtens de programmawet zullen de gemeenten een hele serie taken die door beide diensten worden verricht, voortaan kunnen factureren. De vrijwillige brandweerlui zullen in de toekomst dezelfde juridische bescherming genieten tegen schadeclaims als hun collega's van de beroepscorpsen. De vergoedingen voor vrijwilligers bij de brandweer en bij de civiele bescherming zullen voortaan fiscaal vrijgesteld zijn.
Er wordt een speciaal fonds opgericht voor de aankoop van materiaal voor de civiele veiligheidsdiensten.
Het repressieve hoofdstuk voorziet in de mogelijkheid voor openbare vervoersmaatschappijen om een eigen veiligheidsdienst met beperkte politionele bevoegdheden op te richten. De veiligheidsagenten kunnen zodoende een agressieve reiziger controleren en in voorkomend geval immobiliseren tot de politie ter plaatse komt. In een aantal grote maar ook kleinere steden zijn die maatregelen broodnodig, wil men meer volk kunnen bewegen tot het gebruik van trein, tram of bus. Het vertrouwen in het concept van de privé-politiezorg groeit hiermee. Die maatregel zal hopelijk een voorbeeld zijn voor de uitbreiding van de samenwerking tussen de openbare en de privé-veiligheid.
In de strijd tegen het terrorisme en tegen het misbruik van de immigratiewetgeving kunnen in de toekomst naast vingerafdrukken, ook andere biometrische gegevens van vreemdelingen worden opgeslagen. Dat is ongetwijfeld een strenge, maar noodzakelijke maatregel. Momenteel slaagt men er blijkbaar niet in om de migratiestromen naar Fort Europa onder controle te krijgen, dus neemt de regering een reeks maatregelen waardoor ons land iets minder populair wordt bij kandidaat-immigranten.
Het is bekend dat de vreemdelingen op doorreis die niet in Groot-Brittannië geraken, zich graag in onze contreien settelen, want ondanks zijn zogenaamde rechtse mentaliteit is en blijft de Vlaming gastvrij.
Ik besluit met een bedenking bij de `wettendiarree en regelneverij' waar de media vaak gewag van maken. De flamboyante staatssecretaris Van Quickenborne werd uitsluitend belast met de administratieve vereenvoudiging en sta me toe te zeggen dat er sindsdien, hoewel het om een bijzonder moeilijke opdracht gaat, heel wat minder regels zijn en dat er zelfs wetten werden afgeschaft. Zullen we op een dag dan toch uit die Kafkaiaanse nachtmerrie ontwaken?
Een teken van moderniteit is ongetwijfeld de wettelijke erkenning van de elektronische communicatie. Gedaan met het sturen van aangetekende brieven of het publiceren van een uitnodiging voor algemene vergaderingen. Vennootschappen kunnen voortaan hun akten en uittreksels elektronisch neerleggen en de notaris kan officiële elektronische uitgiften opstellen. De maatregel levert de zowat 250.000 Belgische vennootschappen een besparing op van ongeveer 80 miljoen euro!
Ik herhaal wat ik in mijn betoog bij de jongste regeringsverklaring al zei, namelijk dat er onder Verhofstadt II wel degelijk iets verandert. Ik verwacht van mevrouw de Bethune natuurlijk niet dat ze daar de nadruk op legt. Als kritische, maar gezagstrouwe fractievoorzitter zal ik het werk van deze bewindsploeg echter genuanceerd blijven evalueren en, waar nodig, bekritiseren.
Er was zeker reden tot kritiek op het systeem van de programmawetten. Een en ander is flink uit de hand gelopen, maar ik ben ervan overtuigd dat de huidige regering ingezien heeft dat er een grens is overschreden. Ik ga er vanuit dat ze daar rekening zal mee houden; anders zullen wij daar zelf iets moeten aan doen. De Senaat zou de teksten bijvoorbeeld kunnen amenderen en terug naar de Kamer sturen, wat heel vervelend kan zijn voor de regering en de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Mevrouw de Bethune heeft gelijk wanneer ze zegt dat een derde van de 536 artikelen niet thuishoren in de programmawet. Ik ben het er evenwel niet mee eens dat dit een `soldenwet' zou zijn. De wet bevat heel wat positieve maatregelen die gericht zijn op zwakkere bevolkingsgroepen.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het woord `solden' is niet per definitie slecht. De `solden' worden gekenmerkt door chaotische toestanden, die weliswaar hun charmes hebben, maar die niet thuishoren in de wetgeving.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - De punten die in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden ter sprake zijn gekomen, gaven alleszins geen chaotische indruk. Ze sloten vaak naadloos aan bij het beleid van de regering.
Het eerste punt waarop ik inga, is de tabaksontwenning bij zwangere vrouwen en hun partner. De weerslag van de maatregelen om zwangere vrouwen en hun partner van het roken af te helpen, werden begroot op drie miljoen euro per jaar. Dat bedrag komt bovenop het preventiebeleid van de gemeenschappen. De betrokkenen kunnen gratis psychologische begeleiding krijgen om hun rookgedrag aan te pakken en te voorkomen dat ze hervallen. Na de jaarlijkse evaluatie kan eventueel worden beslist, afhankelijk van de budgettaire ruimte, om ook een financiële tegemoetkoming te verlenen voor geneesmiddelen. Op dat ogenblik moet de coördinatie met initiatieven van andere overheden worden besproken. Momenteel verloopt dat niet altijd naar wens. In elk geval ondersteun ik het betrokken artikel, omdat het zorgt voor de concrete invulling van het federale plan van minister Demotte ter bestrijding van het tabaksgebruik, goedgekeurd op de ministerraad van 23 januari 2004. Tevens sluit het naadloos aan bij de actie van de Vlaamse Liga tegen kanker.
In datzelfde kader past artikel 122 van de programmawet, dat de financiering van het Tabaksfonds voorlopig veilig stelt en zelfs aanzienlijk versterkt. Twee artikelen sluiten op elkaar aan; er is in dit geval dus evenmin sprake van een chaotische aanpak. Ook hier blijkt echter de noodzaak aan duurzaam en intens overleg met de gemeenschappen opdat zij een steentje bijdragen in de bestrijding van het tabaksgebruik. De minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid had in zijn beleidsnota aangekondigd dat het fonds op 1 juli van dit jaar operationeel zou zijn. Uiteindelijk was het koninklijk besluit pas op 1 oktober jongstleden klaar. Als de gemeenschappen hun verantwoordelijkheid opnemen, moet het antitabaksbeleid op kruissnelheid geraken.
Het tweede positieve punt is het sociaal stookoliefonds. Het initiatief van de vorige regering, dat ongeveer 25 miljoen euro had bijeengebracht in het systeem van de stookoliecheques, krijgt met de nieuwe bepaling een in de wet verankerd vervolg. Voor de financiering ervan doet de regering een beroep op de intersolidariteit. Dit initiatief geeft uiteraard aanleiding tot kritiek. We zullen 1,6 euro per duizend liter betalen om het fonds te spijzen. Met de opbrengst van het fonds zullen de OCMW's aan de meest hulpbehoevenden een verwarmingstoelage kunnen toekennen. Op basis van ervaringen van verenigingen waar armen het woord voeren, beseffen we maar al te goed dat huisvestingskosten een groot deel van het gezinsbudget opslorpen. Verwarmingskosten vormen een belangrijk deel van de uitgaven en storten vele mensen vaak nog dieper in de armoede. Ik zal enthousiast elk duurzaam initiatief ondersteunen dat bedoeld is om de nood te lenigen van de meest noodlijdenden. Dat daarvoor een beroep moet worden gedaan op de solidariteit van de hele bevolking, mag geen bezwaar zijn.
Inzake biobrandstoffen is er nog een hele weg af te leggen. Het opnemen van biobrandstoffen in de wet op de productnormen betekent een stap vooruit, maar heeft slechts zin als tegelijk een beleid wordt gevoerd om die brandstof ook effectief te produceren, bij voorkeur in eigen land. Dat brengt immers werkgelegenheid met zich. Bij landbouwers is er belangstelling voor die biobrandstoffen. Zij wachten echter op fiscale ondersteuningsmaatregelen om de nodige investeringen te doen. Biobrandstoffen zijn spijtig genoeg nog een marginaal verschijnsel. Informatie voor en bewustmaking van het brede publiek zijn dringend nodig. Het wordt tijd dat de hele problematiek in een stroomversnelling komt. Dit veronderstelt een hechte samenwerking inzake milieu, volksgezondheid en vooral financiën. Het is vooral daar dat het schoentje wringt.
Binnen enkele dagen start het jaar van de waarheid voor het Kyoto-protocol. Het treedt dan effectief in werking. Voor ons land houdt dat onder meer de oprichting van de NV Belesco in, die via derdepartijfinanciering energiebesparende investeringen in overheidsgebouwen moet helpen realiseren. Een gelijkaardig circuit voor particuliere investeringen moet dringend worden overwogen. Inzake isolatiemaatregelen hebben we in ons land nog een enorme weg te gaan. De doorsnee Belg verbruikt meer energie voor verwarming dan de Scandinaven, die in een kouder gebied wonen. De isolatie in ons land is vergelijkbaar met die van Italië en Spanje, waar het veel warmer is. Wij juichen dus de start van de NV Belesco toe, maar rekenen op aanvullende initiatieven voor de privé-sector.
Recente klachten over al te hoge telefoonrekeningen hebben de aandacht gevestigd op de inbelspellen, die de jongste tijd in medialand erg populair zijn geworden. Via sms-berichten, die 0,5 euro per minuut kosten, worden argeloze kijkers en luisteraars ongemerkt armer gemaakt. Onderzoek wijst uit dat vooral bejaarden, kinderen, zieken en werklozen in de val lopen. Ze zijn mentaal en financieel het meest kwetsbaar. Toch beweert de regering met de voorgestelde maatregel de thuisspeler te willen beschermen. De wet van 1999 op de kansspelen beoogt het mateloos spelen aan banden te leggen en de burger tegen zichzelf te beschermen.
Nu worden de inbelspellen uit het toepassingsgebied van deze wet gehaald, wanneer althans wordt voldaan aan bepaalde criteria. Die criteria zijn al te mild voor de productiehuizen en televisiezenders. Ze zijn op hun maat gemaakt. De organisatoren zelf mogen een procedure voor de klachtenbehandeling uitwerken. We kunnen niets verwachten van commerciële zenders die rechter en partij zijn. Bovendien moet er nog worden gewacht op een ethische code. Die moet er komen op initiatief van een ethische commissie voor informatiediensten via telecommunicatie. De wet die deze commissie moet oprichten, moet nog worden goedgekeurd.
Uit de ervaring van verenigingen van armen blijkt dat armen al te vaak het slachtoffer zijn van gewetenloze praktijken. Er bestaat voor de abonnee nog geen mogelijkheid om zijn communicatie met inbelspellen te blokkeren. Ik reken erop dat de bevoegde minister volgend jaar korter op de bal speelt en het belang van de spelers hoger inschat dan het winstbejag van de organisatoren.
Ik heb in de programmawet sociale en ecologische `solden' gevonden voor bepaalde doelgroepen. Dat verheugt me.
Tot slot bedank ik de diensten voor hun werk, dat met de steeds dikker wordende wetten steeds moeilijker wordt.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De heer Wille sprak over de geschiedenis. Ik wil ook beginnen met een historische vergelijking. Ik herinner me nog een discussie over een programmawet waarbij alle fractieleiders tussenbeide kwamen. Ik heb de indruk dat hoe meer artikelen de programmawet bevat, hoe minder fractieleiders nog deelnemen aan het parlementair debat.
Ik weet dat vandaag collega Mahoux iets heeft gezegd en dat collega Wille een toespraak heeft gehouden. Maar de grote afstand tussen het parlementair debat en de werkelijkheid op het terrein is symptomatisch en toont ook het onwezenlijke karakter van het debat aan. De werkelijkheid op het terrein wil ik aan de hand van drie vaststellingen omschrijven.
We hebben in de eerste plaats te maken met een vertrouwenscrisis, zoals blijkt uit de verkiezingsuitslag van 2004. Als het vertrouwen van de bevolking in de politiek niet helemaal verdwenen is, dan staat het toch op een zeer laag pitje. Steeds meer stellen we vast dat de kiezer en de burger zich afvragen waar de politieke leiders zijn en wat hun politieke visie is. Het amusement kan dan al wel verzekerd zijn, maar wanneer de moeilijkheden zich voordoen, verwachten de mensen van politici iets anders. Het wantrouwen ten aanzien van de politiek is dus relatief groot en de onverschilligheid dus minstens even groot. Dat mogen we niet onderschatten, willen we niet in een soort pre-Weimar-situatie terechtkomen.
M. Philippe Mahoux (PS). - Comme nous sommes au Sénat, monsieur Vandenberghe, je pensais que vous parliez pour le pays. Si vous faites des statistiques qui concernent votre communauté, vous en avez la responsabilité. Vous évoquez Weimar, mais moi je sais ce qui s'en est suivi.
M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Moi aussi, mais laissez-moi faire mes constatations.
Ik spreek uiteraard niet voor Wallonië, mijnheer Mahoux, aangezien ik in Vlaanderen gekozen ben.
De tweede vaststelling die ik maak, is de onzekerheid bij de publieke opinie. Het gaat niet enkel om een politieke onzekerheid, die ook te maken heeft met de onzekere internationale toestand. Ik weet niet of het waar is dat in Franstalig België de internationale toestand geen reden tot bezorgdheid zou kunnen zijn, of dat in Franstalig België de sociaal-economische toestand evenmin een reden tot bezorgdheid zou zijn, want ik zie de problematiek veel ruimer. Ik lees vanochtend de cijfers van het VBO met betrekking tot de groei voor 2005: 1,7% vergeleken met 2,7% voor 2004. Dat zijn toch cijfers die voor iedereen tot ongerustheid moeten leiden (Onderbreking door de heer Wille).
Mijnheer Wille, ik sta hier niet om mijn eigen verdiensten op te sommen en de uwe te betwisten. Ik tracht, naar aanleiding van de bespreking van de programmawet, een toespraak te houden over wat ik vind van de politieke toestand.
Mijn derde vaststelling houdt verband met de eerste. Het gebrek aan vertrouwen in de politieke leiders heeft tot gevolg dat de bevolking, al of niet terecht, de indruk heeft dat politiek zich niet bezighoudt met wat bij de bevolking leeft. De afgelopen jaren hebben we gemerkt hoe zich een cultuur ontwikkelde waarin de politiek en de media elkaars speelbal zijn. Media en politici staan met de rug naar de bevolking terwijl de ene met de andere speelt en omgekeerd.
De eerste minister schrijft in zijn kerstbrief: "De namen van de programma's waarin de politici en de beleidmakers aan de tand worden gevoeld, liegen er niet om: Wit/Zwart, De Volksjury, De Leeuwenkuil." Wie neemt er echter deel aan deze programma's? Het zijn diegenen die opgevoerd worden in deze programma's, die daarna zeggen hoe erg ze het vinden dat die programma's worden opgevoerd. Niemand verplicht hen daaraan deel te nemen. Waarom blijven ze niet weg? Dan zouden al die infantiele discussies niet moeten plaatsvinden. Er is echter een nieuwe politieke elite ontstaan die haar bestaan voornamelijk dankt aan de deelname aan debatten.
Dat zijn drie vaststellingen die ik maak en die ongetwijfeld, zoals de eerste minister zelf zegt, wijzen op het belang van het debat in een parlementaire democratie.
Men moet het parlementaire debat echter laten voeren. Men moet ook de omstandigheden respecteren waarin het moet worden gevoerd. Wanneer de eerste minister in zijn verklaring de ideologie van de confrontatie betreurt, moet hij toch ook toegeven dat de afgelopen 5,5 jaar een tijd was met vele punten van confrontatie, waarin de dialoog met de Senaat niet werd aangegaan.
Het is ongelukkig dat de bespreking van de programmawet samenvalt met de verklaring van de eerste minister. Als er één voorbeeld is van een weigering om het debat te voeren, dan is dat toch de programmawet. De programmawet neemt ieder jaar in omvang toe. Ik noteer wat de heer Wille in zijn inleiding heeft gezegd, maar het is niet de eerste keer dat ik dat hoor. In 2002 heeft de meerderheid ook gezegd dat het de laatste keer was. Twee jaar later zegt ze naar aanleiding van de bespreking van de programmawet opnieuw dat het de volgende keer niet meer zal gebeuren.
Ik weet dat het de eerste keer is dat de heer Wille dit als fractieleider zegt. Misschien is hij daarom wel als fractieleider verkozen.
De eerste minister roept op tot dialoog en wil geen confrontatiecultuur. Ik denk echter aan de invoering van het snelrecht, de invoering van de snel-Belgwet, de discussie over het migrantenstemrecht, de wijziging van de kieswetgeving een paar maanden vóór de verkiezingen van 2003, de weigering om de vernietigde kieswet en met name de dubbele kandidatuur te schrappen voor de verkiezingen van 2004. Dit zijn toch allemaal voorbeelden van de ontkenning van een democratische dialoog.
Ik wil bijvoorbeeld wel de dialoog aangaan over de hervorming van de Senaat. Het is eigenaardig dat de eerste minister die dialoog in april 2002 op gang bracht met een communiqué waarin hij aankondigde dat de Senaat zal worden hervormd zonder dat hierover binnen en met de instelling zou worden gedebatteerd.
Het debat is noodzakelijk, maar ik vraag me net als veel commentatoren af wat de werkelijke bedoeling van de oproep van de eerste minister is. Gaat het om een roep om hulp? Is het een bewijs van politieke machteloosheid? Of tracht hij de toestand met redevoeringen te beheersen?
De oproep betekent in ieder geval het einde van Paars en dus van deze regering. Dit is geen voorspelling, maar mijn overtuiging. Paars is kenmerkend voor de periode van de deconstructie. De maatschappelijke cultuur voor Paars is `het eigen ik eerst', het ultieme zelfbeschikkingsrecht. Dit geldt in alle belangrijke maatschappelijke debatten. Hierdoor is de relevante politieke toetsing verdwenen en wordt de politiek vanuit een volstrekt verschillende gezichtshoek bedreven. De visie op de werking van de politieke instellingen is totaal anders.
Een ander kenmerk van de maatschappelijke theorie van Paars is het politiek correcte denken, waarbij degenen die het niet met de Paarse visie eens zijn, worden afgedaan als achterhaald, inzichtloos en politiek niet correct. Afwijkende visies worden onmiddellijk afgeschoten als zijnde simplistisch. Nochtans is een van de kenmerken van het echte politieke debat dat de andere het recht heeft om er een andere maatschappelijke en politieke visie te verdedigen.
Paars heeft de idee gekoesterd dat de onzichtbare hand van Adam Smith ook het politieke denken in allerhande maatschappelijke vragen kon domineren.
Vandaag worden we geconfronteerd met de gevolgen van dit denken. Het mystieke huwelijk tussen politiek en media kon goed worden beleefd omdat het in een dergelijke cultuur paste.
Ik heb geen toegang tot de officiële media, want ik behoor niet tot die cultuur en de vrijheid van denken impliceert niet dat ik word uitgenodigd. Ik heb als leider van de CD&V-Senaatsfractie tijdens de verkiezingscampagne van 2003 aan geen enkel electoraal debat kunnen deelnemen en dat zegt iets over de ruimdenkendheid van sommigen. Door die benadering hebben we de kiezer in 2003 dan ook niet kunnen overtuigen van onze duidelijke boodschap: tegen Paars stellen wij een maatschappijbeeld dat uitgaat van normen en waarden. `Belachelijk', `Restauratie', `18de-eeuws', `pre-Verlichtingsdenken' was de onmiddellijke reactie.
We mogen echter normen en waarden niet met elkaar verwarren. Een samenleving kan niet functioneren zonder een bepaald normgevoelig gedrag, welke meerderheid er ook regeert. De kostprijs van het ontbreken van duidelijke, eenvormige normen is onvoorstelbaar. Kijk bijvoorbeeld maar naar de drugwet. Naast deze normen zijn er ook waarden, die moeten worden beleefd en die precies de eigen cultuur uitmaken. Ik heb het hier niet over superioriteit of inferioriteit. Deze waarden hebben in de politiek een inbreng, zijn noodzakelijk voor de politiek en duiden de politiek ruimer.
De normen en waarden moeten in de maatschappelijke analyse worden betrokken. Ik citeer Levinas: "Toute politique laissée à elle-même porte une tyrannie." We kunnen niets doen buiten wat de Duitse sociologen de Zeitgeist, de tijdsgeest, noemen. De samenleving heeft de regering die eigen is aan de tijdsgeest. Wanneer een bepaald model uitputtingsverschijnselen vertoont, niet meer past bij de publieke opinie van de tijd, dan zullen we dat met enige vertraging in de verkiezingen en in de politieke samenstelling van de meerderheid terugvinden. Ik wil dit debat echter niet verder voeren, maar terugkeren tot de uitgangspunten van mijn betoog.
Nu roept de eerste minister op tot dialoog. Wij hebben altijd een dialoog gevoerd, wij hebben in de Senaat altijd actief deelgenomen aan het parlementaire debat. We betreuren echter dat de eerste minister met ons bijna nooit een debat aangaat. Een dialoog, een debat veronderstelt om te beginnen de fysieke aanwezigheid van de deelnemers. Ik wil geen dialoog voeren als een ondergeschikte, maar als wetgevende macht met de uitvoerende macht.
Ik zeg dat de brief van de premier het einde van een tijdperk inluidt, omdat hij zelf oproept tot een reconstructie. Hij zegt dat de tijd van de deconstructie voorbij is. Daarmee neemt hij ideologisch afscheid van Paars, het hoogtepunt van het politiek correcte denken, de nieuwe tijden, de modelstaat. In België zijn volgens Paars de middeleeuwen geëindigd in 1999 en dan kwam eindelijk de Verlichting. Nu botst de premier op de grenzen van zijn model en moet hij erkennen dat men in een samenleving niet met deconstructie, maar met reconstructie het beleid voert.
Als ik zie met welke grote politieke democratische problemen we op het ogenblik geconfronteerd zijn, dan ben ik natuurlijk teleurgesteld dat we moeten debatteren over een programmawet met honderden artikelen waaraan, aldus collega Wille, niet alleen begrotingsredenen, maar ook redenen van politiek evenwicht ten grondslag liggen.
De heer Paul Wille (VLD). - Vice-eerste minister Dewael zegt dat.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - U citeert de heer Dewael om gezag aan uw woorden te geven, mijnheer Wille!
De heer Paul Wille (VLD). - Ik heb daar kritiek op. Hebt u het niet begrepen? Ik was nochtans bijzonder duidelijk.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik ben altijd blij van u iets te leren, mijnheer Wille. Welnu, als vice-eerste minister Dewael zegt dat de programmawet in het leven is geroepen voor het evenwicht, dan moet ik denken aan de blinde die de kreupele leidt.
Allerlei zaken worden samengevoegd. Er is geen parlementair debat. Dan kan de oppositie alleen maar contesteren. Elk amendement wordt a priori verworpen. De programmawet bevat amendementen die de Senaat in december 2002 heeft verworpen. Een rechtzoekende is daarop naar het Arbitragehof gestapt, die de bepaling heeft vernietigd. De regering verkiest de ingewikkelde weg van procedures, van een zaak voor het Arbitragehof met een vernietigingsarrest en van nieuwe wetten boven het aannemen van een amendement van de oppositie. De oppositie leidt blijkbaar aan pestilentie.
Het is bijzonder erg voor de democratie dat we zo over een programmawet moeten stemmen, zonder de mogelijkheid om ze te amenderen.
De eerste minister geeft ons een aantal kerstoverwegingen mee. Aangezien hij niet aanwezig is, zal ik hem niet aanvallen, want ik respecteer het weerwoord. Maar ik wil hem toch iets zeggen. Tweehonderd jaar na het overlijden van Immanuel Kant kunnen we voor het eerst Kritiek van de zuivere rede, Naar de eeuwige vrede en De religie binnen de grenzen van de rede in het Nederlands lezen. Ik lees liever de beschouwingen van Kant over democratie, dialoog en de betekenis van een religie in een samenleving dan de woorden van de eerste minister, waaraan ik geen geloofwaardigheid kan toekennen.