(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Onderzoek heeft mij geleerd dat er tijdens de Eerste Wereldoorlog Belgische militairen werden terechtgesteld door het Belgisch leger. Een aantal van deze executies werden op aanvechtbare juridische gronden uitgevoerd. Door krijgsraden te velde werden 219 doodsvonnissen uitgesproken. Ruim de helft hiervan, namelijk 122 werden niet door het krijgshof bekrachtigd. Twaalf van deze vonnissen zouden zijn uitgevoerd. In drie van deze gevallen ging het om aanklachten wegens moord, terwijl negen soldaten werden terechtgesteld wegens desertie of insubordinatie in het zicht van de vijand.
Graag had ik in dit verband volgende vragen gesteld :
1. Werden al deze executies uitgevoerd volgens een rechtsgeldig vonnis ?
2. Werden er na de oorlog verzoeken tot rehabilitatie of schadeclaims ingediend door de nabestaanden van de terechtgestelden ?
3. Overweegt de geachte minister om op grond van het feitenmateriaal deze dossiers eventueel te heropenen ? Indien het antwoord op deze vraag ontkennend is, waarom niet ?
Antwoord : In totaal werden door de krijgsraden te velde 219 doodstraffen uitgesproken waarbij nog een doodvonnis moet gevoegd worden dat op 14 september 1914 werd uitgesproken door de Bestendige Krijgsraad der beide Vlaanderen zetelend te Gent. Het totaal terzake bedraagt dus 220.
Deze veroordelingen en terechtstellingen vonden plaats krachtens een rechtsgeldig vonnis of arrest, op grond van de wettelijke bepalingen die toen terzake en in de toenmalige stand van kracht waren : het Strafwetboek, het Wetboek van strafvordering, het Wetboek voor de rechtspleging bij de landmacht, het Militair Strafwetboek en het Weboek van strafrechtspleging voor het leger. In alle gevallen genoten de beklaagden de bijstand van een rechtsgeleerd raadsman.
131 van deze veroordelingen waren het voorwerp van hoger beroep bij het militair gerechtshof dat er negen van bevestigd heeft en 122 van heeft hervormd in de zin van een herleiding tot vrijheidsberovende straffen.
Uiteindelijk zijn 98 veroordelingen tot de doodstraf in kracht van gewijsde getreden. Daarvan zijn er 18 (12 Belgische militairen, 4 burgers en 2 Duitse onderdanen) uitgevoerd en genoten 80 personen van genade. In een van deze 18 dossiers werd de onschuld van de bij vonnis van 14 september 1914 veroordeelde en, in uitvoering van het vonnis op 17 september 1914 terechtgestelde, op 12 november 1926 door het militair gerechtshof rechtdoende in herziening erkend en de betrokkene vrijgesproken.
Voornoemde 12 Belgische militairen werden terechtgesteld uit hoofde van postverlating (5), insubordinatie (4), moord op een meerdere (2) en moord (1).
Het is de gerechtelijke autoriteiten niet bekend of er door nabestaanden van de 12 terechtgestelde militairen verzoeken tot rehabilitatie of schadeclaims werden ingediend. Er dient evenwel op gewezen te worden dat het initiatief tot het bekomen van eerherstel alleen de betrokken veroordeelde toekomt mits er voldaan is aan bepaalde bij de wet (artt. 622 tot 624 voor het Wetboek van strafvordering) gestelde voorwaarden.
Nabestaanden kunnen dit initiatief niet nemen : verzoeken van nabestaanden in die zin zijn dus onontvankelijk.
Op basis van de mij bekende feiten ben ik niet zinnens een initiatief te nemen teneinde deze dossiers te heropenen.