3-78

3-78

Sénat de Belgique

Annales

VENDREDI 15 OCTOBRE 2004 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Déclaration du gouvernement sur sa politique générale

Discussion

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De regering liet de Senaat een uur wachten. Het leek wel een existentieel moment. Waiting for Godot dacht ik zo. De Senaat heeft vandaag een afspraak met de regering, maar de vraag is of het land nog een regering heeft, die naam waardig. Hebben we nog een regeringsleider die de democratische correctheid heeft om in de Senaat aanwezig te zijn voor een debat dat essentieel is voor deze legislatuur?

Ik dank minister Laruelle voor haar aanwezigheid, maar betreur de afwezigheid van de eerste minister. De balans van Verhofstadt II is een lijst van gemiste afspraken met de kiezer en het nieuwe parlementaire jaar ziet er onheilspellend uit. Wat we hier vandaag meemaken is een beschamende vertoning. Het is een totaal gebrek aan respect van de regering voor de Senaat. Het is zelfs een kaakslag voor de instellingen.

Mme la présidente. - Je suis de votre avis. Cette attitude ne restera pas sans suite.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Zoiets heb ik nog niet meegemaakt. Het is ook een kaakslag voor de kiezer.

Op 18 mei 2003 gaf de kiezer de eerste minister een ruime meerderheid om het land te besturen. De premier had tijdens de verkiezingscampagne de hemel beloofd, maar enkele dagen na de verkiezingen kwam de ene jobstijding na de andere. De moeizame regeringsonderhandelingen waren al een veeg teken. De tijden waren aan het keren.

Op 13 juni 2004 heeft de kiezer de premier gedesavoueerd. Omdat hij zich niet aan zijn belofte had gehouden, kreeg hij de rekening gepresenteerd. Hij beloofde belastingverminderingen, maar er kwamen accijnsverhogingen op diesel en benzine. Hij beloofde de Vlamingen een strengere nationaliteitswet, maar er kwam migrantenstemrecht. Vlaanderen rekende op een grote communautaire doorbraak, maar de wapenexport werd geregionaliseerd, en via de Francorchampswet ook de wetgeving op de tabaksreclame. De premier beloofde de problemen aan te pakken, maar hij bleef bij de pakken zitten, verlamd, niet door pessimisme, niet door fatalisme, maar door angst voor de kiezer.

Na de opdoffers die hij recent te verwerken kreeg, verstopte de premier zich en liet hij de zaken betijen.

Eind augustus, na een lange vakantie, gaf hij plots te kennen zijn beleidsverklaring te willen vervroegen. Die overmoed was helaas de oorzaak van een nieuwe ravage, waar niet alleen de hele politieke wereld, maar ook de samenleving onder leidt. De gok van de premier is als een boemerang in zijn gezicht teruggekeerd. De zogenaamde methode-Verhofstadt botste in het DHL-dossier op haar grenzen. Misschien komt het weer door dit dossier dat de premier niet in staat is vandaag op een behoorlijke manier voor de Senaat te verschijnen.

Dezelfde onzekerheid zien we vandaag in de belangrijkste onderdelen van het regeringsbeleid. Steunpunt van het regeringsbeleid was 200.000 arbeidsplaatsen in vier jaar. "Jobs, jobs, jobs", het klonk als een mantra tijdens de verkiezingscampagne van de premier. Het stond centraal in het regeerakkoord en het was het thema van de beleidsverklaring van vorig jaar. In september waren er in ons land 613.000 niet-werkende werkzoekenden. Tegenover vorig jaar zijn er geen 50.000 banen bijgekomen, hoewel de premier zich daartoe had geëngageerd. Sinds mei 2003 kwamen er helaas wel 112.000 werklozen bij.

Om de slechte prestaties te verantwoorden verstopt de regering zich al te gemakkelijk achter de conjunctuur. Niemand zal ontkennen dat België, net als heel Europa, drie jaar lang met een laagconjunctuur werd geconfronteerd. Inzake werkloosheid deed België het echter veel slechter dan de andere Europese landen.

(Protestations de M. Wille)

De werkloosheid is in België de afgelopen vier jaar forser gestegen dan in de overige vijftien landen van de Europese Unie. In 2000 lag onze werkloosheidsgraad 0,9 procent lager dan in de EU-15. Vandaag ligt onze werkloosheidsgraad 0,5 procent hoger. Niet de conjunctuur was daarvan de oorzaak, maar wel het werkgelegenheidsbeleid. Door dat beleid heeft de werkloosheid catastrofale vormen aangenomen. Het spijt ons dat we vandaag herhaaldelijk op de leemten en zwakten van het regeringsbeleid zullen moeten wijzen.

Ik ga eerst in op het buitenlands beleid. Een geëngageerd buitenlands beleid stoelt op een coherent en transparant conflictpreventiebeleid. Uiteraard moet België deelnemen aan vredesoperaties. De regering blaast echter warm en koud tegelijk. Nog geen 24 uur na de toespraak van de eerste minister, laat de regering de Afghanen in de steek. Bij gebrek aan financiële middelen zal ons land het grootste deel van zijn troepen terugtrekken, terwijl Afghanistan volgens alle internationale waarnemers verre van gepacificeerd is en terwijl België enkele maanden geleden had beloofd de troepenmacht in Afghanistan te verdubbelen. De geloofwaardigheid van ons land wordt andermaal te grabbel gegooid.

Conflictpreventie in het beleid aankondigen is één zaak, er consequent naar handelen een andere. Vorig jaar heeft de minister van buitenlandse zaken verkregen dat het budget voor conflictpreventie gebundeld werd onder zijn bevoegdheid teneinde een coherent en sterk beleid te kunnen voeren. Een jaar later ontbreekt alle transparantie en samenhang op dit vlak. De oprichting van een Federaal Centrum voor Conflictpreventie, dat gestalte kan geven aan het Belgische beleid terzake, is voor CD&V urgent.

Een ander probleem betreft het pacificatie- en transitieproces in het gebied van de Grote Meren in Afrika. De premier legt terecht de klemtoon op dat gebied. De creatie van een rechtsstaat in de DRC is tot op heden te veel een papieren belofte, de aanhoudende geweldspiraal in Oost-Congo blijft een etterende zweer op een duurzaam vredesproces en de corruptie en de plunderingen van de bodemrijkdommen leggen een hypotheek op het economische herstel van het land. Ook de massamoord in het Burundese vluchtelingenkamp Gatumba en de beknotting van elke kritische stem in Rwanda zijn niet bevorderlijk voor een duurzame vrede in de regio.

Voor CD&V is het belangrijk dat België niet alleen optreedt, dat we het probleem op de agenda van de Europese Raad en de VN plaatsen, dat we de versterking van de positie van de MONUC in Oost-Congo nastreven om de bescherming van de burgerbevolking effectief te kunnen garanderen. Verder moet België erop aandringen dat het wapenembargo in de regio wordt gerespecteerd en uitgebreid. Daarvoor zijn initiatieven nodig op het niveau van de VN-veiligheidsraad. Ten slotte moet België opteren voor een kritische aanwezigheid in de regio. We steunen immers de ontwikkelingssamenwerking met alle landen in de regio, maar dat moet gepaard gaan met respect voor de mensenrechten, de democratie en met een goed bestuur.

Begin juli 2002 heeft de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken aangekondigd dat hij spoedig werk zou maken van een ethische code voor Belgische bedrijven die actief zijn in het buitenland. Ruim twee jaar later is hiervan nog niets terechtgekomen. Daarom pleit CD&V voor een aanpassing van de Delcrederewet zodat voortaan ook rekening moet worden gehouden met de IAO- en de OESO-richtlijnen. Eerst de moraal en dan de verzekering mogen geen loze woorden blijven.

Terecht kondigde de regering onder druk van CD&V aan dat ze tegen 2010 0,7% van het BBP zal besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Voor de begroting 2003 werd trots aangekondigd dat er reeds 0,63% was bereikt. Wat een desillusie dat het slechts een one-shotmaatregel was, met name de kwijtschelding van de Congolese schulden. Bovendien werd op de begroting met budgetten geschoven en werden vooral de NGO's daarvan het slachtoffer. Minister De Decker stelde deze zomer in een interview dat in werkelijkheid slechts 0,45% van het BBP werd gehaald. Welke stappen zal de regering doen op het groeipad naar 0,7% van het BBP? Hoe zal zij de terugval na de one-shotoperatie opvangen?

Met betrekking tot de schuldkwijtschelding verheugt het mij dat de regering zal onderzoeken of ons land zich zal kunnen aansluiten bij relevante internationale initiatieven terzake. De toestand is zo precair dat België en andere donoren niet meer mogen talmen. CD&V pleit niet alleen voor een nieuw initiatief inzake schuldverlichting, maar ook voor een gevoelige uitbreiding van het aantal landen dat voor schuldkwijtschelding in aanmerking komt, zodat de kwijtschelding een hefboom wordt om de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken.

Als we de verschillende beleidsdomeinen overlopen, komen wij tot de vaststelling dat de lijst van gemiste afspraken zeer lang is. Ik zou kunnen ingaan op de verbetering van het sociaal statuut van de zelfstandigen, op de expanderende uitgaven in de gezondheidszorg, op het klimaatbeleid, op de aanpak van de vergrijzing, op de in alle richtingen ontsnappende gevangenen, op de voor de brandweer noodzakelijke maatregelen, op Copernicus, op de administratieve vereenvoudiging, op de wegwerking van de gerechtelijke achterstand, enzovoorts, ... Mijn collega's CD&V-senatoren zullen hierover in de loop van het debat pertinente opmerkingen maken.

Mevrouw de voorzitter, dinsdag hebben wij van de premier vernomen dat het forum volgende week in de Senaat zonder senatoren van start gaat.

De heer Paul Wille (VLD). - Hoe weet u dat? Heeft de premier dat gezegd?

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Is de voorzitter bereid om het debat over de staatshervorming uitsluitend door de uitvoerende macht te laten voeren? Aanvaardt zij dat de Senaat het decor levert voor die onderhandelingen terwijl de senatoren in de coulissen moeten blijven?

CD&V is het daarmee in geen geval eens. Wij zijn bereid deel te nemen aan een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap, zij het onder volgende voorwaarden:

1.Het moet een werkelijk open agenda betreffen waarin ook de resoluties van het Vlaams Parlement worden opgenomen.

2.Het draagvlak en de representativiteit van het forum moeten worden versterkt met parlementsleden van partijen die op de verschillende bestuursniveaus regeringsverantwoordelijkheid dragen.

3.Mijn partij acht zich op geen enkele manier gebonden door het akkoord van 26 april 2002 over de hervorming van de Senaat dat door de premier wel als kader wordt aangereikt.

4.De splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde moet voor CD&V in elk geval buiten het forum blijven, zoals uitdrukkelijk werd overeengekomen in het Vlaams regeerakkoord dat VLD en SP.A-SPIRIT mede hebben onderschreven.

5.Voor de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde blijft het voorstel van collega Vandenberghe c.s. ons uitgangspunt, namelijk één gerechtelijk arrondissement, maar een horizontale splitsing voor de zetel en een verticale of territoriale splitsing voor het parket.

Deze duidelijke uitgangspunten van de CD&V voor de institutionele agenda wil ik nog vervolledigen met ons standpunt over onze instelling, de Senaat.

Wij nemen belangrijke uitdagingen niet aan, fundamentele maatregelen blijven uit, noodzakelijke debatten worden niet gevoerd. De Senaat speelt nog veel te weinig de institutionele rol die voor hem is weggelegd, zodat er een grote leemte bestaat. Het spreekt voor zich dat wij steeds bereid zijn om constructief na te denken over de werking van de Senaat.

De voorzitter heeft dinsdag een aantal suggesties tot modernisering van onze assemblee gedaan. Terecht heeft zij beklemtoond dat de Senaat naast de zuiver politieke opdracht van de Kamer veel nuttig werk heeft geleverd. Het deed mij genoegen dat zij de reflectie over en de evocatie van alle maatschappelijk belangrijke thema's als het wezenlijke parlementaire werk in de Senaat blijft verdedigen. Naast het institutioneel debat moet dat inderdaad de kerntaak van de Senaat blijven.

Op thema's zoals de vergrijzing en de denataliteit, het vreedzaam en respectvol samenleven, de armoedebestrijding en gelijkekansenproblematiek, het structurele verhogen van de werkgelegenheid, de duurzame ontwikkeling, de kerntaken van de overheid en de zelfredzaamheid van de samenleving kan niet in een handomdraai een antwoord worden gevonden. Het zijn immers fundamentele en complexe kwesties. De politiek moet hiervoor een coherent antwoord formuleren en mag niet stuurloos laten betijen. De CD&V verwacht dat de Senaat aan die thema's een sereen en grondig debat zal wijden en dat er een duurzame oplossing voor wordt gevonden, zodat de samenleving opnieuw houvast en perspectieven worden geboden.

M. Philippe Mahoux (PS). - Nous ne sommes pas tout à fait d'accord avec les propos de Mme de Bethune. Nos divergences ne sont pas seulement liées au clivage entre majorité et opposition ; il s'agit aussi d'une intervention francophone qui succède à une intervention néerlandophone, très radicale de surcroît.

En ce qui me concerne, j'ai été frappé par la place accordée à la problématique socio-économique dans le discours du premier ministre, ainsi que par sa volonté d'aborder le débat communautaire dans le respect mutuel. Nous ne pouvons qu'approuver cette approche constructive.

Sur le plan socio-économique, la déclaration du premier ministre réitère l'engagement d'assurer l'équilibre financier du système fédéral de sécurité sociale. Elle respecte le prescrit de l'accord de gouvernement et concrétise les promesses de l'ensemble des conseils des ministres spéciaux, en particulier celui d'Ostende, et cela ne peut que nous satisfaire. Nous approuvons évidemment les mesures structurelles qui devraient permettre, moyennant un effort considérable, d'atteindre un nouvel équilibre budgétaire. Cependant, nous attirons l'attention sur le fait que les contributions des communautés et des régions doivent faire l'objet d'un débat avec les entités concernées. Les réactions de certains ministres régionaux et communautaires montrent d'ailleurs bien la nécessité absolue d'ouvrir le dialogue.

La santé est un droit fondamental garanti par la Constitution, tout comme le droit à un travail valorisant, à un logement décent, à un environnement sain, à un épanouissement culturel et social. Je désire néanmoins mettre la santé en avant pour la simple raison que les objectifs budgétaires sont confirmés en termes de dépenses pour 2005, que ces objectifs budgétaires ont été approuvés par conseil général de l'INAMI et que la déclaration faite par le premier ministre à la Chambre confirme la note de croissance de 4,5% tout en plaçant l'accent sur la responsabilisation des acteurs tels que l'industrie pharmaceutique et les prestataires de soins. À cet égard, il va de soi que les mesures prises en matière de soins dentaires pour les enfants et la volonté de remédier au sous-financement des hôpitaux emportent notre adhésion.

La lutte contre l'exclusion est un objectif essentiel qui doit faire l'objet d'une attention toute particulière. Je rejoins à cet égard l'avis de Mme de Bethune. Les mesures relatives au revenu d'intégration et à la GRAPA rencontrent notre approbation. Je tiens à souligner - cet élément est apparu tardivement dans les travaux du gouvernement - que nous soutenons entièrement les mesures visant à soulager la facture de chauffage au mazout des personnes à revenus faibles. Le gouvernement est partiellement réuni ce matin pour débattre de cette aide qui, je l'espère, fera l'objet d'une concrétisation claire et permettra aux intéressés de résoudre leurs difficultés budgétaires dues à l'augmentation du prix du mazout.

La fiscalité, les questions relatives au budget et à la sécurité sociale, ont été débattues conjointement. Elles méritent effectivement un traitement global. L'équilibre de la sécurité sociale, objectif essentiel à nos yeux, doit être assuré dans le respect des promesses en termes de dépenses. Nous soutenons ces mesures, qui éviteront aussi au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique de devoir faire le grand écart. Je me réfère évidemment à l'augmentation des accises sur le tabac, à la fixation d'un prix minimum de vente des produits du tabac, à l'adaptation des écobonis et aux voitures de société, dont la taxation est désormais directement proportionnelle à la pollution qu'elles génèrent. Ces mesures ne peuvent que s'avérer positives sur le plan environnemental et en termes de santé publique.

Je me réjouis beaucoup de l'attention particulière accordée à la coexistence harmonieuse des différentes cultures présentes dans notre pays et de l'exécution intégrale du plan de lutte contre les actes racistes et antisémites. Toutes les discriminations devraient ainsi être combattues, notamment celle qui concerne - notre groupe y est particulièrement sensible - l'égalité de traitement entre hommes et femmes.

Concernant l'emploi, des propositions, au caractère certes très large, ont notamment trait à la fin de carrière, mais il était important de laisser le champ ouvert à la concertation sociale. Les mesures portent principalement sur la formation et sur le développement du marché du travail. Toute forme de pénalisation liée à l'impossibilité, faute d'emplois disponibles, de trouver du travail est évidement tout à fait inadmissible.

Bien sûr, toutes les mesures qui visent à augmenter la formation, à favoriser l'épargne temps et à permettre aux travailleurs de concilier travail et vie de famille doivent être soutenues. Nous serons attentifs à la mise en oeuvre des efforts demandés par le Conseil supérieur de l'emploi en matière d'infrastructures sociales réservées à l'accueil des enfants et à l'amélioration des congés parentaux.

Et puisque je parle de familles et d'enfants, je soulignerai que la problématique des créances alimentaires n'est pas complètement résolue. Les étapes franchies doivent être suivies d'autres qui permettent de se conformer à la décision initiale du gouvernement, laquelle avait d'ailleurs été sanctionnée par un vote du Parlement, à la fin de la précédente législature.

Si d'aucuns considèrent que l'intérim est une voie d'accès à l'emploi, je voudrais souligner que les règles de protection du travailleur - et donc de représentation de celui-ci au sein du monde de l'intérim - doivent être garanties. Il ne faudrait pas qu'une dérégulation plus importante apparaisse dans le système d'intérim, en raison d'un rapport de force qui ne s'y exprimerait pas de la même manière.

En ce qui concerne l'harmonisation des statuts entre employés et ouvriers, je souligne que des propositions de loi existent et qu'il serait bon, madame la présidente, que notre assemblée aborde cette importante question. Nous sommes évidemment attachés à la négociation interprofessionnelle, spécificité belge qu'il faut préserver. Certes, le gouvernement est parfois amené à intervenir, mais cette négociation doit en toute hypothèse, pouvoir se poursuivre comme auparavant.

Je profite de la présence de la ministre des Classes moyennes et de l'Agriculture pour souligner les mesures à prendre en faveur des travailleurs indépendants et je rappelle, une fois de plus, qu'une solidarité accrue à l'égard de ces travailleurs passe aussi par une solidarité interne. L'existence des plafonds de cotisation démontre que les riches indépendants - soit 8% d'entre eux - ne cotisent pas à la mesure de leurs revenus, alors que les 92% restant bénéficieraient de la suppression de ces plafonds de cotisation.

J'ai évoqué rapidement les mesures relatives aux fins de carrière. J'attire l'attention sur la nécessité de prendre en compte, après concertation, les éléments de pénibilité du travail.

Pour ce qui est de la SNCB, la reprise de dette est confirmée ; on peut s'en réjouir. Nous avons quelque inquiétude que cela soit assorti d'un report, d'un lissage des perspectives d'investissements. Et puisque nombre de problèmes que nous avons à traiter ici ont une dimension communautaire, il faudra veiller à ce que ce lissage ne soit pas défavorable à l'une ou l'autre région.

En matière de justice, je retiendrai que les mesures proposées au cours des conseils des ministres exceptionnels ont été retenues ; elles concernent la facilitation de l'accès à la justice, la résorption de l'arriéré judiciaire, la rationalisation de l'organisation judiciaire. Nous soutenons la ministre et nous saluons la volonté de collaboration avec le Parlement qu'elle a manifestée à l'occasion de la discussion de la réforme du Code de procédure pénale.

Nous avons évoqué la problématique institutionnelle, en particulier le Forum institutionnel. Je ne reviendrai pas sur l'ensemble des problèmes qui y seront abordés. Je voudrais juste rappeler la déclaration du premier ministre. Il insiste sur le respect des communautés. Certains ont fait allusion à des problèmes de scission. Les francophones, notre parti et notre groupe ne sont pas demandeurs. Nous n'avons aucune revendication d'ordre communautaire à présenter en l'état actuel des choses. Le Forum peut travailler. En aucune manière, une communauté ou les membres d'une communauté ne peuvent, que ce soit sur le plan administratif ou judiciaire, être lésés par des mesures prises. Il s'agit d'un élément important que nous devons réaffirmer avec force.

Quant au Sénat, le premier ministre se réfère toujours à un accord qui ne lie pas le CD&V. Autant être clair à cet égard. Nous souhaitons évidemment l'existence de deux chambres dans un État fédéral. Le premier ministre a parlé de la suppression du système bicaméral traditionnel. Je ne partage pas son point de vue. Il est plutôt question de la modernisation d'un système bicaméral qui, dans un État fédéral, est tout à fait indispensable.

Mme Clotilde Nyssens (CDH). - Tous les sénateurs sont d'accord !

M. Philippe Mahoux (PS). - Comme cette structure bicamérale est indispensable dans un État fédéral, il va de soi qu'une des deux chambres représente de manière particulière les communautés. En outre, ce Sénat doit, pour nous, être paritaire et avoir des compétences législatives. Je rappelle à cet égard que l'article de la Constitution traitant du pouvoir législatif dans notre pays n'est pas ouvert à révision. Rien ne peut donc être modifié. Enfin, le Sénat doit traiter de matières relevant principalement des communautés : la Constitution, les lois spéciales, les matières internationales. Le droit d'évocation doit être maintenu, éventuellement après adaptation.

Le premier ministre accepterait le maintien du droit d'évocation à condition qu'il s'agisse de matières impliquant les communautés et les régions. Je suis prêt à donner satisfaction au premier ministre à cet égard : de tous les problèmes abordés au sein de notre assemblée au cours des dernières années, il n'en est pas un qui n'ait concerné au moins partiellement les communautés et régions. Le Sénat devrait continuer à traiter tous les domaines légistiques dont nous sommes actuellement amenés à connaître. En revanche, les propositions empêchant l'extension du droit d'évocation à d'autres motifs que ceux pour lesquels il a été créé, me paraissent salutaires. Nous devons donc clairement défendre notre position. J'insiste en tout cas sur une condition essentielle à nos yeux : le Sénat, représentant les communautés et les régions, doit être paritaire.

Je dirai encore un mot sur la problématique de l'insécurité. Les mesures envisagées sont énoncées dans la déclaration du premier ministre, ce qui me paraît important. Le droit maximum à la sécurité doit être reconnu. L'engagement de 3000 policiers supplémentaires est confirmé. Ces renforts sont attendus partout, y compris dans les régions rurales. J'espère donc que les plans opérationnels relatifs à la police n'oublieront pas ces mêmes régions.

J'ai aussi un regret à exprimer : que la déclaration ne souffle mot des contrats de sécurité et de prévention, outils indispensables à la lutte contre l'insécurité. Depuis dix ans, ces contrats ont montré leur efficacité. J'espère qu'au-delà de la prolongation jusqu'au 31 décembre 2004, ces contrats de sécurité et de prévention seront confirmés et renforcés.

Je terminerai par les questions internationales et européennes. Ayant entendu l'intervention de Mme de Bethune et, bien sûr, préalablement, la déclaration du gouvernement, je voudrais insister sur quelques éléments. Les interventions dans les missions de maintien de la paix sont bien entendu nécessaires, dans le cadre de nos possibilités. À cet égard, nous n'avons pas à rougir du nombre de nos interventions. Je voudrais cependant souligner, comme ne cessent de le faire les ONG, que la frontière entre les interventions de maintien de la paix et les missions humanitaires stricto sensu doit être maintenue. Selon les ONG, l'absence de frontière crée la confusion entre les rôles, ce qui est préjudiciable à leur travail sur le terrain.

Concernant la problématique des 0,7%, je tiens à dire, en présence de l'ancien ministre de la Coopération au développement, qu'il ne faudrait pas que ces 0,7% restent une incantation et qu'une forme d'arrangement des chiffres donne à penser que nous progressons alors qu'une analyse précise montre que s'il y a progrès, il est modeste. Il faut donc que, de manière très volontariste, nous atteignions ces 0,7%.

Je ne reviendrai ni sur la problématique de la dette ni sur la volonté affichée de travailler à sa suppression.

Pour ce qui est de la Constitution européenne, il importe que des initiatives soient prises. Elles peuvent l'être au niveau du Sénat et il serait intéressant qu'il en soit ainsi, avec la participation du Comité d'avis fédéral chargé des questions européennes. Il faut un débat ouvert, non académique, qui permette d'informer les citoyens sur cette problématique fondamentale.

En ce qui concerne la stratégie de Lisbonne, il est exact que nous sommes en retard. Il faut donc implémenter cette politique de Lisbonne et mettre en place ces feuilles de route nationales, avec des objectifs précis et chiffrés. Des services publics forts sur le plan européen sont un élément fondamental et nous sommes évidemment attentifs aux discussions sur l'AGCS qui se déroulent à Genève. Il est hors de question que celles-ci aboutissent au fait que l'on intégrerait dans des logiques de marché strictement commerciales tout ce qui constitue un droit des citoyens et un droit des États, à savoir les problématiques de l'enseignement, de la santé, de la culture. Nous y sommes attentifs non seulement au niveau de l'OMC mais aussi de l'Union européenne. M. Bolkestein sera encore commissaire pendant quelques semaines. Je souhaite que l'on revoie fondamentalement ses propositions qui sont une véritable agression à ce qui constitue, à côté des départements régaliens, l'essence même des politiques d'un État. Cette révision s'impose si nous voulons que, par rapport au modèle qui existe dans d'autres régions du monde, le modèle européen d'une société de liberté, d'égalité et de solidarité puisse non seulement être maintenu mais développé.

Je conclurai comme j'ai commencé. Il est exact que nous considérons les problèmes économiques et sociaux comme les plus importants. Ces problèmes sont, pour une bonne part, rencontrés dans la déclaration de gouvernement. Il subsiste cependant des zones d'ombre pour lesquelles il serait souhaitable d'obtenir des informations complémentaires. Nous avons beaucoup entendu parler de problèmes communautaires mais, je le répète, à leur égard, nous ne sommes pas demandeurs. Je souscris à la déclaration du gouvernement qui précise que si ces problèmes doivent être réglés, ils doivent l'être dans la concertation entre les régions et les communautés, dans le respect mutuel.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Bij een normale start van het parlementaire jaar zou veel meer dan nu worden ingezoomd op de unieke prestatie van de regering, namelijk voor de zesde opeenvolgende keer een begroting in evenwicht voorleggen. Er zijn niet meer uitgaven dan er inkomsten zijn en er worden geen sociale bloedbaden aangericht zoals in de ons omringende landen.

We kunnen evenwel niet spreken van een normale opening van het parlementaire jaar. In september werd met veel goede bedoelingen gestart, maar daarvan is weinig overgebleven. Dat is onder meer te wijten aan de ongelukkige cocktail van moeilijke dossiers die de regering moet oplossen in een land met een ingewikkelde staatsstructuur, wat veel overleg vereist. Soms lukt dat vlot, soms is dat moeilijk. De bevolking heeft daar af en toe moeite mee, begrijpt niet hoe onze structuren werken en waarom beslissingen zo moeizaam en traag tot stand komen. Zowel het parlement als de regeringen moeten nadenken, wat de beste manier is om ons land efficiënt te besturen. Politici mogen niet stilzitten. Wie stilzit, gaat achteruit. De Senaat in de eerste plaats, maar ook de andere parlementen en de regeringen moeten meewerken aan een democratische, moderne en transparante besluitvorming. Eenvoudig zal het nooit worden, maar het kan beter.

De aanzet tot een blitse start heeft ervoor gezorgd dat er druk werd gespeculeerd over wat er deze week zou gebeuren. De regering heeft geprobeerd om naast de begroting ook de dossiers omtrent DHL en Brussel-Halle-Vilvoorde tot een goed einde te brengen. Op zich is dat niet verkeerd, maar het heeft geleid tot hooggespannen verwachtingen, waardoor de indruk is ontstaan dat de dingen die wel goed zijn gelopen, niet veel te bekenen hebben. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat sommigen, zowel perslui als politici, ontgoocheld zijn omdat de verwachte crisis er niet kwam. Sommigen hadden die echt gewild.

Door het net op tijd loskoppelen van de hete hangijzers, kunnen we ons deze week op een groot moment concentreren, dat door de voorafgaande gebeurtenissen echter in de schaduw wordt gesteld. Het is nochtans een hele prestatie dat de regering er voor de zesde achtereenvolgende maal in slaagt een begroting in evenwicht voor te leggen en niet meer uit te geven dan er binnenkomt. In combinatie met de vaststelling dat de schuld minder dan 100% bedraagt en dat de schuldenberg van de NMBS wordt overgenomen, is dat op zich een goed resultaat. Dat de begroting op sociaal vlak geen pijnlijke maatregelen inhoudt en dat de fiscale verlagingen behouden blijven, vinden we zeer positief.

Dat de belastingen die moeten worden betaald, ook effectief zullen worden geïnd, is niet alleen financieel nodig, maar ook rechtvaardig. De meesten doen hun plicht door jaarlijks hun belastingen te betalen. Wie meent zich te kunnen permitteren om zijn belastingsteentje niet bij te dragen, zal ook moeten betalen. Fiscale amnestie blijft ook bij ons een gevoelig onderwerp, maar de mogelijkheden die vroeger uitsluitend bestonden voor wie goed geïnformeerd was, gelden nu voor iedereen.

Een samenleving met ons aanbod moet erop kunnen rekenen dat iedereen solidair bijdraagt. Het is dus goed dat de fraude wordt aangepakt.

De aandacht gaat terecht in de eerste plaats naar werk. Meer mensen aan de slag laten gaan en prikkels geven om niet te vroeg af te haken zijn noodzakelijk om in de toekomst aan zoveel mogelijk individuen de beste kansen te geven. Collega Geerts komt straks terug op dit belangrijke thema.

De begroting en de beleidsverklaring tonen de gekozen weg van de regering. Werk voor al wie kan werken, pensioen voor ouderen, een goed sociaal systeem voor degenen die het nodig hebben, fiscale rechtvaardigheid en zekerheid voor iedereen. Het is dus logisch dat onze fractie het vertrouwen in de regering bevestigt. Een pluim voor vice-eerste minister Vande Lanotte. Het goede resultaat moet worden benadrukt, want zelfs begrotingen in evenwicht wennen snel, zo snel dat ze na vijf keer op rij dreigen te worden gezien als normaal of als een rariteit.

Het resultaat kwam in aartsmoeilijke omstandigheden tot stand en zorgt voor een stabiel en gezond financieel klimaat, geeft ons land de mogelijkheden om degelijk te besturen en biedt de mensen de zekerheid dat we niet in een sociaal en economisch drama terechtkomen. Wij kijken uit naar een verdere uitdieping van sommige aanzetten en zijn bereid daaraan volop mee te werken.

Ik zie met stijgende verbazing hoe sommige parlementsleden genieten van het creëren van een ware conflictsfeer. Wie daar beter van wordt, is moeilijk uit te leggen. Wie daar niet beter van wordt, is duidelijk, namelijk ons land en de democratie. Ik denk hierbij aan het optreden van enkele stoere Vlaamse jongens zoals Pieter De Crem of Bart De Wever.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Wat hebt u tegen die jongens?

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - De ene is helemaal niet bezig met het zoeken naar een aanvaardbare oplossing voor DHL of Brussel-Halle-Vilvoorde. De andere vindt dat Vlamingen helemaal niet moeten overleggen met Franstaligen en dat Vlamingen het alleen kunnen oplossen. Arrogantie is hier niet ver weg en dat past niet. Zowel Vlamingen als Franstaligen kunnen in overleg heel veel bereiken. Uit de hoogte doen maakt beslissingen nemen steeds moeilijker en steeds verder af.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Pieter De Crem zoekt naar het voorzitterschap van CD&V.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Het Parlement gebruiken als campagnemiddel om voorzitter te worden is een slechte methode. Hij zoekt alleen ruzie en zaait twijfel.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het Parlement gebruiken als campagnemiddel voor de regering mag, maar de oppositie moet zwijgen. Waar gaat het naartoe?

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Wij mogen nog altijd reageren, zeker op domme dingen. Als democraat vind ik hun houding onaanvaardbaar.

Een probleem groter maken dan het is door alleen met insinuaties tussenbeide te komen is zeer laag. Deze collega's komen wel op TV of in de krant maar brengen ons niet dichter bij een oplossing. Ze plaatsen vooral zichzelf in de kijker. Intussen moeten anderen de gemaakte brokken lijmen. Zo kunnen we bezig blijven.

Namens onze fractie hoop ik dat de regering naast het goede regeringswerk ook slaagt in haar opzet om de beide dossiers tot een goed einde te brengen. Wij zullen een oplossing niet in de weg staan, wat anderen duidelijk wel van plan zijn.

Degenen die gisteren of voordien hun werk verloren, hebben niets aan onze stoere Vlaamse jongens. De bevolking wil een regering die bezig is met de echte problemen.

M. Christian Brotcorne (CDH). - Il y a évidemment beaucoup de choses à dire de la déclaration qui nous a été lue par le premier ministre, en bien pour certaines, en mal pour d'autres. Il paraît que c'est le travail de l'opposition, mais je me garderai de réagir à chacun des propos entendus, ne serait-ce que pour m'inscrire dans ce qu'il est urgent d'envisager, à savoir la nécessaire réforme de notre bicaméralisme, et ne pas redire ici ce qui fut dit ailleurs.

Anticipons donc et arrêtons-nous à trois aspects précis : l'adaptation du bicaméralisme, les relations entre les entités fédérées et fédérale, les relations internationales de la Belgique.

J'ai retenu un paragraphe de la déclaration de M. Verhofstadt : « Notre réussite nécessitera une collaboration loyale entre tous les gouvernements, régionaux et fédéral, tant en comité de concertation, organisme qui s'imposera comme lieu de rencontre par excellence des régions et des communautés, qu'au sein du nouveau Sénat à venir. »

Là où le premier ministre nous parle de la suppression du système bicaméral classique, nous disons sans ambages, au CDH en tout cas, que nous sommes en faveur du maintien d'un système bicaméral. Cependant, nous soulignons la nécessité d'une plus grande différenciation de la Chambre des représentants et du Sénat afin d'éviter que notre assemblée ne soit que le clone de la Chambre, comme c'est hélas trop souvent le cas actuellement, et afin de renforcer sa légitimité par rapport à l'exercice de ses compétences propres. Cela permettrait peut-être d'éviter ce qui s'est passé ce matin, où nous avons attendu pendant plus d'une demi-heure l'arrivée du gouvernement fédéral.

Tout le monde, je pense, convient que la réforme du Sénat doit être abordée. À notre sens, le Sénat conserverait comme compétences, sur pied d'égalité avec la Chambre, la révision de la Constitution et la modification des lois spéciales, instruments légaux qui traduisent l'équilibre institutionnel de notre État fédéral.

À côté de ce rôle fédérateur interne, le Sénat doit devenir une interface entre les instances internationales, l'Europe et l'État fédéral. C'est faire du Sénat le garant d'un fédéralisme national et européen efficace.

Parallèlement, notre assemblée doit se transformer véritablement en une chambre de réflexion qui évoque ou initie des propositions de loi et évalue la législation. Le Sénat doit, pour nous, conserver son droit d'initiative législative et devenir le lieu où la législation est évaluée. Nous en avons bien besoin lorsqu'on voit parfois la difficulté ou la mauvaise rédaction de certains textes qui doivent être appliqués par ceux qui ont la charge d'y veiller.

Pour remplir ce rôle fédérateur du Sénat, on pourrait imaginer qu'aux 72 sénateurs actuels viennent s'adjoindre, avec voix consultative bien sûr, les 25 députés européens qui pourraient, de cette manière, être associés à nos travaux pour ce qui concerne en tout cas les matières européennes et internationales, sans que cela n'entraîne d'ailleurs un quelconque surcoût dans l'organisation de nos assemblées.

Si nous voulons d'un Sénat fédérateur, monsieur Mahoux, il est vrai qu'il ne peut être que paritaire. Nous sommes bien évidemment sur la même longueur d'ondes à cet égard. Il faut que cette parité existe en tout cas pour ceux qui ont voix délibérative. Elle doit exister entre les représentants de l'État fédéral et des entités fédérées, mais aussi entre les deux grandes communautés de ce pays, à savoir les néerlandophones et les francophones, une place devant bien entendu être faite à la Communauté germanophone. Nous sommes prêts à entamer le débat.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Wie een paritaire Senaat wil, moet iedereen die zijn eigen taal spreekt, kunnen begrijpen. Blijkbaar heeft de heer Brotcorne daarvoor vandaag technische middelen nodig.

M. Christian Brotcorne (CDH). - En avril 2002 ou 2003, il y a eu un accord de gouvernement dans lequel il est question de parité.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Als de heer Brotcorne voor pariteit pleit, mogen in de Senaat alleen bepalingen besproken worden die te maken hebben met de relaties tussen de gemeenschappen en nooit tussen individuen onderling. Als hij wetten zou willen evoceren die met individuen te maken hebben, kan de pariteit niet worden ingeroepen, want dat zou ingaan tegen de Grondwet en tegen het arrest van het Arbitragehof. Mocht de pariteit voor individuen gelden, dan zou een stem van een Vlaming minder waard zijn dan die van een Franstalige. Dat zou discriminatie zijn.

M. Philippe Mahoux (PS). - D'après vous, monsieur Coveliers, parité ne signifie pas bilinguisme. Nous aurions pu choisir cette option pour tout le pays mais nous ne l'avons pas fait. Nous sommes dans un pays où l'on parle plusieurs langues mais où le bilinguisme n'existe pas.

Ensuite, il faut en effet, souhaiter que l'on parle plusieurs langues, y compris les langues étrangères.

Enfin, ce n'est pas à vous qui connaissez les constitutions de plusieurs autres pays qu'il faut dire que dans les États fédéraux, il y a des différences de représentation.

M. Christian Brotcorne (CDH). - Je rappellerai seulement à M. Coveliers qu'il fait partie d'une majorité gouvernementale qui, si je suis bien informé, a conclu, en avril 2002, un accord sur la réforme du Sénat où il est question de parité.

En tout état de cause, nous sommes prêts à entamer le débat qui sera manifestement passionné. Il se tiendra au sein de ce fameux forum, tant de fois évoqué, pour exorciser les problèmes sur lesquels la majorité ne parvient pas à s'accorder.

Il est cependant inadmissible que les sénateurs soient pratiquement écartés de facto de la discussion à venir, lorsqu'on lit la manière dont ce forum sera constitué par le gouvernement fédéral.

J'observe d'ailleurs au passage, madame la Présidente, que le texte écrit de la déclaration gouvernementale ne précise pas que ce forum sera organisé au Sénat, même si le premier ministre l'a déclaré publiquement à cette tribune.

À supposer que cela s'avère, encore faut-il constater que nous ne serions pas partie prenante en tant que sénateurs mais que nous nous contenterions de prêter nos locaux.

J'en viens à une deuxième observation à propos de la déclaration gouvernementale. Si l'objectif est bien de faire du Sénat le lieu de rencontre naturel des communautés et régions, je suis quelque peu inquiet de lire dans la déclaration que le Comité de concertation, organisme créé par la loi de réformes institutionnelles du 9 août 1980, s'imposerait demain comme « le lieu de rencontre par excellence des régions et des communautés ».

Si l'on peut admettre ce principe pour ce qui est des relations entre les exécutifs des entités fédérées, il ne peut en être de même pour tout le reste et donc, d'une manière générale, pour l'organisation concrète des rapports entre les communautés et régions de ce pays, organisation qui doit devenir plus que jamais l'apanage de notre assemblée.

À ce stade, je dois bien constater, notamment en tant que sénateur de communauté, que le premier ministre et son gouvernement sont les premiers à mettre à mal la loyauté qu'ils réclament dans les rapports entre les entités fédérées. En effet, en octobre 2002, le gouvernement fédéral avait déjà rompu « le contrat de confiance » en réclamant aux entités fédérées une partie des recettes de l'impôt des personnes physiques et de la TVA pour les années 1999, 2000 et 2001. Il est évident que l'impact de cette révision unilatérale du transfert des recettes a été important dans les budgets des entités fédérées.

On recommence en 2003 puisque le gouvernement fédéral sollicite à nouveau les entités fédérées afin qu'elles contribuent à l'assainissement des finances publiques dans une proportion beaucoup plus grande que celle qui est prévue dans le pacte de stabilité pour la période 2001-2005.

Sans doute atteint-on aujourd'hui le sommet puisque, cette fois, c'est sans aucune concertation que les Régions sont mises à contribution. Tout au plus leur annonce-t-on une concertation a posteriori. En attendant, le budget fédéral qui nous est présenté tient compte de l'effort imposé unilatéralement aux entités fédérées. On parle d'un minimum de 200 millions d'euros pour les entités fédérées francophones, ce qui représente au moins 80 millions d'euros, sous réserve d'inventaire.

C'est la méthode de travail - une intervention unilatérale du pouvoir fédéral - qui est inadmissible et qui fait que l'on a parlé d'un véritable hold-up. Cependant, c'est surtout la remise en cause du refinancement négocié en 2001 et dont le gouvernement attend pudiquement qu'il soit étalé sur plusieurs années, qui est inadmissible puisque ce refinancement, d'ailleurs assorti de nouvelles « avancées » communautaires, avait permis, notamment à la Communauté française, d'envisager avec davantage de sérénité ses politiques à l'égard du monde de l'enseignement et du non-marchand. Or, l'actualité démontre qu'il s'agit d'une nécessité et qu'il est impensable de toucher à ces moyens budgétaires, sous peine d'empêcher la Communauté française de remplir ses obligations à l'égard du monde de l'enseignement et du secteur non marchand.

Nous n'avons donc aucune difficulté à admettre que les entités fédérées doivent participer au désendettement public belge dans son ensemble mais une telle obligation doit s'inscrire scrupuleusement dans le respect des conditions négociées et consenties voici quelques années. C'est une question de loyauté et de confiance, d'autant plus que nous sommes à la veille d'une nouvelle négociation à ce sujet puisque le plan actuel se terminera à la fin de 2005.

Les gouvernements de la Région wallonne et de la Communauté française ont déjà fait savoir qu'ils ne se soumettraient pas au diktat du fédéral. On peut déjà en déduire que le budget qui nous est présenté n'est déjà plus qu'en équilibre virtuel. Même si je suis rassuré après avoir entendu l'intervention de M. Mahoux, j'espère que ce que le PS dit à Namur est entendu à Bruxelles. J'espère également que la négociation qui est envisagée permettra de rectifier ce qui a été malencontreusement admis lors de la confection du budget fédéral.

M. Philippe Mahoux (PS). - Ne vous tracassez pas pour nous ! Occupez-vous de votre parti : cela représente déjà pas mal de travail. Nous nous occupons du nôtre !

M. Christian Brotcorne (CDH). - Je ne me tracasse pas pour vous mais pour la viabilité budgétaire des entités fédérées.

La déclaration gouvernementale précise également qu'il convient de trouver, dans un esprit d'ouverture et de confiance mutuelle, des ensembles de compétences plus homogènes. Le propos mériterait d'être précisé. Le gouvernement a-t-il en vue une nouvelle avancée dans la régionalisation des compétences ou vise-t-il aussi d'éventuelles « refédéralisations » là où la pratique démontre qu'elles se justifient ? La porte semble largement ouverte pour des appréciations en sens divers.

Si nous sommes capables de faire cela, nous démontrerons que ce pays et ses dirigeants ont mûri, que nous assumons un fédéralisme moderne et abouti, visant à l'efficacité et à la simplicité. Si nous pouvons en débattre au sein du forum, c'est une excellente chose. Mais nous n'en connaissons pas le menu détaillé. J'observe par exemple qu'alors que la déclaration gouvernementale annonçait une régionalisation de la sécurité routière ou de la Coopération au développement, on n'en parle plus aujourd'hui. Le gouvernement aurait-il sagement renoncé à ce programme au nom du maintien des « compétences homogènes » ? Peut-être obtiendrons-nous une réponse au cours des jours ou des semaines à venir.

S'il est bien une matière pour laquelle personne ne discute notre compétence, voire notre savoir-faire, c'est celle des relations internationales.

À la lecture de la déclaration gouvernementale, je tiens tout d'abord à faire quelques remarques concernant la politique européenne de la Belgique. Je me limiterai à trois remarques.

La position du gouvernement à propos des moyens financiers de l'Union ne correspond pas aux ambitions qu'il affiche pour la construction européenne. En effet, il paraît quelque peu incohérent de revendiquer « de nouvelles missions pour l'Union, une politique sociale ambitieuse ainsi qu'une politique de cohésion stable », malgré l'élargissement à dix nouveaux États membres, et, dans le même temps, de plaider pour un « niveau de dépenses réaliste », ce qui sous-entend de plafonner le budget entre 1 et 1,24%, comme c'est le cas aujourd'hui.

Ma deuxième interrogation sur la politique européenne concerne la directive sur les services. Comme M. Mahoux, nous ne pouvons qu'en appeler à une position ferme du Gouvernement consistant à exclure l'éducation, la santé et la culture de la proposition de libéralisation de la Commission, dès lors qu'il ne s'agit pas d'activités purement marchandes ou économiques. Nous insistons également sur l'évaluation concrète des conséquences pour les pays membres de l'application de cette directive pour les soins de santé, l'audiovisuel, la culture, le rôle des agences pour l'emploi et ses implications sur le droit social.

La position du gouvernement concernant l'adhésion de la Turquie est axée sur celle de la Commission. Nous approuvons cette attitude.

Je tiens également à formuler quelques remarques à propos de la politique étrangère au sens large. Les propos du premier ministre en cette matière laissent craindre une certaine dilution de la politique étrangère dans d'autres politiques connexes comme les politiques de la Défense ou de la Coopération au développement.

En effet, les initiatives diplomatiques qui sont mentionnées restent floues :

Quels types « d'aide » le premier ministre s'engage-t-il à fournir dans le cadre de la conférence internationale sur les Grands Lacs ? La déclaration est extrêmement prudente à ce sujet.

Quelles orientations la Belgique proposera-t-elle à l'occasion de sa présidence de l'OSCE ou lorsqu'elle siégera au Conseil de sécurité ? La présidence de l'OSCE pourrait, par exemple, être l'occasion de rappeler l'attention à accorder au processus de « démocratisation » en Russie.

Si demain, nous siégeons au Conseil de sécurité, ne serait-ce pas le moment pour la Belgique de peser sur le processus de paix au Moyen Orient ? Ce sujet est curieusement absent de la déclaration du premier ministre alors qu'en 2003, notre gouvernement annonçait vouloir apporter un soutien maximal aux efforts européens et internationaux en vue d'une paix durable au Moyen-Orient. La situation se détériore de jour en jour, mais la question n'est même plus mentionnée dans la déclaration gouvernementale ! Dans le contexte politique actuel, n'est-il pas urgent que l'Union européenne assume pleinement son rôle au sein du Quatuor et exige la tenue d'une réunion de ces membres (l'Union européenne, les États-Unis, les Nations unies et la Russie) ?

Le Congo reste un axe central de la politique étrangère belge. Notre ministre des Affaires étrangères s'y trouve d'ailleurs pour l'instant, mais on constate que la participation de militaires belges à la force des Nations Unies présente en RDC n'est pas mentionnée, alors que cette participation semble essentielle au renforcement de la crédibilité de la MONUC.

Je tiens en outre à rappeler que le rapport récent du groupe d'experts des Nations Unies concernant les trafics d'armes est accablant. Le gouvernement de transition de la RDC n'exerce aucune autorité sur la frontière orientale, les lacs et les fleuves sont des plus difficiles à contrôler de même que l'espace aérien congolais.

Comme le souligne le rapport, « les capacités locales, régionales et internationales de contrôle et de surveillance sont insuffisantes ou totalement inadaptées pour détecter les trafiquants d'armes ou les dissuader d'approvisionner les entités sous embargos en République démocratique du Congo ». Ce rapport confirme donc l'urgence de la démilitarisation des différentes factions.

Il nous semble également important de lier le redéploiement démocratique de cette partie de l'Afrique centrale à une lutte effective et efficiente contre le pillage des ressources naturelles.

Pour terminer en ce qui concerne les relations internationales, un mot encore sur la Coopération au développement. M. Mahoux y a fait référence, le seuil de 0,7% du PIB n'est pas un fantasme mais un engagement international de la Belgique devant être concrétisé pour 2010 au plus tard. Or, rien n'est dit dans la déclaration gouvernementale à ce sujet. Cela ne veut pas dire que nous ne tendons pas vers cet objectif, mais une attention particulière doit y être apportée.

Nous devons également veiller à la sécurité de nos militaires lorsqu'ils sont envoyés en mission - même si ce sont des missions de maintien de la paix - en Afghanistan, au Kosovo ou en Bosnie.

En conclusion, vous aurez constaté que mon groupe entend jouer correctement le jeu de nos institutions, dans un esprit de collaboration essentiel au bon fonctionnement du fédéralisme que nous avons choisi comme système politique.

La Belgique aurait été à sa perte si elle avait entendu perpétuer les modes révolus d'une gestion unitaire des affaires communes. Elle garde ses raisons d'exister si elle leur préfère les règles de la gestion paritaire.

Pour ce qui nous concerne, le Sénat réformé doit être tout à la fois le garant effectif du fédéralisme belge et notre conscience internationale.

De heer Paul Wille (VLD). - Het senaatsdebat mag geen light-versie zijn van het kamerdebat. Dat er een hiërarchie bestaat tussen de twee assemblees is het gevolg van een hervorming uit het begin van de jaren negentig waarvoor onze politieke familie geen verantwoordelijkheid draagt.

Het senaatsdebat zal sowieso anders zijn omdat de inhoud van de beleidsverklaring van de eerste minister daartoe noopt. De parlementaire werkzaamheden zijn na een paar maanden inactiviteit hervat, maar men kan niet zeggen dat het politieke landschap de hele tijd onveranderd is gebleven. Het zomerreces stond immers in het teken van de vorming van de diverse regionale regeringen. Bovendien hebben enkele lawaaierige dossiers rond en over Brussel de rust verstoord.

De media en de politieke wereld hebben veel energie besteed aan het bestoken van liberale stellingen. De verschillende aanvallen op de eerste minister zijn het beste voorbeeld van de wijze waarop onze politieke familie momenteel wordt gejend. Het gunstige oordeel over paars in het algemeen en de liberale inbreng daarin mag met diverse middelen worden aangevallen, maar men mag onze ideologie en onze politieke leiders niet onderschatten.

Na de regionale verkiezingen werd ons Belgisch federaal systeem geconfronteerd met een primeur. Er bestaan nu al enkele maanden asymmetrische regeringen op de verschillende niveaus. Het DHL-dossier zorgde voor de eerste beproeving. Wat begon als een dossier over volksgezondheid en economie, werd al snel en onbetwist een communautair dossier. Het gekibbel tussen de gewesten en de gemeenschappen overtrof soms elke verbeelding. Hierbij werd vaak voorbijgegaan aan wat voor de liberale familie het belangrijkste was: werk. Voor de werknemers van DHL moet het inderdaad onbegrijpelijk zijn om politici te zien redetwisten over het al dan niet toelaten of spreiden van de nachtvluchten en over de vraag of een overvliegend vliegtuig nu een intercontinentale of Europese vlucht uitvoert. Vaak vergeten de politici dat het gaat om de levensstandaard en het inkomen van duizenden personen en hun families. Ook mogen we de toeleveringsbedrijven niet vergeten.

Gelukkig is DHL nog niet weg. Wij hopen nog op een positieve ontwikkeling. Hopelijk moeten we geen prijs betalen voor de kinderziekten van onze federale staatsstructuur, meer bepaald voor de asymmetrie. Het zal ongetwijfeld een tijd duren voordat we die situatie onder de knie hebben. We kijken met veel belangstelling uit naar de opdrachten en de resultaten van het overleg.

Vóór ik begin aan het communautaire deel van mijn toespraak - iets wat de heer Mahoux helemaal niet wil - ga ik toch even in op bepaalde punten van de federale beleidsverklaring die men liberaal getint zou kunnen noemen. Het spreekt voor zich dat we die even aanstippen en collega's zullen er vanmiddag uitgebreider op ingaan.

Een begroting in evenwicht indienen, is inderdaad een hele verwezenlijking. De zesde keer op rij overigens en dat tegen een achtergrond van laagconjunctuur.

M. Philippe Mahoux (PS). - Un budget en équilibre n'est pas nécessairement un principe de libéralisme, quand même.

De heer Paul Wille (VLD). - Nee, daar hebt u gelijk in, maar ik weet niet of u Vlaamse kranten leest. Die zijn erg genuanceerd over de vraag of er in het Franstalige landsgedeelte op dat stuk wel inspanningen mogelijk zijn. U zult het me dus niet kwalijk nemen dat ik bij het leggen van liberale accenten onder meer dat punt als een verworvenheid beschouw. Pour faire l'amour il faut être deux. Deze begroting is zeker een gezamenlijk werkstuk en ik heb ook niet beweerd dat het evenwicht een uitsluitend liberale doelstelling was. Ik zeg alleen dat een begroting in evenwicht vanuit liberaal standpunt een absolute noodzaak is.

M. Philippe Mahoux (PS). - Vous êtes très classique dans votre conception des rapports.

M. Paul Wille (VLD). - C'est exact et j'ai déjà eu l'occasion de constater que vous l'êtes parfois un peu moins.

Met een laagconjunctuur en een sputterende economie is het steeds moeilijker om het evenwichtsprincipe te realiseren. Kijk naar de ons omringende landen, welke politieke families daar ook de regering vormen. Kijk naar de roodgroene regering in Duitsland, het conservatieve kabinet in Nederland en de methodes die daar worden gebruikt om een evenwicht na te streven. Nederland heeft bijvoorbeeld een aanvaard, structureel tekort op de begroting. Waarom zouden wij dan een begroting in evenwicht bagatelliseren? Onze regering, met de families die er deel van uitmaken, heeft het toch maar weer gedaan.

Sparen is uiteraard veel moeilijker dan uitgeven, maar blijkbaar is de regering er toch in geslaagd 600 miljoen euro besparingen te realiseren, op alle departementen. Zo komen we op een overheidsschuld van 96%, wat uitstekend is en een noodzakelijke evolutie. Zo slecht gaat het in ons land dus niet. Gisteren werd bekend dat we gestegen zijn naar plaats 25 in de rangschikking van de meest concurrentiële landen, al zal ik dat zeker niet als een succes beschouwen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - We zitten in het slotpeloton van de Europese Unie, mijnheer Wille!

De heer Paul Wille (VLD). - Ik weet dat u alles in het werk zult stellen om ervoor te zorgen dat we er niet goed uitkomen.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Daar hoeven we niet eens een inspanning voor te doen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - In een democratie gaat het om het uitwisselen van argumenten, maar niet om het voeren van een intentieproces tegenover degenen die argumenten naar voren brengen.

De heer Paul Wille (VLD). - U vroeg daarnet tijd voor uw oppositiewerk. Geef ons dan ook de kans om onze mening te zeggen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Daar heb ik niets op tegen, maar als u werkelijk wil dat we onze rol kunnen spelen, dan verwacht ik van de leiders van de meerderheidsfracties dat ze zich door de regering niet zo laten doen.

De heer Paul Wille (VLD). - Ik ben nog maar aan het begin van mijn uiteenzetting. Mijnheer Vandenberghe, u zult nog tevreden zijn over mij, als u me tenminste de tijd geeft om de hele uitleg te geven.

Wat het wegwerken van de overheidsschuld betreft, staan we `maar' op de 25ste plaats, maar in andere sectoren doen we het veel beter. Op punten als sociale bescherming en algemene graad van menselijke ontwikkeling doen we het zeer goed. Gaat het over de capaciteit om technologisch te vernieuwen, dan doen we het niet zo goed. Dat de meerderheid daarvoor middelen vrijmaakt is dus positief.

Een bijzonder log overheidsapparaat met een miljoen ambtenaren is vanuit liberaal oogpunt niet noodzakelijk goed te noemen. Maar het aantal ambtenaren terugdringen en het overheidswerk optimaliseren is nog niet voor morgen. Dat hebben de liberalen in de coalitie niet verworven.

Werk is de hoofddoelstelling van deze regering. Dat stond vorig jaar in het regeerakkoord en wordt nu via een aantal maatregelen uitgevoerd. Sommige maatregelen staan soms iets te gedetailleerd in de beleidsverklaring. Men zal proberen ze onverkort uit te voeren, maar let wel `onverkort' is niet hetzelfde als `onverwijld'. Het zal stapsgewijs gebeuren. Het voorliggende plan met de nadruk op werkgelegenheid zal via de uitgestippelde zeven wegen naar meer jobs, ongetwijfeld een gunstig effect sorteren.

Ik vrees evenwel de houding van de sociale partners. Ik zie dat de uitgestoken hand van de regering om een open en voorzichtig overleg te houden, zonder vastgeroeste uitgangspunten lauw werd onthaald. Ik heb het hier over de intentie om oudere werknemers weer aan de slag te krijgen. We moeten afwachten hoe de sociale partners zich zullen opstellen. Ik heb een gunstig vooroordeel, want we hebben een goed overlegmodel, maar wat ik de jongste dagen hoor, voorspelt niet veel goeds. Toen de Vlaamse minister van Onderwijs eergisteren voor de komende twee jaar een loonstop afkondigde, stonden alle vakbonden onmiddellijk op zijn stoep. De sociale partners vervallen dus in het oude rollenpatroon. Enerzijds wordt verwacht dat de economie beter zou draaien en meer ouderen aan het werk blijven, maar anderzijds moeten ook alle behoeften en verzuchtingen worden voldaan.

Iedereen zal inspanningen moeten doen. Hopelijk beseffen de sociale partners dat ook en zullen ze effectief, voorzichtig en redelijk zijn. Dat een socialistisch minister een loonstop vraagt, getuigt van moed. Laat ons kijken hoe diep de overtuiging zit.

In `Het scharnierjaar 2004', een titel van een vrije tribune, liet onze regeringspartner, de SP.A, geen twijfel bestaan over de inspanningen die nodig zijn voor de aanpak van het probleem van de vergrijzing. Het jaar 2004 wordt in het artikel als een unieke kans gezien. In het artikel staat ook dat de verkiezingscampagnes de federale regering niet kunnen of mogen stilleggen, al wordt aangenomen dat de besluitvorming op gevoelige domeinen moeilijker ligt. Ik citeer: "De gevolgen van de vergrijzing opvangen is zo een moeilijk domein. Maar precies op dit terrein kunnen de federale regering, de gewest- en gemeenschapsregering en de sociale partners vanaf juli samen met een nieuwe lei beginnen. Het is een kans die kan gegrepen worden, maar die men ook zou kunnen verprutsen."

Het is aan de senatoren om te oordelen of met die verklaring die kans is gegrepen dan wel verprutst. De paragraaf waarmee de heren Vande Lanotte en Vandenbroucke eindigen, spreekt voor zich: "De welvaartsstaat is zoals een tanker op de zee. Een supertanker van koers laten veranderen vergt een ingewikkeld manoeuvre. De hele bemanning overtuigen dat de koers moet wijzigen en het manoeuvre goed voorbereiden zijn twee voorwaarden om te slagen." Een deel van de bemanning van de supertanker zijn ongetwijfeld de sociale partners. Hun commentaren over de beleidsverklaring zijn niet echt rooskleurig, en ze laten er geen twijfel over bestaan dat de inspanningen van de regering niet volstaan en er bijkomende inspanningen moeten komen. Wie een tanker op zee de juiste koers wil laten varen en wil dat hij op de gewenste plaats aankomt, moet ervoor zorgen dat er geen ongelukken gebeuren. Dat is de verantwoordelijkheid van de kapitein, maar ook van de bemanningsleden. De kapitein moet zijn crew mee hebben.

Als we het beeld van tanker vertalen naar de Belgische constellatie met het overlegmodel, zien we dat de regering vraagt om ergens naar toe te varen, maar dat er lauw op wordt gereageerd. Ik krijg de indruk dat de sociale partners in een andere samenleving leven dan de burger. Als het bevel van een kapitein niet wordt uitgevoerd door de bemanning, spreken we van muiterij en dan wordt het schip stuurloos.

Het is echt tijd dat de werknemers- en werkgeversorganisaties zich grondig over de doelstellingen bezinnen. In ons overlegmodel hebben de sociale partners het initiatiefrecht, maar als er geen akkoord wordt bereikt, neemt de regering het initiatief over.

Bij De Post wordt een staking aangekondigd omdat de beloofde arbeidsduurvermindering van 38 naar 36 uur niet kan worden gehaald. Volgens de directie is het economisch niet haalbaar. Bij De Post is het dovemansgesprek al aan de gang.

Er wordt altijd gezegd dat de VLD opkomt voor de bedrijven en voor de zelfstandigen. Het klopt dat wij die groepen maximaal verdedigen omdat ze de motor zijn van de economie. Daarom staat er in de beleidsverklaring uitdrukkelijk dat het nieuwe sociale statuut van de zelfstandigen onverkort moet worden uitgevoerd en het zelfstandigenpensioen nog meer moet worden verhoogd. Er zal ook niet worden geraakt aan de beloofde belangrijke belastingverlaging, met name de vermindering van de sociale bijdragen en de volledige indexering van de belastingschalen. In de media wordt gezegd dat er nieuwe verdoken belastingen komen. Dat is niet correct.

Wanneer het merendeel van de belastingplichtigen buiten een aanslag vallen, dan moet die belasting toch opnieuw kunnen worden bekeken. Als de aanslag niet langer wordt gevestigd op fiscale pk's, maar op de CO2-uitstoot en daardoor de gemiddelde heffing per voertuig lager uitvalt, kunnen we toch niet gewagen van een belastingverhoging, maar wel van een verhoging van de inkomsten. Dat is toch niet zo moeilijk om begrijpen.

Ook enkele andere maatregelen uit de opsomming van de eerste minister zijn me bijgebleven, onder meer de verdere vrijmaking van de energiemarkt waardoor de prijzen ingevolge de concurrentie zullen dalen.

De belastingverlaging voor de aankoop van zogenaamde schone wagens getuigt van ecologisch bewustzijn. En dat zonder groenen in de regering! Wij steunen dat.

De nieuwe verkeerswet en de daarbijbehorende hoge superboetes zullen worden geëvalueerd. Eindelijk, zullen sommigen zeggen. Bovendien krijgen jonge mensen die een lening aangaan voor de bouw of de aankoop van een woning, een groter fiscaal voordeel. Die maatregelen liggen ons.

In het verhaal rond de sociale zekerheid, het grootste pijnpunt, tekenen zich twee lijnen af. Voor de pensioenen werden in het verleden al een aantal maatregelen genomen en het lijkt erop dat we die kunnen handhaven. In de ziekteverzekering daarentegen, waarvoor de beleidsverklaring een inspanning van 200 miljoen aankondigt, zijn nog vele bijkomende inspanningen vereist. Niemand heeft een pasklaar antwoord voor dat probleem. Wel stel ik vast dat het probleem als dusdanig erkend wordt en dat er geen omwegen meer gemaakt worden zoals in andere landen. De sociale partners spelen ook hier een zeer grote rol.

Laten wij nu focussen op het communautaire hoofdstuk. Waar kunnen wij daarover beter van gedachten wisselen dan in de Senaat, de ontmoetingsplaats van de Gemeenschappen? We zijn getuige geweest van een onnavolgbaar schouwspel en van touwtrekken rond een thema dat al decennialang ter discussie staat. We kunnen sommige politici verdenken van sadomasochistische neigingen, als we zien hoe ze zichzelf en anderen telkens weer pijnigen met de discussie over de onverwijlde splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. In tegenstelling met het verleden ziet het er nu wel naar uit dat er een oplossing in de maak is. Bij de premier hoor ik een duidelijke wil om het forum op te starten en de discussie aan te gaan. Hij heeft de gemeenschapsregeringen uitgenodigd en ze hebben die uitnodiging aanvaard. Hier en daar weerklinken wrange geluiden, onder meer in het Cremlin van Aalter! De heer De Crem is mijn buur, en ik mag hem wel. Ik gun hem de stijl die hij zich in de voorzittersverkiezing bij CD&V aanmeet. Elke partij heeft nu eenmaal haar `persoonlijkheden'...

Laten we nu even stilstaan bij de interpretaties van de term `onverwijld' en het beestje bij zijn naam noemen. De premier heeft namens de regering zijn hand uitgestoken, maar de politieke oppositie reageert maar lauw. Ik preciseer: de federale oppositie reageert maar lauw. Ik neem aan dat de heer Leterme mee aan de tafel zal zitten, maar we moeten afwachten, want CD&V zal misschien uitsluitend senatoren afvaardigen. Met Leterme zal het debat misschien echt loskomen...

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - We zijn goed voor één vertegenwoordiger op zestien. Dat heet dan een uitnodiging voor een gesprek.

De heer Paul Wille (VLD). - Ik heb gevraagd dat het debat in de Senaat een ander debat zou zijn dan in de Kamer. Uw statement is dus van belang. U zegt nu al dat we van uw partij niet veel moeten verwachten. Waarvan akte.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Mijnheer Wille, u moet niet zeggen wat ik moet denken.

De heer Paul Wille (VLD). - Wellicht niet, maar ik geef u graag de gelegenheid om politiek belangrijke statements te doen wanneer u zich daartoe geroepen voelt. U hebt dat nu gedaan en ik noteer dat we van CD&V niet veel moeten verwachten.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - We maken deel uit van de oppositie.

De heer Paul Wille (VLD). - Natuurlijk, en the role of the opposition is to oppose. U moet dus ook aanvaarden dat wij dat vaststellen.

De VLD-Senaatsfractie slaat de omwentelingen in de communautaire dossiers gade. Wij zien dat voorbijgegaan wordt aan een van de weinige bevoegdheden die de Senaat nog heeft, namelijk fungeren als ontmoetingsplaats van de Gemeenschappen.

Hoe moet het nu verder met de Senaat? Nog niet zo lang geleden heeft de VLD-Senaatsfractie zich beraden over de huidige en toekomstige werking van de Senaat en vastgesteld dat de huidige werking van de Senaat inefficiënt is en onvoldoende toegevoegde waarde biedt aan de besluitvorming die de VLD voorstaat in het kader van een modern en efficiënt bestuur. De fractie bevestigt dan ook opnieuw het naar aanleiding van het federale verkiezingsprogramma van 2003 ingenomen standpunt dat de Senaat moet worden omgevormd. De VLD-fractie is er zich echter van bewust dat de vereiste meerderheid tot het verwezenlijken van dat doel op korte termijn waarschijnlijk niet zal kunnen worden gehaald. Een eenkamerstelsel beantwoordt beter aan een flexibele en efficiënte besluitvorming dicht bij de burger. Na kritische analyse weten we dat het kleine aantal voordelen van het tweekamerstelsel niet meer opweegt tegen de manifeste nadelen ervan.

Het voortbestaan van een tweede kamer kan alleen nog verantwoord worden indien ze zich uitsluitend bezighoudt met de wetgeving inzake de bevoegdheidsverdeling en de verhouding tussen de federatie en nevengeschikte besturen. Die doelstelling moet de leidraad zijn in de komende gesprekken over de hervorming van de assemblees.

De lectuur van hoofdstuk 3 "Het Forum: een nieuwe stap op weg naar de communautaire pacificatie" brengt ons bij enkele merkwaardige conclusies.

Wij zijn ervan overtuigd dat de samenstelling van het Forum een belemmering betekent voor zijn werkzaamheden. Dat geldt trouwens ook voor de besprekingen over de hervorming van de Senaat omdat de Franstaligen alleen tot een dialoog bereid zijn als het begrip `pariteit' vooraf wordt aanvaard. Dat is gewoon een hypotheek leggen op de discussie.

Het zwaard van Damocles hangt al decennialang boven het hoofd van de gezagdragers die beweging willen brengen in de communautaire dossiers. Nu lijkt de tijd rijp om een aantal pijnpunten, zoals Brussel-Halle-Vilvoorde, daadwerkelijk op te lossen.

De VLD-fractie is van mening dat die splitsing er moet komen en dat de Vlamingen, zoals de Vlaamse partijen eisen, daar geen bijkomende toegevingen voor moeten doen. Het voorstel van de MR om de kieskring Brabant opnieuw in te stellen vinden we hoogst merkwaardig.

Laten we dat debat aangaan zonder randvoorwaarden te stellen, ook niet tussen politieke partijen onderling.

M. Philippe Mahoux (PS). - Vous parlez de préalable... Dire que l'arrondissement doit être scindé sans aucune concession, cela, ce n'est pas un préalable. Par contre, la parité en est un. Il faut être logique : vous posez un fameux préalable !

De heer Paul Wille (VLD). - Dat is mogelijk, maar het is geen politieke randvoorwaarde. Wat u nastreeft, is een debat met een resultaat dat vooraf is bepaald en dat uitsluitend onder de voorwaarden die u vooropstelt kan plaatsvinden. Een dergelijke werkwijze bevalt ons niet. Onze fractie verwacht dat verscheidene senatoren qualitate qua aan het debat deelnemen. Dat de regering daaraan zou deelnemen, lijkt ons niet opportuun.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Als de Senaat bij een dergelijke discussie wordt betrokken, moet de Senaat de senatoren aanwijzen die het debat zullen voeren. De Senaat wordt niet door de regering aangesteld, maar wordt door de bevolking verkozen. De regering is een afgeleide macht. In een feodaal systeem besliste de heerser wie deel mocht uitmaken van het parlement. Na de democratische revolutie van 1789 is dat veranderd.

Ik begrijp uit de woorden van de heer Wille dat in een debat waar het tweekamerstelsel op de agenda staat, het de leden van de Kamer en de Senaat zijn die, in hun hoedanigheid van parlementslid, aan het debat deelnemen.

De heer Paul Wille (VLD). - De heer Vandenberghe heeft mijn woorden correct begrepen.

De discussie met betrekking tot de pariteit moet vanaf het begin worden gevoerd. Daarbij moeten de conclusies van het forum worden geëvalueerd. Als die conclusies een lege doos blijken te zijn, is de discussie over de pariteit van geen belang. Indien dat niet het geval is, moet duidelijk worden gezegd wat de pariteit moet inhouden uit constitutioneel en principieel oogpunt.

Ik besluit.

Ten eerste, de regering legt voor de zesde keer een begroting in evenwicht voor. Er is niet enkel de begroting, er zijn ook de rekeningen. Het ene is een foto, het andere een film. Wanneer zowel de rekeningen als de begroting kloppen, kan worden verondersteld dat er goed werk wordt geleverd en dat er niet meer zal worden uitgegeven dan wordt ontvangen.

Ten tweede, ons goed sociaal overlegmodel staat ter discussie. De eerste minister roept terecht op tot redelijkheid en voorzichtigheid.

Ten derde, de asymmetrische structuren worden ook ter discussie gesteld. De omstandigheden nopen ons ertoe te onderzoeken of die toestand werkbaar is. Conservatisme en partijpolitieke - misschien minder goede - trouw kunnen de bestaanskans van asymmetrische structuren in gevaar brengen.

Ten slotte is de discussie over de Senaat niet ten einde. Ze moet nog beginnen. De voorafname waarover ik daarstraks heb gesproken, is niet mogelijk. De discussie moet bij het begin worden aangevat. Alleen een democratisch gedragen initiatief dat constitutioneel aanvaardbaar is, kan rekenen op de tweederde meerderheid die nodig is om de Senaat te hervormen. Het forum zal het debat voorbereiden conform het akkoord van 16 april 2002. De Senaat zal zich erover uitspreken.

Wij moeten ons nu in de eerste plaats toespitsen op de problemen die de bevolking het meest bezighouden. Het is merkwaardig dat mijn SP.A-collega tot dezelfde conclusie komt.

De beleidsverklaring stelt onze fractie alvast op dit punt niet teleur. (Applaus)

Mme Christine Defraigne (MR). - Notre pays est un bon élève de la classe européenne, puisqu'il présente pour la sixième fois un budget en équilibre. Cette politique a eu des effets salutaires : des recettes plus élevées que prévu et la consolidation de la baisse des charges sociales et fiscales. Le refinancement des entités fédérées est en marche. Celles-ci bénéficieront d'un montant de 500 millions d'euros, des moyens qui profiteront, on peut l'espérer, à l'enseignement de la Communauté française, aux hautes écoles, aux universités, etc.

Cette politique permettra également la reprise de la dette de la SNCB et la réalisation d'un certain nombre de projets, relatifs notamment au RER, à PRODOMO, à l'achèvement de la gare TGV de Liège et de la place triangulaire.

En matière sociale, je me réjouis que la première étape de la réforme du statut des indépendants soit en bonne voie, de même que la première tranche de revalorisation de leur pension. Notre système de soins de santé doit être préservé. Il faut bien entendu tendre vers l'équilibre de la sécurité sociale.

Quant aux mesures antitabac, la fixation d'un prix minimum visant à restreindre l'accès des jeunes au tabac est une bonne solution.

La mesure relative aux voitures de société revêt un caractère social et non fiscal. En effet, cette décision n'entraîne aucun changement pour les bénéficiaires. Il s'agit non d'une augmentation mais d'une amélioration de la perception. J'ajouterai que les mesures écologiques visées sont évidemment de bon augure.

Harmoniser le statut des administrateurs publics et celui des administrateurs privés constitue également une bonne décision. De façon générale, il est indispensable de lutter de la même façon contre la fraude fiscale et la fraude sociale.

Le budget alloué au département de la Justice est probablement celui qui a le plus augmenté depuis un an. On nous parle de résorption de l'arriéré judiciaire ou encore du problème lancinant des prisons. MM. Erdman et de Leval ont déposé leur rapport de synthèse. De tels outils sont intéressants ; encore faut-il en faire bon usage. Il faut se garder - les attentes, faut-il le rappeler, sont importantes en la matière - de se livrer à des effets d'annonce.

On nous annonce un certain nombre de réformes ; encore faut-il les réaliser. Le problème des prisons revient régulièrement au premier plan de l'actualité : évasions, etc. Des propositions de loi ont été déposées pour résoudre ces problématiques. Je pense aussi à la surveillance électronique comme peine autonome. Des réformes peuvent donc d'ores et déjà être menées, sans augmentation des moyens.

On nous annonce le divorce sans faute. Cette réforme sera peut-être, nous le savons, plus compliquée à réaliser qu'il n'y paraît. Quant à la garde alternée, je m'exprimerai en temps opportun sur la nécessité ou non d'en faire une norme de référence.

Je me réjouis de la perspective de voir la problématique de l'accès à la justice prochainement traitée par le Parlement.

Je voudrais également épingler le soutien des initiatives proposées en matière de protection civile et de protection d'incendie ; ces mesures vont dans le bon sens. Sans attendre la catastrophe de Ghislenghien, mon parti avait fait des propositions et je me réjouis qu'elles soient suivies d'effets.

Un mot sur l'institutionnel. Faut-il répéter que les francophones ne sont pas demandeurs du débat ? Que la réponse à l'arrêt de la Cour d'arbitrage du 26 mai 2003 n'est pas celle de la scission, revendication flamande ? J'ajouterai que le Forum, qui devrait commencer ses travaux le 20 octobre, abordera la réforme du Sénat. Je suis parmi ceux qui considèrent que le bicaméralisme tel que nous le vivons - témoin, le débat d'aujourd'hui - doit être nécessairement adapté.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Pour ce faire, nous pourrons compter sur M. Wilmots.

Mme Christine Defraigne (MR). - Dans la note du 26 avril 2002 se trouve le mot « parité »...

Vous savez, M. Wilmots est un homme plein de ressources...

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Soyons quand même un peu sérieux. Parler de l'avenir du Sénat en peuplant vos rangs avec un entraîneur...

Mme Christine Defraigne (MR). - Vous réclamez toujours à cor et à cri un débat dans une institution qui n'a pas le contrôle sur le gouvernement, alors que la déclaration gouvernementale est votée depuis hier soir. Je le répète, nous gagnerions en crédibilité si nous restions dans le rôle qui est le nôtre. Cette conception du bicaméralisme n'est pas la bonne. À vouloir courir après les autres, on ne règle pas le problème.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Madame, permettez-moi d'intervenir brièvement, et je peux le faire en français, bien que les francophones, me semble-t-il, apprécient de moins en moins que les Flamands parlent encore le français. Cette constatation touche aussi à la teneur du débat.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). - Ook ik kan mijn best doen om Nederlands te spreken, als u dat wenst.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Als de eerste minister verklaringen aflegt over de communautaire politiek of over institutionele hervormingen is de Senaat krachtens de Grondwet bevoegd. Het debat over deze punten is helemaal niet nutteloos. Het betreft trouwens de werking van het debat zelf. Ik ben het volstrekt oneens met degenen die de Senaat als een kolonie beschouwen of er slechts komen voor de wedde.

Mme Christine Defraigne (MR). - Monsieur Vandenberghe, vous n'arriverez pas à me convaincre. Je ne considère pas le Sénat comme une colonie mais je pense que nous pourrions travailler plus efficacement.

La seule chose que je voulais dire à propos de la réforme du Sénat - et nous jugerons, au fur et à mesure, du menu qui viendra sur la table du Forum -, c'est mon attachement à la notion de parité et au maintien de l'initiative parlementaire.

Pour conclure, je m'accorderai avec M. Mahoux - tout arrive - en disant que ma priorité va à l'économique et au social.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Iedere waarnemer is het erover eens dat deze beleidsverklaring van alle beleidsverklaringen van premier Verhofstadt sinds 1999 de flauwste en de minst geïnspireerde is. Het is een beleidsverklaring waarvan geen perspectief of hoop uitgaat. Het enige positieve nieuws is dat er opnieuw een begroting in evenwicht is. Daardoor kan de regering, in het kader van het stabiliteitspact, goede punten aan Europa voorleggen. Ze vergeet er wel bij te vertellen dat onze schuldratio nog mijlenver verwijderd is van de door Europa geëiste 60% van het bruto binnenlands product. Ze vergeet ook dat het evenwicht uitsluitend te danken is aan de Vlaamse overheden, die wel wilden ingaan op de vraag van de Hoge Raad voor Financiën om voor de schuldafbouw een tandje bij te steken. De Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest lieten aan de Hoge Raad doodleuk weten dat hij met zijn voorstellen `de boom in kon'. Bovendien gaat de regering in haar prognose uit van een optimistisch scenario van een economische groei van 2,4%. Uit een bevraging van The Economist bij 15 gerenommeerde internationale bankinstellingen blijkt dat ten hoogste een groei van 2,1% kan worden verwacht.

Er zit dus geen bevlogenheid in deze beleidsverklaring. Het voluntarisme van de Verhofstadt uit het verleden is weg. Dat is niet verwonderlijk. Met de regelmaat van een klok lezen we dat de coalitiepartners Verhofstadt beu zijn.

De zeven wegen naar werk zijn niet meer dan een paar maatregelen die al lang geleden op de zogenaamde superministerraden naar voren werden gebracht. Sommige daarvan worden dan nog gespreid in de tijd. Het levensbelangrijke debat over de vergrijzing en de loopbaanproblematiek wordt uitgesteld tot begin volgend jaar.

Deze opgewarmde kost voorstellen als een vernieuwend beleid is te doorzichtig. Het is duidelijk dat, na de verkiezingen van 13 juni, de fut uit deze regering is verdwenen. Toen heeft de kiezer vaarwel aan paars gezegd en heeft de PS op regionaal vlak vaarwel gezegd aan de MR. Het vertrouwen is dan ook compleet zoek. De man van de grote bevlogen beloftes had dat blijkbaar begrepen en zocht een uitweg naar Europa. Die elegante verdwijntruc werd hem niet gegund. Verhofstadt komt dan maar naar het Parlement met een document waarin zwart op wit staat dat hij de beloofde 200.000 jobs helemaal niet zal halen. Wij moeten beschaamd lezen dat het Planbureau berekende dat in 2002 opnieuw meer dan 12.000 banen verloren gingen en in 2003 meer dan 15.000. In 2004 hoopt men 12.000 nieuwe jobs te creëren, waarvan die van Opel Belgium meteen kunnen worden afgetrokken.

Het is ook beschamend dat zelfs geen aanzet werd gegeven tot de broodnodige hervorming van het stelsel van de sociale zekerheid. In januari 2004 hebben de ministers Vande Lanotte en Vandenbroucke in een vrije tribune daartoe hartstochtelijk opgeroepen. Die aanzet is er niet. De regering laat het stelsel rustig verder ontsporen en probeert via allerlei trucs de nodige miljoenen bijeen te schrapen om de put in de gezondheidszorg te dempen. Het meest cynische in dit verhaal is het instellen van een minimumprijs en een accijnsverhoging op tabak, niet om de mensen ertoe aan te zetten te stoppen met roken, maar in de hoop dat de mensen blijven roken, om op die manier het gat in de ziekteverzekering dicht te rijden.

We horen al jaren dat het niet langer kan dat de sociale zekerheid alleen gefinancierd wordt door bijdragen uit inkomsten op arbeid, maar dat ze moet worden gefinancierd uit algemene middelen. Ook daartoe is nog geen aanzet gegeven.

Er is evenmin een aanzet gegeven tot het wegwerken van de verschillen in de sociale zekerheid tussen Vlaanderen en Wallonië. De cijfers van KBC van november 2003 over de geldstroom zijn bekend. Van minister Demotte hebben we cijfers gekregen inzake medische beeldvorming en klinische biologie. In 2002 werd voor medische beeldvorming gemiddeld per inwoner 11,64 euro uitgegeven in het Vlaams Gewest, 18,5 euro in het Waals Gewest en 15,3 euro in het Brussels gewest. Het verschil tussen Vlaanderen en Wallonië is 58.93%. Inzake klinische biologie zien we hetzelfde. Daarvoor werd in het Vlaams Gewest gemiddeld 19,92 euro uitgegeven, in het Waals Gewest 22,3 euro en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 18,6 euro. Deze nieuwe cijfers komen van de minister zelf en duiden aan dat er ook wat dat betreft, nog heel wat werk is.

De antwoorden op de grote uitdagingen, zoals de vergrijzing of de eindeloopbaan, vinden we in deze beleidsverklaring nauwelijks of niet terug. Guy Verhofstadt was nochtans vast van plan ons op 21 september een oplossing aan te bieden.

Hij zou ook nog eens het DHL-varkentje wassen. Wat volgde was de grote verdwijntruc. Meer nog: minister Reynders verstond het om DHL vriendelijk te verzoeken liefst niet te antwoorden op de door de federale regering gestelde vragen vóór de beleidsverklaring achter de rug was en de regering opnieuw het vertrouwen had gekregen.

Gisteren hebben we nog kunnen vaststellen dat heel dit dossier vastgeroest zit in een sfeer van politieke spelletjes, van wederzijds wantrouwen en vooral van geheimdoenerij. Dit dossier ligt immers al sedert januari 2003 op de tafel van de federale regering te beschimmelen. Mevrouw de voorzitter, het zou misschien goed zijn, nadat deze onverkwikkelijke historie is afgelopen, hierover in de Senaat een onderzoekscommissie op te richten.

Premier Verhofstadt heeft niet alleen een oplossing beloofd voor DHL, maar ook voor de grote communautaire problemen. We hebben kunnen vernemen dat volgende week dinsdag het langverwachte forum van start zal gaan in de Senaat, maar of er parlementsleden bij zullen zijn, dat weten we eigenlijk nog niet. De vraag is wat er op dat forum zal worden besproken. Als ik het lijstje van het Vlaamse regeerakkoord naast de federale beleidsverklaring leg, dan is daar toch nogal wat verschil tussen. Het Vlaamse regeerakkoord heeft het in eerste instantie over de vijf resoluties van het Vlaams Parlement uit 1999: volledige Vlaamse bevoegdheid voor gezondheidszorg en gezinsbeleid, ontwikkelingssamenwerking, telecommunicatie en het wetenschaps- en technologiebeleid; meer fiscale en financiële autonomie; volledige constitutieve autonomie; de overheveling van de spoorinfrastructuur en de exploitatie ervan; een objectieve en doorzichtige solidariteit met de andere deelstaten; homogene bevoegdheidspakketten.

Het Vlaamse regeerakkoord eindigt met een lijst van verzuchtingen die nog moeten worden gerealiseerd: de overdracht van het jeugdsanctierecht, de splitsing van het fonds voor collectieve uitrustingen en diensten, verkeersveiligheid met inbegrip van het verkeersreglement en het boetefonds, het rampenfonds en de rampenverzekering, de organisatie van het beleid inzake civiele bescherming, brandweer en de organisatie van het OCMW, de overdracht van de taalinspectie en de pedagogische inspectie van de faciliteitenscholen, het beleid inzake de grote handelsvestigingen, de overdracht van het kadaster.

Daartegenover staat dan premier Verhofstadt met zijn beleidsverklaring waarin vermeld wordt dat hier en daar wat met bevoegdheden moet worden geschoven om tot een grotere homogeniteit te komen.

Daarbij behoort ook de hervorming van de Senaat. Verhofstadt verwijst in dat verband naar zijn nota van 26 april 2002, die uitgaat van een paritaire Senaat. We hebben alle Franstalige partijen vandaag horen zeggen dat de hervormde Senaat paritair moet zijn. Ik neem akte van de uitspraak van de heer Wille dat we alles vanop nul opnieuw moeten bekijken. Ik hoop dat hij daarmee ook bedoelt dat de alarmbellen, de bijzondere meerderheden en de tweederde meerderheden opnieuw moeten worden bekeken. Dat behouden en daarnaast een Senaat op paritaire basis creëren, zal voor alle Vlaamse partijen onaanvaardbaar zijn.

Naast het forum waarvan de agenda nog bijzonder onduidelijk is en de samenstelling evenmin bekend is, is er nog dat andere forum, het miniforum, waar Brussel-Halle-Vilvoorde zal worden besproken. Ook dat dossier heeft de premier niet rond gekregen. De splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde is absoluut geen extremistische eis. Het ligt in de logica der dingen, zeker na het arrest van Arbitragehof. Het is een vraag waar heel politiek Vlaanderen achter staat. Overeenkomstig het Vlaamse regeerakkoord moet de splitsing onverwijld gebeuren, los van het forum en zonder compensaties.

Mevrouw Vanlerberghe had het daarnet over de stoere Vlaamse jongens. Ik herinner haar eraan dat stoere Vlaamse jongens, de heer Stevaert op kop, vóór de verkiezingen hebben verklaard dat Brussel-Halle-Vilvoorde desnoods eenzijdig gesplitst moet worden, dat we daarvoor de Franstaligen niet nodig hebben en dat een gewone meerderheid in het federale parlement volstaat. Verhofstadt zegt daarover in zijn beleidsverklaring: "De institutionele structuur in ons land is zo opgebouwd dat het onmogelijk is om in het parlement welkdanig voorstel dan ook goed te keuren dat ingaat tegen de wil van een van beide grote taalgemeenschappen in ons land. Er moet een duurzame en doorzichtige oplossing worden uitgewerkt die zowel door een ruime meerderheid in het parlement als door de betrokken taalgemeenschappen in ons land kan worden onderschreven. De gemeenschappen en gewesten zullen in de komende dagen worden uitgenodigd om aan zo'n regeling mee te werken."

Toen ik dat hoorde, moest ik onwillekeurig aan het debat over het vreemdelingenstemrecht denken. Verhofstadt wilde zich aanvankelijk niet met het vreemdelingenstemrecht bemoeien omdat het een zaak was van het parlement. Het werd echter niet gedragen, noch in het parlement, noch daarbuiten in de beide grote taalgemeenschappen.

Verhofstadt haalt de discussie over Brussel-Halle-Vilvoorde nu weg uit het parlement en gaat met alle ministers-presidenten rond de tafel zitten.

Collega's van CD&V, het is schitterend gespeeld. Hij heeft de val opgezet voor CD&V en N-VA en ze zijn er met beide voeten ingelopen. Vorige week zei minister-president Leterme nog in het Vlaams Parlement dat hij van geen gesjacher en gemarchandeer hierover wist. Welnu, hij zal vandaag uitgenodigd worden om te gaan sjacheren en marchanderen, om naar een consensus te streven.

Waarover moet op dit miniforum worden onderhandeld? Volgens eerste minister Verhofstadt over "de versterking van de samenwerking tussen Nederlandstaligen en Franstaligen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals de modernisering van de taalwetgeving, ..." - zo wordt de afzwakking tegenwoordig genoemd - "... de constitutieve autonomie van Brussel en de rechten van de Franstaligen en de Vlaamse minderheid". Hij koppelt dus de positie van de Vlamingen in Brussel aan die van de Franstaligen in de rand. Dat is zijn uitnodiging.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De heer Leterme heeft in het Vlaams Parlement hierop een antwoord gegeven.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - De heer Leterme heeft gezegd dat hij op die uitnodiging ingaat. Werden ooit ministers uitgenodigd op het Overlegcomité om een wetsvoorstel te bespreken dat in het Parlement werd ingediend? Het vreemdelingenstemrecht was een zaak voor het Parlement, of de gemeenschappen akkoord gingen of niet. Op bevel van de Franstaligen heeft Verhofstadt in het parlement aangekondigd dat er geen splitsing komt van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde zonder de goedkeuring van en toegevingen aan de Franstaligen. Zoveel is duidelijk.

We zijn dus ver verwijderd van de vijf minuten politieke moed die volgens toenmalig oppositieleider Leterme nodig waren. Na de gebeurtenissen van gisteren in de Kamer weten we ook dat `onverwijld' niet hetzelfde is als `urgent'.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Onverwijld betekent zonder dralen. De Raad van State moet binnen vijftien dagen een advies geven. Het wetsvoorstel staat bovenaan de agenda van de commissie voor Binnenlandse Zaken.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - De Kamer heeft Verhofstadt een maand tijd gegeven om iets uit zijn hoed te toveren. Het feit dat hij het dossier uit het parlement weghaalt, betekent dat er toegevingen zullen worden gedaan aan de Franstaligen.

De beleidsverklaring getuigt van weinig perspectief en weinig hoop. Het onderlinge vertrouwen in de ploeg-Verhofstadt is weg. Wie zelf geen vertrouwen uitstraalt, kan van het parlement geen vertrouwen krijgen.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik betreur dat ik op dit ongunstig ogenblik moet spreken, temeer daar ik het over een belangrijk thema wil hebben. Het gaat nochtans om 17 miljard euro, dus een van de belangrijkste onderdelen van de begroting. Eerste minister Verhofstadt heeft hierover in zijn beleidsverklaring niets gezegd, hoewel dit bij heel wat burgers onrust wekt.

Ofwel is hij het vergeten, ofwel vindt hij het helemaal niet belangrijk, ofwel denkt hij dat er met de ziekteverzekering helemaal geen probleem is, ofwel vindt hij de toestand werkelijk zo beroerd dat hij probeert er niet over te spreken, ofwel bestaat er in de regering gewoon geen consensus over het toekomstperspectief van dit belangrijk onderdeel van de gezondheidszorg.

Onze fractie is even gaan grasduinen in twee rondgedeelde nota's. In een nota van begrotingsminister Vande Lanotte zijn enkele zinnetjes terug te vinden over het budget van de gezondheidszorg. Er wordt vermeld dat de groeinorm volgend jaar gerespecteerd zal kunnen worden dankzij een budgettaire inspanning ten belope van 200 miljoen euro. Wat deze maatregelen zullen inhouden, is niet vermeld. Hoe de budgettaire inspanning gerealiseerd kan worden, is nog niet afgesproken. In mensentaal betekent dat dus dat de begroting voor volgend jaar een schijnbegroting zal zijn. Iedereen die aandachtig de berichten volgt, weet dat de vooropgestelde groeinorm ook in 2005 opnieuw zal worden overschreden. Op dit moment bedraagt de budgetoverschrijding 11%. De afgesproken, zeer ruim bemeten groeinorm was 4,5%. Onze fractie stond daar achter omdat we inderdaad vinden dat investeren in gezondheidszorg zeer belangrijk is voor de kwaliteit van het leven van velen. Minister Demotte zegt dan heel eenvoudig dat tegen het einde van het jaar de overschrijding geen 11% zal bedragen, maar 6%. Het tekort is er vanzelf gekomen en het zal vanzelf verdwijnen.

In een tweede nota, bijgevoegd bij de beleidsverklaring, lezen we dat de evolutie van de afgelopen jaren leert dat bij ongewijzigd beleid het budget steevast wordt overschreden. Vandaar dat alle maatregelen uit het regeerakkoord om de verschillende actoren in het stelsel te responsabiliseren, zullen worden uitgevoerd en versterkt. Het regeerakkoord is anderhalf jaar oud en er werd ons al drie keer officieel verklaard dat er maatregelen zouden worden genomen. Minister Vandenbroucke heeft zeer duidelijk een aantal beleidslijnen uitgetekend in verband met de responsabilisering van de actoren en het profiel van het voorschrijfgedrag van de huisartsen en specialisten. De SP.A heeft het probleem inderdaad zeer duidelijk omlijnd, heeft de bezorgdheid verwoord en noemde 2004 hét scharnierjaar voor de toekomst van onze sociale zekerheid, maar minister Vandenbroucke is vertrokken. De regering heeft geen vat op de uitgaven in de gezondheidszorg. We krijgen zelfs het idee dat de regering zich daar stilaan bij neerlegt. Misschien is dat wel de belangrijkste reden waarom de eerste minister dinsdag in zijn beleidsverklaring met geen woord over dit zo belangrijke onderwerp repte.

Zelf zijn we altijd voorstander geweest van een realistisch en afdoend budget voor de ziekteverzekering, maar op dit ogenblik willen we verantwoordelijke maatregelen zien. We merken dat er een overschrijding is in alle sectoren van de ziekteverzekering. Het gaat dus over een structureel fenomeen. Dat betekent dat de groeimarge die voor 2005 begroot is, al volledig is opgebruikt. Deze groeinorm van 4,5% verliest vandaag per definitie zijn nut.

De vorige minister van Sociale Zaken, de heer Vandenbroucke, zei onlangs op een colloquium met de werkgevers en belangrijke sociale partners: "Lukt het niet om na 2007 een trager groeipad te bereiken, dan zal dit onvermijdelijk leiden tot privatisering." Misschien zag hij het té klaar en ontnam precies daarom de besluitloze en lakse PS hem zijn bevoegdheid.

Het moet toch ook tot onze Waalse collega's doordringen dat we hier spelen met de toekomst en met de toekomstige gezondheid van vele burgers. Voorlopig zwijgen ze echter in alle talen. Zijn ze er té gerust op omdat ze denken dat de Vlamingen toch het grootste deel bijpassen? In ieder geval, privatisering is niet de weg die we zien voor de toekomst, maar we zullen wel zeer duidelijk de Vlaamse gezondheidszorg op de tafel van het aangekondigde forum brengen.

We denken immers dat het federale beleid moet inzien dat preventie en zorg moeten samengaan. We zien nu dat minister Demotte geen uitspraken doet over het budget van de ziekteverzekering, maar hij schuift wel in de beleidsverklaring een nationaal gezondheids- en voedingsplan naar voren. Inderdaad, preventie is belangrijk. Preventie en curatieve zorg moeten op elkaar worden afgestemd. Wat in preventie wordt geïnvesteerd hoeft misschien niet meer in de zorgbudgetten te worden opgebracht. Dit is ook één van de belangrijke redenen waarom we een Vlaamse gezondheidszorg willen uitbouwen.

Als de ziekteverzekering op die manier verder structureel blijft scheeflopen, dan leggen we een enorme hypotheek op de toekomst. Iedereen weet dat de behoefte aan en de vraag naar gezondheidszorg oneindig zullen zijn. We moeten dus vooruitkijken en nu maatregelen nemen. We moeten ons systeem koesteren en beschermen. Het is één van de beste ter wereld, maar het komt onder enorme druk te staan. Dringende keuzes moeten worden gemaakt. Wij willen de ziekteverzekering blijven financieren vanuit een solidariteit tussen de gemeenschappen, maar ook vanuit eigen mogelijkheden voor de beleidskeuzes zelf. Daarbij willen we als gemeenschap verantwoordelijkheid opnemen en zullen we geen kunstmatige of eenmalige ingrepen dulden. Uit alle peilingen blijkt dat mensen gezondheidszorg veruit één van de belangrijkste thema's vinden. We hopen dat deze regering zich bewust wordt van die enorme problematiek, maar dat blijkt nog niet uit de beleidsverklaring.

Mme la présidente. - Nous poursuivrons nos travaux cet après-midi à 14 h 30.

(La séance est levée à 13 h 20.)