3-61

3-61

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 3 JUNI 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de malaise bij het Gentse Hof van Beroep» (nr. 3-336)

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Gisteren werd bekendgemaakt dat één of meer kamers van het Hof van Beroep te Gent het werk dreigden stil te leggen indien er niet gauw een uitbreiding kwam van het kader van raadsheren. Momenteel zijn er 50 effectieve raadsheren en twee in overtal, maar verschillende raadsheren zijn al een tijd ziek. Voor de rest van dit jaar zijn er nog 22 assisenzaken gepland, wat 44 effectieven zal opslorpen. Met het proces tegen de vzw's rond het Vlaams Blok zijn tevens drie raadsheren drie maanden lang bezig geweest.

In januari weigerde men voor Antwerpen hetzelfde te doen als voor het Hof te Bergen en de rechtbank van Charleroi, namelijk de bijkomende raadsheren benoemen die volgens de MUNAS-studie nodig waren. Voor Gent waren er dat 7, voor Antwerpen 19. Op 5 februari heeft de minister in de kamercommissie voor de Justitie gezegd dat er gepraat werd met het Hof te Antwerpen om het gevraagde aantal - dus 19 - toe te voegen. Intussen zou er een akkoord zijn met het Hof te Antwerpen, maar er is nog steeds geen duidelijk omlijnd wetsontwerp ingediend tot wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting en dit is wel nodig voor de uitbreiding van het kader.

Wanneer komt de regering met een wetsontwerp houdende de uitbreiding van het kader te Antwerpen? Hoeveel raadsheren zal Antwerpen er uiteindelijk bij krijgen en voor wanneer wordt de effectieve uitvoering van het akkoord gepland?

Wat is het standpunt van de minister over de situatie bij het Gentse Hof van Beroep? Bestaan er ondertussen soortgelijke besprekingen voor het Hof te Gent? Wat is de stand van zaken en wordt dit kader binnenkort herzien?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Ik zal herhalen wat ik al heb gezegd tegen de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Gent.

Een: ja er is een tekort aan magistraten in de ressorten van elk hof van beroep in België.

Twee: onze werkmethode is nu gekend. We werken met samenwerkingsakkoorden.

Drie: momenteel is het werk gedaan voor Brussel, Antwerpen en Dendermonde. Het wetsontwerp moet in juni 2004 door de ministerraad worden goedgekeurd. Waarom juni? Uit respect voor het engagement dat het wetsontwerp tegelijk over Brussel, Antwerpen en Dendermonde zou gaan.

Vier: de onderhandelingen met Gent en Luik zijn gepland na het einde van de onderhandelingen over de eerste drie protocollen.

Vijf: de eerste voorzitter van Gent wist dat de start van de discussie over Gent in juni 2004 gepland was. Ik heb de gewoonte mijn engagementen te respecteren.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik heb me precies gehouden aan de vragen die ik had ingediend en die gingen ook over het wetsontwerp dat komende is. Hoeveel bijkomende raadsheren zullen er precies naar Antwerpen gaan? De minister weet ook dat een benoemingsprocedure ongeveer negen maanden in beslag neemt. Als het ontwerp in juni wordt goedgekeurd in de ministerraad, is het dan nog mogelijk het vóór het zomerreces gestemd te krijgen? Wil men in het werkingsjaar 2005 van start gaan met het bijgevoegd kader, dan is het nu hoog tijd dat we de inhoud van het wetsontwerp met betrekking tot Antwerpen kennen. Hoeveel bijkomende raadsheren zijn er voor Antwerpen gepland?

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de la Justice. - Vous aurez la réponse lorsque je déposerai le projet de loi.

Je puis néanmoins déjà vous dire que six conseillers sont prévus pour Anvers sans aucune condition. De mémoire, je puis également annoncer que, dans un premier temps, trois viendront en surnombre et, dans un deuxième temps, à nouveau trois en surnombre. Cela fera douze conseillers.

Des dispositions sont également prises pour le greffe, le personnel administratif, le matériel et, à Bruxelles, par exemple, pour les bâtiments. Elles varient donc d'un endroit à l'autre. Tout dépend du dialogue que nous avons avec les ressorts des cours d'appel. Des accords ont chaque fois été conclus entre les chefs de corps et moi-même et ils diffèrent en fonction des besoins du terrain.

Je n'ai pas sous la main le protocole concernant Anvers mais, bien entendu, tout cela sera intégré dans le projet de loi qui sera transmis au Conseil d'État ce mois-ci.