3-88 | 3-88 |
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT), rapporteur. - Ik stel vast dat er vorige week in de Senaat veel meer belangstelling was voor de Europese problematiek dan vandaag voor de toetreding van Turkije, maar ik neem aan dat wie afwezig is daar goede redenen voor heeft.
Het rapport van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen dat ik mag voorstellen, is het resultaat van heel wat hoorzittingen en levendige debatten met professoren, politici, diplomaten, vertegenwoordigers van de sociaal-economische wereld en afgevaardigden van verschillende mensenrechtenorganisaties. Ik wil beginnen met iedereen te danken die heeft meegewerkt aan het verslag: de collega's-senatoren die zich over de partijgrenzen heen hebben ingezet om tot dit resultaat te komen, onze medewerkers, die achter de schermen een belangrijke taak hebben vervuld, en het secretariaat van de commissie, dat onze inbreng, onder meer de vele amendementen, heeft verwerkt. De debatten waren leerrijk en vaak geanimeerd. Geen enkel onderwerp werd uit de weg gegaan. Het resultaat is een streng maar rechtvaardig oordeel met tal van voorwaarden waaraan Turkije tijdens de komende onderhandelingen moet voldoen.
Ik geef nu een niet te technisch overzicht van de aanbevelingen.
Turkije heeft dankzij het Europese integratieproces in de voorbije jaren tal van hervormingen opgestart. De Turkse regering en het parlement hebben aanzienlijke inspanningen gedaan om aan de politieke en economische criteria van Kopenhagen te voldoen en daardoor het economische, maatschappelijke en politieke leven van de Turkse bevolking te verbeteren. Die hervormingen moeten echter ook in de praktijk worden uitgevoerd, op alle bestuursniveaus en overal in het land. Hierbij moet bijzondere aandacht uitgaan naar het rechtsstelsel, het politieapparaat en de bescherming van de culturele en religieuze diversiteit. Belangrijk is het opstellen van een nieuwe grondwet, uitdrukkelijk gebaseerd op de Europese democratische waarden, op de principes van de rechtsstaat en behoorlijk bestuur en op een evenwicht tussen de individuele rechten, de rechten van de minderheden en de gemeenschappelijke rechten, zoals dat in de Europese Unie met inachtneming van het internationale recht wordt gegarandeerd.
In Turkije is het gemiddelde inkomen relatief laag. De structuur en het concurrentievermogen van de economie halen niet het niveau van de lidstaten van de Europese Unie. Voor een optimaal functioneren van een economische unie is de Turkse wetgeving nog steeds ontoereikend. Bovendien zijn er nogal wat hiaten in het arbeidsrecht, met name wat betreft de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Het land schiet nog tekort wat betreft de bestrijding van de discriminatie, de bescherming van de veiligheid en de gezondheid op het werk, de sociale integratie en de sociale zekerheid, het stakingsrecht, de collectieve onderhandelingen en de door de internationale arbeidsorganisatie vastgestelde rechten van werknemersorganisaties. Bijzondere aandacht verdient ook de strijd tegen de kinderarbeid. Bovendien heeft de landbouwsector in Turkije, los van de uitbreiding van de Europese Unie, nood aan grote hervormingen.
Wat veiligheid en justitie betreft, heeft de Turkse overheid heel wat inspanningen gedaan om een bekwame, onafhankelijke, onpartijdige en voor iedereen toegankelijke rechterlijke macht op te bouwen. Turkije moet nog heel wat werk verzetten om tot billijke gerechtelijke procedures te komen en ook de mentaliteit en het gedrag van de magistraten moet er nog ingrijpend veranderen.
Het gerechtelijk personeel moet worden geschoold in het Europees gemeenschapsrecht. Er zijn ook wetgevende initiatieven nodig: een nieuwe wet op de verenigingen en de stichtingen, een nieuw wetboek van strafrecht, een wet op de lagere hoven van beroep, een wet inzake strafrechtelijke procedures, een wetgeving tot instelling van een gerechtelijke politie en een wet tot uitvoering van straffen en maatregelen.
De commissie voor de folterpraktijken vraagt bijzondere aandacht. De schendingen van het internationaal humanitair recht moeten onmiddellijk worden aangepakt. Ook aan het vaak voorkomende seksuele geweld en de verkrachting van voornamelijk Koerdische vrouwelijke gevangenen dient een einde te komen. Turkije heeft er zich intussen toe verbonden foltering en mishandeling op alle niveaus en in alle vormen definitief uit te roeien. Er zal bijkomende vorming nodig zijn om de mentaliteit van de politiediensten te doen evolueren en het recht te doen naleven.
Turkije moet werk maken van de toetreding tot de statuten van het Internationaal Strafhof.
Het Turkse leger is nog te veel een staat in de staat. Het Turkse parlement moet burgerlijke controle uitoefenen op alle activiteiten van de veiligheidsdiensten, die in alle omstandigheden verantwoording verschuldigd zijn aan het parlement. Daarom moeten de huidige raden van het hoger onderwijs en de audiovisuele media in Turkije volledig civiele instanties worden, volgens de gangbare normen die gelden in de Europese Unie.
Op het vlak van de mensenrechten zijn er in Turkije nog grote wetgevende hervormingen vereist. De oprichting van een commissie voor het toezicht op de mensenrechten, verbonden aan de Turkse premier, is een goede zaak. Het strekt tot aanbeveling het primaat van het internationale recht en het gemeenschapsrecht boven de nationale wetgeving in de nieuwe Turkse grondwet te verankeren. Turkije moet de hangende beslissing van het Europees Hof van Justitie onverwijld uitvoeren.
Turkije heeft inzake de rechten van de vrouw en de gelijkheid van kansen heel wat vorderingen gemaakt. Het is echter betreurenswaardig dat huiselijk geweld verbreid blijft, dat psychologische hulp en rechtsbijstand niet bestaande is, dat verkrachting binnen het huwelijk niet strafrechtelijk bestraft kan worden, dat er veel meer vrouwen dan mannen werkloos zijn en dat slechts een klein percentage van de vrouwelijke werknemers sociale bescherming geniet.
Daarom moet ook het beginsel van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de Turkse grondwet worden ingeschreven en dienen alle wetten en reglementen die daarmee in strijd zijn, te worden aangepast.
Inzake godsdienstvrijheid huldigt Turkije nog steeds een opvatting van een seculiere staat die niet strookt met die van de Europese Unie. Het is opvallend dat de Turkse staat de belangrijkste eredienst controleert en de andere erediensten discrimineert. Ook daaraan moet een einde komen. Turkije moet voldoen aan de definitie van de godsdienstvrijheid volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens en van de Raad van Europa. De Turkse overheid moet de wetten terzake in overeenstemming brengen met het internationaal recht.
Inzake het Koerdische vraagstuk valt te betreuren dat een Koerdische verzetsbeweging het eenzijdig afgekondigde staakt-het-vuren onlangs heeft opgezegd. Toch is duidelijk dat de overgrote meerderheid van de Koerdische gemeenschap in Turkije streeft naar een vreedzame oplossing voor het conflict met respect voor de territoriale integriteit van het Turkse grondgebied. Daarom moet Turkije het Koerdische vraagstuk erkennen en met de politieke vertegenwoordigers van de Koerdische gemeenschap onderhandelen met het oog op een specifieke oplossing. Met de steun van de Verenigde Naties startte Turkije de dialoog over de terugkeer van de Koerdische vluchtelingen die tijdens de burgeroorlog uit hun huizen werden verdreven. Het terugkeerproces moet uitmonden in een programma voor de wederopbouw van de verwoeste Koerdische dorpen. Tevens wordt Turkije ertoe aangespoord een beleid te voeren ter bevordering van de sociaal-economische ontwikkeling van de Koerdische gebieden, zodat een omgeving wordt geschapen die de Koerden in staat moet stellen om een vreedzame en voorspoedige toekomst uit te bouwen. Het land moet de etnisch-culturele diversiteit van zijn bevolking respecteren en de culturele rechten van de Koerdische gemeenschap waarborgen, onder meer door het garanderen van officieel onderwijs en daadwerkelijke toegang tot radio, tv en schrijvende pers in de Koerdische taal.
In het kader van de internationale politiek is het belangrijk voor ogen te houden dat, als Turkije lid wordt van de Europese Unie, de Turkse grenzen automatisch de buitengrenzen van de Unie worden. Daarom is een goed nabuurschap met de buurlanden noodzakelijk. Een goede relatie tussen Turkije en Armenië, met wederzijdse erkenning van de grens tussen beide landen, verdient bijzondere aandacht. De Turkse regering wordt ook verzocht de genocide te erkennen tegen het Armeense volk, gepleegd in 1915 door de laatste regering van het Osmaanse rijk. Het is wenselijk dat hierover tussen Turkse en Armeense academici, sociale instellingen en NGO's een dialoog wordt opgestart, ten einde de tragische gebeurtenissen van het verleden te verwerken en eindelijk tot verzoening te komen.
Inzake Cyprus valt vooral te betreuren dat het referendum over de hereniging van het eiland in 2004 mislukt is. De constructieve houding van Turkije leidde niet tot de verhoopte resultaten. Turkije dient evenwel de republiek Cyprus, die sedert 1 mei 2004 lid is van de Europese Unie, te erkennen en overeenkomstig de VN-resoluties zijn bezettingstroepen uit het noorden van Cyprus terug te trekken.
Inzake Irak, Iran en Syrië moet Turkije zich onthouden van elke schending van de territoriale integriteit en de politieke soevereiniteit van Irak. Bovendien moet Turkije met zijn buurlanden samenwerken om de veiligheid van de gemeenschappelijke grenzen te waarborgen, waarbij de Koerdische gemeenschap uit de vier landen de mogelijkheid krijgt menselijke, culturele en economische betrekkingen te ontwikkelen.
Het rapport onderschrijft het standpunt van de federale regering die zich reeds heeft uitgesproken voor onderhandelingen met Turkije over het EU-lidmaatschap. Turkije wordt er wel aan herinnerd dat de Europese Commissie na raadpleging van het Europees Parlement, de Europese Raad kan aanbevelen de onderhandelingen op te schorten ingeval van ernstige en aanhoudende schendingen van de beginselen waarop de EU is gegrondvest: vrijheid en democratie, naleving van de mensenrechten en van de fundamentele vrijheden, de rechtsstaat. Het is duidelijk dat Turkije nog een hele weg heeft af te leggen voordat het lid kan worden van de Europese Unie. Daarom zijn onderhandelingen belangrijk. We hopen dat zowel Europa als Turkije de uitdaging aannemen.
Mme Christine Defraigne (MR). - Le débat qui nous occupe cet après-midi est un débat complexe dont les enjeux sont fondamentaux. L'Union européenne est le cadre de notre vie au sein duquel chaque État membre poursuit son développement politique et économique, les bénéfices de la santé des États et de l'Union se renforçant les uns les autres.
Si la ratification de la Constitution sera en 2005 à l'agenda de nos travaux, c'est le processus d'élargissement qui nous interpelle aujourd'hui : l'adhésion de la Turquie renforce-t-elle ou non l'Union européenne ? Enraciner la Turquie au sein de l'Union est-il dans notre intérêt ? La pays en question respecte-t-il de façon irréversible et durable les conditions d'entrée dans le club européen ?
Ces questions, la Commission et le Parlement européens y ont répondu clairement. Les chefs d'État et de gouvernement vont négocier une position définitive au sein du Conseil européen.
Il est vraiment important que notre assemblée qui jouit d'une compétence prédominante en matière de relations internationales, puisse débattre et dégager une position politique claire afin de soutenir et de préciser la positon du gouvernement. Il sera alors nécessaire par la suite de répercuter cette orientation devant nos concitoyens, qui expriment le besoin de mieux comprendre les enjeux européens. C'est l'application de saines pratiques pour notre démocratie et notre devoir en tant que femmes et hommes politiques.
Le groupe MR soutient la position du gouvernement belge sur l'adhésion de la Turquie à l'Union européenne mais il demande que les négociations puissent être menées avec beaucoup de précision et de rigueur sur un certain nombre de points. Les institutions européennes ont posé des conditions d'adhésion qui s'appliquent à tous les pays candidats. Ce sont les critères de Copenhague adoptés le 22 juin 1993. Il s'agit de critères politiques - des institutions stables et démocratiques, le respect de l'État de droit, des droits de l'homme et des minorités - et de critères économiques - une économie de marché viable qui peut soutenir les obligations du marché commun. L'Union, pour sa part, s'est aussi imposé un critère : la capacité d'assimiler de nouveaux membres, tout en maintenant l'élan de l'intégration.
En d'autres termes, nous devons être vigilants et veiller à ce que la Turquie respecte tous les critères, comme les autres États adhérents l'ont fait précédemment. Il ne faut pas oublier que les Européens ont besoin, eux aussi, de se préparer à l'adhésion de la Turquie, comme la Turquie se prépare à l'Europe.
Nous devons admettre que la Turquie a accompli sur deux ans des progrès très significatifs, tant sur le plan économique que sur le plan politique. La Commission a conclu, le 6 octobre dernier, que la Turquie remplissait suffisamment les critères de Copenhague et a donné au Conseil européen un avis positif sur l'ouverture des négociations. Désormais, si le Conseil européen suit l'avis de la Belgique, les négociations débuteront dans le courant de l'année 2005 et ne pourront se conclure qu'après 2014, lorsque l'Union aura fixé ses moyens budgétaires pour la période 2014-2021.
Comme l'a proposé la Commission, l'Union européenne aura recours à une manière de procéder différente de celle mise en oeuvre lors des précédentes négociations d'adhésion parce que la Turquie est un cas particulier. Ainsi, les négociations pourront-elles être suspendues en cas de violation grave et persistante des principes de liberté et de démocratie, des droits de l'homme, des libertés fondamentales et de l'État de droit.
Quant au processus d'adhésion proprement dit, il sera long et son issue reste ouverte. La Turquie restera elle-même libre et souveraine de décider de suspendre les négociations et éventuellement de refuser son adhésion.
La Belgique, comme l'ensemble des pays membres, gardera jusqu'au bout son droit de veto. À la fin de ce processus de négociations, notre assemblée se prononcera pour dire si la Turquie est capable d'entrer dans l'Union européenne.
Pendant cette période de dix années au moins, la Turquie devra poursuivre son adaptation, aidée en cela pas les services de l'Union. Une série de dispositions législatives doivent être adoptées rapidement : la loi sur les associations, le nouveau code pénal et la loi sur les cours d'appel intermédiaires, le code de procédure pénale, la législation portant création de la police judiciaire et la loi sur l'exécution des peines. Nous devons être très attentifs à la mise en oeuvre effective des réformes par les autorités turques. La modification du cadre législatif est une première étape. La mise en oeuvre effective des mesures est l'élément central et prendra beaucoup plus de temps.
Dans le monde judiciaire et policier, il faudra être persévérant et patient avant de constater sur le terrain une modification concrète des comportements. La tolérance zéro vis-à-vis de la torture doit dépasser le stade du slogan.
En matière économique, si la Turquie est déjà profondément arrimée à l'Europe grâce à l'union douanière, il faut prendre les mesures fiscales nécessaires pour faire sortir la moitié de l'économie turque du secteur informel.
La réforme du secteur agricole sera un processus long et socialement difficile.
Un long travail de formation des cadres judiciaires et administratifs est également nécessaire pour qu'ils adoptent de nouvelles pratiques et pour lutter contre la corruption.
Enfin, la défense des droits des femmes et leur promotion au sein de la vie politique et économique nécessitera un changement des mentalités au sein même de la société turque.
Nous devons ainsi constater que si la Turquie a accompli de sérieux progrès vers le respect d'un certain nombre de standards européens, une décennie supplémentaire de réformes et de contrôle sur leur mise en oeuvre effective sera amplement justifiée. Nous pourrons alors, au terme du processus, évaluer de façon crédible le caractère effectif de l'adhésion de la Turquie à l'Union européenne.
Je terminerai mon intervention en rappelant sept points que nous jugeons fondamentaux et auxquels la Turquie doit veiller pendant ces négociations.
1.La mise en oeuvre du plan Annan pour la réunification de Chypre et donc la reconnaissance de l'un des membres de l'union.
2.La prise de mesures concrètes pour le développement économique de la partie kurde et la représentation politique des Kurdes.
3.La reconnaissance du génocide arménien, comme le prévoit une résolution de notre assemblée qui date de 1997
4.La préservation du principe de laïcité.
5.Le contrôle intégral des autorités civiles sur les forces armées, dont les compétences doivent être limitées au domaine sécuritaire.
6.La préservation et la promotion des libertés fondamentales.
7.La défense des minorités religieuses et ethniques.
La Turquie veut adhérer à un processus dont elle va découvrir toutes les exigences. Pour pouvoir bénéficier de cette plus-value européenne, il faut respecter les règles avec rigueur. En tant que pays fondateur, nous devrions d'ailleurs montrer l'exemple. Accordons à la Turquie notre soutien et prenons date pour évaluer la possibilité d'intégrer la Turquie profondément modernisée dans une union qui, dans dix ans, aura également profondément évolué.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De discussie over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie wordt de laatste maanden met veel passie gevoerd, niet alleen in regeringskringen en in de parlementaire assemblees, maar ook en vooral onder de Europese burgers zelf. Het wekt dus geen verbazing dat men zich beroept op militaire, geostrategische, economische en zelfs religieuze argumenten. Dit vraagstuk mag in geen geval summier of simplistisch en evenmin onomzichtig of ondoordacht worden afgedaan. Het is van groot belang dat de kwestie goed wordt overdacht en besproken, zonder dat men zich laat leiden door de angst voor het onbekende. Integendeel, drempels opwerpen tegen een godsdienst als de islam past niet in onze Europese traditie van waarden. De weerstand van de Unie dient zich veeleer te richten tegen degenen die godsdienst misbruiken om haat en onverdraagzaamheid te zaaien en vrouwen of minderheden te onderdrukken. Dat neemt niet weg dat de beslissing over Turkije velen sterk bezighoudt en beroert. Daardoor gaat men in werkelijkheid aan de essentie van de discussie voorbij. Het besluitvormingsproces dat gangbaar is voor elke toetredingsbeslissing, is reeds in december 1999 ingezet, op het ogenblik dat Turkije de kwalificatie van kandidaat-lidstaat heeft gekregen, en is uitgemond in een evaluatieverslag van de Commissie waarin zij dient vast te stellen of de kandidaat-lidstaat aan de voorwaarden voldoet om de onderhandelingen te kunnen aanvatten. De discussie gaat niet zozeer meer over de toetreding op zich, maar eerder over het tijdstip waarop met de onderhandelingen kan worden begonnen.
Thans moet de discussie zich toespitsen op de vraag of Turkije aan de criteria van Kopenhagen voldoet, met andere woorden op de vraag of Turkije beschikt over voldoende stabiele instellingen om de democratie, de rechtsorde, de mensenrechten en de bescherming van de minderheden te kunnen waarborgen. Door de polarisering van het maatschappelijke debat dreigt dat cruciale element verloren te gaan. Die vraag vormde nochtans het uitgangspunt van het evaluatierapport van de Commissie conform het besluitvormingsproces dat bij elke toetredingsbeslissing gangbaar is. De Europese Commissie heeft uiteindelijk een uiterst kritisch evaluatierapport over Turkije opgesteld. Desalniettemin luidt het besluit dat er voldoende vooruitgang werd geboekt om open en voorwaardelijke onderhandelingen op te starten. De Commissie stelt evenwel geen begindatum voor die onderhandelingen voor. Dat is zeer ongebruikelijk in de geschiedenis van de EU en een teken aan de wand voor de verwezenlijking van de Europese waarden.
CD&V pleit ervoor - conform het rapport van de Europese Commissie - dat de volgende Europese Raad geen begindatum voor de onderhandelingen met Turkije voorstelt. Dat neemt niet weg dat de besluitvorming van de nakende Europese Raad eerlijk moet verlopen en met respect voor de spelregels die de regeringsleiders in 1999 hebben uitgewerkt en in 2002 bevestigd. Een eerlijke, doch strenge toetsing aan de criteria moet de uiteindelijke beslissing funderen. Dit betekent eveneens dat wij geen nieuwe eisen mogen stellen of verzinnen om het betrokken land buiten de Europese Unie te houden. Wij zijn er ook van overtuigd dat Turkije verankerd moet blijven in de Europese structuren, maar Turkije huldigt thans nog niet de belangrijkste Europese waarden die als minimumvereisten gehanteerd moeten blijven.
De naleving van de mensenrechten in Turkije blijft een teer punt. Niet alleen de melding van honderden gevallen van foltering bij de Turkse overheidsinstanties en mensenrechtenorganisaties de afgelopen twee jaar, maar ook de aanvaarding van ruim tweeduizend asielaanvragen van Turkse burgers in EU-lidstaten zijn alarmerend. Bovendien is de wetgeving ter zake en de uitvoering ervan nog te beperkt en te weinig geconsolideerd. Turkije moet nog een heel eind afleggen op de weg naar nultolerantie voor foltering en mishandeling, van versterking van de vrijheid van meningsuiting, van de godsdienstvrijheid, van de volwaardige vrouwenrechten, van de erkenning van de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie, van de erkenning van de minderheden. Deze elementen vormen het wezen van de Europese Unie en zo lang ze onvoldoende door de wetgeving worden gewaarborgd en onvoldoende worden toegepast in de dagelijkse realiteit van de Turkse samenleving, kan er geen startdatum voor de onderhandelingen worden voorgesteld.
Deze elementen vormen het wezen van de Europese Unie en een negatie hiervan betekent meteen een ondergraving van het fundament van het Europese Huis. Alle argumenten pro of contra doen dan niet meer ter zake.
Mocht de Europese Raad uiteindelijk toch een datum vaststellen, dan moeten de onderhandelingen er voor de CD&V in de eerste plaats op gericht zijn dat Turkije, zowel in de theorie als in de praktijk, aan de politieke criteria voldoet voordat kan worden begonnen met de gedetailleerde behandeling van de 31 hoofdstukken die het voorwerp uitmaken van het onderhandelingsproces. Bovendien moet het gaan om een open onderhandelingsproces, waarvan het resultaat niet vooraf kan worden gewaarborgd.
CD&V is eveneens van oordeel dat de onderhandelingen voorwaardelijk moeten zijn. Dat betekent dat ze kunnen worden opgeschort in geval van ernstige en inhoudelijke inbreuken op de beginselen van democratie, rechtsstaat, naleving van de mensenrechten en fundamentele vrijheden.
Wij zijn er ons van bewust dat Turkije de komende jaren een cruciale rol kan spelen als brug tussen verschillende culturen en geografische continenten. Om die redenen dienen we een amendement in op de aanbevelingen die in de commissie zijn goedgekeurd. Wij vragen om na considerans 82 en bij het begin van het dispositief de volgende zin in te voegen: "Stelt dat de Belgische regering op de Europese Raad van 16 en 17 december 2004 zich enkel kan uitspreken over het eventueel principieel opstarten van toetredingsonderhandelingen, maar dat een datum voor het effectief opstarten van de toetredingsonderhandelingen afhankelijk is van het effectief vervullen van voormelde voorwaarden." Hier sluiten we terug aan bij de tekst van de aanbevelingen van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging van de Senaat.
Voor CD&V kan pas een datum vastgesteld worden nadat Turkije op overtuigende wijze voldaan heeft aan de politieke criteria. We sluiten daarmee aan bij het rapport met de aanbevelingen van de Europese Commissie, waarin evenmin een datum voor het opstarten van de toetredingsonderhandelingen is vermeld.
M. Pierre Galand (PS). - Notre groupe a accompli un important travail d'amendement lors de l'examen en commission des propositions de recommandations relatives à l'adhésion de la Turquie. Dès l'instant où les éléments que nous souhaitions voir y figurer s'y trouvent effectivement, nous estimons qu'il n'y a pas lieu de faire une distinction entre la Turquie et les autres pays appelés à rejoindre l'Union européenne dans les prochaines années.
Le temps laissé aux travaux préalables à l'adhésion éventuelle de ce pays nous semble aussi être un argument suffisant pour nous permettre de faire confiance aux négociateurs et être assurés que l'adhésion s'effectue dans le respect des critères de Copenhague.
Par conséquent, le plus important à nos yeux consiste à suivre de près le travail réalisé par notre rapporteur, auquel nous nous joignons, et d'assurer le suivi des recommandations adoptées par la commission des Relations extérieures.
Le groupe socialiste estime dès lors qu'il n'y a aucune raison de traiter la candidature de la Turquie différemment de celle des autres pays et qu'il convient d'engager les négociations y relatives, en restant toutefois extrêmement prudent.
Mes prédécesseurs, notamment Mme Defraigne, ont été suffisamment clairs concernant les points auxquels il convient d'être attentif, particulièrement en ce qui concerne les minorités. L'effet de mémoire doit être présent et constituer un souci réel de la part du gouvernement turc.
Nous souscrivons donc entièrement aux propositions de recommandations de la commission.
De heer Karim Van Overmeire (VL. BELANG). - Gelet op de beslissing die morgen moet worden genomen, is dit onderwerp bijzonder actueel. Deze bespreking hoort bij de salamitechniek die wordt toegepast met betrekking tot de toetreding van Turkije tot de Europese Unie, waarvan de associatie van Turkije met de Europese Gemeenschap in 1963 de eerste stap was. De beslissing van morgen is van doorslaggevend belang. Hoewel wordt beweerd dat er nog alleen sprake is van het opstarten van onderhandelingen met een open einde, hebben we in de geschiedenis van de Europese Unie nog nooit meegemaakt dat een land waarmee toetredingsonderhandelingen zijn opgestart, niet tot de Unie is toegetreden. Noorwegen vormt een uitzondering omdat de Noren op basis van een referendum uiteindelijk zelf hebben beslist geen lid te worden.
De artikelen 1 en 49 van het EU-Verdrag hebben betrekking op de samenwerking tussen Europese naties. In dat verband kan men zich afvragen of Turkije moet worden beschouwd als een Europees land. Wat is overigens Europees? Daarover bestaan twee verschillende visies. De eerste is de visie van het Europa zonder grenzen, die erin bestaat dat elk land dat aan de criteria van Kopenhagen voldoet, tot de Europese Unie kan toetreden. Als we die redenering volgen, zijn er geen argumenten om landen als Marokko, Libië, Algerije, Syrië op termijn niet tot de Europese Unie toe te laten. Louis Michel heeft daar geen enkel bezwaar tegen. Hij ziet Europa als een open concept, waarin ook landen uit het Nabije Oosten en Noord-Afrika kunnen worden opgenomen. Waar is het Europese karakter van de Europese Unie? Kunnen landen zoals Canada, Nieuw-Zeeland of Mexico dan ook tot de Europese Unie toetreden? Het ontwikkelingsniveau is in Mexico overigens hoger dan in Turkije.
Het is onlogisch dat Turkije het perspectief op lidmaatschap wordt geboden, maar dat Oekraïne, waarvan de geschiedenis en de geografische situering op ons continent veel meer bij Europa aansluiten, uitsluitend kans maakt op een bevoorrecht partnerschap.
Onze visie op Europa ziet er helemaal anders uit. Wij pleiten niet voor een Europa zonder grenzen. Onze visie is gebaseerd op een gemeenschappelijke geschiedenis, beschaving, achtergrond en cultuur, die de basis vormen voor een sterke en slagkrachtige Europese Unie. De criteria van Kopenhagen zijn daartoe ontoereikend.
Sommigen beweren dat Turkije vanuit historisch oogpunt altijd een deel van Europa is geweest. Dat is onjuist, het is altijd een tegenpool van Europa geweest. Het onderscheid tussen Turkije en Europa is scherp tot uiting gekomen in Constantinopel in 1453, in Lepanto in 1571 en bij het tweede beleg van Wenen in 1683, waarbij telkens een groot deel van Europa tegenover Turkije stond.
De keuze van Turkije voor het Westen is geen beslissing van het Turkse volk, maar is steeds van bovenaf opgelegd. Dat was in 1922 het geval met Kemal Atatürk en dat is het nu met de Europese Unie, die vanuit Brussel beslist welke richting de Turkse regering moet uitgaan. De Turken schikken zich node naar de richtlijnen en criteria van Europa. Uitgerekend op het ogenblik dat de discussie over de toetreding volop aan de gang is, wordt de overspelwet op de politieke agenda geplaatst.
Ik denk ook aan de rechten van de Koerdische minderheid. Turkije is enkel onder zware Europese druk bereid geweest tot minimale toegevingen.
De Turkse premier, premier van een seculier land, heeft zijn dochters naar de Verenigde Staten gestuurd omdat ze daar met een hoofddoek op kunnen studeren. Dat is in zijn eigen land niet mogelijk.
Het perverse van de situatie is dat naarmate Turkije zich schikt naar de criteria van Kopenhagen de rol van het leger afneemt en dus ook de rol van de pro-westerse krachten. Zo krijgen de islamisten meer vrij spel.
Onze fractie wil goede relaties met Turkije. Het land is een belangrijke buur van Europa. Het is echter geen land dat in de Europese Unie kan worden opgenomen en mee kan beslissen over de toekomst van de EU.
Dat alles staat nog los van de te verwachten massale immigratie wanneer Turkije een volwaardige lidstaat zou worden, evenals van de Turkse bezetting van Noord-Cyprus en de hardvochtige, onverzoenlijke houding die de Turken in dit dossier innemen. Het staat ook los van de weigering van de Turken om de genocide op de Armeniërs te erkennen. Integendeel, zij die deze genocide hebben beraamd, zijn in Turkije nog altijd helden met hun standbeelden en hun plaats in de geschiedenisboekjes. Daarnaast is er de economische achterstand. Het is bovendien onwaarschijnlijk dat Turkije een loyale partner zal zijn bij het uitwerken van een gemeenschappelijke buitenlandse politiek, onder meer inzake de Palestijnse kwestie of Irak.
Turkije is geen klein land. Het is geen Albanië of Bosnië met een paar moslims. Binnen afzienbare tijd zou het qua inwonersaantal de grootste lidstaat van de EU zijn. Het zou in elk geval qua oppervlakte de grootste lidstaat zijn.
Het feit dat 99,8% van de Turkse bevolking zich moslim noemt, blijkt geen nadeel te zijn voor Turkije, maar integendeel een sterk positief argument. Binnen de EU zijn er politici die koste wat het kost willen bewijzen dat de EU geen christelijke club is. Zij verwelkomen daarom de komst van 80 miljoen moslims. Europa is geen christelijke club. Daarover bestaat geen discussie meer. Zelfs de christen-democraten huldigen dat standpunt niet. Europa is wel een samenwerkingsverband van landen met een specifieke historische en culturele achtergrond. De tegenstelling tussen christenen en vrijzinnigen lijkt me een tegenstelling uit de 19de eeuw. In de 21ste eeuw zal niet die tegenstelling, maar het verschil tussen het geseculariseerde Europa en de islamitische wereld, waar islamisme als belangrijkste politieke factor heerst, scherp worden gesteld. Het is dan ook een absolute vergissing om Turkije tot de EU toe te laten. Wij pleiten daarom voor een volksraadpleging, niet alleen over een Europese grondwet, maar ook over een fundamenteel probleem als de toetreding van Turkije.
Evenals CD&V hebben ook wij een amendement ingediend. Ik hoop dat de Senaat dit steunt. Voor ons ligt de oplossing niet in een EU-lidmaatschap van Turkije, maar wel in een geprivilegieerd partnerschap waarbij Europa en Turkije op de beste manier kunnen samenwerken.
M. Christian Brotcorne (CDH). - Je voudrais tout d'abord m'associer à notre rapporteur pour dire que la commission des relations extérieures du Sénat a travaillé de manière approfondie sur ce dossier pour accoucher d'une proposition de résolution, certes longue mais bien charpentée, équilibrée et nuancée.
Le CDH adhère sans réserve à cette proposition. Nous la soutiendrons tout comme nous soutenons l'option du gouvernement belge qui se déclare favorable à l'ouverture de négociations dites « d'adhésion » avec la Turquie.
Nous saluons ainsi le long chemin déjà parcouru par la Turquie, ainsi que les progrès et avancées réalisés au cours de ces dernières années. Notre résolution épingle cependant certaines difficultés qui nous amènent à demander que la population turque et ses dirigeants s'inscrivent dans les recommandations et les réserves qui figurent dans le texte du 6 octobre dernier de la commission. En plus des recommandations, il est question des progrès que la Turquie doit encore réaliser en vue de son adhésion.
La commission est satisfaite du respect des critères politiques dits « de Copenhague », ce qui justifie l'ouverture de négociations. Il reste cependant à mettre en oeuvre des éléments importants, notamment sur le plan législatif, pour que la Turquie se rapproche le plus possible de nos valeurs européennes.
La commission a dressé ce constat dans des domaines aussi fondamentaux que la torture, qui n'est pas tout à fait éradiquée, des droits de la femme qui ne sont pas toujours reconnus, des droits syndicaux, la liberté religieuse, et la soumission encore trop souvent présente de l'autorité civile à l'autorité militaire.
Pour la commission, il importe donc de consolider et de poursuivre le processus de réforme en vue d'appliquer la tolérance zéro envers la torture, de normaliser la situation dans le sud-est du pays, de garantir le droit au retour des personnes qui ont été déplacées, de garantir la jouissance des droits et des libertés des minorités, notamment des Kurdes.
La commission a suggéré une stratégie qui repose sur deux piliers. Selon le premier, nous devrions adapter l'accord de partenariat que nous avons déjà signé avec la Turquie en 2001, de manière à pouvoir nous centrer sur les priorités du processus de réforme.
Le deuxième axe de cette stratégie est l'instauration d'un mécanisme de suspension si les pourparlers devaient faire apparaître des violations graves et persistantes des principes des libertés, de la démocratie, des droits de l'homme et des libertés fondamentales, de l'État de droit. Dans ce cas, nous devrions au moins pouvoir recommander une suspension des négociations et permettre ainsi au conseil de l'Union de prendre, à la majorité qualifiée, la décision qui s'impose.
Le CDH n'a aucune difficulté à appuyer la position de la commission comme il appuie la décision du gouvernement belge. Nous estimons qu'il est de notre devoir, au cours de négociations qui vont s'ouvrir, en tant qu'Européens convaincus, de sensibiliser nos partenaires politiques sur les faits suivants. Nous souhaitons en tout cas que les négociations avec la Turquie soient fondées et formulées sur la base de critères objectifs, ou du moins objectivement mesurables - respect des droits de l'homme, critères économiques -, de manière à éviter que des références à des ordres subjectifs, comme les valeurs, la religion et la culture ne viennent gangrener le débat.
En tant que juriste, je pense que nous sommes en train de négocier un contrat d'adhésion. Dès ce moment, les parties doivent s'accorder sur des points précis tels que le cahier des charges qu'elles s'imposent. De plus, à l'occasion de ces négociations, il convient de vérifier le respect et la réalité pratique des progrès réalisés. Dès qu'existera cet accord sur les critères de Copenhague, la voie de l'adhésion devra être ouverte.
Il faut donc juger et mesurer les efforts de la Turquie en faveur du respect du droit et des progrès socio-économiques et institutionnels. C'est à l'aune du respect de tels critères objectifs qu'il faudra, au terme du processus, décider ou non de l'intégration de la Turquie. Il convient donc que l'Union se donne les moyens de négocier mais aussi de vérifier la mise en place des réformes annoncées.
L'ouverture des négociations ne présage donc pas nécessairement d'une décision finale d'adhésion de la Turquie. Cette adhésion ne pourra dépendre que des conditions précitées et de l'évolution politique et économique générale du pays. Contrairement à ce qu'a expliqué l'intervenant précédant, des arguments ou des critères découlant des différences géographiques, sociologiques ou culturelles ne doivent pas être pris en compte. Valéry Giscard d'Estaing a pourtant essayé de le faire en 2003. Je pense que ces éléments cachent maladroitement une réalité que l'on n'ose peut-être pas énoncer. Elle concerne la dimension religieuse et la peur de l'importance du monde musulman qui entrerait, par le biais d'une adhésion, dans l'Union européenne. Énoncé est ces termes, un refus de l'adhésion de la Turquie serait inévitablement dangereux et interprété comme une fracture des civilisations d'une Europe qui se construirait finalement sur des valeurs multiples. Celles-ci ne sont pas seulement chrétiennes ; elles sont aussi nées du siècle des Lumières et des droits de l'homme. C'est ce qui fait aujourd'hui la spécificité de l'Europe et qui est à l'origine de notre conception à nous, Européens, de la liberté, de l'égalité et de la justice, telles que nous les avons intégrées dans nos dispositions constitutionnelles, dans notre système institutionnel et dans nos régimes socio-économiques. Ce serait une erreur de ne parler de l'adhésion possible de la Turquie que sur cette base, tant on sait que les critères géographiques, sociologiques ou culturels peuvent nous mener dans une situation que nous ne souhaitons pas.
J'en viens au deuxième élément qui me paraît important. Compte tenu de la disparité, notamment socio-économique, entre la Turquie d'aujourd'hui et les États de l'Union européenne, le processus prendra du temps. Et il faut se donner ce temps pour que l'intégration de la Turquie à l'Union soit, si elle aboutit, tout à fait harmonieuse.
Dans cette optique, il faut soutenir, sans réserve aucune, les recommandations de la Commission lorsqu'elle parle de « clauses de sauvegarde permanentes » dans des matières telles que la libre circulation des travailleurs, les politiques structurelles ou la politique agricole commune.
Selon nous, il faut inviter la Turquie à reconnaître la république chypriote et à accepter la réunification du pays sur la base des propositions des Nations unies. Dans le même esprit, il faut insister lourdement auprès de nos partenaires potentiels turcs pour que le respect des droits des minorités soit une réalité. Il s'agit à la fois des minorités kurdes, de la minorité arménienne et des minorités religieuses. En effet, si la Turquie est un État laïc, c'est peut-être assez paradoxalement parce qu'elle ne reconnaît pas, comme c'est le cas aujourd'hui dans l'Union européenne, le principe de la liberté religieuse. Oserais-je rappeler, en passant, que la Turquie est avec la Belgique, pour les raisons que nous connaissons, le seul pays à n'avoir à ce jour pas ratifié la convention-cadre sur la protection des minorités. Nous devons l'inciter à le faire compte tenu de l'existence, sur son territoire, des minorités que je viens de citer.
Il est évident que le principe de l'égalité des droits entre les hommes et les femmes doit être une revendication absolue.
Cela dit, nous devons obligatoirement nous poser la question de la possibilité de maintenir le rythme actuel de l'intégration européenne et d'assurer en même temps la capacité de cette Union à assimiler ce nouveau membre tout en fonctionnant correctement et démocratiquement, sainement, si j'ose dire. Il faut un équilibre véritable entre l'élargissement et l'approfondissement. Cet équilibre constitue un élément important de notre volonté de construire une Europe forte dans le monde. Le débat sur l'intégration de la Turquie nous appelle à nous poser la question de l'Europe que nous voulons.
Si la question des frontières de l'Europe est soulevée, c'est qu'on imagine que l'Europe pourrait se réduire à une zone de libre échange, une zone financière et économique. C'est une vision qu'ont certains pays membres de l'Union comme le Royaume-Uni. On peut cependant partager une autre vision, celle du CDH et vouloir faire de l'UE un espace réellement politique pesant sur l'évolution du monde.
Demain il sera vital pour ceux qui rêvent de cette Europe que les politiques de coopération renforcée puissent prendre toute leur place, au besoin en n'associant que les plus volontaristes des peuples de l'Union. Il est urgent d'y réfléchir et de se donner les moyens d'agir dans ce sens dès lors qu'il y aurait suffisamment de partenaires pour bâtir ce modèle politique, économique et social dont le fondement essentiel est la solidarité.
Voilà toutes les questions sur l'avenir de l'Europe que suscite la demande de la Turquie indépendamment de celle de son adhésion à proprement parler
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - De commissie heeft uitstekend werk verricht. Vanuit alle hoeken werd geprobeerd het dilemma duidelijk te stellen. Het gaat immers om een dilemma. In een discussie over de uitbreiding van de EU en het aanvatten van toetredingsonderhandelingen kunnen beschouwingen van allerlei aard worden gemaakt, maar uiteindelijk gaat het om een politieke afweging in de brede betekenis van het woord. Dat was het geval bij de toetredingsonderhandelingen met landen als Griekenland en Portugal en dat is nu ook bij de discussies over Turkije het geval.
Als rapporteur voor de Raad van Europa heb ik voorgesteld dat de monitoring van het naleven van de conventies door Turkije - één van de eerste landen die in 1949 lid zijn geworden van de Raad van Europa - kan worden stopgezet, maar dan wel onder twaalf voorwaarden. Turkije moet immers - conform de politieke criteria van Kopenhagen - nog een aantal fundamentele stappen doen.
De acht hervormingspakketten en de twee fundamentele wijzigingen van de grondwet zijn natuurlijk indrukwekkend. Er mag echter niet alleen een intentieverbintenis zijn, maar ook een resultaatsverbintenis. Als we kijken naar het theoretische kader van de doorgevoerde veranderingen, lijkt het evident dat de toetredingsonderhandelingen op een langere termijn worden gevoerd. Op het terrein heb ik echter kunnen vaststellen dat er een groot verschil is tussen het nieuwe theoretische, legale en zelfs constitutionele kader en de praktische implementatie.
Ik geef een voorbeeld. De lokale besturen, zoals de 81 provincies in Turkije, krijgen theoretisch meer bevoegdheden, maar uiteindelijk wordt de openbare veiligheid nog steeds centraal gestuurd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. De opties en de bedoelingen zijn dus ongetwijfeld positief, maar er is nog een hemelsbreed verschil tussen datgene wat in het wettelijke kader is gegoten, en datgene wat wordt geïmplementeerd en de wijze waarop dat gebeurt.
Turkije kan niet volstaan met het aanpassen van zijn grondwet, maar het moet een nieuwe grondwet krijgen die gebaseerd is op wat wij in de Europese Unie als normale constitutionele bepalingen beschouwen. De huidige Turkse grondwet, ook al is ze gewijzigd, is immers nog altijd verankerd in de Grondwet van 1882. Dat staat ook in de aanbevelingen.
Een van de andere punten waar de democratie in Turkije mank loopt, is de kiesdrempel van tien procent, waardoor de democratische vertegenwoordiging niet overeenstemt met de werkelijkheid. Verder moet er niet alleen een oplossing komen voor het Koerdische probleem, maar ook de andere achtergestelde gebieden moeten meer bevoegdheden krijgen. Zo niet zal Turkije er nooit in slagen zijn hervormingen te implementeren.
Het is verschrikkelijk vast te stellen dat het GAP, het Southeastern Anatolia Project (Güneydoğu Anadolu Projesi), uiteindelijk geen of nauwelijks resultaat heeft geboekt. Op vele fundamentele gebieden is dus nog heel veel werk te doen.
We mogen niet vergeten dat in Turkije, vooral in het oosten en de landelijke gebieden, 60% van de vrouwen ongeletterd zijn. Als we een nultolerantie inzake foltering hanteren en het respecteren van de individuele vrijheid voorstaan, dan moeten we toch ook aandacht hebben voor het fundamentele recht van de toegang tot onderwijs en gezondheidszorg.
Het amendement dat onze fractie heeft ingediend, is niet ingegeven door een ja-of-neenhouding, want dat zou nogal gemakkelijk zijn. Persoonlijk ben ik absoluut tegen een bijzonder statuut voor Turkije, maar niet alle leden van onze fractie zijn het daarover met mij eens. Ik vind dat we heel streng moeten zijn en dezelfde regels hanteren die ook golden bij de toetreding voor de andere landen.
Europa kan niet worden gevat in geografische grenzen, maar in grenzen die worden bepaald door gemeenschappelijke waarden. Als Turkije effectief toetreedt, zal de Unie op termijn niet meer de Unie zijn die ze vandaag is. In de Verenigde Staten heeft men ook nooit gedacht dat de unie tussen de oorspronkelijke staten uiteindelijk zou leiden tot de Verenigde Staten van Amerika die we vandaag kennen.
Daarom vraag ik bijzondere aandacht voor ons amendement waarin we stellen dat we het principieel eens zijn met de toetredingsonderhandelingen, maar dat de uiteindelijke datum waarop die kunnen beginnen, afhangt van een aantal voorwaarden. We vragen de Senaat hierover rustig na te denken. Het zou immers positief zijn als de belangrijke fracties in de Senaat het over dat standpunt eens kunnen worden.