3-39 | 3-39 |
De heer Ludwig Vandenhove (SP.A-SPIRIT). - Donderdag 23 oktober 2003 engageerde de minister zich om het wetsontwerp op de ambulante handel, dat door de vorige federale regering op 4 april 2003 werd goedgekeurd, onverkort uit te voeren. Ze wachtte alleen nog op het advies van de Raad van State.
Houdt de minister echter nog wel vast aan het wetsontwerp? Want, als dat het geval is, begrijp ik haar antwoord niet op de vragen die eergisteren in de Kamer werden gesteld. Er is tijdens de vorige regeerperiode immers voldoende overleg geweest, zowel formeel als informeel. Alle representatieve foorreizigersorganisaties staan achter het wetsontwerp en ook de representatieve organisaties van steden en gemeenten werden geraadpleegd. Waarom moet er dan nog overleg komen over dit wetsontwerp?
Heeft de minister naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in Namen de intentie om met een koninklijk besluit wijzigingen aan te brengen die afwijken van het overleg?
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw. - Het wetsontwerp op de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten en fooractiviteiten werd door de vorige regering op 4 april 2003 goedgekeurd. Het werd voor advies aan de Raad van State overgezonden.
Naar aanleiding van de regeringswissel heeft de Raad van State mij in september 2003 gevraagd of ik de adviesvraag behield. Na onderzoek heb ik beslist de adviesvraag te behouden. Het ontwerp wordt nog door de Raad van State onderzocht.
Het wetsontwerp maakt gebruik van de techniek van de kaderwet. Het legt de algemene principes vast en biedt nog veel manoeuvreerruimte met koninklijke besluiten. Daarom lijkt het me niet noodzakelijk het wetsontwerp te wijzigen. Het beantwoordt aan de rechtmatige verzuchtingen van de foorkramers.
Ik was van plan een overleg te organiseren met de representatieve organisaties van foornijveraars nadat ik het advies van de Raad van State had ontvangen. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Namen heb ik beslist dit overleg te vervroegen. Volgende week ontvang ik alle vakverenigingen van foorreizigers. Ik bestudeer dan met hen welk systeem er in heel België kan worden ingevoerd voor het toekennen van standplaatsen tijdens de kermisfeesten.
Ik wens ook de drie gewestministers die bevoegd zijn voor de plaatselijke besturen, bij deze werkzaamheden te betrekken. Hun reactie was positief en ze zullen aanwezig zijn op het overleg.
De heer Ludwig Vandenhove (SP.A-SPIRIT). - Het antwoord van de minister stelt mij gerust. Ik kan me immers niet inbeelden waarom de organisaties van foorreizigers hun standpunt intussen zouden hebben veranderd. Zij vragen een reglementering analoog aan die voor de marktkramers. Ik vertrouw er dan ook op dat toestanden zoals in Namen in de toekomst niet meer zullen voorkomen.