3-38 | 3-38 |
De heer Luc Willems (VLD), rapporteur. - Ons land diende de richtlijn van 20 december 2001 in verband met de vereenvoudiging van de belasting over de toegevoegde waarde om te zetten in Belgische wetgeving.
Het doel is ondernemingen de kans te geven de mogelijkheden die de interne markt en de nieuwe technologieën bieden ten volle te benutten, de administratieve kosten in belangrijke mate te verminderen en de concurrentiepositie te verbeteren.
Voor een goede werking van de interne markt is het ten behoeve van de belasting over de toegevoegde waarde noodzakelijk dat er op Europees niveau een aantal gemeenschappelijke voorwaarden worden vastgesteld voor elektronische facturering, elektronische bewaring en zo meer.
Dit initiatief behelst ontegensprekelijk een nieuwe belangrijke stap naar meer administratieve vereenvoudiging. Zij biedt de ondernemingen de mogelijkheid hun factureringsprocedure te vergemakkelijken en te automatiseren.
De ontwerpen van uitvoeringsbesluiten zijn opgenomen in de memorie van toelichting bij dit wetsontwerp.
In de commissie was er eensgezindheid over de noodzaak tot administratieve vereenvoudiging en tot vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen.
Over de uitwerking verschilden de leden echter van mening. Volgens de minister van Financiën is dit wetsontwerp een evenwichtsoefening tussen enerzijds de Europese richtlijn in kwestie, de wijze waarop ze wordt omgezet en de keuzes die hierbij worden gemaakt en anderzijds het bevoordelen van het gebruik van moderne technologieën inzake facturering.
Bij deze evenwichtsoefening mogen wij de fiscale fraude niet uit het oog verliezen. Bij een te ver doorgedreven vereenvoudiging van de procedure, vooral dan bij de bewaring van documenten, dreigt men instrumenten ter bestrijding van de fiscale fraude uit handen te geven.
De minister heeft dan ook verdedigd dat de bewaringstermijn in het raam van de bestaande wetgeving op 10 jaar moet worden gebracht.
In het licht hiervan hadden sommige leden vragen bij de verplichting voor bedrijven om ook papieren facturen zo lang te bewaren. Het prijskaartje hiervoor tast de concurrentiepositie van de bedrijven erg aan.
In dit verband wijst de minister op het conflict tussen de administratieve vereenvoudiging en de bestrijding van de fiscale fraude. De termijn van 10 jaar moet wel behouden blijven aangezien de geldende BTW-wetgeving inzake verjaring geen andere oplossing biedt.
De Kamer mag het ontwerp dan niet hebben geamendeerd, de Senaatscommissie stelde toch een verschil vast tussen het voorontwerp en de door de Kamer goedgekeurde tekst van het artikel 60, §3, derde lid van de wet, artikel 11 van het ontwerp. De minister bevestigt dat de versie op bladzijde 25 van het Kamerstuk 51-413/1 de juiste is. Deze versie stemt trouwens overeen met wat vermeld staat in de toelichting. De commissie heeft besloten een tekstcorrectie aan te brengen en in de Nederlandse tekst het woord `verzonden' te vervangen door het woord `ontvangen'.
De amendementen 1 tot 5 werden verworpen en het wetsontwerp in zijn geheel werd aangenomen met 12 stemmen bij 3 onthoudingen.
M. René Thissen (CDH). - Il est incontestable que de nombreuses entreprises manifestent un intérêt indéniable pour la facturation et l'archivage électroniques. Ce passage d'un mode à un autre leur permettrait de réaliser des économies très intéressantes, estimées à 75% dans certains cas, par rapport à la variante « papier » aujourd'hui utilisée.
Il faut donc se réjouir qu'une directive européenne ait été adoptée en la matière. Ce texte crée enfin un cadre en matière de facturation et d'archivage électroniques pour les entreprises dans les quinze États membres, en édictant une série de règles auxquelles aucune dérogation n'est, en principe, tolérée, lors de la transposition en droit national, de sorte qu'à l'avenir la facturation électronique sera possible sans agrément préalable.
Néanmoins, tout n'est pas réglé pour autant car, lors de la transposition, les États membres peuvent assouplir ou renforcer une série d'obligations locales.
C'est pourquoi, sous l'égide d'Alain Zenner, notre collègue ici présent, ancien secrétaire d'État chargé de la simplification administrative dans les procédures fiscales, un groupe de travail mixte administration/secteur privé s'est réuni à de très nombreuses reprises pour préparer la transposition de la directive en droit belge. Les conclusions de ce groupe de travail furent ensuite présentées lors d'un séminaire à la FEB, en novembre 2002.
En dépit de demandes concrètes émanant du monde des entreprises et des travaux de ce groupe de travail, je dois bien constater que le ministre des Finances a décidé d'imposer à ces dernières, non pas une simplification, mais bien une augmentation des charges administratives à l'occasion de la mise en place de ce projet de loi.
Citons, à titre d'exemple, les obligations supplémentaires sur le plan de l'émission de factures par le client dans le cadre de l'autofacturation, l'interdiction de scanner des factures reçues sous format papier pour les conserver uniquement sur support numérique ou encore l'interdiction de conserver les factures à n'importe quel endroit.
Un malheur ne venant jamais seul, il faut bien constater que nos principaux partenaires commerciaux, peut-être plus réalistes, les Pays-Bas, l'Allemagne, la France, le Royaume-Uni, ont, quant à eux, choisi de ne pas instaurer ces charges administratives supplémentaires dans leur nouvelle législation TVA.
Comment un fournisseur belge actif, par exemple, dans l'industrie automobile ou le secteur de la chimie, doit-il expliquer à un client allemand que l'autofacturation en Belgique doit être explicitement approuvée, mois par mois, alors que ce n'est pas le cas selon la législation allemande ? N'était-il pas possible, par exemple, d'inverser le processus et de signer une convention pour un contrat d'entreprise concernant l'autofacturation et puis de fonctionner par dérogations au contrat existant ou résiliation de celui-ci ? Sans doute était-ce trop simple, il fallait produire du papier....
En ce qui concerne le délai de conservation des factures, il convient de souligner que l'obligation de conservation n'est pas négligeable en termes de coût pour les entreprises. C'est pourquoi je plaide, comme beaucoup de personnes qui connaissent le monde des entreprises, pour une harmonisation et une simplification des délais de conservation.
Je regrette donc que le ministre des Finances ne suive pas, une fois de plus, monsieur Zenner, les conclusions du groupe de travail que vous avez mis en place visant à porter le délai de conservation des livres, factures et autres documents à sept ans au lieu de dix.
De plus, je m'étonne que les factures d'entrée doivent être conservées sous la forme originale, papier ou électronique, sous laquelle elles ont été transmises. Cette disposition constitue à mon sens une négation du progrès technologique qui permet de conserver des documents rédigés sur papier par d'autres méthodes sécurisées.
Il me paraît simpliste de dire qu'il faut éviter les problèmes liés à la fraude fiscale et que le fait de maintenir le document papier pour les factures d'entrée résoudra les problèmes. Celui qui veut frauder trouvera le moyen de le faire, quel que soit le support de la facture. Cet argument ne saurait donc justifier un blocage de la simplification de l'archivage des documents.
Je souhaite dès lors que le ministre soit aussi attentif aux droits qui protégeront les assujettis, particulièrement dans les cas où l'administration fiscale fait usage de toutes les possibilités qu'offre un support électronique sans que l'assujetti en soit informé.
Pour conclure, je dois bien constater que si le gouvernement, une fois de plus, fait part, à grand renfort d'effets d'annonce, de mesures de simplification administratives et de réduction de la paperasserie par la levée de formalités administratives superflues, il n'en reste pas moins que, dans ce dossier, le ministre des Finances avait vraiment l'occasion de simplifier réellement la vie des entreprises. Mais il a choisi de ne pas la saisir ! Que du contraire ! Ses décisions ont pour effet, même si telle n'était pas son intention au départ, de compliquer encore un peu plus la vie des entreprises.
En conséquence, le groupe CDH du Sénat, bien qu'il soit favorable à la facturation électronique, s'abstiendra lors du vote, dès lors que la concrétisation de certaines options prises par le ministre des Finances risque d'aboutir tout simplement à un accroissement inutile des charges administratives et donc de la structure des coûts pour les entreprises belges, au détriment de la compétitivité.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Verslaggever Willems is in zijn verslag zeer vriendelijk gebleven voor de regering.
De heer Luc Willems (VLD). - Ik heb een objectief verslag gebracht, mijnheer Schouppe.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Dat is dan uw objectiviteit. Wij zijn anders objectief.
De heer Willems heeft gezegd dat de commissie akkoord gaat met de administratieve vereenvoudiging. Terloops gezegd, het spijt ons dat de staatssecretaris niet aanwezig was in de commissie. Gelukkig verschijnt hij vandaag ter elfder ure in de openbare vergadering.
Om volledig te zijn had de heer Willems moeten vermelden dat de commissie heeft vastgesteld dat een uitzonderlijke kans werd gemist om over te gaan tot een echte administratieve vereenvoudiging voor het bedrijfsleven.
De rapporteur heeft wel schroomvol gewezen op een tekstcorrectie. Laten we het beestje bij zijn naam noemen. De verbetering die de commissie voorstelt, betreft een grove slordigheid. De tekst die de regering liet goedkeuren door de Kamer en die hier voorligt, verschilt van het voorontwerp dat aan de Raad van State werd voorgelegd en geeft de bedoelingen niet correct weer.
Omdat wij nog altijd constructief willen zijn, vinden we dat de Senaat de tekst beter kan corrigeren zodat hij aansluit bij de bedoeling van de regering en overeenstemt met de Europese richtlijn. De heer Mahoux zal het met mij eens zijn dat de regering slordig heeft gewerkt.
Het ontwerp betreft de omzetting van een Europese richtlijn in het Belgisch recht. De bedoeling is de elektronische factuur een plaats te geven in de Belgische BTW-wetgeving.
Die inschrijving in de BTW-wetgeving is een schoolvoorbeeld van gebrek aan visie vanwege het ministerie van Financiën. De maatregel zal de administratieve last voor de ondernemingen nog verhogen.
Het is betreurenswaardig dat de regering de elektronische archivering van inkomende facturen verbiedt, terwijl iedereen weet dat de encryptietechnologie voldoende geavanceerd is om misbruiken uit te sluiten en de authenticiteit van de facturen te controleren. Voor de beveiliging van economische documenten en de bijhorende certificatiedienstverlening bestaat reeds sedert september 2001 een wettelijk kader. Door het gebruik van de niet-manipuleerbare CD-WORM, die ook door de administratie van Financiën wordt gebruikt, kan de archivering op een fraudeveilige manier plaatsvinden. Het adagium Digital is equal moet ook in ons land in daden kunnen worden omgezet zonder de fraudemogelijkheden inzake belastingsinning te verhogen.
Voor een land als België, in het bijzonder voor het Vlaamse landsgedeelte, is het totaal onbegrijpelijk dat multinationals waarvan het hoofdkantoor zich buiten de Europese Unie bevindt, binnen Europa een centrum moeten oprichten dat instaat voor de archivering. De archivering van facturen en andere documenten van de talrijke Amerikaanse bedrijven die zich in ons land bevinden, wordt zo efficiënt en zo goedkoop mogelijk georganiseerd, dikwijls via outsourcing, onder meer in India. Voorliggend wetsontwerp bepaalt dat de archivering binnen de Europese Unie moet plaatsvinden. Dat betekent dat België de outsourcing van dergelijke activiteiten niet aanvaardt. Als de bedrijven dat vernemen, zullen ze ongetwijfeld veronderstellen dat België de digitalisering nog niet heeft ontdekt. Dit initiatief zal zeker niet bijdragen tot het beoogde doel, namelijk de creatie van 200.000 jobs.
Daarenboven stelt het ontwerp een bewaringstermijn van tien jaar voorop, wat langer is dan de bewaringstermijn die voor de normale activiteiten voor de BTW van toepassing is. De normale termijn bedraagt drie jaar. In de praktijk blijkt dat te weinig te zijn. Die termijn wordt meestal verlengd tot vijf jaar, maar slechts in uitzonderlijke gevallen wordt een termijn van zeven jaar gevorderd. De minister van Financiën vindt het volkomen normaal dat na de termijn van vijf jaar, die gewoonlijk wordt toegepast, nog een supplementaire termijn van vijf jaar wordt toegevoegd om fraudebestrijding mogelijk te maken.
Dat betekent dat de Belgische overheid het bedrijfsleven benadert als potentiële fraudeurs. De normale wettelijke termijn voor het bijhouden van documenten wordt voortaan verlengd met de maximale termijn.
Toen we minister Reynders erop wezen dat zijn eigen administratie tot een digitalisering overgaat en dat er veilige vormen van digitalisering bestaan, heeft hij zelf toegegeven dat, indien de administratie akkoord gaat, de digitalisering voor de uitgaande facturen kan worden overwogen. Voor de inkomende facturen moet de last echter op de bedrijven blijven liggen, alsof het allemaal potentiële fraudeurs zijn. Is het echt niet mogelijk die termijn van tien jaar terug te brengen tot zeven jaar? De Europese richtlijn maakt dat mogelijk. Het ontwerp is meer kafkaiaans dan wat Kafka zelf had kunnen bevroeden. België is strenger dan de Frankrijk, Duitsland, Nederland en Engeland. Wij doen alles om ons uit de Europese markt te prijzen. Gewoon onbegrijpelijk. De regering neemt de fraudebestrijding als uitgangspunt voor het vastleggen van normen voor de bedrijfsadministratie.
De regering had met een volledige elektronische archivering en een verkorting van de bewaartermijn voor de facturen één van de Twaalf Werken van administratieve vereenvoudiging van de heer Van Quickenborne kunnen realiseren. De minister van Financiën volgt echter een ander spoor. Dit dossier is exemplarisch voor het gebrek aan praktische verwezenlijkingen inzake administratieve vereenvoudiging. Het volstaat, naast dit dossier, de perikelen rond de kruispuntbank voor de ondernemingen of het gesleutel aan de vennootschapsbelasting voor ogen te houden om te beseffen dat de opdracht van de heer Van Quickenborne moeilijk tot resultaten kan leiden.
Ik wil eindigen met een citaat van Bart Tommelein, uitgesproken in de Kamer, om aan te tonen welke nonsens wij hier te verwerken krijgen: "Wij staan achter dit ontwerp en zullen het goedkeuren, al zullen er in de toekomst een aantal wijzigingen moeten worden aangebracht, onder meer inzake de archiveringsperiode die nu tien jaar bedraagt, maar volgens het regeerakkoord moet worden herzien om alles terug te brengen op vijf jaar. Daarom zal onze fractie in de toekomst nog een aantal wetsvoorstellen moeten indienen."
Welnu, we gaan natuurlijk niet wachten tot de heer Tommelein groen licht krijgt van zijn partij om met nieuwe voorstellen te komen. We zullen zelf voorstellen indienen om de zaken eenvoudiger te maken zodat het bedrijfsleven beter kan concurreren met dat van andere Europese landen.
Inhoudelijk steunen we de omzetting van de Europese regelgeving, maar bij de stemming moeten we ons onthouden omdat we niet akkoord gaan met de superarchaïsche manier waarop de regering dit probleem probeert te regelen.
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik wil kort reageren op de uitspraken van de heer Schouppe. Het siert hem en de CD&V-Senaatsfractie dat ze hierover een dergelijk standpunt innemen, want in de Kamer heeft de CD&V het project zonder enige bemoeienis mee goedgekeurd!
Ik ben hier vandaag niet alleen in het gezelschap van collega Arena, maar ook van staatssecretaris Simonet die als opdracht heeft de Europese richtlijnen tijdig in ons recht om te zetten. Dat moest met de ons voorliggende richtlijn gebeuren voor 1 januari 2004, maar we zijn intussen al 20 dagen verder. Indien evenwel vandaag een amendement wordt aangenomen, verhuist het ontwerp weer naar de Kamer.
Ik wil erop wijzen dat in het lenterapport van de Europese Commissie te lezen staat dat België de voorbije jaren bijzondere inspanningen heeft geleverd om de economie opnieuw aan te zwengelen en ze dankt de Belgische regering voor de inspanningen die worden geleverd inzake administratieve vereenvoudiging.
Ik weet dat het niet altijd van een leien dakje loopt. De CD&V heeft een bezoek gebracht aan een ondernemingsloket en een griffie in West-Vlaanderen, waar ze heeft vastgesteld dat het systeem een uur was uitgevallen, en niet, zoals ze beweert, dat het niet draait. Wat vroeger maanden in beslag nam, kan nu veel sneller worden afgehandeld omdat de betrokkenen zich tot één enkel loket moeten wenden. De Kruispuntbank voor ondernemingen draait opnieuw sinds 15 januari.
De heer Schouppe vraagt om alles te integreren in dat ene loket. Dat is precies wat in de conclusies van de top van Gembloers en in het regeerakkoord staat en wat momenteel wordt verwezenlijkt, zoals de aansluiting van de notarissen op de ondernemingsloketten, de beslissing van de Vlaamse ondernemersconferentie om Vlaamse producten aan te bieden in de ondernemingsloketten, enzovoort. We willen ook de adviezen van de CD&V volgen. Ik meen dus dat we elkaar kunnen vinden.
Wat het wetsontwerp betreft, klopt het dat de regering poogt de archiveringstermijn te beperken tot vijf jaar. Ik heb mij voorgenomen om dat in één oefening te doen. Als we fragmentair tewerk gaan, hebben we niet alleen problemen met de omzetting van de termijnen, maar ook met het geheel van de projecten. Los daarvan denk ik dat de omzetting een goede zaak is omdat het een vereenvoudiging voorstelt evenals de implementatie van de elektronische factuur in ons systeem.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen. De regering legt mooie verklaringen af en wil nu een inspanning doen nadat ze door de Europese instellingen op de vingers is getikt.
We noteren dat de staatssecretaris een inspanning zal doen. We zullen te gelegener tijd de balans opmaken. We hopen dat de heer Simonet dit mee opvolgt.
Ik verwacht van de staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging dat bij de omzetting van de regelgeving de meest moderne technieken worden gebruikt zodat de bedrijven er maximaal voordeel kunnen uit halen en ze een concurrerend voordeel met onze concurrenten uit Nederland, Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië kunnen opbouwen.
De staatssecretaris heeft het nu over een periode van 5 jaar. In de commissie heeft de minister van Financiën echter verklaard dat hij eerst zijn administratie wil consulteren om na te gaan of er geen fiscale fraude is. We willen natuurlijk ook de fiscale fraude bestrijden. We vinden het echter bedenkelijk dat de regering ervan uitgaat dat alle bedrijfsleiders fraudeurs zijn.
De regering vraagt voor de BTW een bewaringstermijn van 5 jaar. Binnen die tijdspanne moet de administratie de normale controles kunnen verrichten. Of moeten we wellicht concluderen dat 5 jaar onvoldoende is? Door een bewaringstermijn op te leggen van 10 jaar worden nodeloze kosten opgelegd en door de informatisering van de archivering niet als uitgangspunt te nemen volgt de overheid niet de weg die ze voor zichzelf heeft uitgestippeld.
M. René Thissen (CDH). - Le secrétaire d'État a parlé du guichet unique destiné aux entreprises. Nous sommes tous d'accord pour affirmer qu'il s'agit d'une excellente mesure. Mais j'inviterai le secrétaire d'État a faire lui-même, en guise de test, les démarches en vue de la constitution d'une société. Il pourra ainsi constater qu'il devra se déplacer à de nombreuses reprises avant que tous ses documents soient en ordre. Je suis d'accord pour que l'on prenne de grandes initiatives mais, sur le terrain, l'administration doit être efficace. Sans cela, les entreprises ne peuvent pas obtenir dans des délais raisonnables les documents nécessaires à leur fonctionnement. Les guichets d'entreprises ne constituent donc pas aujourd'hui un bon exemple pour illustrer la simplification administrative. J'espère que cette situation s'améliorera avec le temps.
Ceci dit, l'objectif de la directive est de mettre à la disposition des entreprises des moyens modernes leur permettant d'être plus compétitives et de supporter moins de charges administratives. Il s'agissait d'une opportunité. Vous répondez que, si des amendements sont acceptés, on prendra encore du retard. Mais vous êtes déjà en retard ! Ce n'est pas un mois supplémentaire qui engendrera des sanctions. Votre argument ne tient donc pas. Par contre, vous avez eu peur et avez suivi votre administration. Or, celle-ci n'a pas encore été suffisamment modernisée. Elle ne dispose ni des moyens suffisants pour pouvoir fonctionner correctement, ni de toutes les compétences informatiques nécessaires pour pouvoir mener des études approfondies. Je le reproche à ses responsables et non à elle. Elle n'a en effet pas reçu les moyens d'être efficace. Le Secrétaire d'État a donc choisi la solution de facilité : protéger l'administration qui ne se sent pas capable de gérer cette modernisation et cette informatisation accrues de la vie des entreprises.
Au lieu d'une augmentation de l'efficacité et de la compétitivité des entreprises, on nous propose une complexification administrative qui engendrera des charges supplémentaires pour elles. Je ne citerai qu'un exemple : l'autofacturation. Il faudra désormais renouveler les contrats tous les mois. Il faut travailler dans une entreprise pour se rendre compte que ce vous imposez. C'est dément !
-De algemene bespreking is gesloten.