3-54

3-54

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 29 APRIL 2004 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Annemie Van de Casteele aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven over «het Fonds voor geneesmiddelen» (nr. 3-226)

Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Ik heb deze vraag eerder al gesteld aan de minister van Begroting en aan de minister van Volksgezondheid. Toen heeft minister Demotte geantwoord. Ik wil echter mijn vraag opnieuw aan de minister van Begroting te stellen.

In de beleidsnota van minister Demotte staat dat het directoraat-generaal Geneesmiddelen het eerste directoraat-generaal is waar de Business Process Reengineering is afgewerkt en waar kan worden overgegaan tot de implementatiefase. Daarvoor zijn financiële middelen nodig. Daarnet hebben we ook nog een wetsontwerp besproken waarin bij het directoraat-generaal Geneesmiddelen een nieuwe dienst Onderzoek en Ontwikkeling wordt opgericht.

Het Fonds voor geneesmiddelen is opgebouwd uit wettelijk vastgelegde niet-fiscale bijdragen, voornamelijk van de farmaceutische industrie en de farmaceutische distributiesector, volgens het principe `fee for service'. Dat betekent dat een bijdrage wordt betaald waar een dienstverlening moet tegenover staan. Die dienstverlening zou dus optimaal moeten verlopen.

Vandaag stellen we evenwel vast dat het directoraat-generaal Geneesmiddelen door gebrek aan middelen niet alle risico's inzake volksgezondheid optimaal kan dekken en niet alle aan de sector beloofde dienstverlening optimaal kan uitvoeren. Daardoor dreigen wij achterop te geraken tegenover andere EU-landen.

De voorbije jaren werden de bijdragen aan het Fonds voor geneesmiddelen verhoogd. De begroting 2004 vermeld 19,5 miljoen euro ontvangsten voor het fonds. De voorbije jaren kreeg het directoraat-generaal echter telkens minder middelen dan er ontvangsten waren. Dat verklaart gedeeltelijk de achterstand die de dienst heeft opgelopen inzake organisatie, personeelsaanwerving en informatisering.

Minister Demotte antwoordde mij dat de kredieten die tijdens de begrotingsbesprekingen gevraagd werden, nooit volledig konden worden toegekend omdat er onzekerheid was over de werkelijke opbrengsten van het fonds. Dat verbaast mij, want op basis van de evolutie van de farmaceutische uitgaven kennen we ongeveer de te verwachten inkomsten van het fonds. Bovendien zegde hij ook dat het fonds 21,9 miljoen euro reserves heeft, afkomstig van retributies, en dat die reserves zich in de Schatkist bevinden. De reserves kunnen volgens minister Demotte niet aangewend worden zonder akkoord van de minister van Begroting.

Welke argumenten heeft de minister om de middelen van het fonds niet volledig ter beschikking te stellen van het directoraat-generaal Geneesmiddelen? Waarom worden de reserves maar mondjesmaat ter beschikking gesteld, zelfs als er bijkomende noden zijn waarvoor ze kunnen worden aangewend? Kan de minister akkoord gaan met de structurele oplossing die de sector zelf voorstelt, namelijk de oprichting van een dienst Afzonderlijk Beheer of een agentschap, om een soepeler beheer van de middelen mogelijk te maken?

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Eigenlijk keert mevrouw Van de Casteele de vraag om. Zij vraagt eigenlijk waarom het geld dat binnenkomt, niet wordt uitgegeven. Zij zou beter vragen waarom het geld wel of niet wordt uitgegeven. Wanneer uitgaven op een begroting worden ingeschreven, moeten die immers gemotiveerd worden

Dat is de regel. Geld dat binnenkomt, kan niet automatisch worden uitgegeven. Gelukkig maar, want anders zou iedere minister voor zijn bevoegdheidsdomein de bijdragen verhogen en meer uitgeven. De directe en indirecte belastingdruk zou dan wel heel sterk stijgen.

Het geld waarvan sprake zit niet in de Schatkist, maar het zit in het fonds. Het geld dat een fonds ontvangt, wordt geboekt. Ieder jaar moet de bevoegde minister uitleggen welke bedragen hij nodig heeft en die worden dan opgenomen in de begroting. De minister kan niet op eigen houtje beslissen om de inkomsten waarvoor hij bevoegd is, uit te geven.

Technisch wordt dit vertaald als het uitgavenplafond. Dat er tegenover de uitgaven inkomsten staan, betekent niet dat de uitgegeven bedragen niet als uitgaven moeten worden ingeschreven. Het gaat om primaire uitgaven.

Als we de redenering van mevrouw Van de Casteele volgen, zouden de uitgaven met de inkomsten kunnen stijgen en zou uiteindelijk ook het openbaar deficit toenemen. Die uitgaven worden immers ingeschreven aan de uitgavenzijde van de Rijkscomptabiliteit. Voor wie niet met de overheid vertrouwd is, klinkt dat vreemd, maar die uitgaven worden beschouwd als primaire uitgaven waarop de 1,5%-norm van toepassing is.

Voor het Fonds voor geneesmiddelen is er een administratief uitgavenplafond. Het plafond kon niet worden verhoogd zo lang er geen Business Proces Reengineering had plaatsgevonden waarin alle procedures en inzetbare middelen opnieuw werden gedefinieerd.

Die BPR heeft inmiddels plaatsgevonden en er werd een akkoord gesloten over de stijging van het uitgavenplafond met 3 miljoen euro. De 3.279 miljoen euro maken een belangrijke aanpassing mogelijk. Nu het uitgavenplafond is opgetrokken, kan een correcte dienstverlening worden georganiseerd.

De reserves zijn dus toegewezen aan het Fonds. Het geld van het Fonds kan ieder jaar worden besteed in overeenstemming met de uitgavenbegroting.

Ik heb geen bezwaren tegen een dienst Afzonderlijk Beheer, maar dat brengt niet veel aarde aan de dijk. Ook voor een DAB moet ieder jaar worden beslist hoeveel geld er mag worden uitgegeven. Ook uitgaven in een DAB zijn primaire uitgaven, alhoewel dat minder duidelijk blijkt. Als de uitgaven stijgen wordt het vorderingssaldo negatief beïnvloedt. Voor een DAB geldt de facto een debudgettering, zodat de norm wordt omzeild. Maar wanneer op het einde van het jaar de balans wordt opgemaakt, wordt het evenwicht uiteraard ook door die uitgaven beïnvloed.

Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - De minister betoogt dat geld dat ter beschikking is, niet per se moet worden uitgegeven. Ik wil dat omkeren. Waarom moet het Fonds voor geneesmiddelen meer geld innen van de sector als er maar een bepaald bedrag aan uitgaven voor het fonds is ingeschreven?

Uit het antwoord van de minister leid ik nu af dat de sector te veel bijdraagt. Dat geld slaapt nu in het fonds, want het kan voor niets anders worden aangewend. De logische conclusie zou moeten zijn dat de bijdragen aan het fonds worden verminderd zolang het over reserves beschikt.

Over een dienst Afzonderlijk Beheer moet nog verder worden gediscussieerd, want er blijven misverstanden bestaan. In eerste instantie zoekt men blijkbaar naar methodes om niet meer langs de minister van Begroting te moeten passeren en om de beschikbare inkomsten soepeler te kunnen uitgeven.

De BPR heeft nu plaatsgevonden en voor 2004 zijn er bijkomende middelen toegezegd, maar het is mij nog altijd niet duidelijk wat de minister op termijn met die reserves van plan is. Een klein gedeelte van de reserves zal voor de informatisering worden gebruikt, maar over de totale besteding ervan heeft de minister eigenlijk niets gezegd.