3-255/1

3-255/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

18 MEI 2004


De betrekkingen van België met Centraal- Afrika : Rwanda


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR DE HEER HOSTEKINT


INHOUD


  1. INLEIDING
  2. HOORZITTINGEN
    1. Mevrouw Marie-France Cros, journaliste, « La Libre Belgique »
    2. Z.Exc. de heer Emmanuel Kayitana, ambassadeur van Rwanda
    3. De heer A. Theodorakis, raadadviseur bij de DG Ontwikkeling van de Europese Commissie
    4. De heer Alain Verhaagen, lector, VUB
    5. De heer Innocent Gakwaya, directeur van RAMA (la Rwandaise d'assurance maladie)
  3. AANBEVELINGEN
  4. STEMMINGEN

I. INLEIDING

De Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging besliste op 15 oktober 2003 het thema « De betrekkingen van België met Centraal-Afrika » grondig uit te spitten. Hiervoor werden de volgende rapporteurs aangeduid : mevrouw Sabine de Bethune, de heer Pierre Galand, de heer Patrick Hostekint en mevrouw Erika Thijs.

Dit thema bevat uiteraard drie luiken : de Democratische Republiek Congo, Rwanda en Burundi.

Voor het luik « Rwanda » werd de heer Patrick Hostekint als rapporteur aangeduid.

Er werden hoorzittingen georganiseerd met :

­ mevrouw Marie-France Cros, journaliste (« La Libre Belgique ») : 27/01/2004

­ Z.Exc. de heer Emmanuel Kayitana, ambassadeur van Rwanda : 27/01/2004

­ de heer A. Theodorakis, bijzonder raadadviseur, en de heer A. Christiaensen, hoofd van de desk Centraal-Afrika, van het DG Ontwikkeling van de Europese Commissie : 05/02/2004

­ de heer Alain Verhaagen, lector, ULB : 18/02/2004

­ de heer Innocent Gakwaya, directeur RAMA (la Rwandaise d'assurance maladie) : 18/02/2004

Hoofdstuk II van het verslag bevat de weergave van de hoorzittingen.

De rapporteur voor het luik « Rwanda », de heer Hostekint, stelde op basis van de hoorzittingen, een ontwerp van aanbevelingen op. Hierover werd tijdens de vergaderingen van 20 en 27 april 2004 uitvoerig van gedachten gewisseld. Dit gaf aanleiding tot een aantal amendementen vanwege de heren Jean Cornil, Pierre Galand en Lionel Vandenberghe en van de dames Isabelle Durant en Sabine de Bethune.

Hoofdstuk III van het verslag bevat de aldus door de Commissie aangepaste en verbeterde aanbevelingen.

II. HOORZITTINGEN

1. Mevrouw Marie-France Cros, journaliste, « La Libre Belgique »

1.1. Uiteenzetting van mevrouw Marie-France Cros

1. Rwanda is in hoge mate afhankelijk van buitenlandse financiële steun en is dus a priori gevoelig voor pressie.

Toch is de politieke cultuur die de FPR heeft meegebracht en die sterk onder de invloed van die van Oeganda staat, veel nationalistischer getint dan die van het vorige regime en die van Congo. Verder zal de leidende klasse in Kigali, wanneer de financiële belangen van Rwanda in conflict komen met hun veiligheidsbelangen, ongetwijfeld voor haar veiligheid kiezen.

Die twee gegevens verplichten ertoe op genuanceerde wijze de kaart van de politieke pressie te spelen, die uiteraard heel wat van haar kracht moet inboeten wanneer dat in gespreide slagorde plaats heeft.

2. Anders dan in Congo, kan Rwanda ­ net als Burundi ­ op het bestaan van een Staat en van een echt nationaal bewustzijn rekenen.

Beide landen maken immers deel uit van het kleine clubje van Staten die reeds voor de kolonisering bestonden ­ ook al lagen de grenzen toen enigszins anders. Dat brengt een belangrijk verschil van mentaliteit met zich in de administratie.

De sociale controle (tussen de mensen onderling) en de controle van de Staat over de burger zijn er sterker dan in Congo. Om die reden hadden president Kagame noch de partij aan de macht de fraude die men bij de verkiezingen van 2003 heeft waargenomen nodig om aan de macht te blijven. Blijkbaar was de fraude het werk van overijverige plaatselijke ambtenaren die bij Kigali in het gevlij wilden komen. Men dient echter te weten dat de Rwandezen huiverig staan tegenover de democratie : telkens als het land er dichterbij kwam, braken er onlusten uit. Het zal nog verscheidene jaren vergen voor die achterdochtige heuvelbewoners het concept onder de knie hebben.

3. Uit de ontmoetingen die ik met hem en zijn medewerkers heb gehad, besluit ik dat president Kagame een staatsman is. In die regio is dat zeldzaam genoeg om het te beklemtonen. Zijn belangrijkste zorg is de volgende : wat moet ik ondernemen opdat de Rwandezen binnen 20 jaar te eten hebben ?

Het probleem is dat de oplossingen tot dusver de militaire logica volgen.

4. Hoewel Rwanda een klein land is, heeft het het beste leger van de regio. Dat is wellicht te betreuren. De Rwandese leiders kunnen echter niet vergeten dat het daaraan te danken is dat hun land op gelijke voet met zijn grote buren omgaat en heeft kunnen afdwingen dat evenzeer rekening wordt gehouden met zijn belangen als met die van die buurlanden. Om die « Spartaanse » kant van Rwanda te veranderen moet men het land aan de middelen helpen om zijn onafhankelijkheid en zijn plaats in het forum der naties op een andere manier veilig te stellen.

5. Het etnisch probleem is niet ten gronde opgelost. Dat wil niet zeggen dat we morgen nieuwe uitbarstingen van geweld moeten verwachten. Het vuur kan jarenlang smeulen en als een aldoor dringend gevaar wegen op de toekomst van het land. Tenzij die jaren worden gebruikt om het individu zelfstandiger te maken ten opzichte van de ­ etnische of regionale ­ groep waartoe het behoort, en die voor dat individu een vangnet is voor de tegenslagen in het leven. In het algemeen haalt elke etnische groep in tijden van crisis de banden aan. Wanneer het beter gaat raakt de groep verdeeld langs regionale breuklijnen.

6. Een andere breuklijn wordt steeds duidelijker : die tussen de stad en het platteland. Kigali is buitengewoon dynamisch, het platteland trappelt ter plaatse. Het is van belang dat in de ontwikkelingsprojecten voor dat land meer aandacht gaat naar het dichten van die kloof.

1.2. Gedachtewisseling

De ambassadeur van Rwanda antwoordt aan mevrouw Cros dat het Rwandese ministerie van Binnenlandse Zaken met de demobilisatie bezig is. Bovendien worden veeteeltprogramma's opgezet om de oudstrijders terug te integreren in de samenleving. In voorkomend geval worden hun studiebeurzen ter beschikking gesteld. Bij gebrek aan financiële middelen, blijven dat echter bescheiden projecten.

De heer Hostekint vraagt aan de ambassadeur van Rwanda of zijn land nog militaire troepen in Congo heeft en hoe de verhouding tussen Rwanda en Congo evolueert.

Hij wenst de toestand te kennen van de berechting van de gevangenen, die door de ambassadeur niet aangemerkt werd als prioriteit.

De ambassadeur antwoordt dat Rwanda militair niet meer aanwezig is in Congo. Omdat het heel moeilijk is de nationaliteit van een persoon te bepalen, neemt men vaak personen uit Kivu op basis van hun uiterlijk voor Rwandezen. Mevrouw Cros meent echter dat, hoewel er verwarring is rond hun ware nationaliteit, er nog steeds Rwandeze militairen in Congo aanwezig zijn. Het gaat om regelmatige troepenzendingen met bewakingsopdrachten.

De ambassadeur verklaart dat het, gezien de omvang van de genocide, logisch is dat er veel personen bij betrokken zijn, maar dat er niet voldoende rechters zijn om al die zaken te behandelen. De leefomstandigheden in de gevangenissen zijn helaas bedroevend, maar aangezien de internationale gemeenschap niet met financiële middelen over de brug komt, kan Rwanda er geen andere bouwen.

De ambassadeur legt uit dat er vier categorieën van mensen bij de genocide betrokken zijn : de planners van de genocide, de tweede categorie zijn personen die criminele feiten hebben gepleegd. Onder de derde categorie vallen zij die zich schuldig hebben gemaakt aan zware misdrijven tegen personen zonder de bedoeling te doden. De vierde categorie ten slotte bestaat uit personen die misdrijven tegen goederen hebben gepleegd.

Rwanda probeert zijn gevangenissen te ontlasten door personen die minder ernstige feiten hebben gepleegd in vrijheid te stellen.

De jongste tijd zijn de betrekkingen tussen Congo en Rwanda verbeterd dankzij de uitwisseling van officiële missies. Er is sprake van het instellen van een gemengde commissie tussen beide landen.

Mevrouw Crombé-Berton deelt de mening van de dames Lizin en Durant dat de criteria voor de volkstelling bepalend zijn voor de wettigheid van een verkiezing. Voor de toegang tot de verkiezingen kunnen ofwel ruime ofwel strakke criteria worden gehanteerd. Aangezien Congo zo uitgestrekt is en een relatief kleine bevolking heeft, zouden de kiescriteria die beperkt zijn tot nationaliteit, kunnen worden uitgebreid tot verblijf- of woonplaats.

Mevrouw Cros antwoordt dat de Congolezen zelf de kiescriteria bepalen. Spreekster voegt er evenwel aan toe dat de Belgen onterecht menen dat Congo grond aan Rwanda kan afstaan, verblind als zij zijn door de uitgestrektheid van het land. Zij vergeten dat die gronden iemands eigendom zijn. Het onrechtmatig betreden van Congo door Rwanda, bemoeilijkt latere regelingen.

Mevrouw Crombé-Berton wenst te vernemen of België dan wel internationale financiële instellingen kunnen ingrijpen om de corruptie in Congo te bestrijden.

Mevrouw Cros antwoordt dat de corruptie nauw samenhangt met de levensomstandigheden van de Congolezen. De bevolking heeft de corruptie nodig om economisch en sociaal te kunnen overleven.

Mevrouw Crombé-Berton meent dat de Afrikaanse opvatting over democratie anders is dan de onze. Zij wenst verduidelijking over dat begrip.

Mevrouw Cros antwoordt dat de Congolezen geëmancipeerd moeten worden en daarvoor hun recht op zelfbeschikking moeten terugkrijgen. Zij citeert Mahatma Gandhi, die zei : « alles wat u in mijn voordeel doet zonder mij, doet u in mijn nadeel ».

De ambassadeur is het in grote lijnen eens met de analyse van mevrouw Cros. Hij blijft echter wel optimistisch, vooral omdat het helemaal niet gaat over een stammenoorlog. Rwanda en een aantal landen die druk hebben uitgeoefend, delen de verantwoordelijkheid. Hutu's en Tutsi's hebben eeuwen in vrede samengeleefd.

De oorlog is pas tien jaar geleden uitgebroken. Boutros Boutros-Ghali, VN-secretaris-generaal ten tijde van de genocide, heeft tegen Rwanda kunnen samenspannen omdat het een klein land was dat niemand interesseerde. Dat heeft hem het voorzitterschap van de « Francophonie » opgeleverd, voor « bewezen diensten » aan Frankrijk.

Mevrouw Durant vraagt of de ambassadeur het eens is met de analyse van mevrouw Cros over zijn land. Zij meent dat Rwanda een Staat is met een erg goed ontwikkeld nationaal besef en met een sterke sociale controle.

Mevrouw Durant wenst te vernemen welk aandeel in de Rwandese begroting naar oorlogsuitgaven gaat. De ambassadeur antwoordt dat hij dat zal onderzoeken.

Mevrouw Durant vraagt of er nog steeds Rwandese militairen aanwezig zijn in Oost-Congo. Hebben de zogenaamde « Gacaca »-rechtbanken het recht kunnen herstellen en is de betreurenswaardige situatie van de gevangenen intussen verbeterd ?

Spreekster meent dat de demilitarisering van Rwanda geen bevoegdheid is van ons land, maar moet passen in een internationale VN-operatie.

De voorzitster meent dat voor het sturen van Belgische troepen geen akkoord van de VN nodig is.

Mevrouw Cros antwoordt dat de Senaatscommissie over Rwanda precies heeft afgeraden dat soort militaire operaties in een internationaal kader uit te voeren. Het standpunt van België om geen troepen meer te sturen, betreft VN-operaties.

Mevrouw Derbaki Sbaï is verbaasd over de melding van mevrouw Cros dat er bij de verkiezingen fraude wordt gepleegd. Het land heeft een uitgesproken nationalistische cultuur en is volgens spreekster geëvolueerd in de juiste richting. Het ogenblik is dan ook gekomen om eerlijke verkiezingen te organiseren.

Mevrouw Derbaki Sbaï vraagt de ambassadeur of de demilitarisering van het land goed verloopt en of de rust in het grensgebied tussen Rwanda en Congo kan terugkeren.

De ambassadeur verwijst naar zijn antwoord aan mevrouw Durant over de demilitarisering van Rwanda.

De heer Galand meent dat de democratie in ere moet worden hersteld als « waardestelsel ». Hij vraagt of beide landen zullen overleggen over de criteria voor de volkstelling.

België moet een voortrekkersrol spelen in de internationale ontwikkelingshulp voor Rwanda, die momenteel weinig verwezenlijkt. Spreker wenst te vernemen wanneer de Internationale Conferentie over de Grote Meren van start gaat.

De ambassadeur antwoordt dat die conferentie in april 2004 zal worden gehouden in Naïrobi, maar dat hij de agenda nog niet kent.

De ambassadeur stelt verheugd vast dat de eerste minister en de Belgische overheid vergiffenis hebben gevraagd voor de genocide van tien jaar geleden. Dat gebaar toont aan wat een groot land België is en werd door de bevolking erg op prijs gesteld. Landen die het gebaar als zelfkastijding beschouwen, hebben ongelijk en treffen vaak meer schuld in de genocide dan België.

De voorzitster meent dat het opmerkelijk is hoe actueel het debat over de genocide ook tien jaar later nog is. Zij wijst erop dat minister van Buitenlandse Zaken Willy Claes, op een conferentie in Bonn in 1994 van VN-secretaris-generaal Boutros Boutros-Ghali de terugtrekking van de Belgische troepen uit Rwanda eiste. Zij verwijst ook naar de memoires van mevrouw Madeleine Albright, de vroegere Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, die beweert dat de VN in 1994 niet op de hoogte waren van de ernst van de toestand in Rwanda. De voorzitster betwijfelt dat ten stelligste.

Spreekster vraagt de ambassadeur hoe Rwanda zijn aansprakelijkheid voor de genocide nu 10 jaar later beschouwt.

Mevrouw Durant wenst ons land niet in de rol van beschuldigde te duwen, maar is veeleer voorstander van een partnerschap tussen beide landen.

Mevrouw Derbaki Sbaï meent dat de waarheid recht moet worden gedaan maar dat dat beide landen er niet van kan weerbehouden vooruit te gaan.

De heer Bomboko legt uit dat het Afrikaanse concept democratie gelijk is aan het westerse. Het is absurd te beweren dat Afrika geen democratisch regime kan hebben.

Congo en Rwanda moeten met goede wil van beide kanten in goede nabuurschap met elkaar leven. Spreker wijst erop dat na de genocide een miljoen vluchtelingen Congo hebben overspoeld zodat het ecosysteem van het land duurzaam werd verstoord. Dat toont aan dat het land erg geleden heeft onder de genocide.

2. Z.Exc. de heer Emmanuel Kayitana, ambassadeur van Rwanda

2.1. Uiteenzetting door Z.Exc. de heer Emmanuel Kayitana

Na de genocide van 1994 heeft de regering er alles aan gedaan om de vrede te herstellen. Een reflectie over de toekomst van Rwanda op lange termijn was uitermate nodig. De universiteiten, de privé-sector, de internationale geldschieters, de NGO's en het maatschappelijk middenveld hebben het jaar 2020 gekozen als deadline voor de verwezenlijking van hun ontwikkelingsplan. Concreet moeten tijdens de komende twintig jaar de volgende aspecten in de verf gezet worden :

1. de totstandkoming van een volwaardige natie;

2. de heroprichting van een werkelijke Staat;

3. de omkadering van de human resources;

4. de ruimtelijke ordening;

5. de ontwikkeling van stad en platteland en het aanleggen van de basisinfrastructuur;

6. de ontwikkeling van de privé-sector en van de landbouw en veeteelt;

7. het beheer van de natuurlijke rijkdommen en de bescherming van het milieu;

8. het bevorderen van wetenschap en technologie;

9. de regionale en internationale integratie.

Een onderzoek van meer dan twee jaar bij de Rwandese bevolking heeft uitgewezen welke haar prioriteiten op korte termijn zijn. Zo is het nationale programma voor armoedebestrijding (PNRD) tot stand gekomen.

De topprioriteit voor de bevolking is de plattelandsontwikkeling. De ontwikkeling van de human resources en van de economische basisinfrastructuur komen respectievelijk op de tweede en derde plaats. De ontwikkeling van de sector komt op de vierde plaats. Ten slotte bekleden good governance en ontwikkeling van de werkingsstructuren van de instellingen respectievelijk de vijfde en de zesde plaats.

Dat multidimensionaal plan werd onderzocht door Rwandezen en deskundigen van internationale instellingen en uit het buitenland. Het plan kan dienen als kader voor partnerschappen van Rwanda met de internationale gemeenschap.

De termijn van tien jaar voor de verwezenlijking van het nationale plan voor armoedebestrijding werd als te lang beschouwd. Uitgangspunt daarbij moest zijn enerzijds « Vision 2020 » en anderzijds het « PNRD-plan » om te komen tot een plan op kortere termijn.

Op grond daarvan werden de prioriteiten als volgt vastgelegd :

1. Intensivering van de kleinschalige landbouw en veeteelt, met inbegrip van vulgarisatie, krediet en steun inzake commercialisering en onderzoek naar rijst, soja, bonen, koffie en thee, die Rwandese exportproducten zijn. Dat houdt ook de ontwikkeling in van zaden voor de verschillende landbouwproducten.

2. Het uitvoeren van zeer arbeidsintensieve openbare werken, waaronder wegen en milieu-infrastructuur.

3. De uitroeiing van malaria en aids en de steun voor gezondheidswerkers.

4. Het bevorderen van het onderwijs. Er is een tekort aan arbeidskrachten en aan beroepsopleiding op dat vlak.

5. De verbetering van de economische infrastructuur, waaronder het wegennet en het spoor. Het versterken van de human resources dank zij steun aan de KMO's en de alfabetisering van volwassenen.

6. De rechtsbedeling door plaatselijke rechtbanken, genaamd « Gacaca ».

7. De terbeschikkingstelling van een woning voor daklozen ten gevolge van de genocide.

8. De ontwikkeling van sectoriële strategieën. Het algemeen kader waarin geldschieters kunnen werken is goed omlijnd.

3. De heer A. Theodorakis, raadadviseur bij het DG Ontwikkeling van de Europese Commissie

3.1. Uiteenzetting door de heer A. Theodorakis

Vergeleken met Burundi is Rwanda een land dat erin aan het slagen is om de uiterst ramplazige gevolgen van de tragische volkerenmoord van 1994 te boven te komen.

De steun van de Commissie past in het kader van de ontwikkelingsstrategie van de Rwandese regering, gebaseerd op de documenten « Vision 2020 » en « Stratégie pour la réduction de la pauvreté ». De voornaamste doelstellingen volgens die documenten zijn de armoedebestrijding, en de nationale eenheid en verzoening.

Om die doelstellingen te bereiken wil de regering de economie moderniseren dankzij de transformatie van de landbouw en de groei van de industrie en de dienstensector. Bovendien wordt het decentraliseringsproces beschouwd als een cruciaal element in die strategie.

Die globale visie op de ontwikkelingsstrategie voor het land blijkt op een meer gedetailleerd niveau uit de steun aan sectoren als het onderwijs, de strijd tegen HIV/AIDS, het milieu en de bestuurlijke decentralisatie waar de sectoriële strategieën reeds goed ontwikkeld zijn en thans uitgevoerd worden. In andere sectoren zoals de plattelandsontwikkeling en de volksgezondheid is de ontwikkeling van de sectoriële strategieën pas in 2003 begonnen.

2003 was een cruciaal jaar voor de politieke overgang in Rwanda. In dat jaar werd de nieuwe grondwet in een volksraadpleging met een ruime meerderheid goedgekeurd (93 %). De presidents- en de parlementsverkiezingen werden in september/oktober 2003 afgesloten met een overwinning voor president Paul Kagame en zijn partij- en bondgenoten : zij haalden 95 % van de stemmen. Hoewel een verkiezingswaarnemingscommissie van de EU een aantal zwakke punten vaststelde in het verloop en de organisatie van de verkiezingen, is de legitimiteit van de regering nooit in twijfel getrokken.

De regionale spanningen namen in 2003 ook aanzienlijk af. In het begin van het jaar werden opnieuw vriendschapsbanden aangeknoopt met Oeganda. Daarna werden de diplomatieke betrekkingen met de nieuwe regering van nationale eenheid van de Democratische Republiek Congo genormaliseerd.

Wat de structurele samenwerking met de Europese Commissie betreft, die bestond tussen 1995 en 1999 vooral uit steun aan de heropbouw na de genocide. Er werd massale humanitaire hulp, noodhulp en hulp bij de fysieke wederopbouw geboden, maar ook steun aan de uitbouw van het gerechtelijk systeem en het gerechtelijk apparaat. De verschillende financiële instrumenten die ons ter beschikking staan ­ het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), het optreden van ECHO, en de begrotingsonderdelen ­ zijn op complementaire wijze gebruikt. Tijdens die fase heeft de Europese Commissie ongeveer 650 miljoen euro vrijgemaakt.

De volgende fase in de samenwerking met Rwanda is in 2000 begonnen met de ondertekening van het Nationaal Indicatief Programma (CNIP) van het 8e EOF. Die overgang naar samenwerking op de lange termijn en naar het bepalen van een armoedebestrijdingstrategie ging vergezeld van een aantal wederopbouwcampagnes. Zo loopt er momenteel een programma voor voedselzekerheid met vernieuwende initiatieven met betrekking tot het scheppen van banen in de steden en op het platteland, alsook een programma voor de herstructurering van de koffiesector gefinancierd door ST ABEX.

Na de fase van de wederopbouw is dus een meer gestructureerde aanpak gevolgd, met name door de uitwerking van sectorale strategieën en door de invoering van institutionele mechanismen en van een budgettair programma, die tot doel hebben de hulp rationeel te beheren.

Vanaf dan is de samenwerking tussen de Europese Commissie en Rwanda er sterk op vooruit gegaan. De restanten van het oude EOF zijn eerst opgebruikt en dan zijn de fondsen van het 9e EOF ingezet. Binnen negen maanden na de ondertekening van het strategisch document in maart 2003 zijn bijna 95 miljoen euro vrijgemaakt, of 72 % van de programmeerbare fondsen.

Voor het gebruik van het 9e EOF is een strategie ontwikkeld, waarbij ons optreden wordt geconcentreerd rond een aantal krachtlijnen : de rurale ontwikkeling, de rehabilitatie en wederopbouw van de grote infrastructuren, budgettaire steun, justitie, verzoening en de opbouw van de mogelijkheden van de burgermaatschappij.

Met betrekking tot de rurale ontwikkeling heeft de regering in 2003 aanzienlijke vooruitgang geboekt. Zij heeft een nieuw juridisch en institutioneel kader gecreëerd en sectorale strategieën voorbereid samen met de bijhorende beleidslijnen. Dat zou de volgende jaren tot concrete resultaten moeten leiden. De sector van de rurale ontwikkeling heeft een bedrag van 32 miljoen euro gekregen voor de armoedebestrijding. Daaronder valt ook de steun aan de lokale overheden en aan de toepassing van het Ubudehe-initiatief, waarbij voor de planning van de ontwikkeling wordt uitgegaan van de plaatselijke gemeenschap.

Op het vlak van de rurale ontwikkeling zal bijzondere aandacht gaan naar gender- en milieukwesties. Aangezien de meeste landbouwers vrouwen zijn, zullen vooral vrouwen er voordeel bij hebben dat er op het platteland nieuwe banen worden gecreëerd. Ten slotte zullen de hergroepering van de rurale gebieden en de economische activiteiten die ontstaan in de marge van de landbouwexploitatie, de druk op de bebouwbare gronden en de aantasting van het milieu doen afnemen.

Ook op het vlak van de ontwikkeling van een strategie in de infrastructuursector zijn bemoedigende resultaten geboekt. Die strategie houdt rekening met de belangrijkste elementen uit het transportbeleid en wordt gelinkt aan de strategie inzake rurale ontwikkeling. De strategie zal in 2004 worden afgerond met de hulp van de Europese Commissie en de Wereldbank. In 2004 en 2005 worden ook een aantal grote infrastructuurprojecten voltooid die gefinancierd worden door het EOF. Momenteel worden twee programma's uitgevoerd die de wederopbouw van infrastructuur en openbare gebouwen tot doel hebben. Met betrekking tot de wederopbouw van het nationale wegennet (Gitarame ­ Akanyaru, Kigali ­ Kayonza), zijn overeenkomsten ondertekend voor een bedrag van meer dan 40 miljoen euro. De werken zijn al begonnen.

Eerlang wordt een overeenkomst ondertekend met betrekking tot de wederopbouw van de luchthaven van Kigali, die mede wordt gefinancierd door de Europese Investeringsbank. Hetzelfde geldt voor de wederopbouw van het Hooggerechtshof. Ten slotte worden nog twee infrastructuurprojecten voorbereid : een drinkwatervoorzieningsproject in Bugasera (19,3 miljoen euro), en de wederopbouw van de gebouwen van de Assemblée nationale en van het ministerie van Justitie (5 miljoen euro).

Het voornaamste hulpprogramma van de Europese Commissie in de sector van Justitie, verzoening en de burgermaatschappij wordt gefinancierd door het 9e EOF. Het bestaat uit technische bijstand op lange termijn aan het ministerie van Justitie, maar ook uit steun aan NGO's, bijvoorbeeld voor de monitoring van het « Gacaca »-proces, en aan culturele activiteiten.

De Commissie heeft ook de politieke overgang financieel gesteund. Zo heeft zij steun geboden voor de organisatie van de verkiezingen in 2003 en voor de verkiezingswaarnemingscommissie van de Europese Unie. De Europese Commissie blijft haar begrotingsonderdelen gebruiken om de projecten van NGO's in 2003 te financieren, en om steun te bieden aan projecten op het vlak van de democratie en de mensenrechten en aan projecten van cofinanciering met de plaatselijke NGO's teneinde hun mogelijkheden te verruimen.

3.2. Gedachtewisseling

Mevrouw Lizin vraagt of de bedragen van het 9e EOF door de kredietgevers kunnen worden gerecupereerd.

Overigens betwijfelt ze of de landen de toegekende bedragen kunnen uitgeven. Er zijn blokkeringen.

De heer Galand vraagt zich af of de internationale gemeenschap wel doet wat ze moet doen.

Uiteraard zijn er plaatsgebonden verantwoordelijkheden, maar die landen zijn op hun beurt het slachtoffer van de Amerikaanse-Britse geopolitieke en geostrategische visie (bijvoorbeeld via het Oegandese plan).

In hun analyse zijn ze gekant tegen de gemeenschap die onder Franse invloed staat. Is men erin geslaagd vandaag een nieuwe gemeenschappelijke visie uit te werken die overeenstemt met de doelstellingen en behoeften van de Congolese partners ? Aangezien de Congolese operatie riskant is, rijst de vraag of de Europese Unie steeds een coherent beleid van internationale ondersteuning voert.

De heer Galand heeft ook vragen bij het financieringsprobleem. Is het saldo van het 7e en 8e EOF aan het 9e EOF overgedragen ? Zijn de bedragen die de heer Theodorakis heeft vermeld, leningen of giften ? Hoe worden ze geboekt op Europees niveau ? Zijn ze in de OESO-cijfers opgenomen ? Spreker vraagt nadere informatie over de gezondheidsprojecten. Welk beleid wil de Europese Unie bijvoorbeeld voeren ten opzichte van de Sendwe-universiteit van Lubumbashi ?

Mevrouw Durant beklemtoont het belang van de veiligheid en van de demobilisatie van al wie geen deel uitmaakt van het Congolese leger. Eén van de voorwaarden voor het algemene herstel is dat een einde wordt gemaakt aan het optreden van gewapende bendes en aan de plunderingen. Wat denkt spreker over de steun die de Europese Unie kan geven aan programma's zoals in Mozambique werden ontwikkeld (indertijd met de heer Ajello) via NGO's en over het partnerschap voor de demobilisatie en de demilitarisatie van alle strijdende partijen die geen deel uitmaken van het leger ? Hoe denkt de Europese Unie op dat gebied op te treden ?

Welke contacten zijn er tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties in verband met partnerschappen voor de ondersteuning van de overgang in Congo en in de regio, in verband met de politieke, financiële en andere steun die moet worden gegeven ?

Aan de hand van welke criteria evalueert de Europese Unie het gebruik van de middelen, de projecten, enz. ?

De heer Christiaensens heeft 30 jaar ervaring in Afrika.

Hij heeft de onderhandelingen in Arusha en Sun City gevolgd. Hij was gedurende vier jaar het hoofd van de delegatie in Tanzania die onderhandelde met Mandela en Nyerere. Bovendien werkte hij gedurende 27 jaar voor het Europees Ontwikkelingsfonds.

De zienswijze van de Verenigde Staten in Afrika is heel verschillend van die van de Europese Unie, omdat ze niet met de regeringen maar rechtstreeks met de Amerikaanse contractanten handelen die goed werk leveren maar een groot deel van het budget opslorpen. In de DRC en in Burundi financieren de Verenigde Staten bijna hoofdzakelijk de humanitaire hulp, maar ook de spoorweglijn van Kibundu in Katanga met de hulp van Amerikaanse NGO's.

Er is het principe van « linking relief, rehabilitation and development ». De situatie desbetreffende is verschillend van land tot land. In Rwanda heeft men reeds 600 miljoen euro besteed aan « relief, rehabilitation and development ». In de DRC zit men nog in de eerste fase van de RR, maar de negende FED zal al meer aandacht aan het luik ontwikkeling besteden. Hetzelfde fenomeen stelt men in Burundi vast, hoewel de EU er reeds langer werkzaam is.

Alle programma's bevatten eveneens een tabel met indicatoren (cf. de Millenium development goals van de VN). De dag van vandaag is men in staat systematisch impact en resultaten van de programma's te meten.

4. De heer Alain Verhaagen, lector aan de ULB

4.1. Uiteenzetting van de heer Verhaagen

Reeds 10 jaar lang probeert Rwanda zijn verleden te verwerken om aan de toekomst te kunnen bouwen. Vandaag lijkt de Rwandese maatschappij haar vitaliteit herwonnen te hebben. Er bestaan echter twee zeer ernstige bedreigingen voor die dynamiek : de eerste is de angst, de tweede de tijd. De volkerenmoord was goed georganiseerd. De weinige overlevenden leven in de verlammende angst dat de volkerenmoord « afgewerkt » wordt. Die angst wordt aangewakkerd door het feit dat vele moordenaars opnieuw vrijgekomen zijn.

Ook bij de Hutubevolking die met de Tutsi overlevenden samenleeft, heerst er angst. De grote meerderheid van de Hutu's zijn onschuldig maar zij vrezen op een dag in verdenking gesteld te worden. Die angst is een grote uitdaging voor de Rwandese regering van nationale eenheid. Tien jaar is niet genoeg om afstand te kunnen nemen van de diepe gevoelens en emoties die ondertussen tot waanbeelden zijn uitgegroeid.

De tweede bedreiging voor de nieuwe dynamiek, de tijd, kan heilzaam zijn om de angst te doen wegebben, maar terzelfdertijd onderhoudt hij ook die angst.

De tijd moet ervoor zorgen dat de mentaliteit die heerste van 1959 tot 1994, verandert. In die periode werd een groot deel van de Rwandese bevolking niet als mensen beschouwd. Spreker haalt het voorbeeld aan van de heer Faustin Twagiramungo, die een campagne gevoerd heeft waarbij een deel van de Rwandezen genegeerd werden. Hij stelt zijn land voor als een spar waarvan de top, « de Tutsi » het enige belangrijke deel zijn.

Wat betreft de verkiezingsresultaten van oktober 2003 is het verslag opgemaakt door de « Francophonie » (1) in tegenstrijd met het verslag van de waarnemers van de Europese Unie, maar niet met het officiële verslag van de Europese Unie. Volgens het verslag van de afvaardiging van de spreker zijn de verkiezingen op een correcte manier en in overeenstemming met de wet verlopen.

Spreker is verheugd over het feit dat twee partijen, die door de regering die verantwoordelijk is voor de volkerenmoord tussen 1991 en 1994, dus vóór de volkerenmoord, nagenoeg uitgeroeid werden ­ namelijk de PSD (Parti social démocrate) en de PL (Parti libéral) ­ met weinig middelen erin geslaagd zijn om bijna een kwart van de Rwandeze kiezers voor zich te winnen. Een kartel van vijf partijen onder leiding van de FPR heeft 70 % van de stemmen behaald.

Spreker wijst erop dat België de ontwikkeling van de regio rond de Grote Meren nooit op een strategische manier benaderd heeft. Vandaag neemt ons land een tactische houding aan door te reageren op wat er ginds gebeurt. Dat betekent al een vooruitgang ten opzichte van het verleden.

4.2. Gedachtewisseling

De heer Hostekint wijst erop dat de regering Verhofstadt II een vooraanstaande rol wil spelen in de regio van de Grote Meren. Spreker wenst te weten in welke domeinen ons land hulp kan bieden. België wil trouwens ook een militaire rol spelen en zou zich eventueel ook militair engageren in Burundi. Het lid staat er nogal weigerachtig tegen gezien de gebeurtenissen in Rwanda met de Belgische para's in 1994. Het lid wenst te weten wat de mening is van professor Verhaagen betreffende de Belgische militaire inmenging in Burundi, Congo en eventueel ook in Rwanda.

De heer Verhaagen antwoordt dat België waarborgen kan bieden aan potentiële investeerders. Daar is over gesproken tijdens het bezoek van president Kabila en het dossier lijkt de goede richting uit te gaan.

De Rwandese Staat kan geen belastingen heffen op de inkomsten van bedrijven als rechtspersonen omdat zulks hun heropleving zou schaden. Ook het belasten van natuurlijke personen die met minder dan één euro per dag moeten overleven, is uitgesloten. Het enige wat overblijft is dus de ontwikkelingshulp. Er moet vooral hulp komen voor het lager onderwijs. Thans beperkt België zich tot het toekennen van beurzen voor de derde graad. Zonder bijkomende financiële hulp dreigt het land in minder dan één generatie bestuurd te worden door bijna-analfabeten.

Ons land kan niet verdacht worden van het houden van een verborgen agenda en bevindt zich dus in een gunstige positie om een ontwikkelingsstrategie in de regio uit te werken. Rwanda kent momenteel een groei van 9 % dankzij de diaspora die in het land teruggekeerd is. Die troef moet uitgespeeld worden in het kader van een coherente strategie. Portugal heeft veel meer strategische ambitie dan ons land ondanks het feit dat zijn economie veel zwakker is dan de onze. Het komt de parlementsleden toe om de regering op een positieve manier aan de kaak te stellen en te dwingen om die strategische ambitie uit te werken.

Wat het militaire aspect betreft, lijken de verwijten van generaal Romeo Dallaire aan het adres van de Belgische para's hem volkomen onterecht. Door af te wijken van zijn VN-mandaat had hij, op grond van zijn militair gezag ter plaatse, het peloton van Rwandese moordenaars kunnen terugroepen. Dat had het leven van de Belgische para's kunnen redden maar had ook de volkerenmoord in de kiem kunnen smoren.

Als België aan militaire samenwerking wil doen, moet het ook blijk geven van een strategische visie. Dat zou ontsporingen zoals plunderingen kunnen voorkomen. Op dat vlak is er dus pedagogisch en juridisch werk te verrichten.

5. De heer Innocent Gakwaya, directeur van RAMA (la Rwandaise d'assurance maladie).

5.1. Uiteenzetting door de heer Innocent Gakwaya

1. GEOGRAFISCHE EN ECONOMISCHE TOESTAND VAN RWANDA

Geografische toestand

Rwanda is het ingesloten landje in Centraal-Afrika, dat men gemeenzaam « het Afrika van de Grote Meren » noemt.

De volledige oppervlakte bedraagt 26 338 km2, voor een bevolking van 8 300 000 inwoners, waardoor de bevolkingsdichtheid 315 inwoners per km2 bedraagt. Dat maakt het één van de dichtst bevolkte landen van Afrika.

Het land is in 12 provincies opgedeeld (11 plus de hoofstad Kigali); het telt 107 administratieve districten (vergelijkbaar met de gemeenten in België); die districten zijn op hun beurt onderverdeeld in sectoren (1 545) en die ten slotte in cellen (de kleinste administratieve eenheid, waarvan er 9 175 zijn).

Economische toestand

De economische toestand van het land is zorgwekkend : burgeroorlog, genocide, ballingschap en terugkeer van de vluchtelingen zijn feiten die de structurele toestand van het onderontwikkelde land nog erger hebben gemaakt.

Sociaal-economische kencijfers

Bevolking in miljoen inwoners : 8,343;

Natuurlijke bevolkingsgroei (geboorten-overlijdens) : 2,9 %;

BBP/inwoner/ jaar in USD : 210;

Bevolking onder de armoedegrens : 60 %;

Overheidsschuld in (duizend) USD : 1 442;

Buitenlandse hulp in (miljoen) USD : 430;

Verwachte jaarlijkse groei : 8 %.

Andere gegevens :

­ de landbouw is goed voor 41 % van het BBP en voor 91 % van de banen;

­ 90 % van de bevolking woont op het platteland en 53,5 % is van het vrouwelijke geslacht;

­ 50 % van de bevolking is jonger dan 20 jaar en de helft daarvan is na de genocide geboren.

2. GEZONDHEIDSSITUATIE IN RWANDA

A. Algemene situatie

De kencijfers inzake gezondheid gaan samen met de sociaal-economische :

Levensverwachting bij de geboorte (jaar) : 49;

Sterftecijfer moeders (per 100 000 geboorten van levende kinderen) : 810;

Sterftecijfer (per 1 000 geboorten van levende kinderen) : 107;

Vruchtbaarheidscijfer (aantal kinderen/geslachtsrijpe vrouw) : 5,8;

Ondervoedingsprevalentie (jonger dan 5 jaar) : 27 %;

Aids-prevalentie (bevolking van 15 tot 49 jaar) : 13 %.

Belangrijke inheemse ziekten

­ malaria : de eerste ziekte- en doodsoorzaak;

­ aids : prevalentie van 13 %;

­ diarreeziekten en parasitosen.

Directiestructuren volksgezondheid

Centraal niveau :

­ Ministerie van Volksgezondheid;

­ Staatssecretaris belast met de strijd tegen aids en endemieën;

Regionaal niveau : Regionale Directie voor de Volksgezondheid (komt min of meer overeen met de provincies);

Lokaal niveau : gezondheidsdistrict (komt min of meer overeen met de administratieve districten);

Basisniveau : gezondheidscentrum (komt min of meer overeen met de administratieve sectoren).

Piramide van de gezondheidsinfrastructuur

Centraal niveau :

­ 3 ziekenhuizen met nationale uitstraling;

­ 1 militair hospitaal;

­ 1 neuropsychiatrisch ziekenhuis.

Regionaal en plaatselijk niveau : 39 districtsziekenhuizen.

Basisniveau : 350 erkende gezondheidscentra en poliklinieken.

Human resources

­ Artsen (alle specialiteiten) : 400, maar 350 die werkelijk de geneeskunde uitoefenen : dat is 1 arts per 25 000 inwoners.

­ Apothekers : ongeveer 100 of 1 apotheker per 80 000 inwoners.

­ Verpleegsters en vroedvrouwen : ongeveer 3 000 of 1 verpleegster per 2 800 inwoners.

Talrijke scholen voor paramedici kennen momenteel een grote bloei in Rwanda zodat de human resources van vóór de genocide op middellange termijn (5 tot 10 jaar) weer hersteld zullen zijn.

B. Financiering van de gezondheidszorg in Rwanda

Spreiding van de lasten

­ Rwandese Staat : draagt 9 % bij in het totaal van de gezondheidsuitgaven :

­ totaal in miljoen FRW : 3 660;

­ % van het staatsbudget voor gezondheidszorg : 3,1 %;

­ % van de gezondheidsuitgaven/BBP : 0,6 %;

­ gezondheidsuitgaven per inwoner in USD : 1,2;

­ bijdrage van de bevolking : 33 %;

­ privé-ondernemingen : 5 %;

­ overheidsbedrijven : 3 %;

­ buitenlandse hulp : 50 % die als volgt gespreid is :

­ België 26 %,

­ USAID 23 %,

­ andere 1 %.

Recupereren van de kosten voor gezondheidszorg

Historisch overzicht

In 1978 verdedigt het BAMAKO-initiatief de deelname van de gemeenschap aan het management van de gezondsheiszorg, om die basisgezondheidszorg efficiënt, toegankelijk en financieel leefbaar te maken. Er moest een einde komen aan de gewoonte dat gezondheidszorg kosteloos was.

In 1979 onderschreef Rwanda de verklaring van Alma Ata, die « gezondheid voor allen in 2000 » voorstond. Die conferentie was gericht op de primaire gezondheidszorg : het ging om geïntegreerde (promotioneel, preventief en curatief) en doorlopende gezondheidszorg die voor allen toegankelijk moet zijn.

Vandaag ontwikkelt de regering het « vision 2020 »-plan.

Opmerking

De financiering van de gezondheidszorg doet in Rwanda allerlei problemen rijzen : ze vergt steeds meer middelen en een steeds complexer management.

Het is duidelijk dat die financiering nog erg afhankelijk is van buitenlandse hulp, hoofdzakelijk die van België.

Men heeft dus mechanismen moeten instellen waardoor allen op termijn toegang moeten krijgen tot de gezondheidszorg. Men moest (moet) met andere woorden streven naar een systeem dat voorziet in gezondheidszorg voor iedereen.

« Vision 2020 » van de Rwandese regering heeft tot doel het land uit de onderontwikkeling en uit de armoede te halen door een BBP van 900 USD per jaar en per inwoner te halen in 2020. Wat gezondheid betreft, wil dat plan de afhankelijkheid van het buitenland inzake financiering te beperken.

Op het einde van de huidige zevenjarige ambtstermijn die pas begonnen is, wil Rwanda een volwaardig stelsel van ziekteverzekering uitbouwen voor de basisgezondheidszorg, die van goede kwaliteit moet zijn, en geografisch en financieel toegankelijk voor de hele bevolking.

Dekking van de gezondheidszorg

Het huidige Rwanda is verdeeld in twee economische sectoren :

1. de « gestructureerde » sector, waarin slechts 10 % van de bevolking actief is;

2. de « informele » sector, waarin de overige 90 % werkzaam zijn, namelijk :

a) de landbouwers en veetelers op het platteland;

b) de kleine ambachtslieden en handelaars alsook de werklozen, voornamelijk in de steden.

1. De gestructureerde sector

Het betreft het deel van de bevolking met een officieel betaalde betrekking (wedde, inkomsten) dat bekend is bij de diensten van de sociale zekerheid, de belastingen of andere administraties. Die minderheid van de bevolking wordt in meer dan één opzicht bevoordeeld :

­ zij hebben werk waaraan inkomsten verbonden zijn (meestal een wedde);

­ zij behoren tot het geschoolde deel van de bevolking;

­ zij hebben toegang tot moderne informatiemiddelen;

­ zij hebben toegang tot de basisvoorzieningen (water, elektriciteit, woning, hygiëne, vervoer, enz.);

­ zij hebben gemakkelijker toegang tot gezondheidszorg op bijna alle niveaus.

Bovendien genieten zij een betere dekking van de gezondheidszorg.

Voor hen bestaat :

a) de Caisse Sociale du Rwanda (CSR). Hoewel zij noch de ziekte, noch de gezinsbijslag dekt, biedt zij toch een dekking inzake beroepsziekten, invaliditeit, pensioenen en arbeidsongevallen. Op dat vlak dekt zij ongeveer 100 000 mensen. Bovendien neemt de CSR de volledige kosten inzake gezondheidszorg van haar werknemers voor haar rekening.

b) De Rwandaise d'Assurance-Maladie (RAMA) treedt op in de gestructureerde sector :

a) in 2001 werd zij opgericht voor de ambtenaren van de overheid en de parastatalen.

b) Sinds 2003 is zij ook voor privé-bedrijven toegankelijk.

Voor de ambtenaren van de overheid en de parastatalen is die verzekering verplicht, via een vaste inhouding op de basiswedde (bijdrage) en 15 % remgeld op de verstrekte zorg.

Voor de privé-sector is de aansluiting vrijwillig (op aanvraag) maar de voorwaarden zijn dezelfde als voor de ambtenaren.

Momenteel dekt de RAMA 180 000 personen, of 2,2 % van de bevolking.

c) De andere soorten verzekeringen :

a. de verzekeringen van de grote scholen;

b. de verzekeringen van de geloofsgemeenschappen;

c. de verzekeringen van enkele ziekenhuizen.

Die sector dekt slechts 15 tot 20 000 mensen.

d) De grote privé-ondernemingen (banken, verzekeringsmaatschappijen, bedrijven) voorzien in de gezondheidszorg van hun werknemers, al dan niet door een bijdrage of remgeld.

In totaal gaat het om 25 000 personen.

Opmerkelijk is dat de vier grote verzekeringsmaatschappijen (nog) geen ziekteverzekering aan hun klanten aanbieden.

2. De niet-gestructureerde of informele sector (90 % van de bevolking)

a) Context

Tot voor kort moest elke behandeling vooraf betaald worden. Daardoor was de gezondheidszorg ontoegankelijk voor een groot deel van de bevolking, die in armoede leeft.

Men heeft dus het begrip ziekteverzekering via een ziekenfonds moeten invoeren zodat de burgers zich solidair opstellen en zich kunnen laten verzorgen.

Beginsel

De regering zet de bevolking op intensieve wijze aan om zich aan te sluiten bij dat beginsel, dat gegrond is op :

­ de solidariteit van een gemeenschap van inwoners (bijv. rond een gezondheidscentrum);

­ een jaarlijkse of halfjaarlijkse bijdrage per gezin bepaald door de gemeenschap;

­ het ziekenfonds wordt beheerd volgens regels die de gemeenschap vastlegt;

­ de gedekte behandelingen worden vastgesteld door de gemeenschap, bijgestaan door de zorgverleners;

Moeilijkheden

Die initiatieven voor een ziekenfonds bevinden zich op sommige plaatsen nog in een experimenteel stadium maar op andere plaatsen komen zij stilaan op kruissnelheid (de oudste bestaan 4 jaar).

Alle lijden ze echter aan dezelfde kwalen, en niet de geringste :

­ het ontbreken van een wettelijk kader, waar nog de laatste hand aan gelegd moet worden (wet van 1958);

­ de bijdragen zijn klein in verhouding tot de kosten van de behandeling en de geringe koopkracht van de bevolking: zij variëren dan ook sterk (ongeveer 2 500 FRW per jaar en per gezin van zeven personen);

­ in het algemeen is het aantal « vaste » bijdragen gering :

­ het minimumpakket verzorging waarop het ziekenfonds recht geeft is vrij beperkt;

­ het feit dat alleen zij die met gezondheidsproblemen kampen een bijdrage storten en de tendens tot overconsumptie omdat men een bijdrage stort, zijn vaak voorkomende problemen;

­ het gebrek aan professionalisme in het beheer van de ziekenfondsen leidt tot fraude, misbruik, enz.;

­ de gewoonte om zich te verzekeren tegen een hypothetisch gevaar is nog niet verankerd in de mentaliteit van de Rwandese boeren;

­ het feit van beschouwd te worden als een bron van financiering door de verzorgingsstructuren kan leiden tot overconsumptie.

Er bestaat een segment van de bevolking dat moeilijk kwantificeerbaar en uiterst kwetsbaar is : de behoeftigen. Zij zijn de armsten onder de armen : zij beantwoorden aan de selectiecriteria die vastgelegd zijn door de gemeenschappen waarin zij leven.

Die behoeftigen worden (gratis) door de Staat opgevangen of door een NGO-liefdadigheidsorganisatie.

Het risico bestaat dat wie onder één hoedje kan spelen met beleidsmensen zich als behoeftige laat registreren.

Ondanks al die problemen blijven de ziekenfondsen het meest realistische middel om de dekking van de gezondheidszorg te verzekeren in de « informele » sector.

b) Huidige toestand van de ziekenfondsen

Er bestaan nu 107 ziekenfondsen over het hele land. Zij dekken ongeveer 650 000 mensen, of 8 % van de bevolking.

c) Toekomst van de ziekenfondsen

De ontwikkeling van de ziekenfondsen is een van de prioriteiten van de regering. Hun voortbestaan zal echter afhangen van de ontwikkeling van het multisectoriële partnerschap tussen die fondsen en :

­ de organisatie van de zorgsector;

­ het verenigingsleven;

­ de plaatselijke financiële instellingen (micro-kredieten, ...);

­ de Staat, die de verplichte partner is voor de ontwikkeling van de ziekenfondsen;

­ de andere vormen van verzekering voor de overige bevolkingslagen;

­ de andere ziekenfondsen om te komen tot federaties van ziekenfondsen;

­ kredietgevers.

C. Armoedebestrijding

De regering heeft sinds 2000 een grootscheeps nationaal programma van armoedebestrijding opgezet. De zorgverlening neemt er een belangrijke plaats in.

Een goede gezondheid is dus noodzakelijk om te kunnen werken en minder arm te zijn, terwijl minder arm zijn het mogelijk maakt zich beter te verzorgen.

D. Strijd tegen aids

De regering heeft beslissingsstructuren en operationele structuren opgezet om een harde strijd tegen HIV-aids te voeren.

De opmerkelijkste feiten in dat domein zijn :

­ het algemeen en zeer goedkoop ter beschikking stellen van voorbehoedsmiddelen;

­ veralgemening van vrijwillig en goedkoop testen;

­ gebruik van anti-retrovirale medicijnen tegen lage en nog steeds dalende prijzen : momenteel kost de behandeling van een aidspatiënt 20 000 Rwandese frank per maand, of 27,5 euro;

­ de Rwandese Staat heeft een partij medicijnen gekregen om de komende drie tot vijf jaar 5 000 personen te kunnen beginnen behandelen. Dat vergt nog nadere studie om de toegangscriteria voor die behandeling vast te leggen : alleen armen en mensen met een laag inkomen kunnen gratis worden behandeld.

3. DOELSTELLINGEN

1. De ziekenfondsen hebben slechts één doel : een zo groot mogelijk deel van de bevolking in de informele sector bereiken (90 %). Daartoe moeten zij :

­ zich over het hele nationale grondgebied verspreiden;

­ zo snel mogelijk onafhankelijk worden;

­ hun voortbestaan veilig stellen.

2. De RAMA heeft de volgende doelstellingen :

1. alle loontrekkende werknemers dekken (6 % van de bevolking);

2. de particuliere gestructureerde sector aansporen om vrijwillig toe te treden;

3. zich inpassen in het samenwerkingsproces met de ziekenfondsen, zodra zij gefedereerd zijn en wettelijk bestaansrecht hebben.

4. VOORSTELLING VAN DE RAMA (RWANDAISE D'ASSURANCE MALADIE)

Historische achtergrond

De wet van 1974 inzake de werking van de overheid bepaalde dat ambtenaren gratis medische verzorging krijgen.

In 1993 stelde de Caisse sociale du Rwanda (CSR) een wetsontwerp voor inzake de ziekteverzekering van ambtenaren, met de bijbehorende uitvoeringsbepalingen.

In 1994 ontving de minister van Ambtenarenzaken en Arbeid de voorstellen. Hij merkte echter op dat het onmogelijk is wie dan ook zomaar gratis medisch te verzorgen omdat het land net met de uitvoering bezig is van het initiatief van Bamako (Mali, 1978), dat bepaalt dat iedereen moet bijdragen tot de gezondheidszorg. Er werd een commissie opgericht om de zaak te onderzoeken.

In 1995 ontstond het plan om een orgaan op te richten dat instaat voor de gezondheidszorg die wordt verstrekt aan de ambtenaren. Dat moest gebaseerd zijn op een solidariteitsmechanisme.

Op 1 mei 1998 besliste de regering de medische verzorging van de ambtenaren te bekostigen.

Op 1 januari 1999 werd de beslissing uitvoerbaar verklaard : iedere ambtenaar draagt 5 % van zijn basisloon bij en de regering (werkgever) draagt eveneens 5 % bij. Dat stelsel, dat wordt beheerd door een organisatie die niet afhangt van de Staat, heeft echter geleid tot verschillen in de toegankelijkheid van de gezondheidszorg tussen uiteenlopende categorieën werknemers.

Daarom heeft de commissie het voorstel voor een ziekteverzekering voor werknemers versneld. Zij heeft dat gedaan via een theoretische berekening van 15 % van de bijdrage op het basisloon van een ambtenaar.

Sedert 1 maart 2001 bestaat de ziekteverzekering RAMA (Rwandaise d'assurance maladie) en worden de ambtenaren van de centrale overheid, van de nationale politie, onderwijzers, gevangenisbewakers en hoge kaderleden van de regering, geregistreerd : zij betalen elk 10 % van het basisloon en de werkgever betaalt 5 %.

Sedert januari 2002 zijn die bijdragen aangepast en betaalt iedere partij 7,5 %.

Sedert maart 2003 mag RAMA ook andere werknemers verzekeren.

De hoedanigheid van lid

De begunstigden van RAMA zijn :

­ het aangesloten lid, dat wil zeggen hij (zij) die de bijdragen betaalt;

­ de « rechthebbenden » of de personen die van hem (haar) afhankelijk zijn;

­ de wettige echtgenoot van het aangesloten lid;

­ de wettige of wettelijk erkende kinderen;

­ het kind voor wie het aangesloten lid wettelijk aansprakelijk is;

­ het geadopteerde kind.

Het door het aangesloten lid verzekerde kind moet aan de volgende voorwaarden voldoen :

­ vrijgezel zijn zonder inkomen;

­ minder dan 18 jaar oud of als het gaat om een student, minder dan 25 jaar oud zijn;

­ als de persoon meer dan 25 jaar oud is, moet hij ongeschikt zijn om bezoldigde arbeid uit te oefenen. Die arbeidsongeschiktheid moet door een door de Staat erkende arts zijn vastgesteld.

Echtgenoten :

Als beide echtgenoten overheidsambtenaren zijn of in dezelfde onderneming werken, sluiten zij zich individueel bij RAMA aan (gewijzigd bij de wet van september 2002).

Risico's die door RAMA gedekt worden

Preventie en curatieve zorg in verband met alle ziekten of ongevallen; zwangerschappen, bevallingen en hun eventuele complicaties.

Medische diensten verzekerd door RAMA

­ (alle) medische consultaties;

­ geneesmiddelen (lijst van de terugbetaalde geneesmiddelen);

­ chirurgische ingrepen;

­ tandheelkundige verzorging;

­ medische beeldvorming, met inbegrip van de scanner;

­ klinische laboratoriumtesten;

­ fysiotherapie;

­ verpleegkundige zorg;

­ ziekenhuisopname.

De volgende diensten zijn momenteel niet gedekt door RAMA :

­ anti-retroviralen;

­ brillen en contactlenzen;

­ tandprothesen;

­ prothesen en orthesen.

Momenteel wordt onderzocht of ook dergelijke prestaties ten laste kunnen worden genomen.

Gezondheidszorg die buiten Rwanda wordt verleend, neemt RAMA niet ten laste.

Door RAMA erkende medische hulpverleners

1. Verwijzingsziekenhuizen

­ l'Hôpital Roi Fayçal;

­ l'Hôpital Universitaire de Butare (HUB);

­ le Centre Hospitalier Universitaire de Kigali (CHUK) ­ Hôpital Neuro-Psychiatrique de Ndera (HNP);

­ l'Hôpital Militaire de Kanombe (HMK);

2. Alle sanitaire districtziekenhuizen (in totaal 35)

3. Alle erkende openbare en private gezondheidscentra (in totaal 335)

4. Private gezondheidsinstellingen (21)

5. Private apothekers (in totaal 13, van wie 11 in de hoofdstad en 2 daarbuiten).

Continuïteit van de door RAMA erkende gezondheidszorg

De gezondheidszorg wordt 24 uur per dag verstrekt door :

­ le Centre Hospitalier Universitaire de Kigali (CHUK) en l'Hôpital Roi Fayçal (HRF);

­ een apotheek met wachtdienst.

Controle op de dienstverlening

De volgende maatregelen zijn van bij het begin genomen om misbruik van prestaties zoveel mogelijk te beperken :

­ in de meeste gezondheidsinstellingen zijn loketbedienden aangesteld;

­ er is een lijst opgesteld van terugbetaalde geneesmiddelen waarbij zoveel mogelijk wordt gekozen voor generische vormen;

­ een remgeld van 15 % is ingevoerd (het gedeelte van elke medische prestatie dat de patiënt zelf betaalt);

­ de voorschriften worden gecontroleerd (elk voorschrift dat meer dan 15 000 Rwandese frank bedraagt moet vooraf door een adviserende arts van RAMA worden goedgekeurd);

­ de duur van de ziekenhuisopname wordt regelmatig gecontroleerd.

RAMA/andere verzekeringen

RAMA

­ ziekte de enige verzekerde tak;

­ sociale taak;

­ gemengde collectieve verzekering : verplicht en vrijwillig;

­ herverzekering ?

Andere verzekeringen

­ commerciële doelstelligen;

­ middelen gegeneerd door andere takken;

­ herverzekering mogelijk;

­ individuele verzekering : premie, voorafgaand geneeskundig onderzoek, keuze van het soort dekking, enz.

Financiële toestand

Middelen

­ bijdrage leden (90 % van de ontvangsten);

­ bankopbrengsten goed management (9,9 %);

­ diversen (boetes) (0,1 %);

­ de wet voorziet niet in andere financieringsbronnen;

­ schenkingen en legaten niet bij wet verboden, maar onbestaande.

Huidige situatie RAMA (dekking)

Totaal aantal gedekte personen : 178 104 of 2,2 % van de bevolking

Contributiebetalers :

­ openbaar ambt : 56 609;

­ parastatalen : 6 774;

­ privé : 273;

­ totaal : 63 656;

Rechthebbenden : 114 448 dat is een ratio van 1 bijdragebetaler/3 rechthebbenden.

Bestrijding HIV/aids

RAMA wil meewerken aan de aids-bestrijdingsprogramma's, maar waar moet het optreden ?

* Voor de besmetting

­ preventieprogramma (vorming, informatie, bescherming).

* Na de besmetting.

* Voor de ziekte

­ serodiagnostiek en biologische follow-up;

­ profylaxe tegen het verspreiden van het virus door de besmette persoon.

* Tijdens de ziekte

De aids-patiënt

* Verzorging

­ biologische follow-up;

­ behandeling met ARV.

* Omvang van het probleem

­ menselijk : verlies van levens en human resources;

­ economisch;

­ weerslag op de kostprijs van gezondheid;

­ familiale economie;

­ nationale economie.

Inheemse aids-situatie

* Prevalentie

­ momenteel wordt aangenomen dat 13 % van het bevolkingstotaal seropositief of ziek is;

­ het percentage zieken bij de seropositieven is 12 %.

* Behandeling

­ opportunistische ziekten : kostprijs onbekend;

­ antiretrovirale middelen : 20 000 FRW (of 27,56 euro) per maand.

5. AANBEVELINGEN

België heeft een historische rol gespeeld in de ontwikkeling van Rwanda en doet dat nog :

1) het is vooral betrokken bij actieterreinen als gezondheid, onderwijs, justitie en rechten van de mens;

2) nu Rwanda een beleid begint te voeren om de gezondheidstoestand van zijn bevolking te verbeteren, niet door ze passief bij te staan, maar door ze te helpen tot zelfredzaamheid te komen, lijkt het meer dan wenselijk dat België zijn inspanningen niet laat verslappen, vooral omdat het de belangrijkste buitenlandse donor van hulp is;

3) overal in Rwanda hebben de ziekenfondsen behoefte aan begeleiding, aan steun door geschoold personeel en door financiële hulp bij het opstarten;

4) de structuren van de buitenlandse hulp moeten ook gericht zijn op het stimuleren van de plattelandseconomie (microprojecten, microverzekeringen), om de armoede te verminderen en op die manier de vicieuze cirkel van de armoede te doorbreken, die de ziekte veroorzaakt die op haar beurt de armoede doet toenemen;

5) België kan de ziekteverzekeringsstructuren die reeds in een gestructureerd en wettelijk kader functioneren (zoals RAMA) helpen bij hun ontwikkeling door ze een beroep te laten doen op de ervaring van de Belgische ziekenfondsen : stages, expertise op bepaalde gebieden zoals bijvoorbeeld het uitvoeren van een studie over en het instellen van een nationale zorgnomenclatuur.

II. B. Gedachtewisseling

Uit de uiteenzettingen van Dr. Gakwaya leidt de voorzitster af dat de Rwandese staat een reëel gegeven is dat werkt. De overheid in Rwanda heeft blijkbaar, en dit in tegenstelling tot Burundi en de DRC, oog voor de noden van de bevolking.

Verder wenst mevrouw Lizin te weten of de Rwandese ziekenfondsen financiële en technische steun vanwege de Wereldbank of op bilaterale basis ontvangen.

De heer Hostekint verheugt zich over het bestaan van een embryo van een systeem van sociale zekerheid in Rwanda en wijst verder op de lange weg die de overheid in België heeft afgelegd om tot een van de meest performante sociale zekerheidsstelsels van de wereld uit te groeien.

Dr. Gakwaya antwoordt dat de hulp vooral van België, de USAID (VS) en het Internationaal Arbeidsbureau afkomstig is.

Het programma van het Internationaal Arbeidsbureau dient ook gekaderd te worden in de structurele hulp aan de informele sector.

Ook Nederland en Luxemburg dragen bij.

Spreker herhaalt de noodzaak een beroep te doen op Belgische deskundigen inzake management van het stelsel van ziekteverzekering en gezondheidszorg. Zo zou de sociale bescherming van de bevolking van Rwanda kunnen toenemen van 2 tot 6 %.

De voorzitter besluit dat samenwerking met het RIZIV en met de Belgische vakbonden nuttig kan zijn.

III. AANBEVELINGEN

A. Regionaal

Vraagt de Belgische Regering :

1. Steeds een tweesporenbeleid naar Rwanda te voeren waarbij de aandacht evenredig verdeeld wordt tussen :

a) de opvolging van Rwanda als belangrijke en niet onbesproken actor binnen het regionaal conflict;

b) de beoordeling naar eigen waarde van de acties en beleidsbeslissingen die de Rwandese regering onderneemt om de interne politieke, sociale, economische en democratische problemen op te lossen.

2. Volle ondersteuning te bieden aan de voorbereiding, de realisatie en de opvolging van de VN-conferentie voor Vrede, Veiligheid en Ontwikkeling, gepland voor juni 2004, waarbij de cruciale mogelijkheid tot participatie van de civiele maatschappij niet uit het oog mag worden verloren.

3. Regionale verzoeningsinitiatieven te steunen die vanuit de lokale bevolking zelf geformuleerd worden.

4. Ten einde de betrekkingen tussen Rwanda en de DRC verder te normaliseren, steun te verlenen aan en toezicht te houden op de sinds 2002 gesloten akkoorden betreffende de territoriale integriteit en de terugkeer van de ex-FAR-troepen en andere Rwandese gewapende groepen uit DRC en hun integratie.

5. Wat betreft het herstel van de territoriale integriteit en de veiligheid in Oost-Congo, er bij de Verenigde Naties en bij de Europese Unie op aan te dringen om bij vredesoperaties de Afrika-capaciteit te versterken en een maximale betrokkenheid van Afrikaanse vredescontingenten na te streven.

6. Met betrekking tot de complexiteit van de politieke context in de regio en de informatiegaring hieromtrent, de cel Afrika van het departement Buitenlandse Zaken te versterken alsook meer middelen ter beschikking te stellen teneinde haar doeltreffendheid te verhogen.

7. Een informatie- en rapporteringsplicht te voorzien op zesmaandelijkse basis aan het Parlement over de initiatieven in de regio alsook de vorderingen die zijn gemaakt bij de uitvoering van al deze aanbevelingen.

8. Er bij de Verenigde Naties en de Europese Unie op aan te dringen onmiddellijk een wapenembargo in te stellen ten aanzien van alle statelijke en niet-statelijke actoren die in weerwil van de internationale rechtsregels en de vredesakkoorden de Congolese territorialiteit niet respecteren. Aldus wordt er naar gestreefd alle relevante VN-resoluties te implementeren.

B. De Belgische ontwikkelingssamenwerking met Rwanda :

Dringt er bij de Belgische regering op aan :

1. Zich sectoraal te blijven concentreren op volksgezondheid, onderwijs, plattelandsontwikkeling en conflictpreventie.

2. Duurzame plattelandsontwikkeling tot een blijvend aandachtspunt te maken, aangevuld met een ondersteuning van de diversificatie van de Rwandese economie.

3. De conflictpreventie o.a. via het duurzaam ondersteunen van initiatieven op justitieel vlak te realiseren. Men moet kiezen voor een nauwe samenwerking bij de wederopbouw van het nationale rechtssysteem waarbij men oog heeft voor inspanningen op het vlak van de infrastructuur en organisatie van de rechtssystemen (inclusief traditionele), opleiding en technische bijstand.

4. Het ontwikkelen van goed bestuur, participatie van de civiele maatschappij en het respect voor mensenrechten in de breedste zin te zien als transversale thema's die de centrale doelstelling van een succesvolle armoedebestrijding moeten ondersteunen.

5. Nauw samen te werken bij de uitbouw van een modern en transparant staatsapparaat dat rekenschap moet geven aan de bevolking toe en waardoor de hele bevolking zich vertegenwoordigd voelt. Daarbij moet de aandacht voornamelijk gaan naar de ondersteuning van de uitbouw en werking van een aantal departementen die een hoge sociale relevantie hebben, zoals volksgezondheid, onderwijs, lokaal bestuur, plattelandsontwikkeling en sociale zaken, landbouw, veeteelt en bosbouw, financiën en economische planning, grondbezit, reïntegratie en milieu en, tenslotte, gender vraagstukken en promotie van vrouwen.

6. De ontwikkelingssamenwerking met Rwanda afhankelijk te maken worden van een aantal ijkpunten, met name good governance, respect voor de mensenrechten, heropbouw en verzoening, bevordering van de menselijke en territoriale integriteit, respect voor de democratische beginselen en de uitbouw van een onafhankelijk juridisch apparaat.

7. De ondernomen activiteiten en inspanningen op vlak van samenwerking verregaand te coördineren met de andere donateurs, voornamelijk de VS, Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland.

8. Te zorgen voor technische bijstand zodanig dat de Rwandese staat haar positie binnen de multilaterale financiële instellingen zoals IMF, Wereldbank en Wereldhandelsorganisatie op afdoende en positieve wijze kan verdedigen. Beveelt bovendien de Belgische regering aan de Rwandese regering en de organisaties ter verdediging van de slachtoffers van de genocide te ondersteunen ten einde :

8.1. van de internationale gemeenschap ­ de internationale financiële instellingen (IFI's), de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de staten die aan Rwanda tussen 1 november 1990 en juni 1994 leningen hebben toegestaan ­ de kwijtschelding te verkrijgen van het deel van de buitenlandse schuld van Rwanda dat met het oog op de oorlogvoering en de voorbereiding van de genocide werd verduisterd. Dat deel van de buitenlandse schuld bedraagt ongeveer 400 miljoen dollar en kan in het internationaal recht worden omschreven als « bloedschuld »;

8.2. van de IFI's en de landen die van 1990 tot 1994 aan Rwanda hebben geleend, te verkrijgen dat ze een internationaal steunfonds oprichten voor de overlevende slachtoffers van de genocide.

9. Binnen deze multilaterale context ook nauw samen te werken met de Europese Unie zodanig dat Rwanda maximaal kan profiteren van de mogelijkheden die de Cotonou-akkoorden haar bieden en zodanig dat de eis voor respect van de mensenrechten hierdoor verder ondersteund kan worden.

10. De gewesten en gemeenschappen maximaal te betrekken bij de activiteiten en inspanningen in Rwanda die betrekking hebben op gewest- en gemeenschapsbevoegdheden.

11. Binnen haar ontwikkelingsbeleid in het kader van publieke gezondheidszorg moet België streven naar een beleid dat :

1. De enorme informele en dus ook zwakste sector van de maatschappij opneemt en er zich zelfs prioritair op richt;

2. het concept van het micro-niveau op het platteland niet schuwt, met dien verstande dat er steeds een groot aantal van deze microprojecten op geografisch en organisatorisch coherente manier moeten georganiseerd worden en uiteindelijk aanleiding moeten geven tot steeds verdergaande clustering;

3. gericht is op het ondersteunen van initiatieven die vanuit de basis van de eigen Rwandese bevolking geformuleerd en uitgevoerd worden om zo duurzaamheid en autonomie van deze initiatieven te bevorderen;

4. streeft naar het uitwisselen van knowhow bij het oprichten en uitbouwen van gezondheidsverzekeringsinitiatieven, door het verregaand betrekken van de eigen ziekenfondsen en de NGO's die reeds een sterke expertise op dit terrein hebben uitgebouwd;

5. prioritair aandacht heeft voor het uitroeien van malaria en aids, onder meer door een versterkte samenwerking met het Belgisch Instituut voor Tropische Geneeskunde.

C. De Belgische buitenlandse politiek t.a.v. Rwanda

Vraagt de Belgische regering :

1. Te zorgen voor een procedure tot continue monitoring van en voortgangscontrole op de mensenrechtensituatie binnen Rwanda en binnen eventuele niet-Rwandese territoria die onder haar feitelijke controle vallen.

2. Gezien de signaalfunctie voor de op korte termijn te houden verkiezingen in de DRC en Burundi, op politiek-diplomatiek vlak een meer kordate opstelling in te nemen in haar relaties met de Rwandese regering op het vlak van het respect van de mensenrechten, het tolereren van de oppositie en de persvrijheid.

3. Rwanda er toe te bewegen partij te worden bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof te Den Haag.

4. Voldoende middelen vrij te maken voor de werking van de VN-mensenrechtencommissie in dit land en er, meer in het algemeen, bij de Verenigde Naties op aan te dringen en toe te zien dat de rapporten van de VN-Commissie voor de mensenrechten een verplichte en onmiddellijke behandeling zouden krijgen in de Veiligheidsraad.

5. De ondernomen diplomatieke activiteiten en inspanningen verregaand te coördineren met de andere buitenlandse actoren in dit gebied en dan voornamelijk met de VS, Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland.

6. Haar inspanningen en acties op politiek en economisch vlak ondergeschikt te maken en dienstbaar te stellen aan de inspanningen die op het vlak van de ontwikkelingssamenwerking ondernomen worden en de strategie die daarbij gevolgd wordt.

7. Specifiek met betrekking tot Rwanda en alle andere oud-kolonies, aanbeveling 5 van de parlementaire onderzoekscommissie Rwanda niet meer toe te passen en enkel nog aanbeveling 6 te behouden, als volgt herschreven : « De commissie acht het niet wenselijk dat België een programma van militair partnerschap (PMP) aangaat terwijl tezelfdertijd gevechtseenheden onder VN-bevel worden beschikbaar gesteld. Dit leidt immers tot dubbelzinnige, mogelijk zelfs conflictuele situaties, wat niet bevorderlijk is voor de goede samenwerking ter plaatse. In voorkomend geval dient het PMP volledig opgeschort te worden voor de duur van de operatie. Logistieke steun voor VN-vredesoperaties is mogelijk in zoverre dit kan volgens een analyse van de politieke en operationele context inzake veiligheid. België kan in geval van nood op eigen initiatief evacuatiemissies in die landen ondernemen. »

8. Er bij de Verenigde Naties op aan te dringen dat de VN het initiatief zouden nemen voor een internationaal onderzoek naar de moord op de presidenten van Burundi en Rwanda in april 1994.

9. Bij de Europese Unie aan te dringen om de budgetsteun die vandaag vanuit Europa aan Rwanda wordt toegekend, te koppelen aan ijkpunten.

10. In het kader van de herdenking van de genocide op bilateraal en internationaal vlak aan te dringen opdat :

1. de Verenigde Naties een grondig onderzoek verrichten en naar de oorsprong en de gevolgen van de genocide in Rwanda zodat het recht van nabestaanden van de slachtoffers op de waarheid ingevuld wordt;

2. de internationale gemeenschap en de Rwandese overheid alles in het werk zouden stellen om de rechtsgang betreffende misdrijven tegen de menselijkheid die door alle partijen betrokken in het conflict tijdens de genocide en de daaropvolgende periode begaan worden, op een snelle en eerlijke wijze af te handelen;

3. de nodige inspanningen worden gedaan om eindelijk te komen tot een duurzame verzoening tussen de verschillende groepen.

D. Grondstoffen en verantwoord ondernemen :

Er bij de Rwandese regering op aan te dringen om de economische integriteit van de buurlanden te respecteren en dit door :

1. vanuit het concept van de territoriale integriteit van de Democratische Republiek Congo, zich te onthouden van enige economische, politieke of militaire actie die aanleiding zou kunnen geven tot beschuldiging van het niet respecteren van die territoriale integriteit;

2. progressief positieve en doortastende actie te ondernemen om de grenzen van het eigen territorium te sluiten voor smokkelhandel vanuit en naar de buurlanden;

3. de relevante aanbevelingen van het VN-panel aangaande de plundering van de grondstoffen in de DRC onverkort uit te voeren;

4. het Kimberley-proces voluit en actief mee te ondersteunen en zich daarbij te onthouden van het zoeken van de status van diamantexporterende Staat binnen dit proces;

5. een economisch partnerschap met de DRC uit te werken waarbij men, door het combineren van het lenigen van de noden van beide partijen, een rechtvaardige en wederzijds verrijkende handelsrelatie uitbouwt;

6. elke door Delcredere af te leveren kredietverlening en exportverzekering voor investeringen in Rwanda te toetsen aan de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en aan de operationele beleidslijnen van de Wereldbank;

7. er op toe te zien dat het doel van een door de Delcrederedienst afgeleverde kredietverlening en/of exportverzekering een positieve bijdrage levert aan de lokale economie en geenszins bijdraagt tot een onverantwoorde verhoging van de Rwandese schuldenlast;

8. elke door Delcredere af te leveren kredietverlening en exportverzekering ten behoeve van wapenhandel en oorlogsindustrie in Rwanda te verbieden;

9. de verdere steun die zij in de vorm van bijdragen in directe investeringen of verzekering van kapitalen overdraagt aan bedrijven die actief zijn in Rwanda, onderwerpt aan strikte voorwaarden waarbij men oog heeft voor verantwoord ondernemen op sociaal en ecologisch vlak;

10. Er bij de Belgische bedrijven op aan te dringen om :

1. op transparante en verantwoorde wijze te ondernemen in Rwanda;

2. enkel producten af te nemen die op legitieme wijze in Rwanda geproduceerd of ingevoerd zijn;

3. hun Rwandese partners te sensibiliseren rond de nood aan een verantwoorde en legitieme vorm van ondernemen.

IV. STEMMINGEN

De aanbevelingen zijn aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Di verslag werd goedgekeurd met 8 stemmen bij 1 onthouding.

De rapporteur, De voorzitster,
Patrick HOSTEKINT. Anne-Marie LIZIN.

(1) Waarvan spreker de auteur is.