3-418/1

3-418/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

21 JANUARI 2004


Wetsvoorstel inzake de medisch begeleide voortplanting

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


« Medisch begeleide voortplanting » (MBV) is een verzamelnaam voor het geheel van nieuwe technieken voor begeleide voortplanting, zoals meer bepaald :

­ de kunstmatige bevruchting, waarbij er spermatozoïden in de vrouwelijke genitaliën worden gebracht zonder dat er seksuele betrekkingen plaatshebben; de bevruchting gebeurt met het sperma van de partner of van een donor;

­ de in-vitrofertilisatie (IVF), waarbij er buiten het lichaam, in het laboratorium, door het inbrengen van een spermatozoïde in een eicel een bevruchting wordt bewerkstelligd; het aldus verkregen embryo wordt 1 tot 5 dagen na de bevruchting, wanneer het 8 cellen telt, in de baarmoeder of de eileider van de vrouw ingebracht; 1

­ de intracytoplasmatische sperma-injectie, waarbij de spermatozoïden rechtstreeks via micro-injectie in het cytoplasma van de eicel worden gebracht; met deze techniek kan gebruik worden gemaakt van spermatiden (de voorlopers van de mannelijke gameten, voor de rijping) in plaats van spermatozoïden en kunnen onvruchtbare mannen kinderen krijgen zonder daarvoor een beroep te moeten doen op een spermadonor.

In het Belgisch recht wordt het gebruik van die technieken momenteel nergens geregeld. Er is alleen het koninklijk besluit van 15 februari 1999 (Belgisch Staatsblad van 25 maart 1999), waarin op zeer precieze wijze de normen zijn vastgelegd waaraan de zorgprogramma's « reproductieve geneeskunde » moeten voldoen om erkend te worden, zowel wat de logistieke voorwaarden betreft als de voorwaarden inzake de omgevingselementen, het personeel, de medische of niet-medische deskundigheid, alsook de kwaliteitsnormen. Er wordt echter niets gezegd over de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om hier toegang toe te krijgen, noch over de procedure. Het staat iedere instelling vrij te functioneren hoe zij wenst.

In de internationale pers wordt regelmatig gewag gemaakt van in-vitrobevruchtingen, de ene al bizarder dan de andere, waardoor politici zich verplicht zien een standpunt in te nemen (zie « La Libre Belgique » van 21 juni 2001, over een geval in Frankrijk : « Mère à 62 ans, du fils de son frère »). In België lijken dergelijke vreemde gevallen weinig voor te komen, maar we kunnen ze niet uitsluiten.

Vrouwen stellen tegenwoordig hun kinderwens uit wegens allerlei omstandigheden die te maken hebben met relaties of met beroepskeuzes. Dit zorgt ervoor dat een aantal vrouwen worden « ingehaald » door hun biologische klok. Er is vastgesteld dat tegenwoordig één op de vijf koppels geconfronteerd wordt met vruchtbaarheidsproblemen. Omdat contraceptie heden ten dage veralgemeend is, krijgen koppels daarenboven de indruk dat zij hun vruchtbaarheid volledig zelf in handen hebben, terwijl de menselijke realiteit heel anders ligt, aangezien het gemiddelde aantal geslaagde bevruchtingen per cyclus zich rond de 25% bevindt (in aanmerking nemend dat er zeer vruchtbare en minder vruchtbare koppels zijn). Het aantal IVF-aanvragen door koppels die liever vandaag dan morgen een kind willen krijgen, stijgt voortdurend.

De MBV wordt technisch steeds beter beheerst. Louise Browne, de eerste proefbuisbaby, is nu 25 jaar oud en IVF is nog steeds de « redding » voor vele radeloze koppels. Proefbuisbaby's zijn tegenwoordig dagelijkse kost voor de geneesheren en voortplantingsspecialisten. In België worden met deze methode jaarlijks 2000 baby's geboren.

Nu de voortplanting artificieel kan worden bewerkstelligd, komen mensen, zowel de mensen die om hulp vragen als de mensen die de hulp verstrekken, in de mogelijkheid om te kunnen en te moeten beslissen. Er moet dus een evenwicht worden gevonden, tussen het individuele en het gemeenschappelijke belang, enerzijds, en tussen het verlangen en de noden, anderzijds.

Het wetsvoorstel heeft als doel het koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « reproductieve geneeskunde » moeten voldoen om erkend te worden, aan te vullen. Het legt de doelstellingen vast van de technieken voor de MBV, de voorwaarden om er gebruik van te kunnen maken, de te volgen procedure, wat er gebeurt met de overtollige gameten en embryo's, de donatie van gameten of embryo's en de straffen die van toepassing zijn wanneer de huidige wetsbepalingen niet worden nageleefd.

COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Artikel 2 legt meer bepaald vast wat er verstaan wordt onder « medisch begeleide voortplanting ». Aan de lijst van technieken kunnen eventuele nieuwe technieken die in de toekomst worden ontwikkeld, worden toegevoegd.

Artikel 3

Dit artikel beschrijft de doelstellingen waaraan de MBV moet beantwoorden, namelijk het verhelpen van de onvruchtbaarheid of de verminderde vruchtbaarheid van sommige koppels en het voorkomen van ernstige erfelijke ziekten door middel van pre-implantatiediagnostiek.

Die begeleiding moet beschikbaar blijven voor koppels die moeilijkheden ondervinden, maar mag niet zomaar gezien worden als alternatieve voortplantingsmethode voor koppels die te ongeduldig zijn om hun kinderwens te vervullen. Dat geldt a fortiori nu de sociale zekerheid de kosten verbonden aan een MBV terugbetaalt.

Deze techniek wordt alleen toegepast in gespecialiseerde centra en meer bepaald die welke beschreven worden in het koninklijk besluit van 15 februari 1999 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « reproductieve geneeskunde » moeten voldoen om erkend te worden. Dit moet de kwaliteit waarborgen.

Artikel 4

Het koppel waarop of de draagmoeder op wie een onvruchtbaar koppel overeenkomstig het wetsvoorstel over de draagmoeders (stuk Senaat, nr. 3-417) een beroep kan doen moet, wanneer medisch begeleide voortplanting gewenst is, een schriftelijk verzoek richten tot een arts die verbonden is aan een instelling waar een zorgprogramma « reproductieve geneeskunde » aanwezig is.

Het koppel moet bestaan uit een man en een vrouw, of uit twee personen van hetzelfde geslacht, die in de echt verbonden zijn en niet feitelijk gescheiden, of die samenwonen.

Het geval van het heteroseksuele koppel met vruchtbaarheidsproblemen kan een heleboel situaties omvatten. Zo kan het bijvoorbeeld samengesteld zijn uit een jonge vrouw en een oudere man, die onvruchtbaar is vanwege zijn leeftijd, of kan het gaan om een koppel waarvan een persoon volledig transseksueel is of om een koppel waarvan de man of de vrouw om ongeacht welke reden onvruchtbaar is.

De kwestie van de homoseksualiteit die ook wordt behandeld is des te belangrijker daar bepaalde centra regelmatig aanvaarden om lesbische vrouwen te insemineren (het CHR van Luik bijvoorbeeld krijgt 20 aanvragen per jaar en gaat op 60 % daarvan in; slechts 15 % van de aanvragen worden meteen geweigerd). Het is dus belangrijk dat het Parlement zich uitspreekt om rekening te houden met de nieuwe gezinsvormen. Volgens de geraadpleegde deskundigen staan homoseksuele koppels veel verder in hun persoonlijke sociale erkenning. De eerste kinderen die binnen een homoseksuele relatie zijn geboren, zijn nu 15 jaar oud. De meeste van die koppels voelen zich goed in hun leven, denken grondig na over hun kinderwens en zijn ook vaak van plan om een persoon van het andere geslacht bij hun leven te betrekken, om bij te dragen tot de gunstige ontwikkeling van het kind.

De deskundigen in de sector benadrukken, anderzijds, dat het gaat om een verschijnsel in de samenleving dat, indien het onderdrukt wordt, op clandestiene manieren zal opduiken.

De indienster staat vooral op het begrip « koppel ». Een alleenstaande vrouw komt enkel in aanmerking als zij zich vrijwillig kandidaat heeft gesteld als draagmoeder, in het kader van het wetsvoorstel over de draagmoeders (stuk Senaat, nr. 3-417). In de praktijk blijkt dat die vrouwen, in de meeste gevallen, een kind voor zichtzelf willen.

De indienster ziet er ook van af een leeftijdsgrens in te stellen voor de twee leden van het koppel. Ze moeten meerderjarig zijn en in staat om zich voort te planten, wat inhoudt dat ze ten minste 18 jaar oud moeten zijn en dat de vrouw nog niet in de menopauze mag zijn. Ieder koppel heeft een ander verhaal en het zou jammer zijn een koppel van deze technieken uit te sluiten omdat het een jaar, of misschien zelfs maar een paar maanden te oud is. Het is aan de arts om het verhaal van het koppel, zijn voorgeschiedenis en zijn gezondheidstoestand correct in te schatten.

Net als bij elke medische ingreep als bepaald in de wet van 18 augustus 2001 betreffende de rechten van de patiënt, is de voorlichting van het koppel essentieel. De MBV is immers een techniek die voor bepaalde vrouwen afmattend kan zijn (eierstokstimulatie, pick-up van eicellen of van spermatozoïden, terugplaasting in de baarmoeder van de embryo's die in vitro zijn gecreëerd). De ouders moeten ook ingelicht worden over het risico op mislukking, dat momenteel nog vrij hoog is (35 %).

Artikel 5

Een koppel kan altijd zijn aanvraag voor medische begeleiding bij de voortplanting intrekken. Iedere procedure kan onmiddellijk worden stopgezet. Het koppel beschikt over die vrijheid.

De arts is ook gemachtigd een aanvraag tot medische begeleiding bij de voortplanting te weigeren wanneer het volgens hem gaat om een koppel dat niet aan de voorwaarden voldoet, bijvoorbeeld wanneer hij van mening is dat de vrouw te oud is. De arts moet zijn standpunt toelichten. Hij kan ethische, medische, psychologische of andere redenen aanvoeren.

Artikel 6

Zolang het koppel nog beschikt over ingevroren embryo's, kan het geen nieuwe in vitro bevruchting aanvragen om meer embryo's te produceren. De bedoeling is dat de nog bestaande voorraad embryo's wordt opgebruikt vooraleer er nieuwe worden aangemaakt en dat de sociale zekerheid bespaart door het aantal medisch begeleide voortplantingen die terugbetaald worden, te verminderen.

Artikel 7

§ 1. Het koppel mag een beroep doen op een derde als donor, wanneer de arts vaststelt dat de MBV geen of weinig resultaten kan geven (gameten van slechte kwaliteit, een van de partners is onvruchtbaar, ...). De instemming van het koppel is natuurlijk vereist.

De indienster wil alleen donoren inschakelen wanneer dat om medische redenen vereist is en zou, om te voorkomen dat er baby's « op maat » worden gemaakt, niet toestaan dat een koppel een donor gebruikt die groot is omdat de echtgenoot te klein is, of nog een prominente figuur die intelligent is.

§ 2. De derde persoon die donor is moet aan een aantal voorwaarden voldoen : hij moet meerderjarig zijn, gezond van geest, in goede lichamelijke gezondheid verkeren en jonger zijn dan 45 voor een man en jonger dan 38 voor een vrouw.

§ 3. De donatie van gameten is een vrijwillige daad en mag niet worden verkregen onder druk of bedreiging.

§ 4. Het kan onrechtvaardig lijken dat de donatie van sperma vergoed wordt en de donatie van eicellen niet.

De indienster heeft hiervoor gekozen omdat de spermadonatie natuurlijk fysiologisch en psychologisch minder ingrijpend is dan een eicel-pick up. De vrouw moet immers een hormonale behandeling ondergaan en de pick up van de eicellen zelf. Het is de bedoeling te voorkomen dat men kansarme vrouwen aantrekt die op geld uitzijn, of dat er netwerken van vrouwenexploitatie ontstaan. Indien er geen financiële tegemoetkoming wordt aangeboden aan de mannen, dreigen er nog minder spermadonoren te zijn dan nu.

§ 5. De donatie van gameten dient in principe anoniem te verlopen, zoals dit nu al het geval is. Zweden heeft ervoor gekozen dit niet meer te eisen en het aantal spermadonaties is er sterk gedaald omdat donoren vrezen dat er plots ongewenste kinderen in hun leven zouden kunnen opduiken, die hun biologische vader hebben opgespoord. Het ontvangend koppel en de donor kennen elkaars identiteit dus niet.

De anonieme donatie is voornamelijk ingevoerd om de donatie mogelijk te maken, zonder dat hier voor de donor een morele of juridische verplichting uit voortvloeit om betrokken te zijn bij het ouderschapsproject dat op de donatie volgt.

Aan elke spermadonatie beantwoordt een medische fiche waarop de gezondheidsgegevens van de donor staan, zijn gewicht en zijn lengte, de kleur van zijn ogen en van zijn haar. Zo kan het koppel een donor kiezen die fysiek zo goed mogelijk op hen lijkt en beschikken zij over medische gegevens die nuttig kunnen zijn voor hun toekomstige kind.

Indienster gelooft niet in een strikt biologische interpretatie van het begrip « ouderschap ». Daarom is het belangrijk dat er gameten worden gebruikt waarmee het toekomstige kind uit fenotypisch oogpunt zoveel mogelijk gelijkt op de vader of de moeder die het opvoedt.

Er kan een uitzondering gemaakt worden op het principe van de anonieme donatie wanneer een verwant van het koppel bewust voor de gametendonatie kiest. De bedoeling van deze uitzondering is het aantal kinderen die hun biologische ouders niet (kunnen) kennen, tot een minimum te beperken. Dit heeft te maken met het probleem van het recht om zijn voorouders te kennen.

§ 6. Het is verboden het sperma van verschillende mannen te mengen, omdat anders het genetisch materiaal vermengd kan raken.

§ 7. Het is ook belangrijk te voorkomen dat een donor te veel kinderen verwekt, die elkaar op een dag kunnen ontmoeten en problemen met broeder- of zusterschap kunnen krijgen. De grens ligt op zes.

Artikel 8

De donatie van embryo's is gereglementeerd.

§ 1. Een koppel bij wie medisch begeleide voortplanting niet leidt tot een zwangerschap op basis van de eigen gameten of bij wie er een risico is op een erfelijke afwijking die niet via PID kan worden opgespoord, kan overwegen gebruik te maken van een donorembryo.

§ 2. De donoren mogen in geen geval vergoed worden. Het menselijk lichaam en zijn delen kunnen als dusdanig geen bronnen van winst zijn ­ zoals dit zeer goed wordt uitgedrukt in artikel 21 van het Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen ten aanzien van de toepassingen van de biologie en de geneeskunde.

§ 3. De identiteit van het donorkoppel kan niet worden vrijgegeven. Een arts kan wel, via een medische fiche, bepaalde niet-identificeerbare medische inlichtingen verkrijgen die het koppel op het moment van de donatie heeft doorgegeven. De gezondheidsantecedenten van de biologische ouders zijn belangrijke elementen voor de gezondheid van het kind dat zij verwekt en voor donatie beschikbaar gesteld hebben.

Artikel 9

§ 1. De technieken voor medisch begeleide voortplanting houden in dat er meerdere embryo's aangemaakt worden. Men probeert steeds vaker het aantal terug ingebrachte embryo's van goede kwaliteit te beperken, om meerlingenzwangerschappen te voorkomen. Het kan dus gebeuren dat er gezonde embryo's zijn die niet worden gebruikt.

§ 2. Er zijn drie categorieën van koppels die kunnen kiezen voor de donatie en/of het bewaren van gameten of embryo's : zij die bezig zijn met medisch begeleide voortplanting, zij die een donatie willen doen voor onderzoek of zij die een donatie willen doen aan derden, dit wil zeggen mannen en vrouwen die een heelkundige ingreep of een behandeling moeten ondergaan (chemotherapie of radiotherapie, in het bijzonder om kanker te bestrijden) waardoor zij onvruchtbaar kunnen worden, terwijl zij hoopten ooit nog kinderen te krijgen.

§ 3. De pick up en de bewaring van gameten en embryo's kan alleen in het kader van een zorgprogramma van type B als beschreven in het koninklijk besluit van 15 februari 1999, dat precieze normen vastlegt, zowel wat de werkomgeving als wat het personeel betreft.

Artikel 10

§ 1. De bewaring van eventuele overtollige embryo's is mogelijk indien het koppel hier schriftelijk mee heeft ingestemd. Wanneer er een beroep wordt gedaan op een draagmoeder, moet het onvruchtbare koppel waarmee zij een contract heeft overeenkomstig het wetsvoorstel betreffende de draagmoeders (stuk Senaat, nr. 3-417) zijn toestemming geven voor de bewaring van overtollige embryo's.

§ 2. Het is belangrijk het statuut van de overtollige embryo's die ontstaan zijn bij een in-vitrobevruchting, te regelen. Er zijn momenteel duizenden overtollige embryo's wier lot niet vaststaat, vermits de ouders er zich niet meer om bekommeren. Men kan die embryo's niet eeuwig bewaren en zij zouden zeer welkom zijn voor onderzoek en voor andere koppels die moeilijkheden kennen. De tekst bepaalt dat de ouders ieder jaar schriftelijk moeten meedelen wat zij met hun embryo's willen doen (voortzetting van het ouderschapsproject of stopzetting). Het eerste jaar krijgen zij een brief. De daaropvolgende jaren sturen zij zelf een brief.

§ 3. Indien het koppel zijn embryo's niet langer wenst te bewaren, kunnen zij ze anoniem aan een onvruchtbaar koppel schenken, aan het wetenschappelijk onderzoek schenken, of laten vernietigen.

§ 4. Indien het koppel geen beslissing heeft genomen, zijn de embryo's na vijf jaar bestemd voor wetenschappelijk onderzoek, waar ze zeer nuttig zijn. Hierbij worden uiteraard de bepalingen in acht genomen van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro.

De indienster is van mening dat de ouders, indien zij zich vijf jaar lang niet bekommerd hebben om het lot van hun embryo's, er zeker geen bezwaar zullen tegen hebben dat die embryo's aan de wetenschap worden geschonken. Het onderzoek op dit gebied is bovendien zeer beloftevol en de zieken wachten op oplossingen.

Voor de embryo's in vitro die al bestaan op de datum van de inwerkingtreding van deze wet, begint de termijn van vijf jaar te lopen vanaf die datum.

Artikel 11

Dit artikel strekt ertoe de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro te wijzigen en aan te vullen met een bepaling krachtens welke de overtollige embryo's aan het wetenschappelijk onderzoek worden geschonken wanneer de ouders vijf jaar lang niets van zich hebben laten horen.

Artikel 12

§ 1. De indienster heeft ervoor gekozen om, in geval een van de echtgenoten overlijdt, toe te staan dat de overtollige gameten of embryo's gebruikt worden om kinderen voort te brengen, voor zover dit voornemen ­ gezien het belang ervan ­ is vastgelegd in een authentieke akte, opgemaakt door een notaris. Het gaat om hetzelfde ouderschapsproject, maar in nieuwe omstandigheden. De akte kan twee dingen vastleggen. De betrokkene kan erin verklaren dat hij aanvaardt dat :

­ zijn eigen gameten na zijn overlijden door zijn partner worden gebruikt of aan een onvruchtbaar koppel worden geschonken, of nog aan de wetenschap worden geschonken. Indienster meent dat eenieder vrij over zijn lichaam en de samenstellende delen ervan mag beschikken. Het is dus normaal dat een man kan beslissen wat er na zijn dood met zijn spermatozoïden gebeurt;

­ zijn embryo's door zijn echtgenote gebruikt worden om hun kinderwens te concretiseren. Wat het lot van de overtollige embryo's betreft, kan betrokkene enkel beslissen dat zij gebruikt mogen worden voor latere inplanting bij zijn partner. Voor de overtollige embryo's is donatie aan derden of aan de wetenschap niet mogelijk. Hoewel de wil van de overledene voorrang heeft zoals bepaald in § 2, kan de overlevende partner niet worden gedwongen om embryo's die uit zijn eigen gameten zijn ontstaan, af te staan aan derden of aan het wetenschappelijk onderzoek.

§ 2. Is er een conflict tussen de twee partners over het lot van de gameten of de overtollige embryo's, dan krijgt de wil van de overledene die er niet meer is om zijn mening te geven, voorrang op de wil van de overlevende. Niets belet een vrouw echter om af te zien van het voortzetten van het project, ook indien de overledene wenste dat dit zonder hem zou doorgaan.

§ 3. De vrouw dient de beslissing tot terugplaatsing van de gameten van haar overleden partner te nemen binnen zes maanden na het overlijden. Deze beslissing dient absoluut goed overwogen te zijn. De vrouw moet kunnen nadenken over alle gevolgen van het stichten van een eenoudergezin waarvoor zij de enige verantwoordelijke zal zijn. De vrouw beschikt na het nemen van die beslissing over een termijn van 12 maanden om, indien nodig, meerdere inplantingspogingen te ondergaan. Deze tijdslimieten worden opgelegd om de erfenis binnen een redelijke termijn te kunnen regelen.

De verdeling van de nalatenschap van de overledene wordt tijdens deze termijn uitgesteld, teneinde de belangen van het kind of de kinderen die nog geboren moeten worden, te beschermen.

Artikel 13

Dit artikel heeft tot doel het Burgerlijk Wetboek te wijzigen om het vermoeden van vaderschap ook toepasselijk te maken op kinderen die ontstaan zijn uit gameten van de overleden echtgenoot die in een authentieke akte zijn vrouw ertoe had gemachtigd hun ouderschapsproject na zijn dood voort te zetten.

Artikel 14

Deze authentieke akte geldt als erkenning door de vader wanneer het om samenwonenden gaat.

Artikel 15

De wijziging van artikel 725, tweede lid, 1º, van het Burgerlijk Wetboek, maakt een uitzondering mogelijk op het principe dat een kind dat na het overlijden van zijn vader nog niet geboren is, niet van hem kan erven.

Artikel 16

Dit artikel heeft tot doel een bepaling toe te voegen aan het Burgerlijk Wetboek, onder de titel betreffende de erfenissen, waardoor het mogelijk wordt de verdeling van de nalatenschap op te schorten zolang het kind of de kinderen die uit de gameten of de embryo's van de overleden echtgenoot of partner zijn ontstaan, nog niet geboren is of zijn.

Artikel 17

Er wordt voorzien in strafrechtelijke bepalingen bij niet-naleving van deze wet. Ze komen overeen met de straffen die bepaald zijn in de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro.

Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Voor de toepassing van deze wet, worden volgende definities gehanteerd :

1º medisch begeleide voortplanting : het geheel van klinische en biologische handelingen, waaronder de eierstokstimulatie, de in-vitrobevruchting, de intracytoplasmatische sperma-injectie, de implantatie van embryo's, de kunstmatige bevruchting en alle technieken die hetzelfde doel beogen en waarmee voortplanting buiten het natuurlijke proces tot stand kan worden gebracht;

2º betrokken personen : het koppel, of de draagmoeder als gedefinieerd in de wet van ... betreffende de draagmoeders;

3º donatie van gameten : gift door een derde van spermatozoïden of van eicellen, met het oog op medisch begeleide voortplanting;

4º geneesheer : geneesheer van een centrum waar een zorgprogramma reproductieve geneeskunde loopt als bedoeld in het koninklijk besluit van 15 februari 1999 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « reproductieve geneeskunde » moeten voldoen om erkend te worden.

Art. 3

De medisch begeleide voortplanting heeft tot doel een oplossing te bieden voor de onvruchtbaarheid of de lage vruchtbaarheid van een koppel, die schriftelijk is vastgesteld door een geneesheer-specialist, of voor de overdracht van een bijzonder ernstige genetische aandoening op het kind.

De medisch begeleide voortplanting wordt alleen toegepast in de centra waar zorgprogramma's reproductieve geneeskunde lopen, als bedoeld in het koninklijk besluit van 15 februari 1999.

Art. 4

§ 1. De medisch begeleide voortplanting is bedoeld als antwoord op het schriftelijk verzoek :

­ van een koppel, bestaande uit een meerderjarige vrouw die fysiologisch nog niet in de menopauze is en een meerderjarige man die op een leeftijd zijn om kinderen voort te brengen en die gehuwd en niet feitelijk gescheiden zijn, of samenwonen, en die samen een ouderschapsproject hebben binnen het kader van een stabiele affectieve relatie;

­ of van een draagmoeder die met een onvruchtbaar koppel een contract heeft gesloten overeenkomstig de wet van ... betreffende de draagmoeders.

Het verzoek kan slechts ontvankelijk zijn :

­ als het gericht is tot een centrum met een zorgprogramma reproductieve geneeskunde;

­ als de betrokkenen geïnformeerd zijn over alle medische, genetische, juridische en sociale aspecten van de medische begeleiding bij de voortplanting, over de eventuele risico's die er voor henzelf en het toekomstige kind aan verbonden zijn en over de betrouwbaarheidsgraad van de analyses en de slagingskansen van de voorgestelde techniek. Deze informatie moet ook de mogelijkheid omvatten dat er meer embryo's worden aangemaakt dan er getransplanteerd kunnen worden en er dient te worden besproken wat dit overtollige aantal kan inhouden inzake het invriezen, vernietigen of doneren van embryo's.

­ als het koppel schriftelijk heeft ingestemd met de gekozen techniek voor medisch begeleide voortplanting en de daaraan verbonden voorwaarden;

­ en als de aanvraag is goedgekeurd door het ethisch medisch comité van de betrokken verzorgingsinstelling, nadat de vastbeslotenheid van het koppel of van de draagmoeder zijn nagegaan.

§ 2. In afwijking van § 1, eertste streepje, kan een schriftelijke aanvraag uitgaan van een koppel dat bestaat uit twee meerderjarige personen van hetzelfde geslacht, die gehuwd en niet feitelijk gescheiden zijn, of samenwonen, en die een gemeenschappelijk ouderschapsproject hebben in het kader van een duurzame affectieve relatie als het geen twee vrouwen zijn die fysiologisch in de menopauze zijn.

De in § 1 opgesomde ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn van toepassing. Bovendien moeten de twee leden van het koppel zowel apart als samen hebben overlegd met de verschillende leden van het pluridisciplinair team van het centrum voor de MBV over hun motivatie en de gevolgen van hun beslissing.

Art. 5

Een verzoek tot medisch begeleide voortplanting kan op ieder moment weer worden ingetrokken. De intrekking betekent dat alle procedures die op dat moment al in gang zijn gezet, worden stopgezet.

Geen enkele geneesheer kan worden verplicht tot het uitvoeren van een medisch begeleide voortplanting.

Art. 6

Zolang het koppel over ingevroren embryo's beschikt, mag het geen nieuwe in vitro-bevruchting starten om nieuwe embryo's aan te maken.

Art. 7

§ 1. De medisch begeleide voortplanting op basis van de gameten van een derde donor wordt toegepast met toestemming van het koppel, wanneer de geneesheer van mening is dat de medisch begeleide voortplanting binnen het koppel weinig of geen kansen biedt op succes.

§ 2. De derde donor is meerderjarig, jonger dan 45 voor de man en jonger dan 38 voor de vrouw, heeft geen bekende genetisch overdraagbare aandoeningen en lijdt niet aan besmettelijke ziekten die via de kiemcellen kunnen worden doorgegeven.

§ 3. Sperma- of eiceldonatie geschiedt vrijwillig.

§ 4. De donatie van eicellen wordt niet vergoed, behalve de eraan verbonden kosten.

§ 5. Sperma- en eiceldonatie geschiedt in principe anoniem.

Bij elke donatie wordt niettemin een medische fiche ingevuld waarop informatie over de gezondheid van de derde-donor vermeld is, met behoud van zijn anonimiteit. Indien dit therapeutisch noodzakelijk is, kan een geneesheer de medische informatie raadplegen.

In afwijking van het eerste lid, kan het koppel donorgameten ontvangen van een naaste tot in de vierde graad, op voorwaarde dat die persoon hiertoe met kennis van zaken zijn vrije en schriftelijke toestemming verleent.

§ 6. Het is verboden sperma te mengen.

§ 7. Uit de gameten van eenzelfde donor mogen niet meer dan zes kinderen verwekt worden.

Art. 8

§ 1. De medisch begeleide voortplanting op basis van een embryo afkomstig van een donorkoppel kan worden toegepast met de schriftelijke toestemming van dit onvruchtbaar koppel, wanneer de geneesheer van mening is dat de medisch begeleide voortplanting binnen het koppel weinig kans op slagen heeft, of wanneer een grote kans bestaat op een genetische afwijking die niet voor de inplanting kan worden opgespoord.

§ 2. Embryodonatie geschiedt vrijwillig en wordt niet vergoed. Het koppel dat het embryo afstaat wordt op geen enkele manier vergoed.

§ 3. Embryodonatie geschiedt anoniem. Het koppel dat het embryo ontvangt en het koppel dat het embryo afstaat kennen elkaars identiteit niet.

Voor elk afgestaan embryo wordt een medische fiche ingevuld waarop informatie over de gezondheid van de twee leden van het donorkoppel vermeld is, met behoud van hun anonimiteit.

Indien dit therapeutisch noodzakelijk is, kan een geneesheer de medische informatie van het donorkoppel raadplegen, met behoud van de anonimiteit.

Art. 9

§ 1. De mogelijkheid om gameten op te pikken en te bewaren bestaat :

a) voor koppels en draagmoeders die een procedure voor medisch begeleide voortplanting gestart hebben;

b) voor personen die ze aan de wetenschap willen schenken;

c) voor mannen en vrouwen die een behandeling of een heelkundige ingreep moeten ondergaan waardoor ze onvruchtbaar kunnen worden, zodat zijzelf er in de toekomst eventueel gebruik van kunnen maken.

§ 2. Iedere ingreep voor het oppikken of bewaren van gameten of embryo's die bestemd zijn voor de medisch begeleide voortplanting kan alleen plaatsvinden in het kader van een zorgprogramma van het type B, als beschreven in het koninklijk besluit van 15 februari 1999.

Art. 10

§ 1. Rekening houdend met de stand van de medische technieken, kunnen de twee leden van het koppel toestaan dat hun overtollige embryo's worden bewaard.

§ 2. Ieder jaar worden de twee leden van het koppel, vóór de verjaardag van hun eerste toestemming, door het in artikel 3, tweede lid, bedoelde Centrum gevraagd om hun toestemming voor verdere bewaring van de embryo's schriftelijk te bevestigen. Deze bevestiging geldt voor een jaar.

§ 3. Indien zij dit wensen, kunnen de twee leden van het koppel op ieder moment toestemming geven opdat hun overtollige gameten en/of embryo's :

a) anoniem ter beschikking worden gesteld van een ander koppel, onder de in de artikelen 7 en 8 bepaalde voorwaarden, en/of

b) bestemd worden voor wetenschappelijk onderzoek met toepassing van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro, of

c) vernietigd worden.

§ 4. Als de twee leden van het koppel langer dan vijf jaar na het invriezen het stilzwijgen bewaren, worden de ongebruikte embryo's die zonder bestemming zijn aan het wetenschappelijk onderzoek geschonken onder de voorwaarden bepaald door de wet van 11 mei 2003.

§ 5. Voor de in vitro-embryo's die reeds bestaan op de dag van de inwerkingtreding van deze wet, is dit artikel van toepassing vanaf die zelfde dag.

Art. 11

Artikel 8 van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro wordt aangevuld met het volgende lid :

« Indien de ouders na het invriezen vijf jaar lang en na schriftelijke aanmaning niet reageren, worden de niet gebruikte embryo's die geen bestemming hebben, aan het wetenschappelijk onderzoek geschonken. »

Art. 12

§ 1. Ieder lid van een koppel kan bij authentieke akte zijn toestemming geven opdat na zijn dood :

a) zijn gameten door zijn niet feitelijk gescheiden echtgenoot of samenwonende partner gebruikt kunnen worden om het gezamenlijke ouderschapsproject voort te zetten, of geschonken kunnen worden aan een onvruchtbaar koppel of aan het wetenschappelijk onderzoek;

b) de overtollige embryo's door zijn niet feitelijk gescheiden echtgenoot of samenwonende partner gebruikt kunnen worden om het gezamenlijke ouderschapsproject voort te zetten.

§ 2. Indien er een conflict is tussen de weigering van de overledene om zijn gameten of zijn embryo's te gebruiken en de wil van de overlevende om dit wel te doen, krijgt de in de authentieke akte opgenomen weigering van de overledene voorrang.

§ 3. De vrouw beschikt over een termijn van zes maanden na het overlijden van de echtgenoot of partner om, op basis van de in dit artikel bedoelde authentieke akte te beslissen over de eventuele implantatie van het bewaarde embryo (of de bewaarde embryo's).

De implantatie wordt uitgevoerd binnen 12 maanden na het nemen van de beslissing.

Tijdens deze termijn wordt de verdeling van de nalatenschap van de overledene uitgesteld, teneinde de belangen van het nog ongeboren kind of de ongeboren kinderen, te beschermen.

Art. 13

Artikel 315 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangevuld als volgt :

« Hetzelfde geldt voor het kind dat verwekt is via kunstmatige bevruchting of een andere handeling die voortplanting beoogt op basis van de gameten van de overleden echtgenoot die hiervoor schriftelijk zijn toestemming heeft gegeven overeenkomstig artikel 12 van de wet van ... op de medisch begeleide voortplanting. »

Art. 14

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 327bis ingevoegd, luidende :

« Art. 327bis. ­ De authentieke akte bedoeld in artikel 12 van de wet van ... op de medisch begeleide voortplanting geldt als erkenning. »

Art. 15

Artikel 725, tweede lid, 1º, van hetzelfde Wetboek, wordt aangevuld als volgt :

« tenzij het gaat om een kind dat na het overlijden van de vader is verwekt via kunstmatige bevruchting of een andere handeling die voortplanting beoogt op basis van de gameten van de overleden vader, die hiertoe zijn schriftelijke toestemming heeft gegeven overeenkomstig artikel 12 van de wet van ... op de medisch begeleide voortplanting ».

Art. 16

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 842bis ingevoegd, luidende :

« Art. 842bis. ­ Indien een vrouw een kunstmatige bevruchting of een andere vorm van medische begeleiding bij de voortplanting heeft ondergaan met gameten of embryo's die voorafgaandelijk waren gecreëerd met de overleden echtgenoot, die hiermee akkoord was gegaan overeenkomstig artikel 12 van de wet van ... op de medisch begeleide voortplanting, wordt de verdeling van de nalatenschap van de overledene uitgesteld tot de geboorte van het kind of de kinderen die hieruit kunnen voortkomen. »

Art. 17

Hij die de techniek van de medisch begeleide voortplanting toepast of laat toepassen zonder de onderhavige bepalingen van deze wet in acht te nemen, wordt gestraft met gevangenisstraf van een tot vijf jaar en met geldboete van 1 000 tot 10 000 euro of met een van die straffen alleen.

1 augustus 2003.

Christine DEFRAIGNE