3-71 | 3-71 |
De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Voorstel van resolutie inzake de invoering van sport- en cultuurcheques.
De heer Luc Willems (VLD), rapporteur. - De commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden heeft tijdens haar vergadering van 19 mei 2004 beslist om een voorstel van resolutie inzake de invoering van sportcheques op te stellen.
In artikel 22, 3, van het Reglement van de Senaat staan de voorwaarden waaronder een commissie van deze bijzondere procedure gebruik kan maken: "Wanneer de commissies naar aanleiding van een bespreking beslissen dat een wetgevend initiatief nodig is of dat de Senaat zijn standpunt te kennen moet geven, kunnen ze zelf een voorstel van wet of van resolutie opstellen, het bespreken, erover stemmen en hierover verslag uitbrengen, zonder dat de Senaat het vooraf in overweging neemt. Deze procedure kan alleen worden aangevat als twee derden van de leden van de commissie zich schriftelijk akkoord verklaren en de voorzitter van de Senaat vooraf zijn toestemming heeft gegeven. In geval van twijfel over de ontvankelijkheid of over de bevoegdheid van de commissie, raadpleegt de voorzitter het bureau."
Het voorstel van resolutie is gebaseerd op de bespreking van het wetsvoorstel tot oprichting van een Federaal Sportfonds en invoering van sportcheques van de heer Jean-Marie Dedecker, het wetsvoorstel houdende wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 teneinde het gebruik van de sport- en cultuurcheques aan te moedigen van de heer Marc Wilmots en mevrouw Christine Defraigne, het wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 117 in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de aan de sportclubs betaalde bijdragen aftrekbaar te maken van de heer René Thissen c.s. en het wetsvoorstel ter invoering van sport- en cultuurcheques van mevrouw Caroline Gennez en de heer Lionel Vandenberghe.
Inzake methodologie suggereerde de minister van Financiën een resolutie in plaats van de verschillende wetsvoorstellen, wat het voordeel van snelheid biedt. De minister merkte op dat sommige wetsvoorstellen een wijziging van artikel 38 van het Wetboek der Inkomstenbelastingen beoogden, maar punt 11 van dit artikel bepaalt reeds dat bepaalde sociale voordelen niet worden belast. Een wetswijziging is bijgevolg niet nodig om het beoogde doel te bereiken, maar in dat kader kan de werkgever de voordelen fiscaal niet in mindering brengen. De regering stelde voor om artikel 38 van het Wetboek ongewijzigd te laten, maar om in het commentaar bij de sociale voordelen die niet belast worden duidelijk te vermelden dat ook sportcheques daaronder vallen. Over het aantal cheques dat ter beschikking kan worden gesteld en de maximale waarde die ze kunnen vertegenwoordigen, moet echter nog worden gedebatteerd in de commissie. Ook de gevolgen op het sociaalrechtelijke vlak moeten worden uitgeklaard, zoals destijds is gebeurd voor de maaltijdcheques.
Verschillende commissieleden drongen erop aan het voorstel van resolutie samen met de verschillende wetsvoorstellen te bespreken omdat ze een resolutie te vrijblijvend vonden. Uiteindelijk oordeelde de commissie dat het voorstel van resolutie een zeer pragmatische oplossing is om op korte termijn een consensustekst te kunnen opstellen. Het al dan niet aanvaarden van het onderhavige voorstel van resolutie zal een latere bespreking van de wetsvoorstellen evenwel niet beletten.
Onderhavig voorstel van resolutie werd uiteindelijk besproken tijdens de vergaderingen van 19 en 26 mei en van 2 en 30 juni 2004. Een aantal leden stelden voor de resolutie tot de cultuurcheques uit te breiden. Hierop volgde een uitgebreide bespreking van de ingediende amendementen.
Een amendement beoogde de wijziging van het opschrift tot "Resolutie inzake de invoering van sport- en cultuurcheques". Volgens de indieners is cultuur, samen met de sport, immers van essentieel belang voor de kwaliteit van iemands leven. Sport en cultuur bevorderen de sociale cohesie en de verdraagzaamheid van de samenleving.
Teneinde de belangstelling voor en participatie aan sport en cultuur te vergroten, vroegen de leden van de commissie de regering om de werkgevers de mogelijkheid te geven werknemers een extra beloning toe te kennen in de vorm van sport- en cultuurcheques voor een maximumwaarde van 250 euro per werknemer. De werkgever betaalt de cheques, maar ze zijn voor hem een fiscale uitgave. De werknemer kan ermee aan cultuur en sport doen en hoeft er geen belastingen op te betalen. De cheques zijn geen loon en worden niet in rekening gebracht bij de loonnorm. Ze zijn een extraatje dat de werkgevers als collectief sociaal voordeel kunnen toekennen. Dat betekent een soepel beloningsinstrument dat zonder onderscheid aan alle personeelsleden van een onderneming of een sector kan worden verleend.
Het geamendeerde voorstel van resolutie werd aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.
Mme Christine Defraigne (MR). - Dépassement de soi, goût de l'effort, esprit d'équipe, respect des règles, nous connaissons tous les valeurs véhiculées par le sport et indispensables à l'épanouissement de chacun dans notre société moderne.
On pourrait aussi dire qu'une pratique régulière de sports diminue les dépenses de soins de santé - encore qu'il faille tenir compte des accidents sportifs - et constitue un investissement pour l'avenir.
Favoriser la pratique sportive et en réduire le coût, tels étaient les objectifs de la proposition de loi que le sénateur Wilmots et moi-même avons déposée. Après avoir entendu en commission la position du ministre des Finances en la matière, nous nous sommes rangés à son avis éclairé.
La manière la plus rapide et la plus souple de mettre en place un système de chèques-sport était de les inscrire, par voie de circulaire, dans la liste des avantages sociaux. La loi prévoit que ceux-ci sont immunisés. La volonté d'aboutir rapidement dans ce dossier était unanime et la commission a donc fait le choix d'adopter à la majorité, comme le rapporteur M. Willems l'a rappelé, une résolution demandant au gouvernement la mise en place d'un système de chèques-sport.
La balle est maintenant dans le camp du gouvernement. Nous serons attentifs au suivi de ce dossier et, le cas échéant, nous ne manquerons pas d'interroger le ministre à cet égard.
M. Christian Brotcorne (CDH). - La commission qui a traité ce dossier a été saisie de pas moins de quatre propositions. Chacune d'entre elles visait à inscrire dans la loi la capacité d'accorder des chèques-sport. Une des propositions évoquait même des chèques-culture. Il faut reconnaître qu'elles avaient toutes le mérite d'aborder la problématique de manière tout à fait générale, en rappelant l'intérêt de la pratique du sport à la fois pour des raisons de santé mais également, pourquoi pas, d'efficacité au travail.
La proposition de M. Jean-Marie Dedecker était probablement la plus complète puisqu'elle visait à donner un cadre légal très précis à ces chèques-sport ou chèques-culture et à créer un fonds fédéral du sport.
La proposition déposée par le CDH visait à permettre une déductibilité fiscale ou, si celle-ci n'était pas possible, un crédit d'impôt pour les contribuables qui s'inscrivaient ou inscrivaient leurs enfants dans des fédérations sportives reconnues.
Il faut bien admettre que les discussions qui ont eu lieu en commission ont permis au ministre de faire passer son point de vue plutôt que celui des commissaires. Nous en sommes arrivés à abandonner toute idée de proposition de loi au bénéfice d'une proposition de résolution, laquelle est évidemment beaucoup plus soft, moins coûteuse et surtout moins contraignante.
S'il y avait eu une véritable volonté politique de rendre la pratique du sport accessible au plus grand nombre, on aurait procédé par la voie d'une proposition de loi et adopté un texte tout à fait clair et précis tenant compte des autres propositions mises sur la table.
Je pense que l'on peut constater aujourd'hui l'absence manifeste d'une volonté politique d'avancer en la matière. On nous propose une résolution qui va certes dans le bon sens mais mange peu de pain dans la mesure où elle n'aura aucune force contraignante.
Mme Defraigne vient de dire que son groupe sera attentif aux suites que le gouvernement donnera à la résolution. On peut effectivement craindre que, compte tenu du coût de ce type de chèques, le gouvernement ne lui accorde pas tout l'intérêt qu'elle mérite.
Cette proposition suscite une deuxième observation de notre part.
En effet, en travaillant par le biais d'avantages sociaux, on permettra exclusivement aux titulaires d'un statut de salarié ou de dirigeant d'entreprise de bénéficier de ces chèques en excluant de nouveau de cet avantage les indépendants, voire les professions libérales, et ceux qui auraient pu être les premiers utilisateurs de ces services. Je pense aux sans-emploi, aux minimexés et autres chômeurs qui, du fait de la solution retenue par la commission, seront écartés du bénéfice de ces chèques.
Voilà les deux raisons essentielles pour lesquelles le CDH s'abstiendra demain, lors du vote de cette résolution en séance publique. Un pas a été fait dans la bonne direction, mais c'est encore tout à fait insuffisant vis-à-vis de la volonté témoignée par l'ensemble du groupe politique et les différents commissaires qui voulaient aboutir à une véritable législation et non à une simple proposition de résolution.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BLOK). - Sport is gezond, dat weet iedereen. Het overschrijden van bevoegdheden is dat echter niet. Het voorstel van resolutie inzake de invoering van sport- en cultuurcheques valt onder de bevoegdheid van de gemeenschappen. Ook het politieke spel is gebonden aan spelregels. Bijgevolg keuren wij het kunstmatig linken van sport- en cultuurcheques aan federale bevoegdheden af. We hebben te maken met een verregaande vorm van bevoegdheidsoverschrijding. Bovendien krijgen we na het alles-gratis-verhaal blijkbaar een nieuwe sinterklaaspolitiek in de vorm van "chequitis". Het chequesyndroom, waarbij reeds maaltijd-, opleidings-, PWA- en dienstencheques het levenslicht zagen, breidt zich uit. Als we niet zorgvuldig omspringen met wetsvoorstellen en resoluties onder invloed van het chequesyndroom, krijgen de fuivende jongeren straks taxicheques, ouders kinderopvangcheques, voetbalsupporters voetbalcheques, operaliefhebbers operacheques. Dat alles op de kap van de brave belastingbetaler.
Als er niet zoveel belastingen moesten worden geheven, zouden de subsidies in de vorm van cheques overbodig zijn. Iedereen kon dan zijn loon besteden aan de vrijetijdsactiviteiten die hij zelf wil. Technisch verschillen de sportcheques op geen enkel vlak van de maaltijdcheques waarmee de werkgever de werknemer op een fiscaal gunstige manier kan belonen met bonnen. Aan dat woord word ik niet graag herinnerd.
De sportcheque heeft een sterk paternalistisch karakter. Mag de belastingbetaler alstublieft zelf beslissen wat hij wil doen met het kleine beetje geld dat hem nog rest nadat hij zijn belastingen heeft betaald? De sportcheque is, net zoals de maaltijdcheque, een manier om de sociale zekerheid te omzeilen. Het is beter de loonlasten in ons land te verlagen tot het niveau dat in de buurlanden wordt toegepast, dan de hoge loonkost kunstmatig in het leven te houden en vervolgens allerlei wetten goed te keuren om het betalen van de socialezekerheidsbijdrage te omzeilen. De verlaging van de loonkost en van de belastingdruk is vanuit economisch oogpunt veel gezonder en logischer.
Het maatschappelijke voordeel weegt bovendien niet op tegen de maatschappelijke kost, die de overheid, net als bij de opleidingscheques, uit de algemene middelen moet betalen. De cheque is een soort voorafname op het loon. Na verloop van tijd zal het loon opnieuw verminderen, wat nadelig is voor de werknemers. Zij worden op dezelfde manier misleid als in het alles-gratis-verhaal. Met geld uit het loonzakje van de werknemers wordt een commerciële sport- en cultuursector gesponsord. Ik vraag me af hoeveel burgers daarmee akkoord kunnen gaan.
Dit is geen correcte manier van handelen. Het alles-gratis-beleid is geen goed beleid. Alleen de zon gaat voor niets op en zelfs dan zien we ze niet vaak. Een sportcheque van de werkgever heeft geen zin. De cheques zullen waarschijnlijk aan de werkende, hooggeschoolde klasse worden uitgedeeld terwijl de laaggeschoolden en de werklozen de grootste probleemgroep vormen. Het uitdelen aan minderbedeelden werkt stigmatiserend.
Er moet hoe dan ook meer aan sport worden gedaan. Sporten is gezond. De overheid moet de bevolking inderdaad aanzetten tot sporten. Als we zowel geestelijk als lichamelijk gezonder worden, zal de sociale zekerheid er wel bij varen. Bovendien worden we binnenkort ten minste 100 jaar oud. De kosten van de vergrijzing zullen de pan uitrijzen. We moeten nu investeren in een gezonde oude dag. Sporten is bovendien een bron van energie, waarvan we niet alleen later, maar ook nu reeds de vruchten plukken. In die context is sporten altijd winnen.
Het actuele probleem van het gebrek aan beweging en van vereenzaming moet worden aangepakt, maar niet op die manier. De invoering van sport- en cultuurcheques is daarvoor geen goed middel. Om die reden zal het Vlaams Blok zich bij de stemming onthouden.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik betreur dat de minister niet aanwezig is, hoewel hij wel aanwezig was tijdens de commissiebesprekingen.
De resolutie waarover morgen zal worden gestemd geeft me een dubbel gevoel. Enerzijds snijdt ze een belangrijke problematiek van volksontwikkeling aan en stelt ze een werkbare oplossing voor, anderzijds bereikt de maatregel een essentieel deel van de bevolking niet en wordt een grote kans gemist. Het is ook ontzettend spijtig dat niet op basis van één van de vele wetsvoorstellen werd gewerkt. Een resolutie is en blijft immers vrijblijvend.
Het staat buiten kijf dat er positieve consequenties zijn verbonden aan de invoering van sport- en cultuurcheques. Elke maatregel die de sportbeleving bevordert is positief. We weten allemaal dat sport een enorme impact heeft op de persoonlijke gezondheid. Bovendien maakt het menselijke lichaam tijdens het sporten endorfines en serotonine vrij, hormonen die ons lichaam ontspannen en ons een bevrijd gevoel geven. De collega's die van de fitnesszaal in het parlement gebruik maken, weten waarover ik spreek.
Sport stimuleert lichaam en geest en brengt mensen samen. De maatschappelijke impact van sport is hoe dan ook aanzienlijk. Er is een boom van joggingclubs. Mensen zien de noodzaak van sport meer en meer in, maar hebben soms een duwtje nodig om er echt aan te beginnen. De belangrijkste impuls is sport massaal bij de bevolking te stimuleren. Het voorstel geeft financiële voordelen om effectief de stap naar actieve sportbeoefening te doen. Die bonus is echter alleen weggelegd voor wie een sportuitrusting of het lidmaatschap van een sportclub kunnen betalen. Mensen met een uitkering, werknemers van KMO's en zelfstandigen vallen uit de boot. Vooral die eerste groep kan een financieel steuntje goed gebruiken, maar de regeling reikt niet zo ver. Hierover moeten we ons bezinnen. Uitgerekend in die groep is het gezondheidsrisico het grootst.
Behalve de zeer selectieve toekenning van de sportcheque, is er de gemiste kans van het federale sportfonds, zoals dat werd vermeld in het oorspronkelijke wetsvoorstel van de heer Dedecker. Dit leek politiek niet haalbaar. Het werd geschrapt in het voorstel van resolutie. De idee van een centraal sportfonds sprak me nochtans aan. Het is een centraal orgaan, dat een nationale aanpak kan ontwikkelen om topsport te stimuleren en de opleidingen te coördineren. Een sterk centraal orgaan straalt meer autoriteit uit en heeft meer slagkracht. De opsporing en begeleiding van talenten kan op een breder vlak gebeuren, met het oog op het vormen van nationale ploegen en op grote sportmanifestaties. De werking mag echter niet alleen in het licht van de eventuele Olympische Spelen in 2016 gezien worden. Ik kan me niet voorstellen dat senator Dedecker zo opportunistisch zou zijn.
De opleiding van talenten tot topsporters is vooral een must om de bevolking te engageren tot meer sporten. Zo kreeg de Vlaamse Tennisvereniging er vorig jaar 10.919 leden bij. Vooral het aantal jongeren steeg spectaculair met 17%. Die stijging bij jongeren begon al in 2002. De successen van Henin en Clijsters zijn de belangrijkste oorzaken. De functie van een rolmodel in de sport is niet te onderschatten. Die troef moet meer worden benut. Een federaal sportfonds kan hierin een leidende rol spelen.
Ik ben voorstander van een dubbele aanpak. Enerzijds vind ik het belangrijk dat sport in België eindelijk de ondersteuning krijgt die ze verdient en wordt afgestapt van de kleinschalige en beperkte aanpak die vandaag vooral in Vlaanderen geldt. Een beleid dat zich ontfermt over toptalenten, jongeren kansen geeft om zich toe te leggen op hun sport en dat de nodige faciliteiten ter beschikking stelt is broodnodig. Anderzijds moet recreatief aan sport doen, in clubverband of individueel, worden aangespoord.
De resolutie moet een vervolg krijgen in maatregelen die kordaat de actieve sportbeoefening van zoveel mogelijk mensen stimuleren. De SP.A-SPIRIT-fractie heeft daartoe een amendement ingediend. Hopelijk komt de aangekondigde kapitaalsverhoging van de Vlaamse Gemeenschap in de Sport er, en sneuvelt ze niet in de aan gang zijnde bespreking van de begroting van de nieuwe Vlaamse Regering. Voor de SP.A-SPIRIT-fractie is het belangrijk dat er naast sport in clubverband, ook ruimte is voor wie, om welke reden ook, liever individueel aan sport doet.
Het is toch absurd mensen te stimuleren om met de auto enkele kilometer naar een sportclub te rijden om daar in groepsverband te joggen als zij in hun onmiddellijke omgeving een aantal personen kunnen vinden die graag in groep joggen. Dit verlaagt de drempel om aan sport te doen. Ook deze sporters, en dat zijn er erg veel, moeten toegang krijgen tot de sportcheques.
Tenslotte is het voor de SP.A-SPIRIT-fractie erg belangrijk dat naast de sportcheques ook cultuurcheques worden toegekend. Daarom dienden de senatoren Gennez en Vandenberghe een wetsvoorstel in dat ertoe strekt sport- én cultuurcheques in te voeren.
Cultuurbeleving, of het nu gaat om een elitaire of een populaire vorm, brengt hoe dan ook mensen bij elkaar, haalt ze uit de eenzaamheid en draagt bij tot geestelijk welzijn. Kortom, zij draagt bij tot een `verzoeting' van onze maatschappij.
De SP.A-SPIRIT-fractie is dan ook erg blij dat de resolutie in die zin werd aangepast en zal ze goedkeuren. We hopen dat de andere ingediende wetsvoorstellen in een later stadium alsnog aan bod zullen komen. Persoonlijk wens ik de initiatiefnemers te danken, in het bijzonder collega Dedecker, onder meer voor de uitgebreide informatie die hij rond de sportproblematiek verzamelde en samenvatte in zijn inleiding. Het is een aanrader deze te lezen. Heel wat cijfermateriaal verwijst naar de Verenigde Staten, maar het is een waardevol document dat als naslagwerk kan worden gebruikt.
Er moet mij nog een persoonlijke bedenking van het hart. Ik citeer daarvoor een stukje uit de toelichting van het wetsvoorstel van Jean-Marie Dedecker, stuk 441, pagina 10: "Wat de bredere doelstellingen van het sociaal beleid betreft, is sport een belangrijk middel in de strijd tegen discriminatie en sociale uitsluiting. Doordat sport mensen uit alle lagen van de maatschappij samenbrengt, stimuleert het de integratie van gehandicapten en mensen die om welke reden dan ook buitengesloten zijn, en is het bevorderlijk voor de gelijke kansen voor mannen en vrouwen." Deze passage bewijst eens te meer dat het een gemiste kans is om de sport- en cultuurcheques niet toegankelijk te maken voor niet-loontrekkenden, een opmerking die tijdens de bespreking door meerdere senatoren werd gemaakt, maar blijkbaar als zaad op een rotsgrond viel!
Mme Christiane Vienne (PS). - Comme l'auteur de la proposition, nous estimons que le sport recèle une dimension sociale importante et peut donc être considéré comme un instrument de lutte contre l'exclusion et la discrimination sociales. J'attire l'attention de mes collègues sur le fait que la présente proposition de résolution constitue la base, non pas d'un débat sur le sport, mais d'un débat sur la fiscalité et sur les salaires.
Je partage tout ce qui a été dit sur les bienfaits du sport et je pourrais en parler durant des heures s'il le fallait. J'insiste fortement parce que, si l'on replaçait la proposition de résolution sous l'angle de la fiscalité, de la justice sociale et de la constitution des salaires, l'objectif de bienfait en matière sportive ne serait pas du tout rencontré. L'outil proposé est totalement inadapté aux objectifs fixés.
Idéalement, le choix de l'instrument doit se faire dans le souci d'appréhender l'impact de la mesure sous l'angle de la redistribution, aspect que nous avons déjà abordé. La répartition des compétences entre les différents niveaux de pouvoir introduit un biais en ce sens que, pour un objectif de politique donné, l'intervention peut être le fait d'une aide directe qui relève de la compétence des Communautés et des Régions.
Le texte de la proposition de résolution prévoit que seuls les travailleurs salariés entrent en ligne de compte pour le bénéfice des chèques. Par ailleurs, ce sont surtout les grandes entreprises qui useront de la faculté d'octroyer ces chèques. Les PME et les TPE l'utiliseront dans une certaine mesure mais pas les indépendants. Il faut, comme cela a été dit en commission, que cet avantage profite à l'ensemble de la population au risque de manquer totalement l'objectif assigné.
Par conséquent, cette mesure ne va pas diminuer les inégalités entre les citoyens et certaines exclusions mais va, au contraire, les renforcer. Plus fondamentalement, l'évitement de la norme salariale organisée par l'exclusion du champ de la notion de rémunération de l'avantage social collectif heurte notre conception d'une société juste et solidaire.
Sur le fond, le PS s'est toujours opposé au développement des avantages extrasalariaux qui ont pour effet de maintenir les salaires à un faible niveau et de peser à long terme, de manière structurelle, sur la sécurité sociale, et je pense plus précisément à l'absence de retour en matière de pensions. En ce qui concerne la méthode, le PS s'étonne de l'absence de prise en compte par le membre de la commission des Finances et des Affaires économiques, des remarques émises par le représentant du ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. En effet, ce dernier avait relevé qu'une fois la question de l'avantage fiscal évacuée par le ministre des Finances en raison de considérations budgétaires, il serait plus approprié que le texte soit renvoyé vers la commission des Affaires sociales du Sénat, laquelle dispose de l'expertise suffisante pour apprécier le bien-fondé de l'exonération de cotisations de sécurité sociale envisagée.
Selon l'article 2 de la loi du 12 avril 1965 concernant la protection de la rémunération des travailleurs, tout avantage évaluable en argent octroyé au travailleur, à charge de l'employeur, est, par principe, considéré comme une rémunération. S'il existe effectivement des dérogations à ce principe, c'est au Roi de les accorder après avoir sollicité l'avis des partenaires sociaux réunis au sein du Conseil national du travail ou du Comité de gestion de l'Office national de sécurité sociale. Il aurait donc été plus avisé de renvoyer le texte vers la commission des Affaires sociales.
Selon l'étude Bodson, en 2003, la proportion des personnes pratiquant une activité sportive varie fortement en fonction de l'âge, de l'origine sociale, du niveau d'instruction et de l'environnement familial. Dès lors, il serait regrettable d'ajouter une injustice organisée par le législateur à une injustice sociale. En effet, il apparaît que la proportion de pratiquants dépasse 70% chez les jeunes dont le père est employé, indépendant, cadre supérieur ou exerce une profession libérale. Le plus faible taux de pratique se rencontre chez les enfants d'ouvriers, de chômeurs et de retraités. Les exemples de ce type sont légion.
En ce qui concerne la culture, le PS estime qu'au-delà des remarques générales qui viennent d'être rappelées pour le sport, il existe déjà, en Communauté française, un nombre important de démarches en faveur d'une démocratie culturelle. Il ne faudrait pas interférer en prenant des mesures à un autre niveau de pouvoir, sans aucune concertation. Cela ne ferait que compliquer les choses, d'autant plus qu'en cette matière les inégalités sociales sont infiniment plus criantes. Il ne semble donc pas pertinent de mélanger sport et culture.
Pour toutes ces raisons, nous avons déposé à nouveau nos deux amendements. Ils sont l'expression de notre volonté de ne pas lier sport et culture dans un même texte, de ne pas restreindre, dès le départ, la marge de manoeuvre du gouvernement à travers le choix d'un instrument qui pourrait se révéler par la suite inefficace, d'associer les communautés et régions à cette réflexion afin de pouvoir mener une politique cohérente entre les différents niveaux de pouvoir, d'associer les partenaires sociaux à cette réflexion comme le prévoit la loi du 12 avril 1965 sur la protection de la rémunération et de prévoir un dispositif distinct pour ceux qui sont directement visés par la dimension sociale qui sous-tend la proposition de résolution et qui ne sont pas insérés dans un contrat de travail. Pour toutes ces raisons, le PS votera les deux amendements que j'ai personnellement déposés et s'abstiendra sur l'ensemble du texte.
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik heb nog enkele opmerkingen over de uiteenzetting van mevrouw Van dermeersch. Deze aangelegenheid behoort uiteraard tot de federale bevoegdheid en die van de gemeenschappen en de gewesten. Als juriste zou mevrouw Van dermeersch echter moeten weten dat de fiscale aspecten nog steeds een federale bevoegdheid zijn.
Ik was enigszins gechoqueerd door de manier waarop ze spreekt over paternalisme. Volgens mij getuigt haar gedrag van maternalisme. Ze zegt namelijk dat we met de belastingen kunnen doen wat we willen. Daar heb ik toch enkele bedenkingen bij. Welke samenleving zouden we opbouwen als we met onze belastingen zouden doen wat we willen? Ze gebruikt ook nogal veel hypothesen. Met de voorliggende resolutie, die eigenlijk een intentieverklaring is, willen we jongeren en volwassen stimuleren aan sport te doen en deel te nemen aan culturele manifestaties.
Uit de uiteenzetting van collega De Roeck bleek zeer duidelijk dat er een aantal bevoegdheidsproblemen bestaan. Volgens mij moet er geen federaal sportfonds komen, want sport en cultuur zijn gemeenschapsmateries. Ik wens de heer Dedecker overigens de portefeuille sport toe in de Vlaamse regering.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik weet uiteraard dat sport een gemeenschapsmaterie is. Ik wou echter alleen verwijzen naar het voorstel van de heer Dedecker en erop wijzen hoe belangrijk een centraal sportfonds is. Ik heb dan ook duidelijk een oproep in die zin gelanceerd, omdat ik weet dat de onderhandelingen voor de Vlaamse regering nu aan de gang zijn. Ik hoop dat de Vlaamse regering meer geld ter beschikking stelt voor sport en dat Jean-Marie Dedecker daar aan de kar zal duwen om sport bovenaan op de agenda te plaatsen. Anders dan in Wallonië wordt sport in Vlaanderen immers nog stiefmoederlijk behandeld. In de commissie heb ik zeer duidelijk het cultuurverschil tussen Vlaanderen en Wallonië aangevoeld.
De heer Luc Willems (VLD), rapporteur. - Onze fractie is tevreden dat deze resolutie nu besproken wordt en ter stemming kan worden voorgelegd. Ze heeft een lange procedurele weg afgelegd. Ik vervang Jean-Marie Dedecker, die de geestelijke vader is van deze resolutie. Als gevolg van de bepalingen van de Grondwet en de bijzondere wetten is hij er evenwel niet in geslaagd zijn eed als gemeenschapssenator af te leggen en kan hij in deze plenaire vergadering niet aanwezig zijn bij de bekroning van zijn werk. Het siert collega De Roeck dat ze ook verwees naar zijn verdienste bij de totstandkoming van deze resolutie.
Ik ben het niet eens met de bewering van de heer Brotcorne dat deze resolutie te soft zou zijn en dat we een kans hebben gemist. De meningsverschillen hadden geen betrekking op de grond van de zaak, maar de gevolgde procedure. We kunnen alleen maar vaststellen dat er geen consensus bestond over de wetsvoorstellen over die materie. De tekst werd overladen door er ook cultuur bij te betrekken, mede onder invloed van mevrouw De Roeck. Het is evenwel belangrijk dat we na een intensieve discussie in de commissie duidelijk een gemeenschappelijk standpunt hebben bereikt. We vinden het ook belangrijk dat de overheid op een georganiseerde wijze investeert in sport, omdat op die wijze eigenlijk ook in volksgezondheid wordt geïnvesteerd. Ik hoop dat deze investering op termijn tot een verlaging van de uitgaven voor gezondheidszorg zal leiden.
In de commissie spraken alle partijen de hoop uit de vier wetsvoorstellen die nu voorliggen na het reces te kunnen bespreken en daarvan een degelijke wettekst te kunnen maken. Ook in de voorstellen over de cultuurcheques was het immers soms niet duidelijk waaraan de fiscale voordelen van de werknemer precies moesten worden besteed. Het is belangrijk dat we de zekerheid hebben dat de ter beschikking gestelde middelen niet oneigenlijk worden gebruikt. Het is niet de bedoeling dat men, wat cultuur betreft, die middelen aanwendt om naar festivals te gaan, of wat de sport betreft, om dure merkkledij aan te kopen. Laten we hopen dat we de middelen adequaat kunnen aanwenden. We zullen voor de resolutie stemmen.
M. Francis Delpérée (CDH). - J'ai écouté avec beaucoup d'attention Mme Vienne qui a relevé, fort opportunément, que le sport n'était pas une compétence purement fédérale. Chacun sait que le sport est aussi de compétence communautaire et qu'il est même de compétence régionale, par le biais des infrastructures. Par conséquent, une concertation entre l'État fédéral, les communautés et les régions s'avère indispensable.
Par ailleurs, Mme Vienne a bien fait de souligner que l'avis des partenaires sociaux était également indispensable. Je me permets toutefois de lui signaler que la formulation de son amendement me paraît quelque peu impropre. En effet, mettre sur le même pied, d'une part, la concertation entre l'État fédéral, les communautés et les régions et, d'autre part, la concertation avec les partenaires sociaux revient - passez-moi l'expression - à mélanger les pommes et les poires.
Il serait préférable d'indiquer dans l'amendement qu'en concertation avec les communautés et les régions et après avoir sollicité l'avis des partenaires sociaux, pour reprendre la formulation de la loi de 1965, le pouvoir fédéral interviendra en la matière. Pour le reste, je souscris entièrement, comme M. Brotcorne, aux conclusions de Mme Vienne. Nous nous abstiendrons donc lors du vote.
Mme Christiane Vienne (PS). - Je remercie M. Delpérée de ses remarques fort intéressantes. Je voudrais souligner que nous n'avons jamais voulu personnaliser ce débat. Je ne doute pas un seul instant des qualités sportives de M. Dedecker ni de son avenir, que je lui souhaite brillant et très sportif. La question n'est pas là. Nous exprimons un refus idéologique, de principe, à l'outil utilisé, et cela pour les raisons que je me suis permise d'exposer. Il est évident qu'il faut soutenir le sport, mais je maintiens donc la position du groupe socialiste concernant une mesure qui, de par sa nature profonde, crée une injustice sociale au lieu d'en résoudre une.
-De bespreking is gesloten.