3-88

3-88

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 16 DÉCEMBRE 2004 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de Mme Anke Van dermeersch à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur «le renforcement des conditions prévues par la loi d'acquisition accélérée de la nationalité belge» (nº 3-507)

M. le président. - M. Rudy Demotte, ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, répondra au nom de Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de la Justice.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BELANG). - In plaats van de voortdurende versoepeling van de Belgische nationaliteitswetgeving een halt toe te roepen, heeft de paarsgroene regering met de zogenaamde snel-Belgwet van 1 maart 2000 de soepelste nationaliteitswetgeving van alle EU-lidstaten ingevoerd. Daarbij is van een inburgeringsvereiste helemaal geen sprake, zelfs niet van het spreken van een landstaal.

Door de snel-Belgwet kan een vreemdeling reeds na een verblijf van drie jaar in aanmerking komen voor naturalisatie, vluchtelingen na twee jaar. Na een verblijf van zeven jaar kan een vreemdeling een subjectief recht op het verkrijgen van de nationaliteit doen gelden via de procedure van de nationaliteitsverklaring.

De nieuwe nationaliteitswetgeving resulteerde in een massale toename van het aantal nationaliteitsaanvragen, of er nu sprake was van integratie of niet, inburgering of niet.

Daarnaast werden in de wet ook een aantal pijnpunten vastgesteld, onder meer disfuncties bij de bestuurlijke en gerechtelijke instanties die betrokken zijn bij de nationaliteitsverwerving, een gebrek aan kennis van akten en verblijfsvergunningen en een ontoereikend beoordelingsvermogen van de verblijfssituatie. Bovendien laat het advies van de Dienst Vreemdelingenzaken en de parketten vaak te lang op zich wachten. De kans dat kandidaat-Belgen worden genaturaliseerd, terwijl ze een gevaar kunnen betekenen voor de openbare orde, is dan ook niet gering.

Na een tweetal universitaire onderzoeken en een evaluatiegesprek in maart 2002 werden een aantal, zij het onvoldoende, maatregelen aangekondigd om een efficiëntere toepassing van de snel-Belgwet mogelijk te maken. Maar met de aanbevelingen is tot nog toe niets gebeurd.

Momenteel zijn aan Vlaamse kant alle partijen het erover eens dat de snel-Belgwet snel moet worden aangescherpt en geëvalueerd. In de nasleep van de moord op Theo van Gogh in Nederland gaf eveneens minister Dewael te kennen de wet te willen herzien.

Overweegt de minister een evaluatie van de snel-Belgwet?

Wat is het standpunt van de minister ten aanzien van een strengere snel-Belgwet, gelet op de nieuwe en eensgezinde vraag van alle Vlaamse partijen?

Neemt de regering, in het bijzonder de minister, zelf een initiatief om de snel-Belgwet te aan te scherpen? Zo ja, in welke zin? Wanneer mogen we dat verwachten?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx: "Ik heb me reeds ruimschoots geuit over de problemen die aan de orde komen door de toepassing van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, en dit in het kader van de vraag om uitleg nummer 3-144, waarop ik op 19 februari 2004 heb geantwoord."

Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BELANG). - Ik vind het antwoord van de minister van Justitie nogal grof. Sedert februari 2004 kunnen immers nieuwe elementen worden aangevoerd.

Zo is de moord op Theo van Gogh een duidelijk bewijs van een verandering in de samenleving, een verharding in het optreden van sommigen.

Bovendien hebben verschillende partijen, waaronder de CD&V en de VLD hun standpunt gewijzigd. Ook zij zien in dat het Wetboek van de Belgische nationaliteit moet worden gewijzigd.

Zelfs in de programmawet vind ik een artikel terug waaruit blijkt dat in de rechtspraak aan de snel-Belgwet een te ruime interpretatie wordt gegeven en wordt een wijziging aan de wet voorgesteld. Dat is echter totaal misplaatst; de programmawet heeft alleen de uitvoering van de begroting van volgend jaar tot doel. Dat dit toch in de programmawet is opgenomen is dan wel een bewijs dat er dringend iets moet worden gedaan. Misschien kan de minister beginnen met het beantwoorden van de vragen van de senatoren.