3-47 | 3-47 |
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - In 1996 heeft het Comité van ministers van de Raad van Europa het Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde goedgekeurd. Dit verdrag over bio-ethische kwesties is een belangrijk document want het vormt de basis voor de regelgeving inzake de problematiek van de menselijke waardigheid en de biogeneeskunde en de vooruitgang op dat vlak. In het licht van de huidige besprekingen in de werkgroep van de bijzondere commissie voor bio-ethische problemen van de Senaat is het dan ook van bijzonder richtinggevend belang te weten welke stappen de regering op dat gebied nog zal zetten.
In de vorige regeerperiode antwoordde de minister van Volksgezondheid nog dat de regering het Verdrag niet zou ondertekenen zolang er geen wetgeving met betrekking tot het wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro was. Daarna zou de regering het Verdrag onmiddellijk ondertekenen, zij het met een voorbehoud bij artikel 18 met betrekking tot de embryoproblematiek.
De embryowet werd ondertussen in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd, maar ze is nog niet in werking getreden. De wet zal immers maar in werking treden op het ogenblik waarop de Federale Commissie inzake medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro zal zijn samengesteld en haar administratieve en financiële middelen bij koninklijk besluit zullen zijn toegewezen, wat nog niet is gebeurd.
Wanneer zal de Belgische regering het Verdrag inzake rechten van de mens en biogeneeskunde ondertekenen? Moeten er nog bijkomende voorwaarden worden vervuld? Koppelt de regering de ondertekening aan de inwerkingtreding van de embryowet?
Welke concrete uitvoeringsplannen en timing stelt de regering voorop voor de uitvoering van de embryowet?
Wanneer zal de Senaat de leden van de Federale Commissie aanwijzen?
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - België heeft dit verdrag inderdaad nog niet geratificeerd.
Ik bevestig wat mijn voorganger hierover verklaarde. België beschikt over een eigen wetgeving voor verschillende onderwerpen die door het Verdrag gedekt worden en moet eerst onderzoeken of de termen van dit Verdrag niet strijdig zijn met die eigen wetteksten.
Anderzijds wens ik te onderstrepen dat dit Verdrag, hoe interessant het op zich ook mag zijn, in de eerste plaats streeft naar maatregelen op het gebied van de `ethiek' voor landen die daarvoor nog geen eigen wetgeving hebben. Dat is echter niet het geval voor België. Wij hebben al een regeling voor euthanasie en het onderzoek op embryo's en wij werken aan een wet op experimenten op de mens. We zullen dus moeten nagaan of de tekst van het Verdrag ons nog enig voordeel kan bieden. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat het Verenigd Koninkrijk en Duitsland het Verdrag nog niet ondertekend hebben en dat Frankrijk het nog moet ratificeren.
In deze fase is het van prioritair belang dat de laatste noodzakelijke maatregelen worden getroffen opdat de euthanasiewet en de wet op het onderzoek op embryo's zouden worden toegepast. Anderzijds zijn er toepassingsbesluiten nodig om de wet op de experimenten op de mens te kunnen toepassen.
Dat zijn mijn prioriteiten. De inwerkingtreding van een binnenlandse wet kan niet worden gekoppeld aan een internationaal verdrag.
Het koninklijk besluit met de bepalingen voor het indienen van kandidaturen werd einde 2003 door de ministerraad goedgekeurd.
De oproep tot kandidaten is op 18 februari 2004 in het Belgisch Staatsblad verschenen. De kandidaten beschikken over twee maanden, dus tot 18 april 2004, om hun kandidatuur aan mijn administratie voor te leggen. Ik zal de kandidaturen vervolgens aan de Senaat overhandigen.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn politiek belangwekkende antwoord. In de vorige regeerperiode werd voortdurend benadrukt dat de regering de Conventie inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde zou ratificeren, maar dat er nog een oplossing moest worden gezocht voor het onderzoek op embryo's in vitro. De minister neemt thans blijkbaar afstand van de minimale Europese consensus. Hij gaat ervan uit dat wij inzake bio-ethiek een eigen wet kunnen opstellen. Een groot aantal West-Europese landen onderschrijft de Europese bepalingen. Het gaat onder meer om Denemarken, Frankrijk, Italië, Spanje, Nederland, Noorwegen en Zweden. Waarom isoleert België zich op dat vlak? Terwijl er tijdens de vorige regeerperiode slechts voor één aspect een oplossing moest worden gezocht, blijkt dat we thans over alle bio-ethische materies een eigen wetgeving kunnen opstellen. Anderzijds moeten we snel de wetgeving in verband met de medische experimenten op mensen regelen om te voldoen aan onze Europese verplichtingen.
Ik beschouw het antwoord van de minister als een politieke verklaring dat België niet van plan is de Conventie ooit nog te ratificeren.