3-86

3-86

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 2 DÉCEMBRE 2004 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Erika Thijs au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur «l'application de la loi sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers» (nº 3-447)

Mme la présidente. - M. Vincent Van Quickenborne, secrétaire d'État à la Simplification administrative, adjoint au premier ministre, répondra au nom de M. Patrick Dewael, vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Artikel 9, lid 3 van de vreemdelingenwet bepaalt dat een vreemdeling die zonder papieren in België verblijft of een precair verblijfsstatuut heeft, `in buitengewone omstandigheden' een regularisatie van zijn verblijf kan aanvragen.

Hiervoor dient de aanvrager in een brief de humanitaire redenen uit te leggen waarom hij een legaal verblijf in België wil verkrijgen. Daarnaast moet hij ook aangeven wat de buitengewone omstandigheden zijn waardoor hij die verblijfsmachtiging niet in het buitenland kan aanvragen. In principe moet een machtiging daar worden aangevraagd bij de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post.

De vreemdeling dient zijn aanvraag tot regularisatie in bij de burgemeester van de plaats waar hij verblijft. De burgemeester geeft een ontvangstbewijs en stuurt het dossier naar de Dienst Vreemdelingenzaken. De DVZ beslist of het verblijf geregulariseerd kan worden. Hij is daarbij niet gehouden aan een bepaalde termijn.

In de herfst van 1999 besliste de Belgische overheid een grote groep vreemdelingen de kans te bieden hun verblijf in België te regulariseren. Het parlement keurde een speciale regularisatiewet goed. In principe kregen de vreemdelingen die geregulariseerd werden in het raam van deze campagne, een verblijfsmachtiging van onbepaalde duur. Tijdens de laatste drie weken van januari 2000 werden 36.000 aanvraagdossiers ingediend.

Vele vreemdelingen die tijdens of net voor het najaar van 1999 een asielaanvraag hadden ingediend, hebben geen gebruik gemaakt van de regularisatiewet omdat hun asielprocedure nog beoordeeld moest worden.

Door de grote werkdruk bij de afhandeling van de regularisatiedossiers in 2000-2001 en 2002 zijn de dossiers uit de periode 1999-2000 blijven liggen. Deze mensen hebben vier tot vijf jaar gewacht op de afhandeling van hun asieldossier om nu te horen dat ze afgewezen zijn. Dit is natuurlijk geen voorbeeldbeleid. Vele gezinnen hebben kinderen die hier geboren zijn en die zelfs hun moedertaal niet meer spreken. Vele kinderen die hier aankwamen als ze 10 jaar oud waren, studeren nu in het middelbaar onderwijs met zeer goede resultaten.

Misschien moeten we ons afvragen of mensen die 4 tot 5 jaar in ons land verblijven, terwijl hun procedure liep en die de verschillende procedurestappen hebben gerespecteerd - asielaanvraag, ontvangst van bijlage 26bis, verlenging bij het gemeentebestuur -, een individuele afhandeling van hun dossiers kunnen krijgen.

Door de regularisatie en de lifo-procedure zijn deze mensen door de mazen van het net geglipt. Als overheid hebben wij allemaal een menselijke fout gemaakt of waren we wellicht niet bij machte alle dossiers te behandelen.

Er moeten ook dringend duidelijke criteria komen voor artikel 9, lid 3 van de vreemdelingenwet. Vandaag dient elke afgewezene een aanvraag in bij het gemeentebestuur omdat er toch geen criteria zijn. Het gevolg is dat de meeste aanvragen tot regularisatie om humanitaire redenen worden afgewezen.

Hoeveel van de 36.000 regularisatiedossiers heeft de Commissie Regularisatie tot op vandaag afgewerkt? Hoeveel positieve en hoeveel negatieve beslissingen werden er genomen? Hoeveel asielaanvragen werden er ingediend tussen januari 1999 en december 2000? In hoeveel van deze dossiers werd er een uitspraak gedaan? Hoeveel negatieve en hoeveel positieve uitspraken waren er?

De betrokken personen verblijven hier reeds vier tot vijf jaar hier op legale basis. Kunnen zij niet worden geregulariseerd op gelijke basis met een aanvraag regularisatie zoals bepaald in artikel 2,1º van de regularisatiewet van 22 december 1999? De betrokkenen kunnen duidelijk aantonen dat zij een buitengewone graad of doorgedreven wil van integratie hebben. Sommige gezinnen hebben zich aan onze samenleving aangepast en zijn opgenomen in de plaatselijke gemeenschap. Is een verwijdering in dergelijke gevallen niet inhumaan?

In tegenstelling tot de regularisatiecampagne, worden de meeste aanvragen op basis van artikel 9 lid 3 van de vreemdelingenwet afgewezen. In bepaalde gevallen zal dit noodzakelijk zijn. Denkt de minister eraan om criteria vast te stellen voor de toepassing van artikel 9, lid 3, van de vreemdelingenwet? Zo ja, binnen welke termijn mogen wij die criteria verwachten?

Normaliter moet een vreemdeling zijn aanvraag om in België te verblijven indienen bij de Belgische diplomatieke of consulaire post in het land van herkomst. Toch voorziet de vreemdelingenwet in buitengewone omstandigheden. Die zijn echter nergens in de wet omschreven. Welke criteria worden er hiervoor gehanteerd?

De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - De vragen van mevrouw Thijs hebben betrekking op de toepassing van de regularisatiewet van 22 december 1999 en de vreemdelingenwet van 15 december 1980.

De regularisatiewet van 22 december 1999 bracht een werklast met zich mee van 37.158 te behandelen dossiers. Op 19 november 2004 waren er 36.434 dossiers behandeld. In 25.530 gevallen werd overgegaan tot regularisatie, 6.105 dossiers werden negatief afgesloten, 4.001 dossiers werden zonder voorwerp verklaard en in 798 gevallen werden aanvragers uitgesloten van de toepassing van de wet aangezien ze werden beschouwd als een gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Er was dus wel degelijk controle.

Tussen januari 1999 en december 2000 werden er 78.469 asielaanvragen ingediend: 35.778 in 1999 en 42.691 in 2000. In 69.763 asieldossiers werd er een definitieve beslissing genomen. Hiervan waren er 67.036 negatief. In 2.727 dossiers volgde een positieve beslissing en dus een erkenning als vluchteling en 8.706 asielaanvragen zijn nog in behandeling. Hiervan bevinden 1.582 zich in het stadium van ontvankelijkheid bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, 4.703 dossiers worden behandeld ten gronde door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en 2.421 dossiers bevinden zich bij de Vaste Beroepscommissie voor de Vluchtelingen.

De regularisatiewet van 22 december 1999 was een eenmalige operatie. Alle regularisatieaanvragen worden sindsdien opnieuw behandeld op basis van het alom bekende artikel 9, 3º van de wet van 15 december 1980. De minister heeft in het verleden al vaak gezegd en herhaalt vandaag nog eens dat dit artikel een proceduremaatregel is en dus geen algemene regularisatiegrond. Dit wordt nog eens duidelijk uiteengezet in de omzendbrief van 19 februari 2003 over de toepassing ervan.

De minister acht het onmogelijk een lijst met precieze criteria op te stellen op grond waarvan een situatie nagenoeg automatisch kan worden geregulariseerd. Hij is dus van oordeel dat een onderzoek dossier per dossier en geval per geval de regel moet blijven.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Wie in het Parlement zit, komt vaak met dit soort dossiers in aanraking. Ik stel vast dat er in België bijzonder veel mensen zijn die in 1999 naar ons land kwamen, geen regularisatieaanvraag hebben ingediend, maar intussen wel 5 jaar in het land zijn omdat hun asielprocedure zo lang loopt. Destijds begon men immers onmiddellijk aan de regularisatiedossiers te werken en voerde men voor de rest het lifo-principe in: last in, first out. Intussen bleven duizenden dossiers heel lang liggen. Ik ken vele mensen die nu na 5 jaar een uitwijzingsbevel kregen. Dit is niet humaan en we kunnen dit niet blijven dulden. Vele mensen wachten nu op het antwoord van de minister op mijn vraag. Dat antwoord is overigens niet erg bevredigend.

Ik kan begrijpen dat elk dossier individueel behandeld moet worden. Het is echter ook belangrijk na te gaan op welke manier deze mensen hun aanvraag onder artikel 9, 3º hebben ingediend. Vaak hebben ze wel goede redenen, maar het probleem is dat we voor niemand vandaag de criteria kennen en dat alle regularisatiedossiers negatief worden beoordeeld. Dat is geen goede werkwijze en misschien moeten we het in een van de volgende vergaderingen van de commissie voor de Binnenlandse Zaken eens over deze problematiek hebben. Mensen die 5 jaar hier zijn, wier kinderen hier geboren zijn en die zelfs hun eigen taal niet meer spreken, zullen nooit naar hun land terugkeren. Maar binnenkort vallen ze wel compleet zonder inkomen. Leven van de hemelse dauw kan niemand en dus moeten ze proberen te werken, ook al mogen ze dat eigenlijk niet. We moeten dus een oplossing vinden.