3-397/2 | 3-397/2 |
3 FEBRUARI 2004
De commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging heeft het wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, gedaan te New York op 14 december 1973 (zie stuk Senaat, nr. 3-397/1, 2003-2004) besproken tijdens haar vergadering van 3 februari 2004.
De vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verwijst naar de memorie van toelichting bij het wetsontwerp.
De voorzitster merkt op dat voorliggend verdrag de bescherming van ministers en diplomaten voorziet, maar dat parlementsleden hier niet van genieten. Nochtans moeten ook zij zich vaak begeven naar gevaarlijke oorden.
De heer Galand vraagt welke bescherming het dienstpaspoort aan de parlementsleden biedt.
De minister antwoordt dat het dienstpaspoort, net zoals het diplomatiek paspoort, in se geen bijzondere bescherming biedt. Het paspoort bevat wel het verzoek aan de plaatselijke overheid om de zending van de drager te vergemakkelijken. Een diplomatiek paspoort wordt afgeleverd aan personen die in het buitenland geaccrediteerd zijn. Het is deze accreditatie die voorziet in de bescherming door de buitenlandse overheden.
De diplomatieke en consulaire diensten ter plaatse zijn uiteraard nauw betrokken bij de organisatie en begeleiding van een aangekondigde parlementaire missie. Zij stellen alles in het werk om deze missies zonder moeilijkheden te laten verlopen.
De heer Galand stelt voor de minister van Buitenlandse Zaken bij brief in te lichten over de opmerkingen van de leden.
Spreker geeft het voorbeeld van een Belgisch onderdaan die onlangs vier dagen werd opgesloten in een Israëlische gevangenis, zonder dat de consul in staat was hem te bezoeken, omdat de plaats van hechtenis hem niet werd medegedeeld. Deze houding van de Israëlische autoriteiten is een flagante overtreding van artikel 48 van het Verdrag van Wenen, waarop voorliggend Verdrag is gebaseerd.
Spreker vraagt tenslotte of het wetsontwerp dat ter stemming ligt ook van toepassing is op de Palestijnse Autoriteit.
De minister antwoordt dat de Palestijnse Autoriteit geen staatrechterlijke status heeft. President Yasser Arafat geniet wel het statuut van staatshoofd, maar de Palestijnse Autoriteit is geen partij bij internationale verdragen tussen Staten.
De artikelen 1 en 2, alsmede het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitster, |
Patrick HOSTEKINT. | Anne-Marie LIZIN. |
De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst
van het wetsontwerp
(zie stuk Senaat, nr. 3-397/1 2003/2004)