3-64 | 3-64 |
M. le président. - Mme Marie Arena, ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des chances, répondra au nom de Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de la Justice.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BLOK). - Het drugsgebruik binnen de gevangenismuren kent een explosieve groei. In de federale drugsnota van 2001 wordt die penitentiaire realiteit geenszins ontkend en worden zelfs conclusies getrokken. Ik citeer: "De hoge concentratie van personen met drugsproblemen veroorzaakt circuits van illegale handel en gebruik binnen de gevangenis. Er zullen dan ook maatregelen genomen worden om het binnenbrengen van drugs in de gevangenis te bestrijden". Na drie jaar is van die maatregelen nog maar weinig te merken, hoewel meer dan de helft van de gevangenispopulatie vertrouwd zou zijn met drugs. In antwoord op mijn schriftelijke vraag inzake de drugsproblematiek in penitentiaire instellingen stelt de minister dat er geen specifieke registratie bestaat omtrent het aantal drugsgebruikers- en verslaafden in de gevangenissen. Wel verwijst de minister naar een onderzoek dat uitwijst dat "één derde van de bevraagde populatie ook tijdens de detentie drugs zou gebruiken". Ook inbreuken op de drugswetgeving binnen de gevangenismuren worden volgens het antwoord niet op systematische wijze geregistreerd.
De nieuwe drugswet van 3 mei 2003, die de wet van 24 februari 1921 wijzigt, bepaalt duidelijk dat cannabisbezit in de gevangenis de openbare orde verstoort en dus moet worden vervolgd. Een artikel 11, §3, werd ingevoerd en luidt als volgt: "Onder openbare overlast wordt verstaan: de openbare overlast bedoeld in artikel 135, §2, 7º, van de nieuwe gemeentewet. Overeenkomstig artikel 3.5.g van het verdrag van 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen wordt als openbare overlast beschouwd het bezit van cannabis in een strafinrichting, in een opvoedingsinstituut of in het gebouw van een maatschappelijke instelling of in hun onmiddellijke omgeving, of op andere plaatsen waar minderjarigen samenkomen voor onderwijs, sport en andere gezamenlijke bezigheden".
De politie moet in dit geval altijd een proces-verbaal opstellen en de feiten moeten worden gemeld aan het parket. In de praktijk blijkt nochtans dat cannabisbezit en -gebruik in de gevangenissen vaak worden gedoogd. Het personeelstekort bij de cipiers kan hier niet los van worden gezien.
Is het juist dat penitentiaire instellingen niet altijd melding maken van cannabisbezit of -gebruik bij politie of parket? Wat is de reden hiervoor?
Is het juist dat niet altijd een proces-verbaal wordt opgesteld wanneer melding wordt gemaakt van cannabisbezit of -gebruik in een strafinrichting, zelfs al wordt dat door de wet opgelegd?
Welke maatregelen zal de minister nemen om de drugswet te doen naleven en om het bezit en gebruik van cannabis binnen de gevangenismuren strenger aan te pakken? Is de minister van plan om de bijstand van de politie op te voeren? De controle van bezoekers op het binnensmokkelen van drugs is een politiële bevoegdheid. Overweegt zij hierbij bijvoorbeeld ook de celfouilles en controles na bezoek op te voeren?
Is de minister van plan werk te maken van een systematische registratie van het aantal drugsgebruikers en -verslaafden binnen de gevangenismuren, alsook van het aantal gevallen van drugbezit? Een efficiënte aanpak kan immers enkel en alleen wanneer het probleem exact in kaart is gebracht.
Mme Marie Arena, ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des chances. - Premièrement, pour les prisons, la directive prévoit, en cas de découverte de drogue, de signaler le fait à la police. La ministre de la Justice croit en effet qu'il faut le faire, s'il y a suffisamment d'indices qui prouvent qu'il s'agit de stupéfiants.
En ce qui concerne la deuxième question, si une substance suspecte est découverte, la police est mise au courant et un procès-verbal est dressé. La ministre de la Justice ne reconnaît pas d'autre directive ou d'autres usages. Il est vrai qu'un procès-verbal ne donne pas lieu à des poursuites. Il revient au procureur du Roi d'apprécier les raisons d'éventuelles poursuites, par exemple si l'enquête prouve qu'il s'agit clairement de drogue ou s'il n'y a pas d'auteur clairement désigné, par exemple de la drogue trouvée au préau.
Pour ce qui est de la troisième question, la circulaire « Drogue » de décembre 2000, explique les mesures à prendre en cas de découverte de drogue. Le groupe pilote central sur les drogues évalue pour l'instant les différentes mesures pour décourager la consommation de drogues dans les prisons. Cette évaluation montrera si certaines mesures doivent être appliquées plus fréquemment que d'autres.
La compétence de contrôle des citoyens revient à la police et c'est le procureur du Roi qui définit la politique à mener. La direction d'une prison peut demander l'intervention de la police, s'il existe des indices de présence de drogue ; la fouille des cellules s'opère, en effet, si on la juge nécessaire.
Pour répondre à votre quatrième question, s'agissant de l'enregistrement des données, la ministre Onkelinx est en mesure de dire que nous disposons d'un enregistrement du nombre de jugements, donc des infractions à la législation sur les drogues. Elle doit cependant ajouter qu'une condamnation en matière de drogue ne signifie pas toujours qu'il est question d'une assuétude et que tout toxicomane n'est pas nécessairement condamné pour faits de drogue. Les incidents relatifs à la drogue sont notés dans les dossiers individuels mais pas systématiquement dans un registre. Nous essayons d'avoir une meilleure vision sur la dynamique des problèmes liés à la drogue dans les prisons et nous cherchons, à l'heure actuelle, de quelle manière l'enregistrement peut se faire. Un instrument de recherche a été développé à ce sujet et nous en attendons les premiers résultats. À l'avenir, de nouvelles mesures permettront de mieux suivre cette évolution.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BLOK). - Ik ben teleurgesteld dat ik geen antwoord krijg in het Nederlands. Ik dacht dat ik ook een burger was van deze maatschappij. Bovendien vertegenwoordig ik een groot aantal Nederlandstalige kiezers voor wie de Franstalige ministers niet eens de moeite doen Nederlands te spreken.
In feite wil de minister van Justitie niet antwoorden op mijn vragen, ook niet op de schriftelijke vraag die ik een tijd geleden stelde. Ze heeft me toen verouderde cijfers meegedeeld. Nu doet de minister niet eens de moeite om zelf te antwoorden. Ze antwoordt alleen dat ze de nodige maatregelen zal nemen en wil ontmoedigen. Ik vraag geen ontmoediging, ik vraag een oplossing. Als er geen oplossing komt voor problemen als deze rot de maatschappij weg. De situatie van de gevangenen is op het ogenblik zeer slecht. Vandaag wordt zeker niet op een goede manier met gevangenen omgegaan.