3-24

3-24

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 4 DECEMBER 2003 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Wetsvoorstel tot toekenning van het actief en passief kiesrecht bij de gemeente- en provincieraadsverkiezingen aan de buitenlandse onderdanen (van de heer Philippe Mahoux c.s., Stuk 3-13)

Wetsvoorstel betreffende de uitbreiding van het gemeentelijk stemrecht en het recht om verkozen te worden tot de niet-Europese onderdanen die in België verblijven (van mevrouw Jacinta De Roeck, Stuk 3-65)

Wetsvoorstel tot wijziging van de gemeentekieswet en de nieuwe gemeentewet, met betrekking tot het stemrecht en de verkiesbaarheid van niet-Belgen bij gemeente- en provincieraadsverkiezingen (van mevrouw Fatma Pehlivan en de heer Lionel Vandenberghe, Stuk 3-86)

Wetsvoorstel tot instelling van een volksraadpleging over het stemrecht voor vreemdelingen (van de heer Frank Vanhecke c.s., Stuk 3-245)

Wetsvoorstel betreffende de uitbreiding van het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraads- en districtraadsverkiezingen tot de niet-Europese onderdanen die in België verblijven (van mevrouw Jacinta De Roeck en mevrouw Isabelle Durant, Stuk 3-262)

Wetsvoorstel tot wijziging van de gemeentekieswet en de nieuwe gemeentewet, met betrekking tot het stemrecht en de verkiesbaarheid bij gemeenteraadsverkiezingen van onderdanen van lidstaten van de Europese Unie en van de andere staatsburgers van buitenlandse nationaliteit die langer dan vijf jaar in België verblijven (van de heer Christian Brotcorne c.s., Stuk 3-274)

Wetsvoorstel tot wijziging van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, teneinde bij de gemeenteraadsverkiezingen kiesrecht te verlenen aan de vreemdelingen die geen ingezetenen van de Europese Unie zijn (van mevrouw Christine Defraigne en mevrouw Amina Derbaki Sbaï, Stuk 3-275)

Wetsvoorstel houdende organisatie van een volksraadpleging over de toekenning van stemrecht op gemeentelijk niveau aan de in België verblijvende niet-Europese Unie onderdanen (van de heren Jean-Marie Dedecker en Hugo Coveliers, Stuk 3-291)

Voortzetting van de algemene bespreking

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Toen de eerste minister hier enkele weken geleden bij het begin van het nieuwe politieke werkjaar de prioriteiten van zijn regering kwam toelichten, klonk het: `werk, werk en nog eens werk'.

Het wekt dan ook op zijn minst enige verbazing dat het politieke leven in dit land nu al vele weken lang gegijzeld wordt, niet rond het thema `werk, werk en nog eens werk', maar rond het thema van gemeentelijk stemrecht voor niet-Europese vreemdelingen, een recht dat ten vroegste in 2006 kan worden uitgeoefend. De Waalse partijen, aangevuld met de collaborateurs van de SP.A, zeggen dat `werk, werk, werk' voorrang heeft op alles, maar storten zich inmiddels prioritair en met grote ijver op het pseudo-probleem van het vreemdelingenstemrecht. Zelfs de voorstanders van het vreemdelingenstemrecht erkennen dat het niets zal veranderen aan de samenlevingsproblemen tussen de autochtone bevolking, enerzijds, en een groot aantal allochtonen die weigeren zich aan te passen aan het gastland, anderzijds.

Ondertussen stelt de Vlaamse kiezer toch maar vast dat de andere zeer grote problemen van deze tijd, werkloosheid, loonkost, sterke stijging van de federale schuld in reële cijfers, onveiligheid, miljardenstroom van Vlaanderen naar Wallonië enzovoort, voor de politici blijkbaar niet prioritair zijn en moeten wijken voor een symbooldossier van de multiculturele lobby's in ons land. In de Senaat worden alle inspanningen voor `werk, werk, werk' opzijgeschoven voor het vreemdelingenstemrecht, in de Kamer voor de poging om de partijfinanciering van het Vlaams Blok ongedaan te maken.

Het is een open deur intrappen als ik zeg dat het Vlaams Blok alles behalve vragende partij was om het thema op de politieke agenda te plaatsen. Niet enkel omdat wij vanzelfsprekend tegen zijn, maar meer nog omdat dit door de strot duwen van het vreemdelingenstemrecht fundamenteel ondemocratisch is, en wel om verschillende redenen die ik kort wil overlopen.

In de aanloop naar de verkiezingen van mei 2003 hebben alle in dit parlement vertegenwoordigde Vlaamse partijen uitdrukkelijk aan de kiezer beloofd dat er geen stappen zouden worden gedaan voor het vreemdelingenstemrecht zonder op zijn minst eerst de beruchte nieuwe nationaliteitswet, de snel-Belgwet, aan te passen of te verstrengen. Door die wet kregen de voorbije paar jaar alleen al ongeveer honderdduizend mensen een Belgische identiteitskaart toegestopt, zonder dat zelfs maar de geringste voorwaarden van talenkennis of integratiebereidheid werden opgelegd. We stellen vandaag vast dat die slechte snel-Belgwet ongewijzigd blijft en dat ons daarbovenop het vreemdelingenstemrecht wordt opgedrongen. Dat is brutaal kiezersbedrog en dus fundamenteel ondemocratisch.

Het is ook ondemocratisch omdat het onweerlegbaar vaststaat dat daar in Vlaanderen noch een politieke noch een electorale meerderheid voor bestaat, wel integendeel. In Vlaanderen is slechts één in het parlement vertegenwoordigde partij voorstander van het vreemdelingenstemrecht, en die partij is politiek minoritair. Wat men ook over opiniepeilingen moge denken, ze wijzen onweerlegbaar uit dat de overgrote meerderheid van de Vlamingen van dat vreemdelingenstemrecht niet wil weten.

Hier staat ook één van de grondbeginselen van ons democratisch bestel op de helling. Democratie is immers enkel werkbaar indien er bij de deelnemers, dat zijn de burgers, de kiezers, een consensus bestaat over een aantal basiswaarden én indien die deelnemers sociologisch, cultureel en maatschappelijk een min of meer gelijkaardige achtergrond hebben.

Een democratische samenleving die op politieke participatie van de burgers gebaseerd is, kan slechts efficiënt zijn indien er over een reeks grondwaarden eensgezindheid bestaat. In deze Belgische staat weten we trouwens beter dan wie ook hoe moeilijk of zelfs onmogelijk het is om verschillende volkeren en culturen in één politiek bestel onder te brengen. Zelfs Vlamingen en Walen, die toch de grondwaarden van de Europese cultuur gemeen hebben, blijken beter, efficiënter en democratischer te besturen wanneer ze hun eigen potje kunnen koken. Wij, Vlamingen en Walen, zouden dus beter dan wie ook moeten weten dat een gebrek aan een vrij brede consensus van cultuur en waarden altijd leidt tot fragmentering van de samenleving, tot openlijke conflicten en in het ergste geval zelfs tot burgeroorlog. Dat is hét grote drama van de zogenaamde multiculturele maatschappij die men ons met alle geweld wil opdringen en waarvan we de tekenen van verval nu reeds in talrijke wijken van onze grote steden de visu vaststellen. Onze afwijzing van stemrecht en a fortiori ook van de te gemakkelijke nationaliteitstoekenning aan niet geassimileerde vreemdelingen, is dus in essentie mee ingegeven door principiële democratische overwegingen.

Wat hier gebeurt is ook fundamenteel ondemocratisch omdat het vreemdelingenstemrecht door een Franstalige machtsgreep, zij het dan met de collaboratie van SP.A, aan de Vlamingen wordt opgedrongen. De Franstaligen zijn trouwens in de parlementen oververtegenwoordigd ten nadele van de ruime Vlaamse meerderheid van de bevolking. De MR heeft immers 24 Kamerzetels en het Vlaams Blok 18, terwijl de MR bij de jongste verkiezingen 20.000 stemmen minder heeft gehaald dan het Vlaams Blok. Een Franstalige Kamerzetel kost gemiddeld 35.000 stemmen, terwijl een Vlaamse er 47.000 kost. De Franstaligen zijn dus duidelijk oververtegenwoordigd. Het komt er op neer dat het vreemdelingenstemrecht kan worden goedgekeurd door een politieke meerderheid van zowat alle Franstaligen en één Vlaamse partij, dit wil zeggen door bijna 100% van de Franstaligen en nauwelijks 23% van de Vlamingen. Mark Grammens schrijft hierover in zijn Journaal van 2 oktober dat het gaat om "een uitgesproken niet Vlaamse, zeg maar anti Vlaamse Belgische meerderheid, en het openlijk afficheren van de aanwezigheid van zulk een meerderheid in België is zonder twijfel het hoofddoel van de hele operatie". Wat Grammens schrijft is eigenlijk zonneklaar en werd ook al door bijvoorbeeld de liberale professor Boudewijn Bouckaert gelaakt: de Franstaligen en links degraderen de nationaliteitswetgeving en het vreemdelingenstemrecht tot een strategisch wapen in een brutaal streven naar meer politieke macht én daarnaast ook tot een wapen tegen één welbepaalde partij, want zowel Louis Michel als Elio Di Rupo verklaarden meer dan eens dat het vreemdelingenstemrecht een ideaal wapen is tegen de democratische vooruitgang van het Vlaams Blok.

De hele zaak is ten slotte ook fundamenteel ondemocratisch omdat de Franstalige partijen en de SP.A, maar deze keer ook de VLD, alles op alles zetten om te vermijden dat de kiezer zich over dit dossier kan uitspreken. Niet alleen wordt een referendum geweigerd, er wordt ook voor gezorgd dat het vreemdelingenstemrecht in een ijltempo door de strot wordt geduwd, zo lang mogelijk vóór de verkiezingen.

Om al die redenen moeten we dus wel vaststellen dat het vreemdelingenstemrecht na de snel-Belgwet, een nieuwe ondermijning van onze democratische rechtsstaat betekent. Het is bovendien zonneklaar dat het een Waals-Franstalige parlementaire meerderheid is die Vlaanderen het vreemdelingenstemrecht opdringt. Dat is geen normale democratische besluitvorming in een federale of confederale staat, maar gewoon een onaanvaardbaar Waals-Franstalig-Belgisch dictaat aan Vlaanderen.

Het is onvoldoende gezegd dat de partijen die het vreemdelingenstemrecht genegen zijn, in de eerste plaats uit eigenbelang handelen. Er wordt nogal hypocriet omgegaan met grote begrippen en hoogdravende verklaringen, maar als puntje bij paaltje komt, gaat het gewoon over stemmen en politieke macht. Dat wordt zelfs onrechtstreeks door iedereen erkend; zowel voor- als tegenstanders zeggen dat het om een symbooldossier gaat dat ten gronde niets verandert aan de grote samenlevingsproblemen van allochtonen en autochtonen. Dat is trouwens vrij logisch. In een normale samenleving wordt aan vreemdelingen de nationaliteit en stemrecht toegekend als beloning voor een succesvol assimilatieproces. Wanneer dat stemrecht en die nationaliteit echter onvoorwaardelijk worden toegekend, is het logisch dat de wil tot integratie of assimilatie verdwijnen. Het is alsof we studenten een diploma zouden geven bij het begin van hun studies en er toch op rekenen dat ze naar de les gaan en nog studeren voor de examens. Door cadeaus uit te delen creëren we bij veel allochtonen een verwachtingspatroon. Ze gaan denken: `Alles moet ons maar in de schoot gegooid worden want we hebben er recht op en wie het daar niet mee eens is, moet wel een racist zijn'. Op termijn leidt dat tot grote problemen. De Nederlandse praktijk toont dat trouwens glashelder aan. Na achttien jaar ervaring hebben de Nederlanders ingezien dat het vreemdelingenstemrecht niet integratiebevorderend werkt. De pamperpolitiek die rechten toekent maar geen plichten oplegt, neemt elke aanmoediging tot integratie weg.

De houding van de Franstalige partijen en van de SP.A is louter door electoraal eigenbelang ingegeven.

De Vlaamse socialisten rekenen niet alleen op een groot percentage van de nieuwe allochtone kiezers en op een flink deel van de op drift geslagen ex-Agalev-kiezers, maar ook op een nog groter percentage van de honderdduizenden allochtone kiezers die onze nationaliteit reeds eerder hebben gekregen en die allicht zullen stemmen voor de kampioenen van de allochtonofilie. Ook de Franstalige partijen hebben natuurlijk hun rekensommetje al gemaakt. Vooral in Brussel komen er tienduizenden haast exclusief Franstalige stemmen bij, wat de positie van de Vlamingen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 nog dramatischer zal maken dan nu al het geval is. Zo worden de Vlamingen meer dan ooit een ternauwernood nog wat geduld curiosum in hun eigen stad en in hun eigen hoofdstad.

Franstalige partijen en Vlaamse socialisten voeren geen strijd voor grote principes, maar voor hun eigen politiek en electoraal belang. De hypocrisie van het schijnheilig paterke van Hasselt en zijn acolieten mag stoppen.

Jammer genoeg moeten we er ook op wijzen dat de twee andere grote Vlaamse partijen, CD&V en VLD, allesbehalve vrijuit gaan. CD&V is ter zake uiterst verdeeld en heeft de voorbije jaren in dit dossier telkens warm en koud tegelijk geblazen zonder ooit tegen de eisen van Franstaligen en linksen een duidelijk neen te laten horen. Het was trouwens de CVP die destijds met Jean-Luc Dehaene in 1998 een onwaarschijnlijke koehandel rond het eurostemrecht op touw zette, waarbij de steun van PRL, FDF en Ecolo werd afgekocht door het mogelijk te maken dat het vreemdelingenstemrecht na 2001 met een gewone parlementaire meerderheid kon worden goedgekeurd. Tijdens de IJzerbedevaart van 1998 verklaarde onze huidige SP.A-collega Lionel Vandenberghe daarover geschokt te zijn. Hij had het toen over de onaanvaardbare eisen van de PRL en van het Vlaamshatende en racistische FDF en zei dat we ons niet mochten laten bedotten: "De ijver waarmee de Franstaligen aansturen op onvoorwaardelijk Europees stemrecht, heeft helemaal niets te maken met Europees idealisme, maar alles met een imperialistische drang van de Franstaligen om de Vlaamse Rand nog meer te verfransen en om de Brusselse Vlamingen verder te minoriseren en te marginaliseren." We hadden het niet beter kunnen formuleren. We kunnen collega Lionel evenmin verbeteren wanneer hij over hetzelfde thema van het Europees vreemdelingenstemrecht en van het feit dat daarmee de deur voor het algemeen vreemdelingenstemrecht werd opengezet, op 14 juli 1998 in een vlammende persmededeling schrijft: "Het is onvoorstelbaar dat een Franstalige minderheid in dit land nog haar wil kan doordrukken tegen de meerderheid van de Nederlandssprekenden. Deze negentiende-eeuwse toestanden werden vandaag onmogelijk geacht." Ik heb vanmorgen vernomen dat de fractieleidster van de SP.A op zoek is naar dissidenten in eigen rangen. Ik kan mij moeilijk inbeelden dat de heer Vandenberghe de scherpe mening die hij destijds heeft geformuleerd, zal herzien vanwege het rode fluweel en alles wat daarbij hoort.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Hij komt net binnen!

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Hebt u het gehoord, Lionel? Ik heb net de woorden geciteerd die u hebt uitgesproken op de IJzerbedevaart van 1998, toen u tekeer ging tegen het Europees vreemdelingenstemrecht.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik zal straks een ander voorbeeld geven.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Maar ook de VLD speelt hier jammer genoeg een zeer eigenaardige rol. Niettegenstaande de met zoveel woorden uitgesproken en herhaalde verkiezingsbelofte dat de snel-Belgwet zou worden herzien en strenger gemaakt, gebeurde er in werkelijkheid helemaal niets in dit dossier. Meer nog, de kopstukken van de partij blijven zich zogenaamd `ten persoonlijken titel' uitspreken voor vreemdelingenstemrecht en hebben geweigerd van deze zaak een breekpunt te maken bij de regeringsvorming, hoewel ze dat vóór de verkiezingen wel degelijk met zoveel woorden aan de kiezer hadden beloofd. De interviews waarin Karel De Gucht vóór mei 2003 zegt dat het vreemdelingenstemrecht voor de VLD wel degelijk een regeringszaak is, zijn niet te tellen. De VLD verbergt zich nu achter het doorzichtige excuus van de zogenaamde parlementaire autonomie, vanzelfsprekend goed wetende dat er door het Franstalige overwicht wel degelijk een parlementaire meerderheid voor het vreemdelingenstemrecht bestaat.

Het vreemdelingenstemrecht was voor de VLD niet waard wat Francorchamps of de wapenuitvoerlicenties voor de Franstalige partijen waard waren.

Ik betwijfel geenszins de oprechtheid van de paar VLD-collega's die de afgelopen weken samen met ons de strijd tegen het vreemdelingenstemrecht hebben gevoerd, die met ons de eis voor een volksraadpleging hebben verdedigd, die straks met ons zullen vragen het dossier terug voor advies naar de Raad van State te sturen. In tegenstelling tot hun eigen partijvoorzitter vind ik niet dat zij idioten zijn. Ik zeg wel dat zij feitelijk enkel wat aan schaduwboksen doen, dat zij in opdracht van hun partij de grote meerderheid van de niet-linkse liberale kiezers de indruk moeten geven dat de VLD zich met hand en tand tegen het vreemdelingenstemrecht verzet, terwijl dat niet het geval is. Op regeringsniveau doet de VLD immers helemaal niets.

Kan men zich ook maar één Franstalige regeringspartij voorstellen die zou aanvaarden dat een Vlaams politiek front, aangevuld met één minoritaire Franstalige partij, een toevallige parlementaire meerderheid levert in een dossier dat in Franstalig België omstreden zou zijn? Vanzelfsprekend niet. De Vlaamse regeringspartij VLD doet echter of haar neus bloedt en stuurt de collega's Coveliers, Leduc en Dedecker als kamikazes het veld in om de schijn van echt verzet te wekken. We weten nu dat politiek om perceptie draait.

Nogmaals, ik trek de oprechtheid van de genoemde collega's niet in twijfel, maar ik walg van de partij VLD die in dit dossier met de SP.A de grote prijs voor politieke hypocrisie en electoraal boerenbedrog moet delen.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Wij walgen al heel lang van u. Ik wil daar verder geen woorden aan vuil maken.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Mevrouw Leduc heeft slecht geluisterd. Ik heb gezegd dat ik walg van de houding van haar partij. Ik kan enkel uw walging voor mij noteren. Dat tekent u meer dan mij.

Indien de VLD van het vreemdelingenstemrecht geen regeringszaak maakt, dan is die partij zonder meer medeschuldig. Dat geldt trouwens ook voor CD&V, die een cruciale positie inneemt in de Brusselse regering, terwijl net in Brussel de Vlamingen erger dan ooit voorheen in de verdrukking dreigen te komen.

We moeten dus niet liegen en niet hypocriet doen. VLD én CD&V hebben allebei de sleutel in handen. Geen enkele Franstalige partij zou in een dergelijk en bovendien zwaar communautair geladen dossier aanvaarden dat de andere taalgroep een soort democratische hold-up pleegt. Het wordt tijd dat VLD en CD&V ook zo veel wil en moed vertonen. Dat zal echter weer te veel gevraagd zijn.

De houding van CD&V verwondert ons niet. `Met de dood in het hart' was de geijkte uitdrukking van de partij geworden. We weten nu ook - voor zover dat nog geïllustreerd moest worden na vier jaren anti-Vlaamse regering - dat de VLD niet beter is. Met de hypocriete doorverwijzing van de regeringstafel naar het parlement heeft de VLD de lont niet uit het kruitvat getrokken maar enkel de tijdbom in werking gesteld.

Het is trouwens veelbetekenend dat onmiddellijk na de stemming in de bevoegde commissie allerlei vertegenwoordigers van de allochtone gemeenschappen kwamen vertellen dat het wetsvoorstel niet ver genoeg gaat en beledigend is omdat enkele randvoorwaarden oplegt. Mensen die om diverse redenen weigeren de nationaliteit van het gastland aan te nemen, krijgen nu gemeentelijk stemrecht in de schoot geworpen, maar achten het beledigend dat van hen gevraagd wordt om een minieme loyaliteitsverklaring tegenover de normen en wetten van het gastland af te leggen. We zijn ver verwijderd van het standpunt van de voormalige Marokkaanse koning Hassan II die tien jaar geleden verklaarde dat het vanzelfsprekend is dat Marokkanen die zich in Europa vestigen "de wetten en zelfs de niet geschreven normen" van het gastland respecteren. Hij voegde daar overigens aan toe helemaal niet te geloven in de utopie van de integratie.

De realiteit is dat er zich in ons land en in een aantal andere Europese landen een zeer groot vreemdelingenprobleem aftekent. Tweede- en derdegeneratievreemdelingen, vooral uit islamitische landen, kunnen of willen zich niet assimileren in onze gemeenschap. In die ontwrichte samenleving die geduid wordt met de term multicultuur wordt gewoon de tactiek van de vlucht vooruit toegepast. Dat lost vanzelfsprekend niets op.

In Nederland is het vandaag mogelijk op een volwassen manier een debat te voeren over het vreemdelingenprobleem. Daar wordt in de media aandacht besteed aan mensen als Leon de Winter, één van de ex-goeroe's van de zogenaamde multicultuur, die nu erkent dat hij zich vergiste: "Ik was een kind van mijn tijd en heb wat er nu aan de hand is absoluut niet zien aankomen. Ik had toen nog de hoop dat de immigranten wilden deelnemen aan het ongelooflijke avontuur van de Staat der Nederlanden. Dat blijkt helaas niet zo te zijn." In Nederland krijgt iemand als journalist en Midden-Oostenkenner Michael Stein veel media-aandacht wanneer hij bekent: "Ik heb met één ding nooit rekening gehouden, totdat ik nu met de neus op de feiten wordt geduwd. Multiculturalisme is prima als je te maken hebt met een heel groot rijk waarin genoeg plaats is voor verschillende culturen. Maar Nederland is een beetje klein."

Ik beperk me tot die paar voorbeelden om te illustreren dat er in Nederland vandaag een debat mogelijk is en ook aan de gang is.

In ons eigen land daarentegen heerst ook in het dossier van de vreemdelingenproblemen en het vreemdelingenstemrecht een verstikkende vorm van politieke correctheid, waarbij mensen met een dissidente mening belachelijk worden gemaakt, uitgekreten worden voor idioten, in de grote media niet of nauwelijks of grotesk vertekend aan bod komen, waarbij de vrije meningsuiting nu al jarenlang steeds meer teruggeschroefd wordt en mensen worden beboet en bestraft omwille van hun mening. Het hoeft in die omstandigheden niet te verbazen dat er zelfs in de parlementen nauwelijks een sereen debat over dit thema mogelijk is.

Wie om redenen van kortzichtig politiek eigenbelang het ondemocratische en potentieel gevaarlijke vreemdelingenstemrecht goedkeurt, laadt een verschrikkelijke verantwoordelijkheid op zich. Wie weigert om in een democratisch referendum de mening te vragen van de kiezers over deze zaak, zal een enorme vertrouwenskloof veroorzaken tussen het volk en de politiek, tussen de massa van de kiezers in Vlaanderen die van het vreemdelingenstemrecht niet weten willen, en de meerderheid van de politici die het hen door de strot duwen.

Het parlementaire debat is nog niet ten einde. We zullen alle democratische middelen aanwenden om het vreemdelingenstemrecht te bekampen, tot en met de vraag aan de kiezers om met de Europese en gewestverkiezingen van juni volgend jaar ook een referendum te houden.

De heer Staf Nimmegeers (SP.A-SPIRIT). - Ik ben, denk ik, de enige Nederlandstalige vertegenwoordiger van Brussel in deze vergadering. Omdat ik al 32 jaar in Brussel leef, ken ik de realiteit van Brussel van binnenuit. Ik weet dan ook dat de democratische Vlamingen zich niet bedreigd voelen door het stemrecht voor migranten, ook niet als die kiezers grotendeels Franstalig zijn. De democratische Vlamingen voelen zich wel bedreigd door de intriges die worden opgezet door het Vlaams Blok.

De leefbaarheid van Brussel en de samenleefbaarheid van allochtonen, van welke taalgroep ook, met Vlamingen zorgen voor een goed klimaat. Nog nooit is het klimaat voor de Vlamingen zo goed geweest als vandaag, maar we zien wel dat het bedreigd wordt door het Vlaams Blok.

(Protest van het Vlaams Blok)

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Het klimaat is zo goed dat de situatie van de Vlamingen in Brussel stilaan te vergelijken is met die van de indianen in Amerika. (Protest van de SP.A)

Onze partij vertegenwoordigt in Brussel bijna 40% van de stemmen.

De heer Staf Nimmegeers (SP.A-SPIRIT). - Daar zijn andere redenen voor.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Allicht ben ik dus beter geplaatst dan u om te weten wat de stemming is bij de Brusselse Vlamingen. U vertegenwoordigt eerder de kringen van de Dansaertstraat. Ik vertegenwoordig het Brussels volk.

Voor de grond van de zaak verwijs ik naar uw SP.A-collega, Lionel Vandenberghe, die ik hier uitvoerig heb geciteerd. Lees eens wat hij gezegd heeft, toen hij nog geen lid was van de Senaat.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Als de andere democratische partijen in Brussel geen problemen hebben met het stemrecht, moet u mij eens uitleggen waarom naar aanleiding van het invoeren van het gemeentelijk stemrecht voor EU-onderdanen de wat u noemt `democratische partijen' jarenlang moties en resoluties hebben ingediend in het Vlaams Parlement, om te wijzen op de gevolgen daarvan voor de politieke vertegenwoordiging van de Vlamingen.

De heer Staf Nimmegeers (SP.A-SPIRIT). - De opinie is sindsdien enorm geëvolueerd. Volgens mij hebben sommigen zich in het verleden verkeerd opgesteld.

Mme Isabelle Durant (ECOLO). - Nous voilà donc, pour cette législature, à la deuxième manche du débat sur une proposition de loi de laquelle les objectifs et le contenu - à savoir l'octroi du droit de vote aux résidants étrangers - constituent, pour les Verts, une revendication de près de vingt ans. C'est à la fois beaucoup et peu, en comparaison à la trentaine d'heures que nous avons passées en commission et celles que nous passerons aujourd'hui en séance plénière, sans compter le temps que nos collègues députés consacreront à cette question.

Il semble que nous allons enfin rejoindre des pays modernes comme la Suède, la Finlande, le Danemark, l'Espagne, le Portugal, le Royaume-Uni, l'Irlande, les Pays-Bas - des pays dans lesquels les parlementaires auraient donc perdu la tête - en acceptant de différencier citoyenneté et nationalité.

D'aucuns utilisent, par exemple, l'expérience des Pays-Bas, pour tenter de freiner nos ardeurs démocratiques qui visent à élargir le droit de vote, comme on l'a fait par le passé pour les femmes et les Européens. Ceux-là considèrent-ils que l'octroi du droit de vote aux étrangers et l'usage qu'ils en ont fait seraient la cause de la montée du parti populiste de Pim Fortuyn ? Ou que ce sont les Néerlandais dits de souche qui auraient soutenu un tel parti, par réaction à l'octroi du droit de vote aux étrangers non nationaux ?

J'espère que personne ne franchira cette limite, car les citoyens étrangers qui votent aux élections communales dans ces autres pays européens, et comme ce sera le cas chez nous en 2006, ne sont évidemment pas génétiquement différents de tous les autres citoyens : Wallons, Flamands, Bruxellois, ou un peu des trois, ou encore des citoyens européens. Ces étrangers non européens n'ont donc aucune propension à soutenir plus que d'autres les sirènes populistes. Telle est ma conviction.

Pour moi, point n'est besoin de leur demander des gages, ni à eux ni aux autres citoyens aujourd'hui électeurs. Point n'est besoin de vouloir lier nationalité et citoyenneté. En effet, on ne change pas de nationalité comme on change de chemise, surtout quand la double nationalité n'est pas possible.

Les racines et l'histoire, pour un certain nombre de personnes, souvent plus âgées, qui vivent depuis longtemps en Belgique, recèlent une valeur qui n'est en rien incompatible à la participation à la vie de quartier, à l'aménagement du territoire, à la qualité de la vie et à l'enseignement de la commune.

Cela ne constitue en rien un refus ou une négation des valeurs du pays d'accueil. C'est d'ailleurs parfois parce que ces gens sont des démocrates convaincus, parce qu'ils se sont même parfois battus pour des valeurs aussi honorables que celles défendues par les démocrates de cette assemblée, qu'ils tiennent précisément à conserver leur nationalité qui symbolise leurs combats, ceux de leurs parents, de leurs frères, de leurs familles. Comment ne pas comprendre que pour ceux-là, ceux qui, par exemple, ont fui les persécutions politiques et ont reçu, au titre de la Convention de Genève, le statut de réfugiés politiques en Belgique et le droit d'asile, le renoncement à leur nationalité serait une souffrance, ce qui n'a rien de contradictoire avec leur participation à la vie communale.

Point non plus n'est besoin de se cacher derrière des consultations populaires. J'ai même entendu le sénateur Jean-Pierre Dedecker souhaiter une consultation populaire par voie de GSM. J'espère que notre collègue déposera une proposition de loi en ce sens car chacun sait que le GSM est un moyen hautement démocratique et particulièrement fiable.... Il est vrai que M. Dedecker ne recule devant aucun populisme.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Mevrouw Durant, hoe kunt u nu zo hypocriet zijn? U vraagt zelf, met gelijkaardige argumenten als de heer Dedecker, een volksraadpleging over de Europese grondwet, maar voor een volksraadpleging over stemrecht voor vreemdelingen die de Belgische nationaliteit weigeren, gaan die argumenten plots niet meer op.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Ik heb in de pers gelezen dat de heer Dedecker voorstander is van het organiseren van een raadpleging via GSM. Klopt dat of klopt dat niet?

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Als gewezen minister zou u toch moeten weten dat u alles wat in de pers verschijnt kritisch moet bekijken.

Mme Isabelle Durant (ECOLO). - D'accord, mais en attendant, je suppose que M. Dedecker compte déposer une proposition de loi visant à organiser la consultation populaire ou le référendum par GSM.

Voilà une proposition hautement démocratique. Monsieur Dedecker, après « SOS Chauffeurs », une proposition machiste à souhait, illustrée par deux jolies fesses, une campagne indécente par laquelle vous vouliez protéger les contrevenants aux règles de la circulation. Et voilà que vous proposez maintenant d'organiser une consultation sur le droit de vote par GSM ! (M. Dedecker entre dans l'hémicycle) M. Dedecker, vous ne reculez devant rien en termes de populisme.

D'ailleurs, s'il fallait soumettre chaque proposition ou projet de loi en discussion au parlement à une consultation populaire, à la limite, je vous suivrais en matière de l'organisation d'une consultation populaire sur l'amnistie fiscale. Vérifions si les contribuables qui ont payé leurs impôts sont d'accord d'octroyer un avantage à ceux qui ont cherché à y échapper. Procédons à cette consultation avant l'adoption du projet d'amnistie fiscale.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - U wil wel een referendum over Europa, maar wanneer het gaat over zaken die de mensen werkelijk aangaan, dan bent u bang. U moet alles lezen wat in de krant staat, of u moet me uitleg komen vragen. Dan zou u weten waar het werkelijk over gaat. Het gaat niet over sms'jes of artikeltjes. Het gaat over het houden van een alternatief referendum, omdat de politiek bang is om een referendum te organiseren.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Ik ben niet bang.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Een democratisch verkozen parlementslid heeft het recht die vraag aan de bevolking voor te leggen.

Mme Isabelle Durant (ECOLO). - Précisément, battons-nous, battez-vous pour que l'on organise un référendum sur la CIG, un référendum européen.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). -

Ik zal nog een voorbeeld geven. Dinsdag heb ik met mevrouw Pehlivan op televisie gedebatteerd. Na afloop werd er opnieuw een peiling gehouden via televoting, een betrouwbare peiling overigens. Van de 1930 ondervraagden was 76,2% voorstander van een referendum. Sommige politici zijn daar misschien blind voor, ik niet.

Mme Isabelle Durant (ECOLO). - Je vous suggère de consacrer votre énergie à l'organisation d'un référendum sur un sujet plus approprié. Le référendum est complémentaire au travail d'un parlement mais ne peut le remplacer. C'est pourquoi je défends l'idée d'un référendum sur la CIG. Concentrez donc votre énergie à cette question plutôt qu'à des propositions complètement fantaisistes.

Pour en revenir à la proposition dont nous discutons aujourd'hui, je voudrais souligner certains regrets, bien que les socialistes ne soient pas présents pour le moment. Parmi ces regrets, il en est un qu'éventuellement, il vous sera loisible de m'épargner, dans un souci d'humanité. À l'intention des socialistes absents, je voudrais dire qu'il faut avancer, je suis d'accord. Il faut chercher le compromis au sein des familles politiques qui sont prêtes à avancer sur le sujet. Mais au plus petit commun dénominateur que M. Moureaux a défendu en commission, je préfère le plus grand commun multiple. Certains considèrent qu'il est bon de rappeler les devoirs de ces futurs électeurs et d'exiger leur adhésion à la Constitution et à la Convention de sauvegarde des droits de l'homme. C'était d'ailleurs une exigence sine qua non du MR - Mme de T' Serclaes - qui avait dit que c'était à prendre ou à laisser, et qu'il faudrait que les intéressés signent une déclaration d'adhésion. Je juge cela vexatoire et je ne suis pas la seule, d'autant que l'on présente cela comme à prendre ou à laisser, avant même que la discussion n'ait lieu et en ralliant « violettement » les socialistes. C'est dommage, mais soit. Partant de là, et dans un souci d'être constructive et d'améliorer le texte sans exiger pour autant l'impossible, en commission, je vous ai proposé un amendement.

Cet amendement visait à soumettre tous les électeurs à ce souci d'adhésion aux valeurs démocratiques, à la Constitution et à la Convention des droits de l'homme, par une mention sur la convocation électorale. Cette mention obligerait tous les électeurs - Belges, non-Belges, Européens et non-Européens - à signer sur leur convocation une déclaration d'adhésion à ces valeurs. En définitive, transformons une mauvaise proposition en bonne proposition en utilisant le droit de vote, qui est un acte citoyen extrêmement fort et symbolique.

J'aimerais que ceux qui sont d'accord avec moi m'expliquent pourquoi cet amendement a été rejeté en commission. Je le déposerai à nouveau aujourd'hui et j'espère que je serai mieux soutenue.

L'autre proposition que j'ai formulée porte sur la question de l'éligibilité. Certains au MR, comme l'a longuement expliqué Mme Defraigne, considèrent qu'il est impossible d'octroyer l'éligibilité aux non-Européens. Je me demande pourquoi le MR présente cet élément comme étant à prendre ou à laisser. Je demande à ceux qui, comme moi, considèrent que si un citoyen peut, par son vote, infléchir les choix politiques au sein de sa commune, pour quelle raison il ne serait pas capable, s'il reçoit les suffrages suffisants, de participer activement à la mise en oeuvre de ce choix politique ? On ne donne aucune explication à cette question.

Je puis concéder que la fonction de bourgmestre est un cas particulier. Le bourgmestre exerce une part de la souveraineté et cette fonction devrait éventuellement être réservée aux nationaux. Pourquoi ne pas travailler en deux temps, comme nous le fîmes pour les Européens, et octroyer le droit de vote en 2006 et le droit d'éligibilité en 2012 ? Pourquoi, dans un souci de pédagogie et de faire de cette proposition un outil positif et utile, ne pas se servir des six années séparant 2006 et 2012 et de l'expérience mise en place, puisque ces étrangers pourront enfin voter, pour préparer leur éligibilité et permettre une deuxième étape dans ce texte ?

Une fois encore, il faudra que l'on m'explique pourquoi il n'est pas possible, pour l'éligibilité des non-Européens, de faire la même chose que ce que l'on a fait pour les Européens. J'admets toutefois que certaines fonctions exécutives, comme le maïorat, devraient éventuellement être exclues de cette éligibilité.

Pourquoi, messieurs Mahoux et Cornil, n'est-il pas possible de soutenir un amendement qui n'est pas irréaliste, qui s'inscrit dans la recherche du compromis pour aller vite et travailler bien et qui permettrait à tous de se rappeler les bonnes valeurs démocratiques de notre Constitution et de la Convention des droits de l'homme en y soumettant l'ensemble des électeurs belges, non belges, européens et non européens ?

M. Philippe Mahoux (PS). - Simplement parce que notre groupe souhaite que le texte soit adopté.

C'est d'ailleurs madame Nagy qui, la première, a déclaré qu'elle préférait avancer en faisant les concessions nécessaires.

Mme Isabelle Durant (ECOLO). - Je veux aussi avancer, mais je reprendrai l'argument utilisé en commission du verre à moitié vide ou à moitié plein. Peu m'importe le niveau de remplissage de ce verre, ce qui compte pour moi c'est que la qualité du breuvage soit la meilleure possible, sans retarder les travaux, sans obliger des partenaires qui sont prêts à avancer à devoir reculer. Je suis prête à concéder au MR qu'il juge que cette adhésion des citoyens est un élément important pour lui mais, dans ce cas, agissons de la même manière pour tout le monde et permettons à tous les citoyens, Belges et non-Belges, de voter. Cela ne demande pas de marche arrière ou de renoncement au MR, mais permet au contraire d'élargir et de revaloriser l'acte de vote par un rappel, à cette occasion, à tous les nouveaux électeurs - je pense aux jeunes, belges ou non, qui votent pour la première fois à 18 ans - que ce pays est doté d'une Constitution et qu'il applique la Convention des droits de l'homme. Je ne demande pas de reculer ou de traîner, mais bien de peaufiner, ce qui n'oblige personne à mettre le genou en terre ou à revenir sur ses propositions, et de faire en sorte que ce que l'on propose d'être obligatoire pour certains, le soit pour tous.

Franchement, il faudra qu'on m'explique les raisons pour lesquelles un tel amendement n'est pas acceptable. Il ne nous retarde pas. Il ne requiert pas l'avis du Conseil d'État. Celui-ci a en effet rendu son avis et n'a signalé aucun problème pour la constitutionnalité de notre texte. Je n'ai donc pas d'explication, si ce n'est une sorte de renoncement qui n'est pas très correct. Il est préférable d'essayer d'améliorer, avec ceux qui veulent avancer - je m'adresse autant aux socialistes qu'au MR -, la situation. Est-il possible de ne pas se contenter du plus petit commun dénominateur et d'opter pour le plus grand commun multiple ?

Voilà donc deux propositions constructives qui n'ont pas pour but de retarder les travaux et qui permettent d'avancer vite et bien vers un compromis dont j'espère qu'il sera le meilleur possible. Il est en effet temps que nous progressions sur cette question.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - In dit debat werd het standpunt van onze partij al door mevrouw Thijs naar voren gebracht. Ik zal me dan ook beperken tot enkele metabeschouwingen bij het debat zoals het tot nog toe is gevoerd. Het is immers bijzonder moeilijk geworden nog een nieuw argument te bedenken voor of tegen het vreemdelingenstemrecht. Ik zou er zelfs een prijs voor kunnen uitloven. Ik hou me dus bij politieke beschouwingen.

Dat alle argumenten eindeloos zijn uitgewisseld, niet alleen in dit debat, maar ook de voorbije jaren, maakt duidelijk dat het onderwerp erg emotioneel ligt en dus ook erg ideologisch is. Iedereen die beweert dat er in de politiek geen emotionele debatten mogen worden gevoerd, begrijpt niets van politiek. De commotie die er in onze assemblee geweest is en nog is, is eigenlijk de vertaling van de commotie hierover bij de publieke opinie. Welke kampen staan er hier tegenover elkaar? Aan de ene kant is er de merkwaardige alliantie van alle Franstaligen - althans hun politieke vertegenwoordigers -, de SP.A - althans voor zover hun voorzitter daarover zelf niet in debat hoeft te gaan, want dat ontvlucht hij met graagte - en de grote meerderheid van de journalisten, per definitie een verlicht beroep. Deze mensen vinden van zichzelf dat ze een hoger beschavingspeil hebben bereikt, dat ze verlicht zijn en dat ze na de opeenvolgende stappen in het democratische proces en in onze instellingen nu de volgende grote stap zetten. Dat blijkt ook uit hun non-verbale communicatie, uit hun lichaamstaal. De heren Mahoux en Moureaux bijvoorbeeld uiten zelfs fysiek hoezeer ze neerkijken op de meer achterlijke restgroep aan de - van mijn standpunt uit - rechterkant van het halfrond. Dat is het andere kamp. Er zijn dus de verlichten versus de verkrampten.

Vandaar het bijzonder grote superioriteitsgevoel dat de verlichten zichzelf aanmeten. Vandaar ook het luide applaus dat bij de eindstemming over dit wetsvoorstel in deze Senaat waarschijnlijk zal weerklinken op de banken van diegenen die denken dat hiermee een belangrijk stap is gezet in de richting van een rijkere beschaving.

Iedereen mag van zichzelf vinden dat hij de beschaving vooruit helpt. Alleen moeten zijn daden het effect sorteren dat hij wil bereiken, in dit geval moet het verlenen van een grote politieke participatie via een andere weg dan de nationaliteit, de samenlevingsproblemen aanzienlijk verminderen. Iedereen geeft intussen toe dat dit niet het geval is en dat die twee van elkaar moeten worden gescheiden. Het blijkt ook helemaal niet dat het respect van de autochtone voor de allochtone burger en de verdraagzaamheid daarmee stijgen.

Het superioriteitsgevoel is dus ongegrond. Helaas hebben de daden van de verlichten precies het tegenovergestelde effect. Dat vind ik precies het dramatische van dit hele voorstel. De verlichten volgen tegenover de verkrampten de strategie van ze allemaal in dezelfde zak te steken als de meest verkrampten, namelijk de collega's van het Vlaams Blok. Verschillende voorstanders van het stemrecht, vooral de heren Moureaux en Mahoux, hebben dat hier al herhaaldelijk gedemonstreerd. Hun strategie bestaat erin de senatoren met een ietwat meer genuanceerde mening onmiddellijk politiek af te maken door ze in dezelfde zak te steken als het Vlaams Blok.

Mme Sfia Bouarfa (PS). - Et les 45% du CD&V partisans du droit de vote sont-ils aussi des ankylosés ?

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Dat is een nieuw cijfer voor mij.

Mme Sfia Bouarfa (PS). - Ce sont des membres du CD&V qui le donnent !

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Mevrouw Bouarfa, over het stemgedrag van de CD&V-fractie kan u oordelen bij de eindstemming.

De verlichten maken zichzelf namelijk wijs dat ze met het stemrecht een kwaal in onze samenleving bestrijden - racisme, xenofobie, onverdraagzaamheid - wat op zich een nobel doel is. Ze bereiken echter precies het omgekeerde. Doordat ze iedereen in dezelfde zak steken, verhinderen ze ook een aantal debatten in de samenleving die dringend moeten worden gevoerd maar nu onbespreekbaar worden.

M. Philippe Mahoux (PS). - J'ai trop de respect pour les ankylosés pour vous suivre dans cette comparaison. Ceci dit, vous devez me rendre cette justice que je ne mets pas tout le monde dans le même sac. Je l'ai encore répété ce matin à l'occasion de l'intervention de M. Coveliers. Mais admettez que je puisse être choqué devant les applaudissements et les arguments exprimés de manière homogène, en face de moi, Vlaams Blok y compris.

Je dis et répète que notre démarche veut éviter les amalgames. Car vous avez raison : faire des amalgames va à l'encontre de la tenue d'un débat démocratique. Mais dans le débat actuel, les applaudissements et les invectives englobant votre parti et le Vlaams Blok ne favorisent pas le respect des nuances.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Ik ben blij dat u dat op deze manier zegt, mijnheer Mahoux, maar dat vereist dat de voorstanders wat meer luisteren naar de argumenten die uit democratische en dus onverdachte hoek in dit debat naar voren worden gebracht. Ik heb gisteren overigens nog meegemaakt hoe in een debat over de beleidsnota van de stad Rotterdam... (Geroep bij de SP.A)

Mevrouw Fatma Pehlivan (SP.A-SPIRIT). - De Berlijnse muur!

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Precies, het is dit soort reacties die het debat onmogelijk maken.

Die beleidsnota zegt dat de grens van het absorptievermogen van de stad is bereikt en hier en daar zelfs is overschreden als het gaat om de opvang en de begeleiding van sociaal-economisch kansarmere inwoners en van groepen overlastgevenden.

Een tweede stelling in de beleidsnota is dat er een voortdurende grote instroom van die beide groepen is. De stad wordt jonger, armer en allochtoner. Vooral het feit dat de bevolking gemiddeld armer wordt, stelt de stad voor een zeer grote opgave. Een derde stelling is dat vooral middelhoge en hoge inkomensgroepen en huishoudens met kinderen, overwegend maar zeker niet alleen van autochtone afkomst, uit de stad wegtrekken.

De gevolgen van deze ontwikkelingen laten zich raden. Er ontstaan concentraties van sociaal-economisch kansarmen. Bovendien stapelen in bepaalde buurten onaangepast gedrag, overlast en criminaliteit zich zo hoog op dat het onbeheersbaar dreigt te worden en er in toenemende mate gevoelens van onvrede ontstaan bij de bevolking. Dat is de aanvang van de nota.

Ik heb het over de manier waarop het debat daarover wordt gevoerd. De nota werd in Rotterdam goedgekeurd door de lijst Leefbaar Rotterdam, de christen-democraten en de liberalen, die deel uitmaken van de meerderheid, en ondersteund door de PvdA, die deel uitmaakt van de oppositie. Tegelijkertijd vraagt Rotterdam aan de rijksoverheid een heel pakket concrete maatregelen om de in- en uitstroom onder controle te krijgen en tot een evenwichtiger spreiding tussen de stad en de andere gemeenten te komen. Op nationaal vlak werd de nota met positieve commentaren onthaald door premier Balkenende en enkele liberale ministers. Andere ministers hebben gewezen op de juridische haken en ogen van het plan.

Er komt een volwassen debat op gang over de normale vraag of de concentratie van sociaal zwakkere groepen in bepaalde buurten van de stad geen grens heeft bereikt, zodat het verstandig is naar meer draconische oplossingen te zoeken.

M. Philippe Mahoux (PS). - Si nous en revenions, monsieur Van Peel, à une vision sociale et à un traitement social du problème - vous y étiez sensible auparavant - plutôt que de le pervertir des notions d'exclusion, de stigmatisation.

Mme Isabelle Durant (ECOLO). - Vous ouvrez un vrai débat, monsieur Van Peel. Le problème de l'exode urbain et de paupérisation de la Ville se pose à Rotterdam et à Bruxelles dans des termes identiques. Il nous amène à nous interroger sur la manière de maintenir l'ensemble des habitants à Bruxelles et d'éviter l'exode des personnes, autochtones ou non, à revenus moyens et supérieurs.

Mais, comme le disait M. Mahoux, l'amalgame que vous faites n'est pas correct. On ne peut lier la question de la citoyenneté de certaines de ces personnes qui habitent les quartiers pauvres de nos villes à celle de l'exode urbain. Je veux bien entrer dans le débat. Je regrette que la Région bruxelloise n'ait plus droit, comme dans le passé, aux moyens supplémentaires qu'elle recevait de l'État fédéral dans le cadre de l'accord de coopération ; on en discute pour le moment dans le cadre du budget. C'était une façon de soutenir une grande ville confrontée à des difficultés analogues à celles que connaît Rotterdam. Cependant, je crois qu'il ne faut pas mélanger, d'une part, la question du financement des grandes villes et des phénomènes observés à Bruxelles, à Rotterdam et ailleurs et, d'autre part, la question de l'octroi du droit de vote à certaines de ces personnes qui représente un petit nombre.

M. Philippe Moureaux (PS). - L'accord de coopération est toujours en oeuvre.

Mme Isabelle Durant (ECOLO). - Il est en oeuvre, mais il ne connaît plus d'augmentation.

M. Philippe Moureaux (PS). - Une augmentation est même prévue alors qu'elle ne l'était pas.

M. le président. - Ce budget a doublé en quatre ans.

Mme Isabelle Durant (ECOLO). - Le débat sur le budget a lieu à la Chambre et non au Sénat. Cependant, force est de constater que l'on fait moins pour Bruxelles qu'auparavant.

Pour revenir à notre problème, je pense qu'on ne peut pas mélanger la question de l'intégration de classes populaires en difficultés et celle de l'octroi du droit de vote. Le débat doit avoir lieu, je suis d'accord avec vous, et on doit écouter les arguments. J'entends le vôtre, mais il ne me convainc pas en ce qui concerne la nécessité de mettre un frein à l'élargissement de la citoyenneté et de refuser le droit de vote à un nombre limité de personnes qui n'opteront pas pour la nationalité belge.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - De voorstellen van Rotterdam impliceren dat er uiteraard voor sociaal zwakkeren in andere gemeenten adequate opvang moet worden geboden. Dat is nu niet het geval. De nota zegt dat de activiteiten op het vlak van integratie, sociale tewerkstelling, huisvesting, enzovoort, moeten worden voortgezet.

De nota wijst erop dat de volgende tien of vijftien jaar de honderdduizend nieuwe Rotterdammers voor 90% sociaal zwakkeren zullen zijn, waardoor de problemen enkel zullen toenemen. Het zijn perfect democratische partijen die dat probleem aankaarten. Ze willen het quotadebat echt op de politieke agenda krijgen.

Ik geef dit als voorbeeld omwille van de analogie met het debat over het migrantenstemrecht. Zodra hier iemand zijn mond opendoet over dat thema en stelt dat over deze problematiek een ernstig debat moet worden gevoerd, wordt hem verweten het verkeerde debat te voeren. Ik stigmatiseer niet. Ik zeg enkel dat de vraag tot spreiding zowel voor de sociaal zwakken als voor de buurten een zeer legitieme politieke vraag is. Dat is alles. Maar het debat wordt onmiddellijk doodgemaakt.

Dat gebeurt eveneens met het debat over het migrantenstemrecht. Men is blind voor het argument dat migrantenstemrecht bij de publieke opinie het omgekeerde effect heeft van wat men wenst te bereiken. Dat komt inderdaad door stigmatisering of onverdraagzaamheid of omdat mensen het slachtoffer zijn van reële overlast. Het idee van het verlenen van stemrecht wordt gepercipieerd als een bijkomende gunst en leidt dus tot gevoelens die juist tegenovergesteld zijn aan de gevoelens die de voorstanders willen aanwakkeren. Dat punt willen wij in het debat brengen, maar dat blijkt zeer moeilijk.

M. Michel Guilbert (ECOLO). - Si on vous entend bien, pour lutter contre l'inégalité des chances, il s'agirait de donner moins de chances à ceux qui souffrent de cette inégalité. Vous êtes le roi du sophisme.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Dat is niet wat ik gezegd heb.

M. Michel Guilbert (ECOLO). - Vous avez une argumentation surprenante.

M. Philippe Moureaux (PS). - Quand on chasse les pauvres, il y en aura moins. On connaît cette approche.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Mijnheer Moureaux, ik ben blij dat u aanwezig bent, want dat is nu precies wat ik bedoel met die hautaine manier waarop er zelfs niet wordt geluisterd.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Mijnheer Van Peel, mag ik u even onderbreken.

Uw betoog is juist, want het werkt voortdurend reacties los. Wie wakker gebleven is in de commissie, moet duidelijk onze vraagstelling hebben gehoord. Draagt het verlenen van stemrecht bij tot de integratie van de 150 of 160.000 burgers die nog geen stemrecht hebben? Het debat daarover hebben de voorstanders voortdurend geweigerd. Met oogkleppen op hebben ze tot in de vroege ochtenduren doorgedraafd om hun grote gelijk te halen.

Wie luistert naar de besluiten die de Nederlandse parlementscommissie na anderhalf jaar debatteren heeft getrokken, begrijpt dat het verlenen van stemrecht in Nederland geleid heeft tot meer verzuiling en geen oplossing heeft geboden voor de bestaande problemen.

Ik ben blij dat u het voorbeeld van Rotterdam aanhaalt, zelf zal ik straks Marijnissen van de Nederlandse SP citeren.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Wij weten dat het gemeentelijk stemrecht voor niet - Europese vreemdelingen met de steun van de SP.A zal worden goedgekeurd.

Mevrouw Vanlerberghe, ik heb in de krant gelezen dat uw voorzitter wenst dat er zo snel mogelijk over het wetsvoorstel wordt gestemd en dat hij daarover niet in debat wenst te treden met de heer De Gucht of wie dan ook. Hij hoopt vermoedelijk dat de rekening hem niet te vaak wordt gepresenteerd, maar hij is nu eenmaal verplicht het stemrecht erdoor te krijgen om de progressieve Agalev'ers te kunnen binnenhalen. Ik heb daarvoor alle begrip, maar dat belet niet dat ik de dubbelzinnigheid in uw strategie opmerk. Vermits dat geen nieuw argument is, zal ik het hierbij laten.

Mijn eerste vaststelling is dus dat de voorstanders het omgekeerde zullen bereiken van wat ze willen. Ze wakkeren de gevoelens aan die ze zogezegd wensen te bestrijden en dat is bijzonder dom.

Mijn tweede vaststelling is dat sommige media een bijzondere rol hebben gespeeld. Het zou een casestudy moeten zijn aan de faculteiten Communicatie- en/of Politieke Wetenschappen. Het beeld van dit debat dat vooral de audiovisuele media hebben gecreëerd, was ongetwijfeld meer ingegeven door de persoonlijke politieke visie van een aantal journalisten dan door hun zorg voor objectieve berichtgeving. Ik overtreed nu een groot taboe, want journalisten zijn veel onschendbaarder dan parlementsleden, maar ik vind het belangrijk om dit ook eens op het spreekgestoelte te zeggen.

Laat mij even aan zelfbeklag doen. Ik werd beschuldigd en in commentaren afgemaakt als de grote filibusteraar. De waarheid is dat ik gedurende het hele debat een kwartier tot twintig minuten heb gesproken. Nochtans word ik net zo goed als anderen afgeschilderd als iemand die zijn toevlucht neemt tot de meest abominabele methodes. Dankzij de osmose tussen de denkwereld van de journalisten en die van denkelijk bevriende politicologen kunnen die laatsten bovendien onmiddellijk de juiste commentaren formuleren.

Gelukkig heeft de heer De Croo enige politieke ervaring en heeft hij ook nog wat politieke geschiedenis gedoceerd...

Mme Isabelle Durant (ECOLO). - Les journalistes auraient mal chronométré votre intervention et ce serait leur faute si le reflet qu'ils en donnent à l'opinion publique est nuancé ? Sommes-nous chez les fous ? Ce procès me paraît quelque peu rapide.

M. le président. - M. Van Peel avait utilisé son temps de parole.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Mevrouw Durant, journalisten hebben even veel recht om hun idee over mij te formuleren als ik het mijne over hen. Ik neem echter aan dat u bondgenoten moet verdedigen.

Als parlementleden het recht hebben het woord te nemen om een belangrijk politiek doel snel te verwezenlijken en een wet snel goed te keuren, dan hebben ze even goed het recht het woord te nemen om uit politieke overwegingen een goedkeuring te vertragen.

Dat is een oeroude parlementaire wet. Het is niet voor niets dat het filibusteren al zo lang bestaat als er parlementen bestaan, dat de meerderheid het fenomeen aanklaagt en de oppositie er zijn toevlucht toe neemt.

Een frappant voorbeeld was onze nachtelijke vergadering van donderdag op vrijdag. Laten we eerlijk zijn: dat evenement zal nooit de parlementaire geschiedenis halen. Er bestaan immers, zelfs in de recente parlementaire geschiedenis, veel straffere voorbeelden van filibusteren dan het magere stuk dat hier werd opgevoerd. We hadden veel beter gekund. Toch werden we onmiddellijk gebombardeerd met commentaren van eminente politicologen die zich bezorgd afvroegen hoe het met onze democratie gesteld is.

Mijn stelling is eenvoudig. Mochten de voorstanders van het migrantenstemrecht in de minderheid zijn en hun toevlucht hebben genomen tot dezelfde debattechnieken, zouden ze als helden en voorvechters van de democratie bestempeld zijn. Dat is de waarheid en die mag wel eens gezegd worden.

Een laatste punt betreft de merkwaardige rol die onze VLD-collega's in het debat hebben gespeeld. De heer Vanhecke had het over de rol van de CD&V. Er is echter één manifest verschil. Zolang de CVP, of CD&V, tot de meerderheid behoorde - dus toen de wereld nog in orde was - was er geen sprake van het toekennen van het migrantenstemrecht. (Onderbrekingen)

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Dat was de tijd waarin ze de zieltjes en de stemmenwinst van de uitkeringseconomie nog niet telden. Nu hebben ze die zieltjes wel geteld. De ideologie volgt natuurlijk de zakelijkheid van het debat.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Ik denk dat men vooral geteld heeft hoeveel groene zieltjes ervoor zijn.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Het is jammer genoeg de CVP die destijds de steun van Agalev en Ecolo heeft gekocht.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - De VLD heeft haar senatoren een heroïsche strijd laten voeren en ik twijfel er absoluut niet aan dat ze een welgemeend debat hebben gevoerd, maar het moet van bij de aanvang van het debat toch wel duidelijk geweest zijn dat het een op voorhand verloren strijd was. De VLD verklaarde nochtans vóór de verkiezingen, bij monde van de heer De Gucht en minister Dewael, in alle toonaarden dat ze ertegen was, maar ondertussen is iedereen ervan overtuigd dat het stemrecht er wel zal komen. Dat heeft geleid tot een nieuwe situatie die wel nieuw is in de parlementaire geschiedenis, namelijk dat de meerderheidspartijen onder elkaar bittere discussies hebben gevoerd. Het viel mij daarbij op hoe diep het water in deze wel is.

Wij hebben twee amendementen ingediend. Het eerste heeft betrekking op de reciprociteit. Als het over politieke rechten gaat, kan ik de publieke opinie namelijk wel uitleggen dat het correct is dat als vreemdelingen hier mogen stemmen, wij ook in hun land moeten kunnen stemmen. Dat is trouwens de reden waarom het voorbeeld van het stemrecht voor EU-onderdanen compleet fout is.

Met ons tweede amendement klagen wij aan dat een persoon na drie jaar verblijf in België wel Belg kan worden, maar vijf jaar moet wachten om gemeentelijk stemrecht te krijgen. Dat lijkt ons een absolute `discriminatoire anomalie', om ook eens een moeilijk woord te gebruiken.

M. Michel Delacroix (FN). - Il y a quelque temps, M. le procureur du Roi de Bruxelles requérait dans une affaire de tentative d'assassinat. Il entamait son réquisitoire par cette phrase choc, destinée à souligner ce qui était pour lui une circonstance aggravante : « M. le président, cet homme est un étranger ». En fait, cela remonte relativement loin. C'est la première phrase qui a été prononcée par le procureur du Roi dans le procès à charge d'un dénommé Verlaine, la partie civile s'appelant Rimbaud. Je n'en fais pas du tout un modèle. Je dois même reconnaître que cela paraît assez désuet et, à certains égards, ridicule. Le sens de l'Histoire, dont on nous a encombré l'esprit durant tout le vingtième siècle, est tombé en même temps que le mur de Berlin. La loi qui vous vous préparez à voter apparaîtra elle aussi - et dans beaucoup moins de temps - tout à fait ridicule et désuète car elle ne reflète absolument pas l'opinion publique, francophone en particulier. Il ne s'agit pas d'une conviction. C'est une certitude arithmétique appuyée par les sondages.

Nous nous trouvons face à quelque chose qui est assez stupéfiant pour l'électeur francophone moyen. Le Front national, ce parti abominable, est actuellement le seul parti francophone qui s'oppose à l'octroi du droit de vote aux étrangers non européens. N'y voyez dans notre chef aucun triomphalisme. Nous serions plutôt honteux et tristes de constater notre isolement politique alors que l'opinion publique pense probablement d'une toute autre façon. Toutefois, nous sommes parfaitement conscients du cadeau qui nous est fait sur le plan électoral. Le fait que le Front national soit le seul parti à s'opposer à la mesure en chantier est une véritable aubaine. Cela doit se savoir, cela se saura. En réalité, cela se sait déjà très largement au sein de la population. Nous avons des contacts avec des gens qui nous disent : « Bien sûr, nous n'avons jamais imaginé voter pour vous puisque vous êtes tous des nazis, des fascistes, des révisionnistes et qu'il est de notoriété publique que vous vous réunissez la nuit dans des caves pour couper les mains des petits enfants. Cependant, le fait que vous êtes les seuls sur un terrain aussi délicat à défendre cette position nous incite à revoir notre point de vue ». Quand je vous parle de honte, ce n'est pas du tout vis-à-vis de la position que nous défendons depuis toujours. Ce n'est d'ailleurs en rien une position agressive ou une position limitative des droits des individus, des droits des étrangers qui résident ici.

C'est tout simplement ce postulat, cet axiome qui dit que le droit de vote doit rester un corollaire obligé du critère de la nationalité. Ce n'est pas seulement une pétition de principe ou un axiome ; c'est une position que nous ne sommes pas, heureusement, seuls à développer dans cette assemblée et qui est justifiée par différents motifs dignes d'être débattus - reliés à la raison et à des raisons, au coeur, voire aux tripes - et tous parfaitement respectables.

Mais il n'y aura pas de débat car, pour commencer, il n'y aura pas de consultation populaire. Des voix se sont exprimées en faveur de l'organisation d'un référendum ou de toute autre initiative similaire, ce qui m'aurait semblé aussi normal que légitime pour un sujet aussi sensible, mais la question a été tranchée entre les partis.

Certes, on a débattu en commission des motifs et des raisons que je viens d'évoquer, mais on n'a pas demandé son avis à l'électeur et on n'est pas allé au fond des choses quant aux éléments qui auraient dû animer ce débat. Celui-ci, pourtant voulu par l'électeur, a été complètement escamoté par la seule volonté d'une classe politicienne.

Tout cela m'étonnait quelque peu et Mme Lizin nous a, en commission, fourni une clé d'explication. Elle a rappelé que quelque temps après son élection, François Mitterrand avait décidé, contre la volonté populaire, contre les sondages, hostile à la peine de mort, de faire abroger celle-ci. J'en prends acte et je constate qu'en l'occurrence, le mécanisme est le même : les sondages et la volonté populaire n'ont aucune importance, face à certaines valeurs immanentes qui vont bien au-delà de la démocratie. Le travail parlementaire qui s'attache à faire admettre ces valeurs comme critères de vérité ne doit surtout pas être gêné par l'électorat et par l'opinion publique, laquelle, comme chacun le sait, est entièrement ignorante et n'est pas digne de s'exprimer sur de tels sujets.

Je reste pour ma part un fervent défenseur d'un vrai débat concernant les raisons qui lient le critère de la nationalité à celui du droit de vote. Je n'y reviendrai pas à cette tribune. Cela ne servirait à rien, puisque le vin est évidemment tiré. Je vous parlerai plutôt du sentiment de tristesse et de honte que j'éprouve.

Honte, tout d'abord, vis-à-vis de l'électorat francophone, dépassé par une classe politicienne, par des partis qui se moquent éperdument de ce qu'il pense. On peut gloser à l'infini sur les sondages et sur le pourcentage réel de la population qui est pour ou contre. Les sondages ont été torturés dans un sens comme dans l'autre. Ce qui paraît, de toute façon, certain et incontournable, c'est que même le plus défavorable des sondages à l'égard de notre position révèle que près de la moitié de la population demeure hostile, quelle que soit la manière dont on lui pose les questions.

Malgré la censure dont il a fait l'objet, le Front National représente environ 5% de l'électorat. Environ 95% des représentants de l'opinion francophone sont donc hostiles à ce que pense, au minimum, la moitié de la population.

Le second motif de honte concerne plutôt le nord du pays. L'attitude des partis francophones me rend franchement honteux vis-à-vis de la Flandre, où les représentants ont quand même tenté de maintenir un débat réel, de tenter de refléter l'opinion de la population. Fait aussi agaçant que dommageable pour tous : cette position adoptée par l'ensemble des partis francophones donne à nouveau l'impression - de façon peut-être délibérée, mais il est très politiquement incorrect d'évoquer cette possibilité - d'un débat nord-sud, d'une opposition entre la Flandre et la Wallonie.

Cela est inexact. C'est encore une fois le résultat purement politicien d'une classe politicienne qui contribue à instaurer une rivalité entre deux communautés qui, fondamentalement, pensent la même chose sur le sujet. Qu'il y ait éventuellement 2 ou 3% de néerlandophones en plus ou en moins pour s'opposer à cette proposition ne change rien. Les sondages, y compris ceux du dimanche à la télévision, permettent de constater que la proportion de la population favorable ou défavorable est assez semblable au nord et au sud du pays. Je trouve scandaleux que la presse relaye un clivage en fonction des propos de la classe politique, sans tenir compte de l'opinion des populations du nord et du sud du pays qui, elle, ne diverge pas vraiment.

Il est une troisième catégorie de personnes à l'égard de laquelle je me sens honteux face à cette unanimité des partis francophones. Sans doute serai-je accablé de sarcasmes en vous disant qu'il s'agit des étrangers qui ont choisi, il y a plus ou moins longtemps, d'opter pour la nationalité belge. Il fut un temps où choisir la nationalité belge se méritait. Encore actuellement, cela suppose des démarches et donc des tracasseries administratives, des dossiers à monter, parfois compliqués. Ces gens ont choisi la nationalité belge et ont consenti des efforts en ce sens. Ils avaient fait ce choix, notamment pour obtenir certains droits. Ils constatent aujourd'hui que leurs efforts n'avaient qu'une importance relative puisque les mêmes droits sont accordés à des populations allochtones qui sont dispensées de toute démarche. Il suffira désormais aux intéressés d'adhérer à certaines valeurs par une simple déclaration.

Cette dernière est certes pavée de bonnes intentions, mais que penser des étrangers qui ne feront pas le choix d'aller voter ? S'ils se retrouvent un jour devant le tribunal correctionnel, ils pourront dire au juge qu'ils ne se sont pas engagés à respecter ces valeurs. Est-ce une manière détournée pour Mme Onkelinx d'assurer une liquidation de l'arriéré judiciaire en rendant irrecevables une série de poursuites ? Nous verrons bien.

Sur le fond, le vin est tiré ; il est inutile de rediscuter des principes mêmes. Notre ultime tentative consiste à déposer des amendements. Vous penserez sans doute qu'une partie d'entre eux doivent être pris au second degré, dictés seulement par la dérision. Je puis admettre qu'il y ait une part de dérision, mais je ne pense pas qu'il faille prendre ces amendements au deuxième degré. Ils sont le reflet de l'opinion et du souhait d'une partie de la population qui n'est pas ultra minoritaire.

Je les résume brièvement. Les plus nombreux concernent le dernier article, relatif à la date d'entrée en vigueur de la loi. Puisque vous nous avez traînés dans le surréalisme en prenant des positions contraires à la volonté populaire, nous vous emmènerons dans la science-fiction en déposant un premier amendement qui suggère une application de la loi non pas à partir de 2004, mais en 3000. Le deuxième amendement préconise une application de la loi en 2999 et ainsi de suite.

Quittons la science-fiction pour parler de points plus techniques. Comme cela a déjà été évoqué, il n'est nullement question du critère de réciprocité dans la proposition de loi qui est soumise à vos suffrages. Ce n'est pas normal. En toute matière de droit international, la réciprocité est quand même un critère fondamental qui existe dans pratiquement toutes nos règles normatives lorsqu'elles concernent notamment les droits subjectifs des étrangers présents sur le territoire. Je ne prendrai qu'un seul exemple, celui de l'assistance judiciaire qui fait encore actuellement l'objet d'une condition de réciprocité avec l'État d'où la personne concernée est originaire. Il me semble que c'est non seulement de bonne guerre, mais de parfaite équité en droit international que ce critère de réciprocité soit affirmé dans la loi dont vous aurez à connaître.

Nous déposons également un amendement en vue d'éviter à la démocratie un écueil que beaucoup d'entre nous ont perdu de vue. S'il est certain que nous pouvons avoir une totale confiance quant à la connaissance des principes démocratiques des ressortissants du Ghana, des Inuits et des Algonquins, n'oublions pas pour autant les Suisses. Il y a un mois, les Suisses ont voté à plus de 27% pour un parti d'extrême-droite. Les Suisses, me semble-t-il, ont fait preuve d'une immaturité totale. Compte tenu du poids électoral qu'ils peuvent représenter, des jeux de balance qu'ils peuvent organiser par leur présence en Belgique, il est de notre devoir à tous, dans le souci de la démocratie, de les exclure de l'application de la loi en discussion.

Une autre modification est tout à fait technique. Pourquoi cette proposition de loi comporte-t-elle l'obligation pour l'impétrant de déclarer sa nationalité ? Ne s'agit-il pas là d'une mesure purement discriminatoire ? Ne vaudrait-il pas mieux se contenter simplement de l'affirmation qu'il n'est pas ressortissant de l'Union européenne ?

Il est encore un autre élément qui me paraît fondamental. Les nationaux, lorsqu'ils votent, et les étrangers qui sont intégrés depuis longtemps et qui ont choisi la nationalité belge, par définition, connaissent un peu le pays et l'endroit où ils résident. Dans la proposition de loi, il est simplement question d'un critère de résidence en Belgique pendant cinq ans. Je considère que ce critère doit être adapté et qu'il y a lieu de spécifier qu'il s'agit de résidence dans la commune où ils vont voter, durant une période de cinq ans. En effet, le Moldo-Valaque qui s'établit à Stavelot n'aura pas forcément une connaissance suffisante de la vie démocratique politique si trois mois avant les élections communales, il s'établit à Oostrozebeke. Cet amendement est proposé en parfaite bonne foi mais aussi en concordance avec une logique formelle élémentaire.

À titre subsidiaire, nous développons encore un amendement qui va dans le même sens mais qui est limité à la région, si réellement le critère de la commune ne paraît pas opportun.

Pour ce qui est des cinq ans de résidence, nous tentons de coller au bon sens et à la volonté populaire en proposant quelques amendements qui porteront cette durée d'abord à 50 ans, puis à 49, puis à 48, et ainsi de suite jusqu'à 25. Vous disposez donc là d'un panel suffisamment large qui vous permettra de prendre une décision en connaissance de cause et après mûre réflexion.

J'ajouterai encore, par voie d'autres amendements, quelques critères qui me paraissent indispensables et qui pourraient, à première vue, paraître discriminatoires mais qui, en fait, ne le sont pas du tout. La connaissance élémentaire de la langue ou d'une des langues nationales est un critère absolu à vérifier avant d'octroyer un droit de vote que ce soit aux élections communales ou à d'autres. Il ne s'agit pas de discrimination. Soyons raisonnables. Si l'on veut appliquer la démocratie, ce qui signifie autoriser les gens à émettre leur avis de façon consciente et délibérée, il faut quand même qu'ils comprennent les programmes politiques qui leur sont présentés.

S'ils n'ont aucune notion d'une langue nationale et se trouvent confrontés à des programmes qu'ils ne comprennent pas, on est ouvert à toutes les dérives possibles et imaginables. C'est donc, à mon sens, un critère qui doit exister dans la loi.

Il en est de même pour ce qui concerne une connaissance minimum de l'histoire constitutionnelle ou des institutions de la Belgique. Il ne suffit pas de s'établir dans une commune pendant quelques années et puis de constater qu'il y a des programmes politiques. Il y a tout un background historique dont dispose en mémoire collective, consciente ou inconsciente, l'ensemble de la population belge ou naturalisée belge. Il y a aussi des devoirs pour les citoyens qui voudraient acquérir le droit de vote tout en refusant d'acquérir la nationalité. Cela me semble être la moindre des choses.

Autre critère, que l'on retrouve d'ailleurs dans la code de la nationalité, à savoir l'obligation de remplir une sorte de lettre de motivation. Tout praticien en la matière connaît cela pour en avoir rédigé quelques dizaines pour sa clientèle, à déposer auprès des administrations communales ou publiques.

Enfin, quelques derniers amendements ont pour but d'éviter des discriminations négatives pour la population belge ou naturalisée belge.

Il s'agit de la vérification obligatoire par le parquet de l'absence de condamnation pénale pour permettre l'exercice du droit de vote. Nous avons mentionné un emprisonnement de trois mois, mais je laisse cela à l'appréciation de votre Haute Assemblée.

Le fait d'être étranger résidant depuis peu en Belgique et d'être condamné dans le cadre d'une action pénale ne vient-il pas purement et simplement en contradiction avec l'engagement demandé de respecter les lois du peuple belge, la Constitution et la Convention des droits de l'homme ?

Dernier élément destiné à éviter une discrimination : il s'agit, pour éviter que des étrangers puissent bénéficier de droits dont ne disposeraient pas les Belges, de la vérification obligatoire par le parquet du fait que la personne concernée n'ait pas fait l'objet d'une condamnation à l'étranger, essentiellement dans son pays d'origine, qui, si elle avait été prononcée en Belgique, aurait impliqué une déchéance des droits civils et politiques.

Imaginez une personne belge déchue des droits civils et politiques qui verrait entrer dans le bureau électoral quelqu'un qui a été condamné pour la même chose ailleurs et qui ne serait pas atteint par la même déchéance. Il y aurait là une situation parfaitement inéquitable. Je suppose que vous souscrirez à cette proposition.

Voilà pour ce qui concerne notre position générale. C'est la honte. On en profitera quand même sur le plan électoral.

En ultime conclusion et pour rester sur le terrain de la honte, je dirai que je ne suis pas encore honteux d'être francophone, mais que j'ai franchement du mérite parce que les pressions sont sérieuses.

Mme Anne-Marie Lizin (PS). - Après ce qui a été longuement détaillé en commission, après tous les échanges animés que nous venons d'avoir, je voudrais simplement intervenir pour souligner que nous arrivons à la conclusion de 25 ans de conviction militante. Cette conclusion, nous l'avions déjà presque obtenue lors de la transposition du traité de Maastricht en faisant en sorte qu'il soit clairement admis, une fois pour toutes, que le concept de documents nationaux ne pouvait être un argument pour empêcher l'expression d'une citoyenneté locale. Finalement, à l'époque, ce fut le CVP, M. Eyskens en particulier, qui obtint qu'une différence entre Européens et non-Européens soit introduite. Le CVP nous fit perdre ainsi dix ans.

Lorsque nous avons repris les débats en commission de l'Intérieur il y a deux ans, il y avait tout de même dans le groupe VLD quelques amis aux positions ouvertes. Nous avions espéré les entraîner, eux qui sont, nous le savons, de vrais démocrates, à choisir une attitude plus ouverte que celle à laquelle nous faisons face aujourd'hui.

Des conditions ont été adoptées pour obtenir la majorité nécessaire. Mais ces conditions me paraissent normales. En effet, je ne crois pas qu'il soit très grave de demander que l'on adhère à une déclaration de respect de la Constitution. Je crois, au contraire, qu'effectivement, cette adhésion introduit un peu de bonne volonté dans le processus et fournit donc peut-être un début de réponse à l'inquiétude qu'engendre parfois le fait que certains conservent de la distance en n'acquérant pas la nationalité belge. Mais ces conditions sont quelque peu superficielles. En cela, elles rejoignent ces questions que l'on vous pose lorsque vous entrez aux États-Unis au sujet de vos intentions de poser, ou non, une bombe à la Maison Blanche. Vous répondez évidemment non. La valeur de cette déclaration est toute théorique. Mais ce côté, un peu boy-scout, de l'obligation d'une déclaration de respect de la Constitution ne me gêne pas.

La clôture de ce débat sera un moment important de l'évolution du concept même de l'être humain citoyen du monde ou, au moins, citoyen de l'Europe, quelle que soit son origine. Pourtant, il est vrai que des étapes de ce genre sont rarement accomplies avec une adhésion totale de l'opinion publique. Nous devons l'assumer et dire que cette étape est tout à l'honneur des responsables de partis qui en ont pris le risque. Il n'est pas question de honte.

Je voudrais dédier ce vote aux participantes d'une réunion que j'ai organisé avec des Albanaises de Wallonie. Ces femmes comprennent mieux que d'autres pourquoi leur communauté est l'objet d'un rejet. Elles ont peur d'apparaître seules mais, dès qu'elles sont en groupe, elles sont très courageuses. Ce sont des femmes souvent pauvres mais elles ont la force d'exister et de s'exprimer dans leur communauté. Presque aucune de ces femmes n'a fait le choix de l'acquisition de la nationalité belge mais elles sont toutes des actrices importantes dans la vie locale, que ce soit à Liège, à Namur, à Huy ou dans les autres villes de Wallonie. Peut-être un jour choisiront-elles la nationalité belge mais aujourd'hui, c'est pour ces personnes, fragiles dans leurs familles mais porteuses des bonnes valeurs démocratiques qui feront évoluer leur communauté, que nous sommes favorables à l'octroi du droit de vote.

Je voudrais simplement souligner que je regrette le manque de courage du premier ministre en la matière. Ce n'est pas un acte politique, nous savions dès le départ que nous serions dans cette situation inévitable aux alentours de Noël, sans date plus précise. Mais, à mes yeux, un homme qui à l'évidence a des intérêts pour une fonction européenne et en tout cas pour un rôle européen plus important, ne fait pas preuve d'un très grand courage en n'entraînant pas, en dernière minute, ceux que je connais dans le groupe VLD... (Protestations de M. Coveliers)

Je ne parle pas de vous, monsieur Coveliers, mais de Mme Leduc. Au cours du premier débat, j'ai entendu Mme Leduc dire des choses plus constructives que ce qui a été dit aujourd'hui.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Mevrouw Lizin, het is onmogelijk dat u mij tijdens het tweede debat hebt gehoord want u bent nauwelijks aanwezig geweest.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Ik was niet altijd aanwezig omdat het debat een herhaling was van wat vroeger al was gezegd.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - De berichtgeving in de pers was volledig verkeerd. De zaken werden uit hun context gerukt. Wat ik nu heb gezegd is hetzelfde als hetgeen ik toen heb gezegd en ik blijf daarbij. Ik was toen niet minder democratisch noch minder vrijdenkend dan nu.

Mme Anne-Marie Lizin (PS). - Je n'ai certainement pas dit que Mme Leduc était moins démocrate que moi ; elle ne peut que l'être un peu plus. Mais il n'en reste pas moins que l'absence de geste de la part du premier ministre est regrettable. Il serait bon que, dans les jours ou même les heures qui viennent, il annonce que le vote ne sera pas contraire à ses convictions personnelles. M. Michel l'a fait à des moments certainement peu aisés à l'intérieur de son parti.

C'était peut-être plus facile pour nous, parce que - il faut le reconnaître - notre base est favorable à cette orientation et elle nous accompagne depuis longtemps déjà dans cette démarche. Pour l'image et l'unité tant de ce gouvernement que de notre pays, il serait bon que, dans les prochaines heures, un geste d'ouverture soit fait pour réconcilier la démarche globale.

De heer Paul Wille (VLD). - De beslissing van de regering om een heikel punt, namelijk het stemrecht van niet-EU-onderdanen bij lokale verkiezingen, door het parlement te laten bespreken en er door het parlement over te laten beslissen, betekent onmiskenbaar een opportuniteit voor de Senaat. De Senaat mag zich bij zijn manier van werken niet volledig onderwerpen aan de eigen profileringsdrang, maar het kan niet worden ontkend dat men een politieke masochist moet zijn om een dergelijke reflectiemogelijkheid te laten voorbijgaan in een zelden geziene sfeer van politique politicienne.

De politieke voorgeschiedenis van het dossier in dit huis bewijst nochtans dat er wel degelijk een brede maatschappelijke discussie heeft plaatsgevonden. Tijdens de vorige regeerperiode is ter zake grondig werk geleverd. Aan het einde van de debatten was er toen een politieke meerderheid rond een mening die een aantal anderen niet konden aanvaarden. Die toestand was een weerspiegeling van de breuklijn doorheen de bevolking en de partijen. Nu, enkele jaren verder, is er een nieuwe meerderheid over dit dossier. Ze verschilt van de regeringsmeerderheid en heeft zich gevormd rond een afgeslankt voorstel van de MR, die naar het andere kamp is overgestapt. Iedereen moet hier zijn verantwoordelijkheid opnemen.

Onze partij lijdt niet aan politieke maagpijn omdat we slechte verliezers zouden zijn, maar omdat we balen van de manier waarop dit resultaat is tot stand gekomen. Er kan niet worden gesproken van een debat, maar van een non-debat, van een bewust gewild dovemansgesprek van de - naar wij hopen - tijdelijke meerderheid rond een enkel punt, georganiseerd door een groep parlementsleden die vooraf had besloten zijn blik op oneindig te zitten om het niet te moeten zien, oordoppen had ingestoken om het niet te moeten horen en die van buiten uit het verbod had opgelegd gekregen om in het debat te treden, behalve om hier en daar kwetsende opmerkingen te maken over de standpunten van de tegenstanders die wel een debat wilden voeren. Die houding heeft ons ten zeerste gestoord.

Is het dan zo naïef dat de VLD en andere Vlaamse partijen willen reflecteren over genuanceerde vragen en over een aantal cijfers waarvan ze dachten dat ze moesten worden gesitueerd? Welke andere dan een zuiver electoraal geïnspireerde hoogdringendheid kan worden aangebracht bij het weigeren van een in de tijd beperkte discussie?

Wat te denken van het negeren van het Vlaamse feit in deze discussie? Het getuigt van een gevoel van erg betwistbare superioriteit te beweren dat Franstalig België als mondiale burgers en humanisten het enggeestige Vlaanderen in deze materie moet beschermen tegen zijn eigen bekrompenheid. De VLD blijft zeggen dat de breuklijn over dit twistpunt doorheen alle politieke partijen en doorheen de hele bevolking van het land loopt.

Het is een regelrechte teleurstelling vast te stellen dat onze instelling weigert te reflecteren over wat haar als eerste kamer was toevertrouwd. Het dieptepunt werd bereikt toen onze PS-collega mevrouw Bouarfa uiting gaf aan haar twijfel of ik als VLD-lid wel was geïntegreerd in mijn eigen Vlaamse gemeenschap. Dat is een onaanvaardbare opmerking. Ik veroordeel haar echter niet, dat maakt geen deel uit van onze cultuur.

Mme Sfia Bouarfa (PS). - Vous interprétez, monsieur Wille ! Vous dites que les francophones veulent sauver la Flandre. C'est complètement faux. Aucun parlementaire n'a dit cela. Par contre, il y a deux ans, lors du dernier débat sur le droit de vote, j'ai entendu Mme Leduc dire sur une radio wallonne qu'il était exact que les Flamands sont un peu repliés sur eux-mêmes et que les francophones ont une tradition de bonne convivialité.

Le débat n'est pas là. Vous vivez un repli identitaire que nous ne comprenons pas. Que croyez-vous ? Que nous courons après les électeurs ?

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Ik heb toen gezegd dat Wallonië en Vlaanderen een andere geschiedenis kennen wat het omgaan met allochtonen betreft. Wallonië trok destijds in zijn mijn- en staalindustrie meer allochtonen aan. Daardoor was de benadering anders. Dat betekent niet dat de Walen geen rekening moeten houden met de gevoeligheden in Vlaanderen.

De heer Paul Wille (VLD). - Uit de tussenkomst van mevrouw Bouarfa en van een aantal anderen is hoogmoed gebleken en, zoals men weet, komt hoogmoed voor de val. Zelfgenoegzaamheid over het eigen gelijk is gevaarlijk.

Waarom mochten kennis en inzicht met betrekking tot een aantal vragen van collega Coveliers niet meer worden getoetst? Waarom hebben de Franstaligen samen met SP.A-SPIRIT geweigerd om specifieke posities en belangen van Vlaamse democratische partijen mee te betrekken in het besluitvormingsproces? Was het zo onverstandig om via een consultatieve volksraadpleging hierover de mening van de burgers te vragen? Was het zo onwijs om rekening te houden met andere visies en gevoeligheden die mogelijk in het noorden en het zuiden van het land bestaan? Was het zo wijs te opperen zo nodig een dergelijke materie te defederaliseren? Was het zo onaanvaardbaar dat een aantal ethici, politicologen en constitutionalisten hierover zouden worden gehoord? Of wist men maar al te goed dat Vlaanderen anders zou stemmen indien de burgers daartoe de kans zouden krijgen? Of is het nog erger en weet de tijdelijke meerderheid in dit dossier zeer goed dat ook elders dan in Vlaanderen een ruim deel van de bevolking beter niet naar haar mening over dit onderwerp wordt gevraagd?

Deze onbeantwoorde vragen had men met enige goodwill op korte termijn in het debat kunnen inbrengen. Dan zal men tot een eindstemming kunnen komen die, ik waarschuw u, een dynamiek kan teweegbrengen waarvan niemand nu de finaliteit kent en waarvan niemand kan zeggen dat die positief zal eindigen. Wie durft nu met zekerheid stellen wat de invloed van deze stemming zal zijn op de politieke verhoudingen in Brussel? Ook in de politiek laat men zich best leiden door de rede.

Mme Sfia Bouarfa (PS). - Monsieur Wille, où se situe votre crainte par rapport à Bruxelles ? Vous partez d'a priori. Vous pensez que la plupart des nouveaux électeurs vont voter francophone. C'est complètement faux.

M. Paul Wille (VLD). - Ce n'est pas ce que je crains, madame. Ne me faites pas dire ce que je n'ai pas dit. Si le problème était uniquement de savoir comment vont voter les étrangers dans le paysage politique francophone, nous ne discuterions pas autant. Il y a d'autres problèmes que, malheureusement, vous ne voyez pas. C'est pour cette raison que nous voulions vous inviter à échanger des idées et à écouter les politicologues. Faites-le.

J'essaye de vous expliquer pourquoi vous avez fait une erreur en n'écoutant pas les gens et en ne discutant pas avec nous. Vous étiez là, mais vous vous êtes tus. Vous n'avez pas voulu participer au débat, si ce n'est pour dire que nous n'étions pas intégrés. (Applaudissements sur les bancs du VLD et du Vlaams Blok)

Ik vind dit dus een gemiste kans voor de Senaat. Dat zint ons niet. De voorspelbare uitslag van de stemming zint ons evenmin, net zoals het negeren van de Vlaamse mening. Indien herhaaldelijk opnieuw zou gebeuren wat nu is gebeurd, kan dit grote gevolgen hebben. Om al deze redenen wou de VLD het non-event en het non-debat vervangen door een in de tijd beperkte reflectie over een reeks onbeantwoorde vragen. De cijfers die op het einde plots naar voor kwamen, deden mij denken aan de truc met de duif. Maar zelfs over die cijfers mocht niet van gedachten worden gewisseld. Het debat moest afgelopen zijn. De geschiedenis zal uitwijzen of dit soort afwijzingsfront verstandig en redelijk heeft gehandeld. Wij denken van niet.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Het debat over het stemrecht voor niet-Europese burgers bij de lokale verkiezingen is belangrijk. Het is belangrijk omdat het de essentie van het politieke burgerschap raakt: het recht om mee te beslissen over het beleid dat gevoerd wordt in de gemeente waar iemand woont, leeft en werkt; het recht om mee te beslissen over het beleid dat gevoerd wordt door de gemeenschap waar iemand inmiddels, door er te wonen, te leven en te werken, deel van uitmaakt.

Omdat ik bezorgd ben om de goede werking van deze Hoge Vergadering, wil ik een voorafgaande beschouwing maken. Enkele weken geleden begon het voorspel van een debat op een minder fraaie manier. Als nieuwbakken senator voelde ik me beschaamd en gekrenkt. De vertoning was een vernedering voor onze instelling. De krampachtige pogingen om het debat in de commissie uit te stellen, leverden niet alleen historische televisiebeelden op ...

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Ik denk dat de heer Vandenberghe er niets van begrepen heeft.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - U komt net binnen en begint onmiddellijk te reageren. Laat me toch eerst uitspreken.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Neen, ik laat u niet uitspreken. Het is altijd hetzelfde. Zelf hebt u niet deelgenomen aan het debat. Ik heb u in de commissie nooit gezien. Ik vind het dan ook eigenaardig dat u hier uw mening naar voren brengt. Als u hier tijdens de vorige zittijd zou zijn geweest, had u geweten dat er tijdens de plenaire vergadering nooit commissievergaderingen plaatsvinden.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik heb gezegd dat ik als nieuwbakken senator een aantal vaststellingen wilde doen. Die televisiebeelden blijven op ons netvlies gebrand en hebben het misprijzen van de publieke opinie opgeroepen.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - De publieke opinie misprijst mensen als die van gedachten veranderen omdat ze een zetel hebben gekregen.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Het is niet correct dat u beelden die op verzoek van uw partij door de VRT op een schandalige manier worden uitgezonden, nu gebruikt.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - We hebben de reacties in de pers gelezen.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Laten we het eens vragen aan de publieke opinie. Maar daar is u bang voor.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Verwijzen naar voorbeelden van filibusteren uit het verleden vind ik een goedkoop argument. We moeten streven naar een efficiëntere werking van de politieke instellingen. Hoeveel tijd hebben we hiermee niet verloren?

De voorzitter. - Filibusteren is zo oud als de democratie.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik heb daarover gelezen in de krant en ben daar nu beschaamd om. Nu beweren dat tegenwerken nodig was om de voorstanders van het migrantenstemrecht tot een debat te dwingen, is de waarheid geweld aandoen. Leg eens uit hoe men door een debat te verhinderen een debat mogelijk kan maken?

De heer Hugo Coveliers (VLD). - We hebben nog 35 maanden om het debat te voeren en uw tekstje goed te keuren. U weigert echter om van die 35 maanden er 6 te gebruiken omdat we dan net voor andere verkiezingen staan.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Er werd jarenlang over gediscussieerd en er zijn talloze documenten, ook van vóór mijn tijd. Welke nieuwe argumenten kan men nu nog aanhalen?

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Sedert 1991 werden 22 wetsvoorstellen ingediend. Betekent dit dat het nu onmiddellijk moet worden goedgekeurd?

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik herhaal dat er voldoende documenten zijn en dat ik de jongste debatten geen nieuwe argumenten meer heb gehoord.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Natuurlijk niet, u was niet aanwezig.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik ben geen lid van die commissie en volg andere commissiewerkzaamheden erg trouw. SP.A-SPIRIT is een hevig pleitbezorger van het migrantenstemrecht. Daarvoor hebben we heel wat argumenten.

Essentieel is ons ideaal van de participatieve democratie, het ideaal van een samenleving waar eenieder die er woont, kan deelnemen aan het politieke leven. Deelnemen aan het politieke leven is immers de sleutel tot emancipatie, een les die we altijd moeten onthouden. Uit onze geschiedenis blijkt dat de Vlaamse sociale strijd pas echt vooruitgang boekte toen de Vlamingen via het algemeen stemrecht voluit mee konden wegen op de politieke besluitvorming.

Toen het algemeen stemrecht werd verleend stonden liberalen, socialisten en daensisten schouder aan schouder tegenover de katholieke bourgeoisie. Liberaal betekende toen nog progressief. Nu staan in Vlaanderen de daensisten en socialisten nog steeds schouder aan schouder in de strijd voor het uitbreiden van het stemrecht, deze keer evenwel tegenover een bizarre coalitie van liberalen, katholieken en extreem-rechts. Het kan verkeren.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Waar stonden de socialisten in 1948 bij het debat over het vrouwenstemrecht, mijnheer Vandenberghe?

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Gelieve ons niet te herleiden tot `de katholieken'. De katholieke partij werd opgeheven in 1944. Aangezien u zelf verwijst naar de geschiedenis, verzoek ik u hiermee rekening te houden.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Mijn ideaal van de participatieve democratie heeft haar wortels in mijn Vlaamse overtuiging. Dat zal sommigen misschien verbazen, zeker wanneer ze de cursus in bloed- en bodemnationalisme hebben gevolgd die ex cathedra gedoceerd werd in de voorbije commissiebesprekingen.

Nationalisme is een politieke filosofie met bijzonder veel gezichten. Bovendien is het een politieke filosofie die net als alle andere politieke filosofieën herhaaldelijk wordt misbruikt voor perverse doeleinden door ze te vermengen met andere, minder fraaie levensbeschouwingen als imperialisme en racisme. Met nationalisme bedoelen wij, democratische flaminganten, dat een overheid bij het nemen van beslissingen rekening moet houden met de hele natie, met alle mensen die er wonen, met de gemeenschap in haar geheel, zonder iemand uit te sluiten. De vraag is dan: hoe omschrijven we die gemeenschap?

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Hoe kan u van een natie spreken? Het gaat immers over mensen die er geen deel van willen uitmaken. Ze kunnen gemakkelijk lid worden van onze natie, maar weigeren dat. Hoe kunt u zichzelf een nationalist noemen als u de nationaliteit niet langer koppelt aan politieke rechten, wat nochtans de essentie is van het nationalisme.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Sommigen zullen zeggen dat wie over de Belgische nationaliteit beschikt, tot de zogenaamde Belgische natie behoort en bij verkiezingen in België mag stemmen. Tot mijn verbazing zijn de vertegenwoordigers van extreem-rechts, die de Belgische nationaliteit uitdrukkelijk verfoeien en verafschuwen, in deze discussie de grootste pleitbezorgers van de vereiste van de Belgische nationaliteit.

Ze willen mensen die hier al een hele tijd wonen, de Belgische nationaliteit opdringen. Ze willen nieuwe Belgen maken. Waarom? Het gaat net om mensen die helemaal geen Belg zijn, maar vaak door hier te wonen, te leven en te werken, wel al Antwerpenaar of Luikenaar zijn geworden. Verdorie, laat hen Vlaming of Waal zijn zonder Belg te moeten worden!

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Blijkbaar pleit u nu ook voor stemrecht op het gewestniveau!

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Het verlenen van stemrecht aan mensen die hier wonen, los van hun nationaliteit, is een logisch uitvloeisel van onze visie op een democratisch nationalisme. SPIRIT streeft naar een Vlaamse gemeenschap waar het lidmaatschap niet is gebaseerd op bloedverwantschap, etnische afkomst of nationaliteit, maar op politiek burgerschap. Het geheel van alle mensen die in Vlaanderen wonen en die bereid zijn mee te werken aan de Vlaamse samenleving, die dus het politieke burgerschap aanvaarden, noemen wij de Vlaamse gemeenschap.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - U bent wel behoorlijk van mening veranderd! In 1998 hebt u bij de IJzertoren een vlammend pleidooi gehouden tegen datgene wat u nu verkondigt. Het ging toen over het Europees stemrecht en bij uitbreiding over de mogelijkheid om met een gewone meerderheid in het parlement, zoals nu gebeurt, het vreemdelingenstemrecht erdoor te duwen. Tot slot van uw pleidooi zei u toen: "Het is onvoorstelbaar dat een Franstalige minderheid in dit land nog haar wil kan doordrukken tegen de meerderheid van de Nederlandstaligen. Dit zijn 19e-eeuwse toestanden die vandaag onmogelijk zouden zijn." Dat waren uw woorden in 1998 en vijf jaar later staat u hier, weliswaar in een fluwelen omgeving, het tegendeel te beweren. Ik zou in uw plaats beschaamd zijn.

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - U bent blijkbaar een bloed- en bodemnationalist!

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Neem de documenten uit 1992 waarin ik al duidelijk heb aangeklaagd dat het een democratie onwaardig is een belangrijke groep mensen van de democratische besluitvorming uit te sluiten.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ze worden toch niet uitgesloten. Ze kunnen het actief en passief kiesrecht perfect bekomen, wanneer ze drie jaar in België verblijven. Dat bepaalt de snel-Belgwet. Wat is dan het probleem? Dat moeten we toch objectief kunnen zeggen. Is een verblijf van drie jaar een voorwaarde die totaal onredelijk is voor het uitoefenen van politieke rechten?

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik heb daarnet al uitgelegd dat de Belgische nationaliteit geen echte voorwaarde moet zijn om stemrecht toe te kennen. Men hecht aan die nationaliteit veel te veel belang.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik wil de discussie objectief voeren. De Europese Unie heeft het Europees burgerschap gekoppeld aan de nationaliteit. Wat stelt u dan voor om het probleem op te lossen? We leven immers niet geïsoleerd. In de Europese grondwet wordt het Europees burgerschap gekoppeld aan de nationaliteit. Hoe gaat u dan het probleem van de nationaliteit en het Europees burgerschap concreet oplossen?

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Wat mij betreft mag elke nationaliteit worden afgeschaft en dan worden we Europese burgers.

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Dat is een mooie vorm van nationalisme: elke nationaliteit afschaffen!

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - De manier waarop mensen hun taalkennis zullen moeten bewijzen, is een heel zware procedure. Dit betekent niet dat we voor het taalprobleem geen oog hebben, maar er zijn andere oplossingen. De gemeenschappen zijn bevoegd voor het onthaalbeleid en dus voor het opzetten van inburgeringstrajecten voor nieuwkomers. Het zijn dan ook de gemeenschappen die blijvend inspanningen zullen moeten doen. Vandaag zijn er in Vlaanderen meer nieuwkomers die Nederlands willen leren dan er taallessen kunnen worden georganiseerd. Er is een bereidheid van Nederlandsonkundigen in Vlaanderen om Nederlands te leren.

De Vlaamse regering doet al heel wat inspanningen. Het komt er nu op aan het aanbod zodanig te verhogen dat de wachtlijsten verdwijnen. Eenmaal dit gerealiseerd willen we zelfs praten over het verplicht maken van taallessen Nederlands voor nieuwkomers. Zo kan eenieder die zich in Vlaanderen vestigt, zich de Nederlandse taal eigen maken en is ook dit probleem van de baan.

Het voorstel om de hele zaak te regionaliseren is een manier om de goedkeuring van het wetsvoorstel te verhinderen. Het ridiculiseert bovendien het voorstel om door regionalisering tot een beter bestuur te komen. Wij ijveren voor de regionalisering van de bevoegdheden om tot homogene bevoegdheidspakketten voor gemeenschappen en gewesten te komen. Door één enkel aspect van de kieswet eruit te lichten en te regionaliseren werken we mee aan een nog grotere versplintering van bevoegdheden.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - U moet nu toch eens logisch met uzelf zijn!

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik ben logisch met mezelf. Wij zeggen ja tegen een consequente federalistische houding. Over de regionalisering van de volledige kieswetgeving en de nationaliteitswetgeving willen we gerust praten. (Uitroepen van VLD en Vlaams Blok)

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Dat is het hem nu net!

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Durft u een voorstel indienen voor een regionalisering van de totale kieswetgeving?

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Wel als het gaat over de hele kieswetgeving, niet over een klein stukje ervan.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Wat u zegt is het beste pleidooi om het stemrecht te defederaliseren, want de kieswetgeving is in een van de Lambermont-akkoorden al naar de gemeenschappen en gewesten gegaan. Het stemrecht is het enige wat toen federaal is gebleven! (Uitroepen van VLD en Vlaams Blok)

De voorzitter. - Mag ik vragen de heer Vandenberghe te laten uitspreken? Zijn spreektijd is al voorbij.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik wil het kort nog hebben over de volksraadpleging. Wij zijn daar in principe voor, maar niet in de huidige context.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Mijnheer Vandenberghe, na de eerste vergadering van de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden werd u gevraagd wat u dacht over de regionalisering van dit aspect. Toen zei u neen, want ik ben tegen een versnippering van de bevoegdheden. Je moet het maar durven! De gemeentekieswet is overgeheveld naar de gewesten en het enige wat nu nog overblijft, is juist dit! Als u echt homogene bevoegdheidspakketten wil, zou u moeten ijveren voor de overheveling van dat ene overblijvende stukje! U kent uw dossier gewoon niet! (Uitroepen van VLD en Vlaams Blok)

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Over de volksraadpleging wil ik heel kort zijn. De tegenstanders kunnen daarover misschien nog wat filibusteren. Toen dat onderwerp ter sprake kwam in de commissie, ben ik nogal geschrokken van de woorden die daar toen werden uitgesproken. Ik durf ze hier zelfs niet herhalen, iedereen heeft ze ondertussen trouwens waarschijnlijk al gehoord of gelezen.

Een referendum over het stemrecht voor migranten zou aanleiding geven tot een jammerlijk debat waar niemand voordeel bij heeft, noch de eigen noch de allochtone gemeenschap. Een referendum verdraagt geen nuances, omdat de werkelijkheid meer kleuren bevat dan wit en zwart.

Ons wordt verweten dat we collaboreren met de Franstalige partijen om het migrantenstemrecht door `de strot van de Vlamingen' te duwen. Die uitspraak lijkt de oneliner van het jaar te worden. Het is niet meer dan een lage uitval van politieke tegenstanders. Want wat kan je als politieke partij beter doen dan het uitvoeren van je programma? Het migrantenstemrecht maakt deel uit én van het SPIRIT-programma én van het SP.A-programma.

Het kartel SPIRIT-SP.A is voor haar moedige stellingname beloond door de kiezer. Het kartel kreeg het vertrouwen van de mensen om het programma én van SPIRIT én van SP.A uit te voeren. Dat proberen we dan ook vastberaden te doen. Dat sommigen er een probleem mee hebben is niet onze zaak. Wij voeren uit wat we hebben beloofd. De kiezer mag er ons gerust op afrekenen.

Overigens, dat gezwaai met enquêtes en opiniepeilingen over hoeveel Vlamingen wel en hoeveel Vlamingen niet achter het migrantenstemrecht staan, vraagt toch om wat verduidelijking. De peiling waaruit bleek dat 80% van de Vlamingen tegen migrantenstemrecht is, was zeer amateuristisch en vertoonde grote gebreken. Slechts 400 Vlamingen werden ondervraagd, telefonisch, tijdens een weekeinde, met een oncorrecte vraag.

Hoeveel tegenstanders van stemrecht er precies zijn is niet gekend, omdat de percentages voor een groot deel afhankelijk zijn van de manier waarop de vraag en de antwoordmogelijkheden geformuleerd zijn. De cijfers van het Instituut voor Politiek en Sociaal Onderzoek van de KULeuven liggen tussen 36 en 63 procent tegenstanders.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Laat ons een grote opiniepeiling houden, laat het ons aan de bevolking vragen.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Het voorstel dat collega Pehlivan en ikzelf hebben ingediend gaat nog verder dan het geamendeerde voorstel dat vandaag ter bespreking voorligt. We hebben natuurlijk nogal wat bedenkingen bij het voorstel. Toch zullen we het goedkeuren. Het is een stap in de goede richting. Liever een beperkt stemrecht dan geen stemrecht.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Ik zit al enkele jaren in het Parlement. Ik heb zelden zo een onsamenhangende uiteenzetting gehoord als de uwe.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - De Brusselse Vlamingen danken u, mijnheer Vandenberghe!

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Die opmerking over de opiniepeilingen is zeer typisch voor de nieuwe socialistische ingesteldheid. Ik denk aan de woorden van Jos Van Eynde: "Ik geloof alleen een opiniepeiling wanneer ik ze zelf vervalst heb."

M. Philippe Moureaux (PS). - Je voudrais commencer mon intervention en formulant quelques remarques ponctuelles. Tout d'abord, j'ai entendu un membre du Vlaams Blok souligner à quel point celui-ci était représentatif du public flamand de Bruxelles. Il a oublié de dire qu'à Bruxelles, son parti fait essentiellement sa propagande en français, malgré les propos qu'il tient au parlement. Des calculs très sérieux montrent que ce parti recueille les suffrages d'une frange francophone qui représente plus d'un tiers de ses électeurs. Ce parti est donc représentatif d'une petite minorité de Bruxellois, francophones et Flamands, mais pas du tout d'une grande minorité de Flamands. Il en profite largement mais, si l'on veut objectiver les prises de position et les discours, il faudrait peut-être tenir compte de cette réalité non négligeable.

J'en viens à une question posée à plusieurs reprises par Mme Leduc au cours du débat embryonnaire qui s'est engagé en commission après une période de « flibuste ». Cette question a trait à la raison pour laquelle un nombre important de personnes n'obtient pas la naturalisation. J'ai évoqué cet aspect du problème avec le fonctionnaire compétent dans ma commune pour essayer de mieux comprendre la situation. Il m'a expliqué que le parquet émettait bon nombre d'avis négatifs, souvent pour des motifs futiles. Il s'est dit convaincu que, dans la plupart des cas, ce n'étaient pas des substituts qui étudiaient ces dossiers mais plutôt des fonctionnaires, sans doute aimables mais qui avaient reçu pour instruction de faire « sauter » les choses. Il a ajouté que les personnes qui voyaient leur demande rejetée renonçaient souvent à introduire un recours étant donné les frais d'avocat, en précisant néanmoins que la plupart de ceux qui avaient franchi le pas obtenaient gain de cause. Il existe donc une espèce de filtre artificiel qui dissuade la population d'accomplir cette démarche.

J'en arrive à l'avenir de la communauté flamande à Bruxelles. À cet égard, j'ai entendu des propos surprenants. Je pense assez bien connaître l'opinion publique, en tout cas au nord et à l'ouest de Bruxelles, et je peux vous dire, contrairement à ce que pensent ceux qui ne connaissent pas la région, que la quasi-totalité de la population étrangère ou d'origine étrangère est dépourvue du complexe que peuvent encore entretenir les francophones, à tort d'ailleurs, vis-à-vis de la culture flamande et qu'en outre, une partie de cette population, certes minoritaire mais non négligeable, est intéressée et séduite par la communauté flamande. À ce sujet, je crois que ceux qui, comme le SP.A, ont l'intelligence de montrer un visage ouvert à l'égard de cette communauté ont l'avenir pour eux. Bref, contrairement aux idées reçues, je suis persuadé que cette population manifeste, à Bruxelles en tout cas, beaucoup d'intérêt pour la communauté flamande.

L'avenir de la communauté flamande à Bruxelles se jouera essentiellement sur deux plans : on voit arriver à Bruxelles, d'une part, des néerlandophones - au nord-ouest, en assez grand nombre - qui viennent travailler dans la ville et, d'autre part, des personnes d'origine étrangère qui, à un moment donné, ont opté pour la communauté flamande. Vous commettez, à cet égard, une erreur de fond. Sur le plan, non des principes, mais de la Realpolitik, le SP.A a, quant à lui, fait le bon choix.

Quoi qu'il en soit, le débat aurait été plus passionnant si l'on avait abordé la question des populations non européennes arrivées ces dernières années en grand nombre dans notre pays. Il aurait été intéressant de discuter de leur avenir et de la manière dont elles pouvaient coexister, notamment, avec les populations européennes. Le fait d'accorder le droit de vote aux étrangers non européens ne permettra pas, je vous le concède volontiers, de résoudre cette problématique particulièrement vaste. En votant ce projet, nous n'ouvrirons qu'une petite lucarne.

Le débat aurait été beaucoup plus intéressant si nous avions parlé de l'emploi, de l'enseignement, de la culture, de l'ouverture réciproque dans tous les domaines. Ce champ de réflexion me passionne sur le plan intellectuel. En tant qu'internationaliste, ce que je suis depuis toujours, je suis dépourvu de complexes nationalistes, divergeant en cela de l'immense majorité des membres de cette assemblée.

Au-delà de ces considérations, les questions sociales me paraissent toujours primordiales. Les différenciations sociales sont beaucoup plus importantes que les autres. Le fait de progresser dans ce domaine permet de résoudre, non 100% - croire cela fut l'erreur du marxisme traditionnel - mais au moins 70% des problèmes. Si, demain, vous donnez du travail à toutes les personnes en difficulté vivant dans les quartiers populaires de Bruxelles, certains comportements mal acceptés deviendront, soyez-en certains, tout à fait minoritaires.

La question sociale - l'emploi, le logement, l'accueil - reste donc essentielle à mes yeux. Les autres aspects, qui représentent environ 30% de la problématique, ont une portée essentiellement symbolique. On peut, je le pense, me reconnaître une certaine continuité depuis que j'ai embrassé la carrière politique. Voici plus de vingt ans, le fait de prendre des positions très ouvertes à l'égard des étrangers ne rapportait rien sur le plan électoral, que du contraire : on utilisait ces opinions contre vous. J'ai, malgré tout, réussi à surnager. Aujourd'hui, je recueille les voix de personnes d'origine étrangère et certains me le reprochent... Cette reconnaissance, qui m'est arrivée fort tardivement, pour ainsi dire à l'hiver de ma vie politique, je ne l'ai pas recherchée. Si nous voulons - et je suis convaincu que ce souhait est partagé même par certaines personnes qui voteront contre le projet - laisser à nos petits-enfants des quartiers viables et caractérisés par un esprit de tolérance, il faut apporter des solutions à la question sociale, mais aussi faire preuve d'une grande ouverture.

En jouant sur les mots, monsieur Wille, on vous aurait dit que vous n'étiez pas intégré. Vous êtes évidemment très bien intégré, enfin autant ou aussi peu que moi, car nous ne le sommes jamais tout à fait. Pour ma part, j'ai l'humilité ou l'orgueil - vous bifferez la mention inutile - de dire que j'ai encore de grands efforts d'intégration à faire, notamment par rapport à toutes ces cultures qui sont désormais sur notre territoire et que je ne comprends pas toujours suffisamment.

À l'immense majorité de cette assemblée et en dehors de toute passion, je voudrais indiquer que ce que nous voulons faire aujourd'hui, dans une démarche d'ouverture et par un symbole positif, c'est poser une pierre supplémentaire. Ces gens sont installés chez nous, parfois depuis 20 ou 30 ans ; je les connais très bien. Souvent, ils ont travaillé dur. Nous les avons fait venir ; nous sommes allés les chercher. Pour diverses raisons - j'en ai expliqué l'une ou l'autre -, ils n'ont pas la nationalité belge. Pour eux, pouvoir désormais participer à des décisions relatives à la propreté des rues ou à l'urbanisme est un fait, à la fois peu et très important. Mais ce qui est essentiel, c'est que nous leur tendions la main.

D'aucuns entretiennent la peur des étrangers. Croyez-moi, ils deviendront dangereux si vous ne tendez pas la main, si vous ne faites pas preuve d'ouverture. Je vous engage bien sûr, si vous y êtes autorisés, à voter pour cette proposition. Mais si votre crainte ne vous permet pas de le faire, je vous invite à faire preuve d'ouverture non seulement symbolique mais réelle dans tous les actes que vous posez. C'est ainsi que nous conduirons notre société vers quelque chose de viable et non pas vers des ghettos où l'on ne se parle plus.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Ik zal niet terugkomen op die zaken waarmee ik het eens ben en die al door de heren Coveliers, Wille en een aantal collega's van CD&V werden gezegd. De toekomst zal ons gelijk geven. Eigenlijk had we dit debat over stemrecht voor niet-Europese onderdanen die voor het grote deel de Belgische nationaliteit weigeren, niet moeten voeren. Bij het begin van vorige legislatuur hebben we allochtonen van niet - Europese herkomst immers de gelegenheid geboden om snel en kosteloos Belg te worden.

Ik zal niet ontkennen dat de naturalisatieprocedure levert soms geen problemen oplevert. Mevrouw Vanlerberghe heeft een individueel probleem aangehaald. Zelf ben ik al tot bij het collectief Objectief in de Cellebroedersstraat in Brussel getrokken om te peilen naar de redenen waarom sommige naturalisatieverzoeken geen gunstig gevolg krijgen. Namens de VLD heb ik de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie schriftelijk gevraagd hoeveel van die nagenoeg 150.000 allochtone, niet-Europese burgers een naturalisatieverzoek hebben ingediend en welk gevolg aan hun aanvraag werd gegeven. De cijfers zullen uiteraard geen betrekking hebben op wie vandaag zestien jaar is en in 2006 kan gaan stemmen, maar ze zullen alleszins aangeven hoe groot de groep is die er al aan heeft gedacht om Belg te worden.

Ik had gehoopt nog tijdens dit debat over die gegevens te kunnen beschikken, maar spijtig genoeg is dat niet mogelijk gebleken. Vandaag en gisteren heb ik hiervoor nog vruchteloos getelefoneerd. Zodra ik de cijfers ontvang, zal ik ze aan alle leden bezorgen.

De heer Moureaux had het hier over leur tendre la main. Wel met de snel-Belgwet die wellicht nog een paar mankementen vertoont, hebben we beide handen uitgestoken en iedereen die hier wil blijven wonen, uitgenodigd om Belg te worden, zodat hij of zij op alle niveaus stemrecht krijgt.

Mevrouw Pehlivan, ik hou nogal wat documentatie bij en heb daarin een interview teruggevonden dat u hebt toegestaan vlak na het vorige debat. In dat interview zegt u dat u migranten de raad geeft Belg te worden en ze ervan overtuigt dat ze daarmee hun afkomst niet verloochenen.

Mevrouw Fatma Pehlivan (SP.A-SPIRIT). - Mevrouw Leduc, altijd geef ik de allochtone gemeenschap de raad Belg te worden. In bepaalde gevallen is dat echter niet mogelijk en daar gaat het hier over.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Belg worden is de beste raad die men kan geven aan iemand die hier permanent wil blijven en een toekomst voor zichzelf en zijn kinderen wil opbouwen. Niet alleen mevrouw Pehlivan geeft die raad, ook wij in de commissie waar wij alleen met inhoudelijke argumenten hebben gedebatteerd, hebben niet anders gedaan. Maar voor de VLD blijft het stemrecht onverbrekelijk verbonden met de Belgische nationaliteit.

Wellicht voor de laatste keer wil ik nog eens terugkomen op de redenen waarom de Waalse partijen en de SP.A stemrecht voor migranten absoluut willen doordrukken. Ze verklaren bij hoog en laag dat stemrecht een mensenrecht is. Volgens ons moet het stemrecht in België op alle niveaus onverbrekelijk verbonden met het bezit van de Belgische nationaliteit. De enige uitzondering daarop is het stemrecht voor EU-onderdanen, omdat voor hen de reciprociteit geldt. Op dat punt kunnen migranten dus niet met EU-onderdanen worden vergeleken.

Anderzijds vraag ik me af of landen zoals Frankrijk en Duitsland waar er nog geen sprake is van stemrecht voor niet-Europese burgers, niet-democratische landen zijn. Ik ben er zeker van dat wij de mensenrechten niet met voeten treden wanneer we het stemrecht alleen voorbehouden voor degenen die de Belgische nationaliteit willen verwerven.

Een tweede argument dat wordt aangevoerd is dat stemrecht op gemeentelijk niveau de integratie bevordert. In Nederland waar in 1985 lokaal stemrecht voor vreemdelingen werd ingevoerd, zijn er nog altijd problemen van integratie en zijn de interraciale spanningen niet verminderd. De faling van het integratieproces is ten overvloede bewezen in de talrijke studies van gerenommeerde professoren. Nederland komt tot de conclusie dat het stemrecht geen hefboom is voor integratie. Zoals ik al in de commissie zei, zouden we hier vandaag een debat moeten voeren over integratie en niet over stemrecht. In alle voorstellen staat dat het om integratie gaat, maar uit de uiteenzettingen van de indieners blijkt dat het debat over integratie nog moet komen.

Vervolgens zeggen de voorstanders van stemrecht dat de toekenning ervan de beleidsmensen zal verplichten rekening te houden met de allochtonen. Ik heb de situatie onderzocht in enkele grote steden van België, zowel in Vlaanderen als in Wallonië en in Brussel met zijn rand, en heb vastgesteld dat die de laatste decennia permanent bestuurd werden door een SP- of een PS-burgemeester. Ik kan me niet voorstellen dat die burgemeesters in al die jaren geen rekening zouden hebben gehouden met alle bevolkingsgroepen, inclusief de allochtonen en de kinderen.

Dirk Jacobs, doctor in de sociale wetenschappen, zegt over het lokale kiesrecht in Kiesrecht voor niet-EU-burgers: lessen uit de Nederlandse praktijk: "Wat de effectieve invloed was van de introductie van het lokale kiesrecht op het beleid met betrekking tot migranten, valt erg moeilijk in te schatten. Men kan eigenlijk niet beweren dat het kiesrecht ervoor gezorgd heeft dat de positie van (achtergestelde) migranten er in de grote steden op spectaculaire wijze op is vooruitgegaan. Het is niet door het lokale kiesrecht dat er veel geld in de achtergestelde buurten gepompt werd."

De invoering van het kiesrecht biedt geen oplossing voor de samenlevingsproblemen. De journalist Derk Jan Eppink verklaarde onlangs dat sommige beleidsbeslissingen in Nederland tot negatieve ervaringen hebben geleid en dat België die fouten beter kan vermijden. Collega Jean-Marie Dedecker heeft in de commissie een vergelijking gemaakt tussen de toestand in Nederland en in Duitsland. In Duitsland, waar vreemdelingen geen stemrecht hebben, is de toestand veel beter dan in Nederland.

Ingevolge de bepalingen van het Verdrag van Maastricht beschikken de burgers van de Europese Unie over stemrecht, gebaseerd op het principe van de reciprociteit. Mocht dit voorstel worden goedgekeurd, wat we nog altijd niet hopen, dan zullen we een amendement indienen om reciprociteit te eisen voor de Belgen in niet-EU-landen.

Er wordt beweerd dat stemrecht geven aan migranten een humane daad is die het burgerschap nog meer valoriseert. Ik denk dat de versoepeling van onze nationaliteitswetgeving een humane daad was. Een vreemdeling krijgt daarbij, zelfs zonder zijn eigen nationaliteit te moeten verloochenen, stemrecht op alle niveaus, zowel op lokaal als op federaal vlak. Door de toekenning van stemrecht op alle niveaus wordt uiting gegeven aan een gevoel van gelijkwaardigheid, solidariteit en humanisme. Bovendien is het geen halve maatregel, in tegenstelling tot het onderhavige wetsvoorstel. Door de amendementen van de MR wordt het voorstel een lege doos. De verklaringen in de media van de woordvoerders van migrantenorganisaties bewijzen dat ten overvloede. Er is maar één oplossing om een volwaardige burger te worden: de Belgische nationaliteit.

Stemrecht voor vreemdelingen bestaat slechts in een beperkt aantal van de ons omringende landen. Het gaat daarbij in de meeste gevallen om inwijkelingen uit vroegere kolonies.

Voorts wordt beweerd dat het invoeren van het kiesrecht de problemen van allochtonen onder de aandacht zal brengen. Ons is het niet uitsluitend te doen om de problemen van de allochtone burgers van niet-Europese afkomst, maar om die van iedereen, ook van de Belgen die tot de vierde wereld behoren.

De voornaamste hefboom voor integratie is de goede kennis van de taal. In dat verband wijs ik erop dat uit cijfers blijkt dat 43 tot 45% van de allochtonen huwen met een vrouw uit het land van herkomst. (Onderbrekingen van mevrouw Pehlivan) Afgevaardigden van de politie van Gent zijn in de Senaat komen getuigen dat de burgemeester van Gent agenten had aangesteld om meisjes die problemen hebben met een gedwongen huwelijk, te begeleiden. Maar toch blijkt dat ondanks de tegenstand die de meisjes aan de dag leggen, ze uiteindelijk vaak toegeven aan de familiale dwang. Gebrekkige taalkennis is hun probleem. Zoals de mensen van de vierde wereld, hebben allochtonen vaak een taalachterstand die maar blijft toenemen in de schoolloopbaan ondanks de middelen en mensen die worden ingezet. Dat leidt tot schoolmoeheid en leerachterstand. Ik erken wel dat onderwijs en vorming hoe dan ook de sleutel zijn om de taal behoorlijk te beheersen en te komen tot een echte integratie.

Ik vraag ook aandacht voor de responsabilisering van de ouders. Ook burgemeester Janssens heeft daarop na de rellen in Borgerhout gewezen. Er wordt vaak gezegd dat veel allochtone ouders hun kinderen niet meer in de hand kunnen houden. Het gaat niet op dat zij hun verantwoordelijkheid niet opnemen. Ze moeten hun kinderen een waarden- en normenbesef bijbrengen en hen op het juiste pad houden. Voor meisjes is er vaak geen probleem. Meestal betreft het Marokkaanse jongens.

Jongeren moeten voor hun daden verantwoordelijk worden gesteld. Jongeren kunnen niet straffeloos iemands bezit vernielen, vechtpartijen aangaan. In een artikel in De Morgen van 24 april 2003 vestigt Yves Desmet de aandacht op een aantal pijnpunten. We moeten alle krachten bundelen om achteruitstelling weg te werken, zowel bij die allochtone als bij de Belgische jongeren. We moeten een plan voor integratie uitwerken. Dat heb ik hier en in de commissie willen benadrukken. Dan pas kunnen we resultaten boeken.

Het stemrecht waarover vele allochtone verenigingen zeggen dat het lege doos is, heeft verwachtingen gecreëerd die niet kunnen worden ingelost. Ik verwijs naar de 152 jongeren die aan de Leuvense universiteit bevraagd werden en die dachten dat ze via dat stemrecht beter onderwijs zouden krijgen. Er zijn maatregelen nodig om de toegang tot het onderwijs en de arbeidsmarkt te verbeteren. Onderwijs en werk kunnen deze mensen op het goede spoor zetten. Daarvoor moeten we de handen in elkaar slaan.

Het voorstel lost niets op. Het geeft een verkeerd signaal. Het signaal dat moest gegeven worden is dat van de integratie.

Ik zal met overtuiging tegen dit voorstel stemmen.