3-45 | 3-45 |
De heer Hugo Coveliers (VLD). - De Belgische wetgever heeft in 1999 eindelijk een basis gecreëerd om de kansspelen wettelijk te organiseren. In België zijn negen casino's wettelijk toegelaten: vier aan de Vlaamse kust, vier in Wallonië en één dat in Brussel zal worden opgericht. De stad Brussel heeft een concessie uitgeschreven, waarop door enkele groepen is gereageerd, onder meer door Eurocasino, dat ook Holland Casino omvat.
Ik heb er geen enkel bezwaar tegen dat de Nationale Loterij op de bestaande markt inspeelt. Ik wil er terloops op wijzen dat de relatie met de kansspelcommissie duidelijk zou moeten worden omschreven. Thans blijkt dat de Nationale Loterij een exclusief samenwerkingsakkoord met Eurocasino zou afsluiten. Waarom gebeurt dat nu? Waarom wordt er niet gewacht tot het casino aan een van de groepen is gegund? Ik heb mijn bedenkingen bij het samenwerkingsakkoord met Eurocasino omdat ook Holland Casino deel uitmaakt van die groep, naast ABN Amro, Roularta en Kinepolis.
In de Nederlandse Tweede Kamer zijn vragen gesteld over de praktijken en over de ethische normen van Holland Casino, dat een staatsbedrijf is, maar dat op een privaatrechtelijke manier casino's uitbaat. Er werd onder meer op gewezen dat de gokverslaving, een criminogene factor die overigens in elk casino bestaat, wordt aangemoedigd in plaats van te worden afgeremd. Een bediende van het automobielbedrijf Subaru zou honderden miljoenen euro hebben verspeeld zonder dat de directie van het casino heeft ingegrepen. Elk casino is nochtans verplicht transacties van meer dan tienduizend euro te melden. Dat geldt zowel in Nederland als in België.
Er is bovendien door alle Kamerleden sterk benadrukt dat er geld zou worden witgewassen via Holland Casino. Waarom dan nu die samenwerkingsovereenkomst en dat specifiek met Eurocasino?
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Op dit moment loopt er een `openbare aanbesteding' voor het casino in Brussel. Tijdens die procedure werd de Nationale Loterij verschillende keren gecontacteerd door kandidaat-exploitanten. De Raad van Bestuur van de Loterij heeft op een bepaald moment geoordeeld dat het interessant kon zijn om partner te zijn en heeft externe expertise ingehuurd om de verschillende kandidaten te onderzoeken. Daar werden twee rapporten over gemaakt. Daarin werd een rangorde van de kandidaten gemaakt.
Er worden nu in een bepaalde volgorde een aantal bedrijven gecontacteerd om te bekijken of een samenwerking mogelijk is, wetende dat ieder bedrijf zich hoe dan ook aan de Belgische wetgeving zal moeten onderwerpen. De twee gegeven voorbeelden zijn kenschetsend voor het verschillende wettelijke kader in België en Nederland. De verplichtingen in Nederland zijn beduidend minder streng. Het voorbeeld van grote verspeelde bedragen en de discussie rond het witwassen tonen aan dat onze wetgeving strenger en sluitender is. Dat heeft geleid tot een verschuiving van activiteiten van België naar Nederland. Waarschijnlijk ontwikkelen witwaspraktijken zich gemakkelijker in Nederland. De omzet van de meeste Belgische casino's is daardoor verminderd.
Gezien de nieuwe reglementering en de controle daarop kan ik als toezichthoudende minister akkoord gaan om te zeggen dat we de evolutie moeten volgen. Er is nog geen definitieve beslissing getroffen. Dat kan ook niet voor men zeer precies weet wat de voorwaarden zijn. Zijn die nuttig voor de Loterij, dan is het logisch dat zij daarin meestapt, op voorwaarde dat er garanties zijn. Worden een aantal regels niet gerespecteerd of zijn de commerciële voorwaarden niet goed, dan moet de Loterij beslissen niet mee te doen. De externe expertise staat er mede borg voor dat dit proces zo objectief mogelijk en los van allerlei beïnvloedingskanalen wordt gevolgd. Tot op heden heb ik de indruk dat de gang van zaken niet door lobbying wordt geïnspireerd.
De heer Hugo Coveliers (VLD). - De uitleg van de minister is plausibel. Ik ben het met hem eens dat de Nationale Loterij moet inspelen op de evolutie. Is de Loterij, als zij een samenwerkingsakkoord afsluit met één van de groepen die kandidaat is voor de concessie, echter niet verplicht dezelfde voorwaarden aan te bieden aan alle andere groepen? Het risico dreigt immers dat de vergunning wordt verbroken wegens discriminatie. De minister moet daar nauwlettend op toezien.
Bovendien zijn de onderzoeken, die in het Engels de due diligence-onderzoeken worden genoemd; vooral boekhoudkundig. Ik vraag de minister met aandrang dat ook rekening wordt gehouden met de ethische aspecten. Wanneer een exclusief samenwerkingsakkoord wordt gesloten moet dit akkoord in elk geval worden gepubliceerd zodat iedereen kan vaststellen dat geen groepen worden benadeeld en dat het de toets van de eventuele latere procedures kan weerstaan. Ik vraag mij dan ook af of het niet beter was te wachten tot de concessie was toegekend. Dan zou men minstens de schijn vermijden dat één groep wordt bevoordeeld.
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Alle groepen werden gecontacteerd en hebben de kans gekregen zich voor te stellen. Er is een discussie gevoerd over het feit of we die raadpleging nu of daarna zouden doen. Zodra de beslissing door de gemeenteraad van Brussel genomen is, kunnen we niet meer reageren. Het is dus een dubbeltje op zijn kant.