3-9

3-9

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 31 JULI 2003 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Ontwerp van programmawet (Stuk 3-137) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

Mevrouw Sfia Bouarfa (PS), rapporteur namens de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

M. Jean-François Istasse (PS), rapporteur au nom de la commission de la Justice. - Les articles 33 et 34 du projet de loi-programme ont pour objectif de revoir la loi du 16 juillet 2002 qui a modifié entre autres les articles 21 et 24 du Titre préliminaire du Code d'instruction criminelle. Je vous présente donc le rapport de la partie de la loi-programme relative à la justice.

L'article 21, tel que revu par la loi du 16 juillet 2002, augmentait le délai de prescription des crimes non correctionnalisables de dix à quinze ans et prévoyait également un délai de prescription d'un an pour les délits contraventionnalisés. C'est le risque de voir prescrire l'action publique basée sur certaines infractions attribuées aux tueurs du Brabant wallon qui avait motivé ces modifications. Ces dispositions relatives à l'article 21 sont entrées en vigueur le 5 septembre 2002.

L'article 24, quant à lui, avait été inséré par la loi dite « Securitas » du 11 décembre 1998 et indiquait les cas de suspension du délai de prescription. Mais le motif de suspension consistant en l'inscription à une audience d'introduction posait de gros problèmes, particulièrement pour calculer la prescription dans certains dossiers complexes.

La loi du 16 juillet 2002 avait donc pour objectif de revoir cette loi dite « Securitas » afin de se conformer davantage à la jurisprudence de la Cour de cassation. Pour tout ce qui concerne la suppression de la suspension de la prescription, on avait fixé un délai de douze mois pour mettre les dossiers en ordre.

Cependant, certaines cours d'appel ont interpellé la ministre de la Justice pour signaler que certains dossiers risquaient d'être définitivement prescrits et particulièrement des dossiers importants relatifs à la traite des êtres humains, à des carrousels TVA et aux stupéfiants. Il fallait dès lors revoir cette législation de 2002 afin de faire en sorte que les motifs de suspension de la prescription ne s'appliquent que pour les faits commis à partir du 1er septembre 2003 et ce, afin de sauvegarder ces dossiers en cours.

Lors de notre discussion en commission de la Justice a essentiellement été abordé le problème de l'opportunité de ces modifications par la loi-programme, ce à quoi Mme la ministre de la Justice a répondu qu'il ne s'agissait pas d'une législation circonstancielle mais qu'il ne fallait pas prendre le risque d'une application immédiate de la loi aux dossiers en cours. Il a également été souligné à plusieurs reprises lors du débat qu'une réflexion serait nécessaire sur l'ensemble de la problématique de la prescription et sur le fonctionnement des parquets et de l'ordre judiciaire, ce qui est d'ailleurs également soutenu par Mme la ministre de la Justice.

Les articles 33 et 34 du projet de loi-programme ont en conséquence été adoptés par votre commission par huit voix pour et une abstention.

De voorzitter. - De heer Siquet, rapporteur namens de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De CD&V-fractie zal verschillende tussenkomsten doen over de verschillende hoofdstukken van deze programmawet.

Bij wijze van inleiding wijs ik erop dat de programmawet een harde confrontatie is van het paarse of het paarsgroene verhaal met de werkelijkheid. Het feest van paars I is voorbij. De verkiezingsshow is voorbij, de lichten zijn gedoofd, de maskers zijn gevallen, de pruiken zijn afgevallen, de maquillage loopt stilaan uit. Om het met een beeldspraak te zeggen: de klok heeft 24 uur geslagen en de koets van assepoester is opnieuw een gewone pompoen geworden. Het beeld past bij het seizoen, want pompoenen zijn nu juist de groenten van het seizoen.

Het feest is voorbij. Vandaag rijst de vraag in welke politieke context wij deze programmawet behandelen en de meerderheid ze wellicht zal goedkeuren, zoals in de Kamer al het geval was.

Ik heb een viertal bedenkingen, waarvan de meeste de minister niet vreemd zullen zijn. De paarse meerderheid gaat er prat op dat de belastingdruk daalt. De cijfers leren ons echter dat na vier jaar paars de belastingdruk sinds de tweede wereldoorlog nog nooit zo hoog is geweest als vandaag. Na de Scandinavische landen heeft België de hoogste fiscale druk van heel West-Europa. Mijn collega's hebben in de kamer al gezegd dat van elke honderd euro die in ons land wordt verdiend of gespendeerd, dit jaar 47,3 euro naar de Staat gaat. De belastingdruk is met vier jaar paars niet omlaag maar omhoog gegaan en dat zal vandaag niet verbeteren met de maatregelen die worden voorgesteld.

De regering komt haar verkiezingsbeloftes niet na. De enkele weken geleden beloofde verlaging van de sociale lasten wordt uitgesteld en voor het komende jaar gehalveerd.

De regering wordt geconfronteerd met een groot begrotingstekort maar heeft dat tijdens de verkiezingsperiode angstvallig verborgen gehouden. Daarom heeft onze fractie het voorstel ingediend om een onderzoekscommissie op te richten die moet nagaan in welke mate de informatie die daags na verkiezingen wordt bekendgemaakt, tijdens de verkiezingsperiode totaal onbekend was. Vóór de verkiezingsperiode leefden we in een land waar alles mogelijk was. Onmiddellijk na de verkiezingen blijkt dat we onze violen opnieuw moeten stemmen. De programmawet en de niet-gehouden beloften van het regeerakkoord zijn daarvan een illustratie.

Als deze programmawet wordt goedgekeurd, zal de beloofde en geprogrammeerde daling van de personenbelasting voor 2003 ca. 35% moeten inboeten. Dat blijkt uit de berekeningen van onze fractie in de Kamer, die gebaseerd zijn op informatie van de inspectie van Financiën.

Omdat de regering een begrotingstekort heeft, houdt ze ook niet vast aan het stabiliteitspact dat van België vereist dat er structurele overschotten worden opgebouwd om de toekomst veilig te stellen en de overheidsschuld snel af te bouwen.

Er bestaat opnieuw, voor het eerst na vele jaren, een risico op een begroting met een tekort. De Hoge Raad voor de Financiën, die toch wel een ernstige instelling is in ons land, zegt dat 2003 wel eens zou kunnen afsluiten met een gemiddelde schuld van 604 euro per gezin van vier personen terwijl we, alleen al om de pensioenen te kunnen betalen, in 2003 een overschot zouden moeten hebben van gemiddeld 750 euro per gezin van vier personen.

Die cijfers heb ik niet uitgevonden, ze zijn door CD&V-collega's al veelvuldig aangehaald zowel in de Kamer als in de Senaat en ze zijn gebaseerd op de officiële Europese informatiebronnen en die van de Hoge Raad voor de Financiën en van de Inspectie van Financiën. Dit is dus de context binnen dewelke deze programmawet vandaag wordt aangenomen.

Welke zijn nu de maatregelen die in deze programmawet staan? Ik haal er een viertal aan als illustratie van de mate waarin de bevolking meer zal moeten betalen om het paarse beleid te bekostigen. Dat beleid biedt evenwel geen garanties voor meer levenskwaliteit een reikt evenmin een degelijk project aan.

Een eerste punt betreft het feit dat de regering de belastingen verhoogt, maar hiervoor het milieu als schaamlapje gebruikt. Ik verwijs naar de verhoging van de energiebijdrage voor stookolie en elektriciteit, de verhoging van de accijnzen op benzine en op diesel, de zogenaamde variabilisering. Dat zijn allemaal belastingen die onder het mom van duurzaamheid en de druk van de Kyotonorm, eigenlijk tot doel hebben de Staatskas te spijzen.

Ten tweede, wat de prijsverhoging voor aardolie betreft, doet de regering 1 miljoen gezinnen die niet kunnen overschakelen op aardgas, omdat er in hun omgeving geen leidingen lopen, de rekening van haar beleid betalen. We vernemen dat de maatregel waarmee men het energieverbruik wil afremmen, volgens cijfers van de petroleumsector, 1,7 miljoen gezinnen treft, waarvan 1 gezin op vier geen zinvol alternatief heeft voor stookolie. Is een dergelijke maatregel verantwoord, zonder overgangsmaatregelen, zonder de nodige infrastructuurwerken om de toegang tot aardgas voor alle gezinnen gelijk te maken? CD&V vindt dit alvast een gezinsonvriendelijke maatregel.

Ten derde heeft de regering de voorbije maanden het systeem van de ecoboni eerst hervormd, dan bijgestuurd in de richting van hergebruik en neemt nu duidelijk opnieuw een bocht na het verdwijnen van de groene collega's uit de regering. Dat is althans wat we begrepen hebben uit de lezing van het commissieverslag. Wat is de duurzaamheid van een dergelijke beslissing, die zoveel mensen in onzekerheid laat.

Tot slot, kom ik tot een vierde illustratie van de incoherentie van deze programmawet: de regering laat duizenden mensen, voornamelijk vrouwen in de kou staan omdat ze niet de nodige financiële middelen wil uittrekken voor het alimentatiefonds. De minister van Financiën heeft toegegeven dat het fonds wel mogelijk was geweest indien daartoe in de begroting voldoende middelen waren ingeschreven. Men beweert dat het te maken heeft met administratieve moeilijkheden en een laattijdige organisatie van het fonds. Na de bespreking in de commissie blijkt dat het probleem van budgettaire aard is: de middelen werden niet voorzien of men wil niet in die middelen voorzien. Er is vandaag sprake van uitstel, maar tussen de regels van de uiteenzetting van de minister, lezen wij dat het een mogelijk afstel kan worden. Het was een belofte die een paar weken voor de verkiezingen veel mensen hoop heeft gegeven en vandaag wordt teruggeschroefd.

Uit dit alles blijkt dat we naast het feestelijke verhaal van paars ook nog het ontnuchterende verhaal van paars moeten brengen. De fiscale bepalingen in deze programmawet zijn allemaal maatregelen om het begrotingsdeficit van het lopende begrotingsjaar te temperen en om de druk op de begroting voor de volgende jaren gedeeltelijk te ondervangen.

Een eenvoudige berekening van de zogenaamde variabilisering van de autokosten zou volgens de berekeningen van onze fractie een slordige 3,83 miljard euro opleveren tussen de invoering van de taks en het jaar 2008. De opbrengst van die taks is hoger dan de loonlastenverlaging. Compenseren beide operaties elkaar?

Deze waaier van maatregelen komt neer op een inlevering voor de bevolking. De programmawet is in die zin de eerste echte programmawet van Verhofstadt met begrotingscorrigerende maatregelen. We betreuren echter dat dit niet de laatste zal zijn.

CD&V waarschuwt ervoor dat voor de tekorten in de sociale zekerheid geen structurele oplossing in het vooruitzicht wordt gesteld. Dit is dan ook nog maar het begin van een parlementair beleidsdebat over de manier waarop men er in zal slagen de begroting in evenwicht te houden.

CD&V zal dit ontwerp uiteraard niet goedkeuren. We zullen wel een aantal amendementen voorstellen die het ontwerp nog wat kunnen bijsturen en die rekening houden met een aantal beloftes die vandaag door de regering niet kunnen worden hard gemaakt.

M. René Thissen (CDH). - Le 8 juillet dernier, Verhofstadt II ou Verhofstadt bis, comme il n'aime pas qu'on l'appelle, nous promettait du souffle et de la créativité.

Ce 31 juillet, nous sommes invités à voter une première loi fourre-tout. Verhofstadt commence à faire un peu de créativité, mais dans quel sens ? C'est vrai que l'arc-en-ciel nous avait habitués à des lois-programmes à rallonges, qui comportaient plusieurs centaines d'articles. De ce point de vue, il faut bien souligner une amélioration sensible, le projet nous étant soumis ne comptant que 5 chapitres et 38 articles. Peut-être n'avez-vous pas eu le temps d'en faire plus, monsieur le ministre. Permettez-moi de penser que c'est probablement là le fond de la vérité.

Ayant encore fraîchement en mémoire l'optimisme affiché par le premier ministre lors de la déclaration de gouvernement, je m'attendais légitimement à retrouver dans ses premiers projets un peu de souffle et de créativité. Mais, à l'analyse de cette loi-programme, il apparaît déjà que ce nouveau gouvernement a le souffle court et la créativité en veilleuse, sauf pour faire passer de nouvelles taxes ou reporter des mesures très profitables à la population, grâce à un certain nombre d'anesthésiants.

Tout d'abord, la déclaration précise qu'on attend des gouvernements qu'ils s'attaquent aux problèmes et préparent l'avenir. Or, ce gouvernement, comme le précédent d'ailleurs, est maître dans l'art de reporter les problèmes. Ainsi, à peines les verts sont-ils sortis que les disposition fiscales en matière d'écotaxes et d'écoréductions sont retardées de six mois ! Vu le retard pris dans la délivrance des autorisations nécessaires, il est toutefois vraisemblable que peu de consommateurs et de producteurs s'en plaindront, et nous les comprenons. Bien plus préjudiciable est le report de douze mois de la mise en route effective du Fonds de créance alimentaire. J'y reviendrai.

Ensuite - autre expression - l'action d'un gouvernement ne repose plus uniquement sur la loi ou sur un budget. Or, nous aurions apprécié qu'à l'issue d'un premier semestre très décevant sur le plan socio-économique, le gouvernement nous fournisse des explications sur l'exécution du budget 2003, d'autant plus que nous savons, par ailleurs, qu'il tend à déraper dangereusement. Pour rappel, le Bureau fédéral du Plan, qui n'est pas réputé pour ses prévisions trop pessimistes, craint un déficit de 0,8% du PIB, cette année.

Monsieur le ministre des Finances, vous n'êtes pas ministre du Budget mais vous savez de quoi il retourne. Comment expliquez-vous le fait qu'aujourd'hui, il ne soit pas possible de connaître l'évolution du budget de l'État en 2003 ?

Nous ignorons où nous nous situons mais, dans le même temps, vous venez nous annoncer l'impérieuse nécessité de prendre des mesures qui s'attaquent à quelques catégories de personnes et, dans certains cas, à des personnes fort désarmes, pour justifier des nécessités budgétaires.

J'aurais aimé que le gouvernement nous dise ce qu'il en est exactement aujourd'hui de la situation budgétaire. Or, nous n'entendons rien. Probablement est-ce dû au fait que les nouvelles seraient encore moins bonnes que ce que les plus pessimistes ont prévu durant les mois écoulés.

Enfin, - autre incantation gouvernementale - il incombe aux autorités d'offrir à tous les opportunités de développement. C'est sans aucun doute là qu'il faut chercher la motivation des taxes sur la consommation d'énergie qui, au nom du développement durable, n'ont d'autre objectif que de remplir les caisses de l'État, en délestant les poches des contribuables.

À ce sujet, il faut d'ailleurs constater les différences d'expression en séances de commission, lorsque le ministre du Budget, d'une part, nous a expliqué que ces taxes étaient tout simplement destinées à compenser des réductions de charges sociales, et que le ministre des Finances, d'autre part, s'est livré à un beau plaidoyer, expliquant que cette augmentation, cette révision du système de taxes s'inscrivait dans la perspective de Kyoto et visait à rencontrer les objectifs de développement durable.

Phase suivante : l'action gouvernementale s'inscrit dans le cadre d'un réseau d'autorités, dense et ordonné, où finalement la primauté du politique s'impose évidemment le mieux dans les cellules stratégiques. Que fait aujourd'hui le gouvernement ? Il souhaite que les cadres linguistiques ne s'appliquent pas à ces cellules, ce qui est évidemment la suite logique de la transformation des cabinets ministériels en cellules politisées et confirme, si besoin en était, la véritable intention des gouvernements Verhofstadt en matière de renouveau des pratiques politiques !

Vous l'avez compris, cette loi-programme reproduit déjà en miniature tout ce que l'on peut attendre de la nouvelle majorité. Les ors du pouvoir masquent mal la fragilité budgétaire et l'incapacité à identifier et à répartir justement les efforts, en suscitant des perspectives de relance économique et sociale, et conduit donc à privilégier des solutions de facilité, comme la culpabilisation et la taxation aveugle des consommateurs d'énergie, alors qu'en plusieurs domaines sensibles les résistances politiques sont patentes et l'alibi des difficultés administratives est abondamment utilisé, comme ce fut le cas pour la récupération des créances alimentaires.

Le gouvernement a changé, certes, mais très peu, et la méthode demeure. Plus les paroles sont séduisantes, plus les actes restent décevants. Bien sûr, plusieurs dispositions purement techniques ont fait l'objet de questions et de débats en commission, ce qui a permis de clarifier leur portée. Cependant, je ne m'y attarderai pas au cours de cette intervention en séance plénière.

En revanche, je voudrais particulièrement revenir avec insistance sur deux thèmes qui choquent profondément notre sensibilité de sénateurs CDH.

Le premier concerne évidemment les impôts. Que le gouvernement affronte de sérieuses difficultés budgétaires alors que la conjoncture se traîne, qui pourrait s'en étonner ? Il se grandirait d'ailleurs à en mesurer la vraie dimension sans retarder l'heure de vérité, comme c'est le cas actuellement.

Qu'en ces circonstances le gouvernement s'emploie à maîtriser la croissance de ses dépenses, quoi de plus normal ? Il s'y est d'ailleurs engagé publiquement, à concurrence de 1,2% l'an au maximum. Il est particulièrement « décoiffant » de constater que rien, dans la loi-programme, ne vise à concrétiser cet objectif singulièrement contraignant. Sans doute la fin de l'année 2003 nous réservera-t-elle quelques surprises douloureuses.

Le second thème concerne la taxation. Que le gouvernement cherche à optimiser ses rentrées fiscales, quoi de plus normal ! Il nous avait d'ailleurs promis une politique fiscale renouvelée. Je l'avoue humblement, nous n'avions pas imaginé un instant à quel point ce serait le cas. Après les promesses de réduction d'impôts et les réformes quatre fois vendues, voici le retour de la taxation.

Nous sommes donc très loin d'une deuxième réforme fiscale. Il s'agit de taxes peintes en vert, pour « faire sympa », de taxes au nom de Kyoto et du développement durable. Qu'il s'agisse de la majoration de la cotisation sur l'énergie ou de l'augmentation des accises sur le prix des carburants, ce seront bientôt des euros qui changeront de main et qui passeront évidemment des poches des contribuables aux caisses de l'État.

À quoi serviront ces euros ? À boucher des trous ! À ce propos, interrogés séparément, les ministres des Finances et du Budget se sont allègrement contredits en commission. L'un soutient que le produit sera affecté à la politique de l'emploi, plus précisément à la compensation de la réduction des charges sociales, tandis que l'autre - vous-même, monsieur le ministre - nous affirme que la finalité est bien environnementale et vise à rencontrer les objectifs de Kyoto !

La corrosion s'attaque à tout, même à votre politique. La peinture verte s'écaille déjà. L'Inspection des finances elle-même écrit cette évidence : « Le dossier est dépourvu de fondement scientifique, tant en ce qui concerne le changement de comportement escompté qu'en ce qui concerne l'effet de serre global des différents types d'énergie pour l'ensemble du cycle de production et de consommation ». Il n'y a rien à ajouter.

Les consommateurs d'énergie concernés par ces impôts déguisés en majorations de prix n'ont, dans la plupart des cas, aucune possibilité concrète de modifier leur comportement : soit réduire leur parcours, soit changer de véhicule, passer aux transports en commun ou encore modifier leur mode de chauffage. On troque donc des recettes directes contre des possibilités d'économies dans un futur éloigné. Nos concitoyens ne se sont pas trompés sur cette fumisterie.

Comme l'ont souligné, à juste titre, certaines fédérations professionnelles, en l'absence d'un bilan énergétique global, il est extrêmement simplificateur de considérer le gaz naturel comme une énergie moins polluante que le mazout de chauffage. Mais surtout, quelle inégalité entre les Belges face à ces nouveaux impôts ! Combien de ménages n'ont-ils pas accès au gaz naturel, tout simplement parce qu'il n'est pas distribué chez eux. Ces personnes cumulent les handicaps car c'est généralement dans les zones rurales, où le gaz naturel n'est pas distribué, que les gens sont contraints aux plus longs déplacements pour se rendre à leur lieu de travail. Elles sont donc doublement pénalisées, d'abord parce qu'elles ne peuvent pas faire les investissements nécessaires pour économiser l'énergie, ensuite parce qu'elles auront à payer des taxes supplémentaires sur leurs moyens de locomotion alors que les transports publics ne leurs offrent aucune alternative valable. Pour certaines d'entre elles, il serait impossible de se rendre sur leur lieu de travail et d'en revenir dans un délai de 24 heures.

Mais il est un autre sujet qui nous irrite, c'est le retard invraisemblable enregistré dans l'installation du Service des créances alimentaires malgré le large consensus politique obtenu en fin de législature, qui représentait l'aboutissement de trente années de négociations, de discussions, de tergiversations. Dans un accord, tout le monde ne retrouve évidemment pas la totalité de ses desiderata.

Pendant la campagne électorale, les partis de la majorité ne se sont pas privés d'indiquer combien ils étaient satisfaits d'avoir abouti à cet accord qui allait enfin régler un problème important pour bien des personnes en difficulté. Or, à la première initiative législative, voilà qu'on annonce le report de l'entrée en vigueur de la mesure. En commission, les socialistes ont évoqué un problème d'organisation. Ils étaient d'accord pour la reporter au 1er septembre 2004 alors que Mme Lizin avait déposé un amendement demandant le report au 1er octobre 2003.

Pour notre part, conscients des problèmes d'organisation éventuels et ne disposant pas de tous les éléments budgétaires, nous avons accepté un report au 1er janvier 2004. Cette demande, nous vous la réitérons, monsieur le ministre. Si je m'en tiens strictement à vos déclarations, il reste un espoir puisque vous avez annoncé que dès la rentrée, vous examineriez la possibilité d'anticiper la mise en route du Service des créances alimentaires. Vous avez déclaré que l'organisation ne posait aucun problème et que le ministère des Finances était prêt. Je m'en réjouis.

Je tiens à signaler que le CDH n'est pas demandeur d'une révision du système d'organisation mis en place parce que c'est là que se trouvent les plus grandes chances d'une efficacité réelle dans un délai rapide. Or, devant le fisc, nos concitoyens continuent à réagir en raison des contraintes importantes auxquelles ils sont soumis. Au niveau de l'organisation, nous avons bien compris que vous étiez prêt. Nous savons que le problème est d'ordre purement budgétaire. Dans ce cas, je pose à nouveau la question à la majorité : quelles sont ses priorités ? En effet, un budget de 10.000 ou 11.000 milliards est affecté aux priorités et contraintes que se fixe le gouvernement.

Aujourd'hui, je constate que la majorité socialiste libérale a fait du Fonds des créances alimentaires - une véritable aide ponctuelle pour les gens - la plus petite des priorités - c'est aussi le cas des écoboni - visant par là à assurer l'équilibre budgétaire. Nous prenons acte de ce choix et nous le regrettons, car un certain nombre de personnes continueront à connaître de grandes difficultés.

Vous avez dit que vous anticiperiez, si possible, monsieur le ministre, peut-être même déjà à l'occasion du contrôle budgétaire. Je suis convaincu que ce ne sera pas pour cette année étant donné les difficultés dont vous avez déjà connaissance et que vous n'avez pas encore communiquées à l'ensemble du parlement. Pouvons-nous espérer que le fonds soit mis sur pied dès le 1er janvier 2004 ? Ce serait une façon de dire que cette majorité a décidé de tenir compte de la problématique du Fonds des créances alimentaires - même s'il ne s'agit pas d'un point prépondérant, vous venez d'en faire la démonstration - et de la situation extrêmement précaire des personnes qui attendent depuis longtemps la mise en place de ce fonds.

Reporter une mesure dont l'impact sur le budget de l'État est tout à fait limité sans exposer la situation budgétaire de l'année 2003 au parlement est une incohérence.

Nous refusons ce report, nous ne pouvons cautionner cette volte-face, ni nous résigner à aggraver la situation financière de ces couples déchirés, de ces familles monoparentales, de toutes ces personnes qui pouvaient raisonnablement compter sur l'entrée en vigueur de cette loi attendue depuis si longtemps. Nous ne comprenons pas que le gouvernement ne mette pas à profit les quelques mois qui le séparent de la fin de l'année 2003 pour qu'au plus tard, au 1er janvier 2004, le nouveau dispositif fonctionne avec la collaboration active du service des Finances. C'est le devoir du service public d'être au service du public. Quand la majorité gouvernementale est en défaut, il revient à l'opposition de lui rappeler ses devoirs. C'est ce que nous faisons, avec tristesse et non dans la joie, parce que nous aurions préféré ne pas devoir insister sur ce point.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Il ne faut pas être triste ! Il faut insister sur ce point dans la joie.

M. René Thissen (CDH). - Nous sommes tristes pour la population et non pour le gouvernement, bien entendu !

Compte tenu de ces éléments, notre groupe ne pourra évidemment pas approuver la loi-programme, d'autant qu'en commission, comme sous la précédente législature, vous avez rejeté les amendements, y compris ceux de la majorité.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BLOK). - Zoals u weet heeft het parlement inzake fiscaliteit een belangrijke functie.

Wij moeten erover waken dat geen belastingen worden ingevoerd dan tenzij door een wet. De voornaamste doelstelling van de voorliggende programmawet is nu juist extra belastingen te heffen. De regering is op strooptocht; ze is op zoek naar meer geld. De paarsgroene regering heeft in de vorige regeerperiode niet als een goede huisvader omgesprongen met ons belastingsgeld en nu moeten wij de prijs betalen van het slechte beleid van Verhofstadt-I.

Het dossier van de ecoboni toont zeer goed aan hoe slecht en chaotisch de paarsgroene coalitie tijdens de vorige regeerperiode heeft bestuurd. De groenen zijn weg en nu vallen de lijken uit de kast. Eerst moest er absoluut een ecoboni-wet komen en nu wordt in de programmawet een uitstel van de inwerkingtreding gevraagd. Hopelijk betekent dit uitstel deze keer een aankondiging van afstel, want wij zijn het nooit eens geweest met deze ecoboni-wet: zelfs de Europese commissie dringt aan op een drastische bijsturing van de wet.

De regering wil niet alleen zo snel mogelijk komaf maken met de groene invloeden in de vorige regering, ze wil spijtig genoeg vooral de kas stijven en ze misbruikt hiervoor het groene ideeëngoed. Milieu- en Kyotonormen worden gebruikt als afleiding voor het botweg invoeren van belastingverhogingen. De vergroening van de fiscaliteit, die er in de vorige legislatuur kwam onder druk van de regeringsdeelname van Agalev en Ecolo wordt, nu de groenen er niet meer zijn, misbruikt als dekmantel voor een zoveelste verhoging van de fiscale druk. De voortdurende verwijzing naar het Kyotoprotocol moet verhullen dat de regering ijverig op zoek is naar bijkomend geld. Het ontbreekt de regering zelfs aan het lef om gewoonweg toe te geven dat door haar beleid tijdens de vorige regeerperiode nu dringend extra fiscale ingrepen nodig zijn.

(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, ondervoorzitter.)

Even een overzicht van de nieuwe inkomsten die de regering Verhofstadt wil aanboren door middel van de programmawet.

Een paar jaar geleden werden we allemaal aangespoord om energiezuinige hogerendementsketels te plaatsen. Nu wordt plots, zonder enige wetenschappelijke reden, de fiscale neutraliteit tussen huisbrandolie en aardgas opgeheven. Ook de mensen die hun woning met elektriciteit verwarmen krijgen nu de rekening gepresenteerd, ook al kregen ze een paar jaar geleden premies om hun huis met elektriciteit te verwarmen. Deze belastingverhoging heeft niet als doelstelling mensen aan te sporen om rationeel en milieubewust met energie om te gaan, ze dient enkel en alleen om de schatkist te stijven. Miljoenen mensen worden door deze verhoging van de tarieven van de energiebijdrage getroffen en voor velen is er geen ontsnappen aan, want sommige mensen kunnen de belasting helemaal niet ontwijken door over te schakelen op aardgas, ook al zouden ze dit willen. Kou lijden is dan nog de enige optie. Deze maatregel is dan ook discriminerend en asociaal.

Ook het cliquetsysteem voor brandstoffen is een belastingverhoging die men verstopt in een zogenaamd milieuvriendelijke verpakking en ook hier wordt Kyotonorm aangehaald om de ware doeleinden te verbergen. En ook in dit geval is er geen ontkomen aan. De automobilisten of de bedrijven uit de vervoerssector kunnen ook deze belasting niet ontwijken. Er zijn immers geen alternatieven: het openbaar vervoer staat nog altijd niet op punt en ook het goederenvervoer per spoor of per binnenschip is geen volwaardig alternatief.

De verhoging van de taks op de materiële aflevering van effecten aan toonder en op de collectieve beleggingsinstellingen treft vooral de kleine spaarder en dit is ook weer zeer typerend voor deze regering. In het regeerakkoord werd aangekondigd dat werk zou worden gemaakt van de strijd tegen de fiscale fraude, maar maakte de regering ook gewag van fiscale amnestie voor beleggers die reeds geruime tijd met hun geld naar het buitenland zijn vertrokken. Een collectieve witwasoperatie dus voor de grote spaarders en een extra taks voor de kleine. Bovendien zal deze verhoging van de taks op de materiële aflevering van effecten aan toonder geen enkel effect hebben op het aantal afleveringen aangezien het niveau ervan niet ontradend is en de kosten die banken rekenen voor een effectenrekening nog altijd veel te hoog blijven. Het gaat hier dus weerom om een eenvoudige belastingverhoging met als enig doel het stijven van de schatkist.

Dat is ook het enige doel van de verhoging van de taks op de collectieve beleggingsinstellingen, tenzij men ook werkelijk het neveneffect van deze maatregel nastreeft, namelijk de vermindering van de investeringen en een kapitaal- en arbeidsvlucht. Dat zal die verhoging van de taks op collectieve beleggingsinstellingen immers meebrengen. Opnieuw worden de beleggers de dupe van de taksverhoging, want de banken rekenen ze gewoon door aan hun klanten. Bovendien blijven de hoge winsten die banken met deze beleggingsfondsen maken, hetzelfde als ze met de hele operatie ook nog eens naar het buitenland verhuizen. Want wat is er nu mobieler dan zo'n collectief beleggingsfonds? Qua jobcreatie, waar de regering altijd de mond van vol heeft, kan dit dus tellen. Deze belastingverhoging creëert inderdaad werkgelegenheid, maar dan wel in het buitenland.

Ook de wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer is overduidelijk een wierookoperatie om de gebroken belofte van belastingverlaging te maskeren. Vóór de verkiezingen werd ons beloofd dat de belasting op de inverkeerstelling zou worden afgeschaft. Natuurlijk is niemand tegen het afschaffen van een belasting, maar de vermindering van 62 euro naar 31 euro en het volledig wegvallen ervan vanaf 2004 zijn slechts een lapmiddel voor de tijdens de verkiezingsperiode beloofde afschaffing van de BIV die natuurlijk veel hoger ligt dan 62 euro.

Niet alleen de beloften van verlaging van de fiscale druk worden gebroken, ook sociaal dringende en noodzakelijke hulp wordt niet geboden zoals beloofd. Het Vlaams Blok pleit al lang voor een oplossing voor de probleemsituatie waarin eenoudergezinnen met kinderen zich bevinden als de onderhoudsgelden niet volgens afspraak worden betaald. Alimentatiegelden moeten betaald worden omdat het hier gaat om het dagelijkse levensonderhoud van kinderen, vrouwen en soms ook mannen in een kansarme en zeer moeilijke situatie.

We hebben er destijds bij de behandeling van het ontwerp van de wet op het alimentatiefonds reeds op gewezen dat de uitvoering ervan op bepaalde moeilijkheden zou stuiten. Hierbij hebben we er uitdrukkelijk op gewezen dat er in de praktijk moeilijkheden zouden rijzen bij het inpassen van het nieuwe systeem in het oude, waarbij de OCMW's deze belangen behartigen. Al van bij het begin van de besprekingen was het duidelijk dat het financiële aspect van de Dienst voor Alimentatievorderingen, maar ook de vereiste periode om die Dienst operationeel te maken, problematisch zouden worden. Ik vraag mij af of de regering echt van plan is om het Alimentatiefonds operationeel te maken en of er niet meer zit achter dit uitstel.

Is er misschien een politieke, ideologische spanning tussen de socialisten en de liberalen over de taak van de overheid en de OCMW's inzake de betaling van alimentatie? Het is hoe dan ook een schande dat de regering al die noodlijdende kinderen en ouders, aan wie zij voor de verkiezingen beloften had gedaan, nu zomaar in de kou laat staan. Het alimentatiefonds uitstellen is geen oplossing, want er valt te vrezen dat als de economie niet betert, dit uitstel een afstel wordt.

Het blijkt dus duidelijk dat de kiezer belogen en bedrogen wordt door de regeringspartijen. Vóór de verkiezingen werd telkens opnieuw herhaald dat er een lastenverlaging zou komen en nu, enkele maanden na de verkiezingen in volle vakantie, regent het belastingverhogingen. De Vlaams Blok-fractie kan hier dan ook absoluut niet mee akkoord gaan.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - In de laatste uurtjes voor het zomerreces krijgen we nog een programmawet voorgeschoteld met amper 40 artikelen. Allicht tot vreugde van de oudgedienden onder ons, want die zijn gewoon aan veel omslachtiger programmawetten.

Ik wil absoluut beginnen met de vele goede zaken die ook in deze wet staan. Er zijn maatregelen in opgenomen die vanuit sociaal én vanuit milieuoogpunt zeer goed zijn. Zo is er de verlaging van de BTW voor handelingen verricht door instellingen met een sociaal oogmerk en voor arbeidsintensieve diensten, zoals fietsherstellingen. Er is de financiële aanmoediging voor gezinnen om over te stappen naar groene energie, onder andere opgewekt uit zonne-energie. Het ontwerp bevat maatregelen die perfect kaderen in het federale ozonplan, zoals het invoeren van zwavelarme brandstof. Als we over elk artikel apart zouden kunnen stemmen, dan zou ik zeker en vast al deze bepalingen mee goedkeuren, omdat ze sociaal zijn en voor het milieu een gunstig effect ressorteren.

Er zijn echter ook verschillende artikelen die mij als vrouw, als persoon die opkomt voor de sociaal zwakkeren, en als ecologiste enorm storen.

In artikel 2 bijvoorbeeld wordt het uitstel van de ecoboni vastgelegd. De ecoboni zijn een reële belastingvermindering op herbruikbare drankverpakkingen. De ecoboni zijn niet alleen gunstig voor het milieu, omdat ze de afvalberg aanzienlijk zullen doen verkleinen, maar ze zijn ook sociaal. Een gezin van vier personen kan dankzij de ecoboni 20 procent uitsparen op de jaarlijkse drankenfactuur. Eenvoudig gezegd: voor elke vijf flessen frisdrank in herbruikbare fles krijgen ze er eentje gratis.

Ik begrijp niet waarom het invoeren van de ecoboni met een half jaar wordt uitgesteld. De reden die de minister in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden gaf, klopt niet. Het betrokken controleorganisme is wel gereed om de controles uit te voeren. Er is alleen de moedwil van sommige bedrijven die weigeren zich op deze wet voor te bereiden in de hoop dat de ecoboni er nu niet en liefst nooit komen. De minister liet in het midden of het over uitstel dan wel afstel gaat. Alleszins zien de milieubewuste consumenten en de handelaars die zich wel op de toepassing van de nieuwe wet hebben voorbereid, nu een aanzienlijke BTW-korting aan hun neus voorbijgaan.

Het tweede artikel dat mij en vele andere mensen ergert, is artikel 19, dat de start van het alimentatiefonds uitstelt tot 1 september 2004. Een vraag die al 30 jaar leeft bij heel wat vrouwen en bij de vrouwenverenigingen en waarop ze in de vorige legislatuur eindelijk een antwoord hebben gekregen, wordt nu zomaar weggeschoven. We vinden dat het alimentatiegeld een recht is van elk kind. We weten dat heel wat vrouwen, na een vaak zware echtscheidingsprocedure, nog eens worden geconfronteerd met het uitblijven van het geld waarop hun kinderen en, onrechtstreeks, ook zijzelf recht hebben. Heel wat vrouwen komen daardoor in financiële moeilijkheden. Dit fonds moest deze problemen gedeeltelijk oplossen, maar nu zullen deze vrouwen nog een jaartje langer moeten wachten.

Dit uitstel is een blamage voor de vrouwelijke volksvertegenwoordigers, die over de partijgrenzen heen tijdens de vorige legislatuur tot een degelijk wetsvoorstel zijn gekomen. Een van hen is nu zelf minister. Ik vraag me af of ook zij geen bedenkingen heeft bij dit uitstel. Minister Reynders, die het voorstel destijds steunde en eraan meewerkte, vraagt vandaag om uitstel. Dit uitstel geeft me het gevoel dat er niet veel waarde wordt gehecht aan het werk van de parlementsleden. Het verheugt me dat mevrouw Lizin haar amendement om de datum van inwerkingtreding te vervroegen, opnieuw bij de Senaat indient.

Ik kom tot de artikelen in verband met de verhoging van de energiebijdragen en de autoheffingen. Dit lijkt een groen verhaal, maar dat is het niet. In deze artikelen wordt de variabele kost van het autogebruik de hoogte ingejaagd door het gebruik van milieuonvriendelijke brandstoffen te bestraffen. Dat zou inderdaad een groene, milieuvriendelijke maatregel zijn als de autogebruiker zijn gedrag ook echt zou aanpassen, als hij - om het in mensentaal te zeggen - niet langer zijn auto zou gebruiken om een brood te halen bij de bakker om de hoek.

Variabiliseren moet echter samen gaan met het verminderen van de vaste kosten. Het autobezit zelf mag niet worden bestraft. Dit kan door een vermindering of een afschaffing van de verkeersbelasting, de belasting op de inverkeerstelling, de aanvullende belasting op LPG. Dit gebeurt niet. De minister beweert dat dit niet kan omdat deze drie `belastingen' gemeenschapsbevoegdheid zijn. Is er dan geen overleg mogelijk?

Wat wel gebeurt is de afschaffing van de kosten voor het bekomen van een nummerplaat en dit in twee fases. Twee fases om de mensen een cadeau te geven van 62 euro, een kleine 2.500 oude Belgische frank! De heer Schouppe zal ons perfect kunnen toelichten hoe vaak een gezin van vier personen daarmee met de trein van Limburg naar de zee kan reizen.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Met dat bedrag kan die familie toch nog naar het strand van St.-Anneke gaan.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Wat ook nog ver is vanuit Limburg.

De meeste mensen schaffen maar één of twee keer in hun leven een nummerplaat aan. De meeste mensen zullen die 62 euro dan ook nooit of te nimmer zien.

De regering besliste ook de accijnscompenserende belasting op diesel te verminderen. Het hele plaatje toont ons dat rijden op diesel wel beloond wordt, maar op LPG niet. De luchtkwaliteit zal nauwelijks verbeteren en door de kleine vervuilende stofdeeltjes van diesel zullen kinderen met astma blijven kuchen.

Deze artikelen lijken een goed begin te zijn voor een milieubewust beleid, maar zijn het niet. Misschien is het gewoon een platte belastingverhoging. Dat is een spijtige zaak, want met wat meer overleg met de gemeenschappen had het wel degelijk een groen verhaal kunnen zijn!

Tijdens de besprekingen in de commissie werd er vaak uitgehaald naar de voordelen voor aardgasgebruikers. CD&V betwijfelde zelfs of aardgas wel echt milieuvriendelijker is dan stookolie. Daarover bestaat inderdaad een hele discussie.

Volgens mij is deze maatregel wel degelijk een milieuvriendelijke maatregel. De vraag is alleen of het ook een sociale maatregel is. Zijn er niet heel wat gezinnen die geen toegang hebben tot aardgas en die dus niet mee kunnen profiteren van dit voordeel? Nog belangrijker, zijn er ook niet heel wat gezinnen die in erbarmelijke huizen wonen, slecht geïsoleerd en met een erg vervuilend verwarmingssysteem? Kan er voor hen geen sociale maatregel uitgewerkt worden, bijvoorbeeld via een energiebon, zodat ze niet te fel zullen lijden onder de accijnsverhoging op vervuilende brandstoffen?

Of kan er geen gedeelte van deze meeropbrengst geïnvesteerd worden in het renoveren en dus beter isoleren van verouderde sociale woningen? Dat kan een energiebesparing opleveren van 30% en zal tot gevolg hebben dat de bewoners, dikwijls uit een sociaal zwakkere groep, de accijnsverhoging minder of niet zullen voelen.

Ik diende in de commissie twee amendementen in. Een eerste amendement moest ervoor zorgen dat er geen energiebijdrage komt op elektriciteit geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen, de zogenaamde groene energie. Een tweede amendement voorzag in de oprichting van een fonds waaruit de particulier die een lekkende stookolietank heeft, kan putten om de grond te saneren. Wie Het Nieuwsblad van 29 juli gelezen heeft weet dat deze kost enorm kan oplopen en onbetaalbaar is voor de doorsnee burger. Dit amendement beoogde dus een sociale maatregel die steunt op solidariteit.

De amendementen werden niet aangenomen in de commissie. Ik zal ze omzetten in wetsvoorstellen, zoals minister Reynders mij trouwens aangeraden heeft. Ik reken voor de medeondertekening op de vele sociaal en ecologisch bewogen collega's hier aanwezig.

Mme Marie-José Laloy (PS). - Une disposition de la loi-programme reporte l'entrée en vigueur de la loi créant le service des créances alimentaires au 1er septembre 2004. Pour rappel, ce dossier est sur la table de tous les gouvernements depuis de nombreuses années - nous y travaillons depuis 1976 ! Nous nous réjouissions enfin que le précédent gouvernement ait trouvé une solution en la matière.

Monsieur le ministre, vous avez déclaré en commission, ainsi que le premier ministre, que ce report était indispensable pour pouvoir disposer d'une évaluation précise des moyens humains et financiers nécessaires. Comprenez notre perplexité : il y a à peine trois mois, vous annonciez que le problème était résolu et que de nombreuses familles allaient pouvoir bénéficier de ce service. Faut-il rappeler que quatre enfants sur dix ne reçoivent pas les moyens nécessaires ? C'est donc le parent qui a la charge de l'enfant - il s'agit de femmes dans la majeure partie des cas - qui doit prendre le relais au risque d'être entraîné dans des difficultés financières. Bon nombre de mouvements féminins ou familiaux ainsi que des membres de cette assemblée l'ont déjà rappelé.

La création de ce service constituait un engagement ferme du gouvernement précédent. Par ailleurs, je rappelle cette situation est due à la non-exécution d'une décision de justice. Les enfants et les parents sont donc l'objet d'une double discrimination : d'une part, ils ne peuvent pas bénéficier des moyens qui leur sont attribués et d'autre part, ils se voient privés d'un droit élémentaire, celui de voir exécutée une décision de justice. Il conviendrait d'examiner le problème sous cet angle également.

Monsieur le ministre, quelles sont les mesures concrètes que vous allez mettre en place pour la période de septembre 2003 à septembre 2004 ? Certes, les délais constituent une contrainte mais vous avez fixé la date de septembre 2004 et nous voulons avoir toutes les garanties que la situation a vraiment changé en trois mois et que vous disposerez des moyens nécessaires. Que ferez-vous entre-temps ? Reviendrez-vous à la situation antérieure - je pense à l'intervention des CPAS ? Comment trouverez-vous les fonds ? Où irez-vous les chercher ? Ce point précis, vous le comprendrez, a un impact énorme sur la vie des familles. Le gouvernement a bien travaillé ; il a élaboré de nombreuses mesures visant à aider les familles et il oeuvre dans le sens d'une plus grande justice sociale. La question que j'ai soulevée étant essentielle en cette matière, je souhaite obtenir une réponse concrète et précise.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Minister Reynders is niet de enige minister met kleine kinderen die snakken naar vakantie. Toch maakt hij tijd vrij om de parlementaire debatten bij te wonen. Dat kan niet worden gezegd van sommige van zijn collega's. Ik dank minister Reynders dan ook voor zijn aanwezigheid en ik hoop dat mijn opmerking de betrokkene zal bereiken.

Met voorliggende programmawet komt de regering back to reality. In de weken en maanden voor 18 mei hebben we een kandidaat-eerste minister herhaaldelijk horen verklaren dat we nog maar aan het begin stonden van `Vlaanderen vakantieland' en `La Wallonie, terre de loisirs'. Na 18 mei zouden we wat anders zien. Maar wat zien we? Het diametraal tegenovergestelde van wat ons werd beloofd.

Zoals ik al bij de bespreking van de regeringsverklaring heb gezegd, is er in de nacht van 18 op 19 mei een grote ramp gebeurd: de regeringspartijen zijn teruggekomen tot de werkelijkheid nadat de Nationale Bank en het Planbureau hen hadden duidelijk gemaakt dat de kermis voorbij was en het beleid er anders moest uitzien dan ze de 10 miljoen Belgen hadden wijsgemaakt.

Ietwat oneerbiedig heb ik verklaard dat de bekende Amerikaanse illusionist Copperfield het moet afleggen tegen sommige politici van de meerderheid. Copperfield krijgt enkel een zaal in zijn ban. Zij geven een heel land de illusie dat er morgen gratis wordt geschoren.

De meerderheidspartijen in het algemeen en de eerste minister in het bijzonder hebben het land wekenlang voorgelogen. Dat blijkt vandaag uit de programmawet. De belastingdruk wordt verhoogd in plaats van verlaagd, de beloofde vermindering van de arbeidskost wordt uitgesteld en van de beloofde 200.000 nieuwe jobs zullen er hoogstens een tiende, een twintigste of nog minder worden gecreëerd.

Nog ernstiger is dat de regering niet de moed heeft gehad om aan het parlement en de bevolking uit te leggen in welk kader haar programmawet past. In het 70 pagina's tellende regeerprogramma wordt er nauwelijks een halve pagina gewijd aan de macro-economische gegevens waarop het voorgestelde beleid steunt. Merkwaardig genoeg wordt nergens aangegeven van welke hypothese van economische groei voor 2003 wordt uitgegaan.

Rekent de regering nog altijd op een verhoging van het bruto binnenlands product met 1%?

Wordt daar zedig over gezwegen of krijgt het parlement volledige klaarheid in september bij de begrotingscontrole 2003 en de voorstelling van de begroting 2004? Krijgen we dan eindelijk de cijfers van het Planbureau en van de Nationale Bank die de regering angstvallig verborgen houdt?

Om de financiële toestand enigszins onder controle te krijgen, doet de regering een beroep op de gewesten. De voorzitter van de Waalse regering heeft daarop al gereageerd. Voor hem zal dat een non possumus worden. De voorzitter van de Vlaamse regering heeft zich meer genuanceerd uitgesproken, zoals dat gewoonlijk het geval is.

Het resultaat kunnen we al raden. De federale regering vraagt, de Vlaamse regering zegt ja en de Vlaamse bevolking draait op voor het nakomen van de begrotingsnormen en het Stabiliteitspact

Nu de groenen zijn `weggezuiverd', zijn de maatregelen inzake Kyoto voor de regering het alibi om de belastingen te verhogen. De variabilisering die in de memorie van toelichting wordt aangekondigd, is nog minder dan een doekje voor het bloeden. De maatregelen zijn milieu-, gezins- en vrouwonvriendelijk. Ook mevrouw De Roeck heeft het er net over gehad. Het is zelfs zo erg dat een amendement van mevrouw Lizin, toch geen onbelangrijk lid van de PS-fractie, in de commissie door haar eigen fractie werd verworpen. Ik neem aan dat ze dat amendement straks opnieuw zal indienen. Doet ze dat niet, zullen we het ons veroorloven haar amendement over te nemen.

M. Philippe Mahoux (PS). - Cela montre bien l'importance que nous accordons au problème. Il est évident que le dépôt d'un amendement relève de l'initiative individuelle. Tout à l'heure, nous aurons l'occasion de nous prononcer et de vous informer à cet égard.

M. Etienne Schouppe (CD&V). - Je suis très curieux de voir comment réagira le groupe socialiste si Mme Lizin dépose son amendement en séance plénière.

M. Philippe Mahoux (PS). - Monsieur Schouppe, la technique « Je vous tiens par la barbichette » n'a pas lieu d'être. En fait, nous savons très bien de quoi nous parlons. Nous connaissons les positions des uns et des autres. Même si l'examen d'une loi-programme implique, au sein des groupes formant la majorité, des attitudes de confiance par rapport au gouvernement, cela n'empêche nullement que nous continuions à vouloir modifier certains points avant le terme de l'échéance indiquée. Nous écouterons la réponse du ministre avec intérêt mais cela ne signifie nullement que tout amendement déposé devrait donner lieu à un vote de défiance par rapport au gouvernement.

M. Etienne Schouppe (CD&V). - Je comprends parfaitement que vous ne puissiez pas assumer la responsabilité du comportement individuel des membres de votre groupe.

De regering zal begrijpen dat CD&V het Rekenhof een correcte evaluatie zal vragen van de fiscale regeringsmaatregelen.

Straks dienen wij opnieuw onze amendementen in met betrekking tot de milieumaatregelen. Wij zijn immers van oordeel dat de verwijzing naar Kyoto volkomen onterecht is. De regering is niet selectief geweest bij de verhoging van de accijnzen. De minister heeft in de commissie ook toegegeven dat het om een algemene maatregel gaat en dat hij pas na de goedkeuring van de maatregel met de betrokken sector zal gaan praten.

Berouw komt altijd na de zonde. Wij akteren dat de minister heeft beloofd na de besprekingen met de sector een nieuw voorstel aan het parlement te zullen voorleggen. We zullen er bijzonder nauwlettend op toezien dat de minister die belofte houdt.

Voorts vestig ik nogmaals de aandacht op de grote onrechtvaardigheid ten opzichte van de meer dan één miljoen gezinnen die geen gebruik kunnen maken van aardgas en die door de voorgestelde accijnsmaatregelen worden bestraft.

Op ons voorstel om de vergoeding voor de vervanging van een oude brander substantieel te verhogen, werd nauwelijks ingegaan. Een dergelijke maatregel is nochtans uiterst zinvol en milieuvriendelijk omdat het verbruik erdoor wordt verminderd en de verbranding vollediger - dus milieuvriendelijker is.

De maatregelen die de regering voorstelt zijn stuk voor stuk asociaal en gezinsonvriendelijk. Het voorstel inzake de alimentatievoorschotten, waarover in het parlement een algemene consensus bestond, wordt zonder meer op de lange baan geschoven.

Ten slotte wil ik het hebben over de strikt financiële aangelegenheden. We zullen de in de artikelen 20 en 21 voorgestelde verhogingen blijven bekampen. Vooral de maatregel met betrekking tot de gemeenschappelijke beleggingsfondsen is totaal onaanvaardbaar omdat hij tegen de financiële belangen van de sector, van de kleine spaarders en van de staat indruist. In plaats van de taksen op de beleggingsfondsen met 200% te verhogen, van 0,06% naar 0,18%, zullen ze waarschijnlijk met 100% verminderen. Het is natuurlijk evident dat alle financiële instellingen gretig gebruik zullen maken van de diensten van hun Luxemburgse dochtermaatschappijen om daar gemeenschappelijke beleggingsfondsen te creëren, die in ons land aan de man zullen worden gebracht. Die maatregel druist tevens in tegen de aangekondigde strategie op het vlak van de werkgelegenheid. In plaats van ervoor te zorgen dat er in de financiële sector zoveel mogelijk jobs worden behouden, worden er maatregelen genomen waardoor noodgedwongen een aantal activiteiten naar het buitenland zullen worden overgeheveld.

De CD&V-fractie zal de amendementen die in de commissie werden ingediend, opnieuw ter appreciatie aan de plenaire vergadering voorleggen.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Een korte algemene beschouwing moet mij toch van het hart vóór ik het deelgebied Binnenlandse Zaken behandel.

De Senaat wordt geacht de kwaliteit van de wetten te bewaken. Wij worden geacht nauwlettend na te gaan of de wetten die door de Kamer worden goedgekeurd, wel correct zijn. Het is waarschijnlijk daarom dat samen met de plenaire vergadering ook commissievergaderingen worden belegd! Dat was eergisteren zo en ook vandaag is dat zo, zodat er zo weinig mogelijk controleurs aanwezig kunnen zijn en niemand de kwaliteit van die wetten kan bewaken. Waarschijnlijk is het ook daarom dat de ministers met vakantie gaan wanneer er ontwerpen die hun bevoegdheid betreffen, worden besproken; zodat ze de eventuele kritiek niet kunnen horen. Waarschijnlijk is het ook daarom dat het de Senaat verboden is één letter, één komma te wijzigen; want de Kamer is al met reces. Het is misschien ook daarom dat de termijn die in het reglement wordt opgelegd voor het bezorgen van de verslagen, niet wordt nageleefd.

De kwaliteitsbewaking waarvoor wij instaan, wordt tot een lachertje herleid, zodat we eigenlijk een pleidooi houden voor de afschaffing van de instelling en alleen maar kunnen wijzen op het overbodige karakter van de Senaat, die nodeloos en nutteloos nakauwt wat in de Kamer al werd besproken.

Ik heb enkele opmerkingen bij artikel 37 van de programmawet. Dat artikel heeft tot doel middelen die voor de gemeenten bestemd zijn, over te hevelen naar De Post. Die krijgt immers de mogelijkheid de nieuwe elektronische identiteitskaarten uit te reiken. De gemeenten beslissen of ze die taak zelf uitvoeren of doorschuiven naar De Post. Indien De Post die taak uitvoert, wordt De Post daarvoor vergoed; indien de gemeenten het zelf doen, krijgen ze echter geen extra middelen.

We moeten ook aandacht hebben voor het algemene veiligheidsaspect. Ik heb daarover in de commissie een vraag gesteld. Criminelen deinzen er vandaag helemaal niet voor terug een postkantoor te overvallen. De minister heeft mij verzekerd dat in de postkantoren geen blanco elektronische dragers voor Belgische identiteitskaarten aanwezig zullen zijn. Dat is een enorme geruststelling, want ik vreesde dat die blanco dragers, net als krediet- en bankkaarten, zouden kunnen worden gestolen.

Nu blijkt dat in de gemeentehuizen de identiteitskaarten voor vreemdelingen, zowel EU-burgers als niet-EU-burgers, wel voorradig zullen zijn. Die identiteitskaarten worden dus niet centraal aangemaakt, zoals de elektronische kaarten voor de Belgen.

Volgens mij blijft er dus een gevaar bestaan. De nieuwe minister van Binnenlandse Zaken onderschat de verbetenheid van de criminelen om aan identiteitsdocumenten te geraken. Zij geven op de markten waar ze handel drijven, veel geld voor vervalste identiteitsdocumenten, vooral wanneer die op originele dragers zijn aangemaakt. De minister gaat daar licht over. Ik kreeg de indruk dat zijn medewerker er minder licht over ging. Ik hoop dan ook dat die medewerker hem nog beter inlicht over het gevaar.

In de gemeenten moeten zo weinig mogelijk identiteitsdocumenten worden bewaard. Ze moeten zo veel mogelijk centraal worden aangemaakt en bewaard. Zo maken we personen met malafide bedoelingen het werk moeilijk.

Bij de bespreking van artikel 40 is er een eigenaardige, bijna hallucinante situatie ontstaan. De eerste commissievergadering over het onderdeel Binnenlandse Zaken had eergisteren gelijktijdig met de plenaire vergadering plaats. Op een bepaald ogenblik kregen de commissieleden de indruk dat de vergadering gesloten werd; de tolken vertrokken, de minister murmelde wat - wij dachten dat het de algemene toelichting was - en de voorzitter sloot de algemene bespreking. 's Anderendaags bleek echter dat de minister met vakantie vertrokken was en dat er geen vragen meer konden worden gesteld.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Dat is niet correct. De voorzitter heeft de algemene bespreking toen niet gesloten.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - De tweede vergadering was de minister in elk geval op vakantie vertrokken en wij hebben niet de mogelijkheid gekregen vragen te stellen en het onderdeel inhoudelijk te bespreken.

De heer Paul Wille (VLD). - Ik heb de tweede vergadering voorgezeten omdat commissievoorzitter Vandenhove niet aanwezig kon zijn. De aanwezigheid van de minister was vereist wegens de indiening van amendementen door leden van CD&V. Toen we vaststelden dat de minister niet aanwezig kon zijn, hebben we aan de kanselarij van de premier gevraagd dat de regering zou komen antwoorden. Op zeer korte termijn werd daarop ingegaan.

Deze discussie moet echter in het Bureau worden gevoerd en moet niet ter sprake komen in de algemene vergadering.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Met dat laatste ben ik het niet eens. Alle collega's hebben het recht te weten hoe het er in de commissie aan toe is gegaan. Ik heb alle respect voor de vervangende minister, zoals ik gisteren heb gezegd, want ik heb zelfs goede antwoorden gekregen. Dat doet niets af aan het feit dat een minister die bevoegd is voor het deel van het ontwerp dat besproken wordt, geacht wordt aanwezig te zijn.

De heer Paul Wille (VLD). - Mijnheer Verreycken, u hebt in de commissie gevraagd het verslag te lezen, maar bent zelf met de overige leden van de oppositie hiervoor niet komen opdagen. Met zulke spelletjes wil ik mij niet bezighouden.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Ik moet niet voor het quorum zorgen. Ik wilde er alleen op wijzen dat het Parlement mag blijven werken en de minister met vakantie mag vertrekken.

Ik kom nu tot de grond van de zaak. Artikel 40 holt de taalwet, waarover velen plechtig verklaren dat ze het fundament van de Staat is en voor het noodzakelijke evenwicht moet zorgen, gewoon uit.

In de programmawet wordt, zonder het minste debat, een artikel opgenomen waardoor voor bevoorrechte kabinetsmedewerkers een uitzondering op de taalwet en meteen ook een discriminatie wordt ingevoerd. Dat we vandaag met een programmawet een belangrijke wet wijzigen, is een precedent dat in de toekomst gevolgen kan hebben.

Doe maar! Als deze hoogste vergadering een fundament van de Belgische staat wil ondergraven, zal ik de laatste zijn om me daartegen te verzetten. Doe maar! Zaag maar de poten weg onder deze constructie! Het enige wat ik betreur, is dat de regering een tendens in het onderwijs aanmoedigt om alleen nog de eigen taal en het Engels te leren. Ze moedigt de jongeren aan alle andere Europese cultuurtalen en de klassieke talen overboord te gooien.

Mme Christiane Vienne (PS). - Je voudrais aborder la question du Fonds des créances alimentaires et en rappeler le parcours, quelque peu épique depuis quelque temps. Le parti socialiste souhaite que des solutions rapides soient apportées à cette problématique qui lui tient fort à coeur.

En 1989, une plate-forme appelée « Solidarité en plus, Pauvreté en moins » est mise en place à l'initiative de Philippe Busquin et l'on commence alors à chercher des solutions à cette problématique, dont l'importance ne cesse d'augmenter en raison du nombre croissant de divorces et des difficultés sociales que rencontre une partie de la population de notre pays, particulièrement les femmes.

Mais la piste creusée à l'époque - celle de l'Office national des Allocations familiales pour Travailleurs salariés (ONAFTS) - pose rapidement problème, notamment en raison de la différence fondamentale existant entre le statut des travailleurs salariés et celui des travailleurs indépendants. Sous cette législature, M. Rudy Demotte et Mme Isabelle Simonis, ici présente, se pencheront sur la question de l'équivalence de ces statuts et l'obstacle disparaîtra donc.

En 1997, le ministre des Finances propose que ce dossier soit confié à son ministère. En 2000, M. Vande Lanotte met en exergue les difficultés techniques que présente cette formule et propose que les avances de créance alimentaire soient effectuées par les CPAS.

Nous ne sommes pas confrontés à un vide institutionnel en la matière, ce système fonctionnant encore quoiqu'extrêmement insatisfaisant. Lors de la dernière législature, le ministre des Finances a pris en charge l'ensemble du problème.

La situation est complexe parce que les secteurs judiciaire et social, mais aussi le département des Finances, sont impliqués dans le dossier.

Lors du conseil Ecofin qui s'est tenu hier, vous nous avez annoncé, monsieur le ministre, que la mise en oeuvre de cette mesure ne posait plus aucun problème pratique parce que vos services sont prêts.

Vous avez ajouté que la question était d'ordre budgétaire. Nous serons donc extrêmement attentifs à ce que cette mesure soit financée comme il se doit. Vous nous avez, hier, annoncé une autre bonne nouvelle : l'éventuelle mise en oeuvre anticipée de cette disposition, par rapport aux délais prévus.

Cette mesure nous semble bien entendu élémentaire en termes de justice sociale. En outre, nous voulons éviter que la situation des femmes ne continue à se détériorer. Sinon, nous n'aurions pas pris toutes les mesures utiles pour pouvoir répondre, de manière extrêmement concrète, aux besoins financiers des familles en difficulté.

Dans ce domaine, la majorité n'est pas partagée entre les bons qui veulent l'application de la mesure et les méchants qui s'y opposent. Il existe une réelle volonté commune d'atteindre sa mise en pratique dans les plus brefs délais.

Les parlementaires socialistes veilleront tout particulièrement à ce qu'il en soit ainsi.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Nu we vandaag worden geconfronteerd met de eerste programmawet van de nieuwe regering, kunnen we een vergelijking maken tussen paars en paarsgroen. Er zijn enkele verschillen merkbaar, maar één ding is wel hetzelfde gebleven: ook in deze programmawet staan fouten en onzorgvuldigheden. Tijdens de vorige regeerperiode dachten we dat die fouten te wijten waren aan de onbekwaamheid en de onervarenheid van de groene ministers die voor het eerst deel uitmaakten van een regering. In deze nieuwe programmawet, die in tegenstelling tot haar voorgangers heel kort is, vinden we echter ook zeven manifeste fouten en onzorgvuldigheden terug.

Een eerste punt is het uitstel van de inwerkingtreding van de ecotakswet en dit op een moment dat de wet al in werking zou zijn getreden, als de juridische weg correct zou zijn gevolgd.

Ten tweede wordt in de programmawet een hele reeks koninklijke besluiten bekrachtigd, die eigenlijk al heel lang geleden hadden moeten zijn bekrachtigd. Sommige koninklijke besluiten dateren nog van de laatste regering-Dehaene. Nu het Arbitragehof een arrest heeft geveld dat aantoont wat voor gevolgen een dergelijk uitstel van bekrachtiging kan hebben, heeft de regering al deze koninklijke besluiten in allerijl in de programmawet opgenomen.

Ten derde zijn artikelen 17 en 18 niets meer dan rechtzettingen van fouten uit de vorige programmawet. CD&V had destijds op die fouten gewezen, maar zoals zo vaak worden in de nieuwe programmawet onze amendementen op de vorige programmawet opgenomen.

Ten vierde oordeelt de Raad van State dat in artikel 22 aan de regering een machtsoverschrijding wordt toegekend. Dit artikel bepaalt dat de regering wordt gemachtigd om een belasting in werking te laten treden hoewel volgens de Raad van State enkel de wetgever gemachtigd is om belastingen in te voeren.

Ten vijfde konden artikelen 23 en 25 normaliter slechts worden uitgewerkt na een voorafgaand advies van de minister van Ambtenarenzaken. Dit advies ontbrak. De regering merkt op dat de betrokken minister deel uitmaakt van de Ministerraad en dat dit volstaat. Dit klopt uiteraard niet: er bestaan nu eenmaal vormvereisten en de regering had voorafgaandelijk het advies van de minister van Ambtenarenzaken moeten vragen.

Ten zesde was minister Anciaux, die nog deel heeft uitgemaakt van de Vlaamse regering en normaal toch een Vlaams-regionalistische reflex moet hebben, maar die nu met vakantie is, vergeten de gewestregeringen, zoals formeel vereist is, te betrekken bij het uitwerken van de enkele artikelen waarvoor hij bevoegd is. Dus werd in allerijl en onzorgvuldig een schriftelijke procedure georganiseerd, die echter niet beantwoordt aan het concept `betrokkenheid'. De gewestregeringen moeten immers op het juiste moment geraadpleegd worden en, zoals de Agalevministers in de Vlaamse regering terecht hebben gezegd, is dit geen correcte manier om deze vormvereiste te vervullen.

De zevende juridische fout die we in deze korte programmawet vinden, is het verlengen van volmachten - betreffende Belgacom en BIAC - zonder de vormvereisten in acht te nemen. Er wordt niet aangegeven waarom de volmachten worden verlengd, welke bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, en ook van een echte beperking in de tijd is geen sprake, want deze volmachten zullen drie jaar gelden.

Op één punt is er dus geen verschil tussen paarsgroen en paars: de regering blijft juridisch onzorgvuldig en maakt fouten die dan later moeten worden rechtgetrokken.

Op bepaalde punten zijn er echter wel verschillen. Ik wil dan ook even een positieve noot laten horen. Ook onze oppositie is dus niet meer dezelfde. Tijdens de vorige legislatuur waren we misschien louter negatief, vandaag doen we ons best om het beetje positief dat we merken, ook te zeggen. Positief is dat deze regering eerlijker is dan de vorige. Tijdens de vorige legislatuur ontkende minister Reynders in alle toonaarden dat de ecotakswet niet op 1 juli van dit jaar in werking zou treden. Nu zegt hij in alle eerlijkheid dat de inwerkingtreding wordt uitgesteld, maar dat het eigenlijk een begin van afstel is, want dat in oktober of november belangrijke, fundamentele wijzigingen in de wet zullen worden aangebracht. Dat is eerlijk en duidelijk, dat moeten we toegeven.

Even werd er gezegd dat de inwerkingtreding van het Alimentatiefonds werd uitgesteld omdat er onvoldoende personeel was en alle formaliteiten nog niet waren vervuld. Tijdens de commissiebesprekingen is minister Reynders er rond voor uitgekomen dat het daarmee eigenlijk niets te maken heeft. Het ministerie is er eigenlijk wél klaar voor, maar de regering is het niet meer eens met de inhoud van de wet. Ze zal te veel geld kosten. Het is dus een budgettaire zaak geworden. De vorige regering zou dat allemaal nog ontkend hebben, de huidige zegt het in alle eerlijkheid.

Tijdens de commissiebesprekingen heeft minister Vande Lanotte ook klaar en duidelijk gezegd dat de verhoging van de accijnzen en de energiebijdragen, in tegenstelling tot wat in de memorie van toelichting en het regeerakkoord staat, niets te maken hebben met het halen van de Kyotonorm. Het is geen milieumaatregel en heeft ook niets te maken met variabilisering. We doen dit, aldus de minister, omdat we meer inkomsten nodig hebben. Dit is niets anders dan een belastingverhoging die nodig is om de sociale lasten te kunnen verlagen.

Als ik de vergelijking maak tussen paars en paarsgroen, dan moet ik erkennen dat paars eerlijker is. Ik wil daarmee de Agalev-ministers niet met de vinger wijzen, want zij waren nog de meest eerlijke in de vorige regering. (Protest van de heer Coveliers).

U moet wat meer sympathie opbrengen voor de kleintjes, mijnheer Coveliers. U was eergisteren trouwens niet redelijk tegen de ene groene senator die er nog overblijft en die dus hoegenaamd geen bedreiging meer kan vormen.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Ik begrijp, mijnheer Caluwé, dat u het principe toepast: "Over de doden geen kwaad, vooral als ze nog leven".

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Naast de graad van eerlijkheid, heb ik ook de inhoud van paars en paarsgroen onderling vergeleken. Tijdens de vorige regering kregen we de indruk dat iedereen mocht scoren: de groenen mochten de kernenergie afschaffen, de socialisten mochten allerlei dingen gratis verdelen en de liberalen mochten aankondigen - niet beslissen! - dat ze de belastingen zouden verlagen. Iedereen mocht zijn ding doen.

Met de Francorchampswet en met de regionalisering van de wapenvergunningen is duidelijk geworden dat in ieder geval Spirit niet mag scoren. Enige Vlaamse reflex is er niet te vinden in deze regering, in het regeerakkoord noch in deze programmawet of in de andere wetten die we tot dusver al hebben behandeld. De heer Lionel Vandenberghe is op het moment niet aanwezig en minister Anciaux is al helemaal niet te zien, want die is al met vakantie.

Een Vlaamse reflex konden we van deze regering hoe dan ook niet verwachten. Dat zit hem eigenlijk al in de naam van deze regering. We noemen deze regering wel paars, maar eigenlijk is ze SP.A en Blauw, dat is Spa-blauw, daar zit geen enkele spirit in, dat is gewoon plat. Spa-blauw durven sommigen ook wel eens zeggen tegen leidingwater. Dat is precies wat paars ons aanbiedt.

Vandaag kennen we een regering waarin niet meer iedereen zijn ding mag doen. De liberalen moeten verschrikkelijk snel belastingen en taksen verhogen, zodat al 35 procent van de aangekondigde belastingverlaging wordt teruggenomen. De socialisten mogen niet meer sociaal zijn, maar moeten ook hogere taksen op stookolie opleggen aan zwakkeren, die het meest stookolie gebruiken om zich te verwarmen en die vaak niet eens de keuze hebben om naar een andere brandstof over te schakelen. De enige keuze die ze wel nog hebben is: in de kou zitten of extra belastingen betalen. Als de maatregel niet door amendering wordt gewijzigd, moeten de socialisten zelfs aanvaarden dat vrouwen met kinderen die in grote mate leven van alimentatiegeld, nog langer in de armoede worden geduwd. De maatregel die dat moest verhelpen is namelijk met een jaar uitgesteld.

Mme Anne-Marie Lizin (PS). - Je voudrais intervenir spécifiquement sur l'article 19, à savoir sur le report de la mise en oeuvre du Fonds des créances alimentaires.

Comme je l'ai dit en commission des Finances, le délai est non fondé. Alors que d'autres mesures font l'objet d'une mise en oeuvre rapide, on décide ici de différer d'un an une loi adoptée après quinze années d'insistance des mouvements féminins et après plus de vingt réunions de coordination entre les parlementaires concernés, étalées sur plusieurs législatures. Il était en effet très difficile de dégager une vision commune concernant le paiement des créances alimentaires et la prise en charge d'un rôle public à l'égard d'obligations privées qui concernent les couples.

Le Conseil des Femmes a coordonné ces réunions au cours des dernières années. Un accord très difficile a été élaboré. Les options étaient au départ particulièrement éloignées et affaiblissaient la formulation de l'intérêt des femmes en la matière.

En clôture de ce débat, qui était d'ailleurs en grande partie porté par des parlementaires de son parti, dont il ne faudrait pas minimiser le travail, M. Reynders avait suggéré d'en prendre la responsabilité. Nous sommes donc très déçus que ces décisions n'aient pas été mise en oeuvre correctement.

Je pense, monsieur le ministre, que vous vous êtes peut-être laissé entraîner dans une surestimation du coût de cette mesure. Il serait très intéressant de réexaminer l'ensemble des chiffres qui vous sont communiqués et qui me paraissent excessifs. Pour être constructive, je préconiserais de prévoir différentes phases pour l'application des plafonds. Cela permettrait de maintenir la loi, fruit d'un équilibre délicat, et d'assurer une mise en oeuvre plus rapide.

Pourquoi ce Fonds est-il tellement important ? L'absence de couverture des créances alimentaires paupérise des femmes qui se retrouvent dans une situation à la fois humainement délicate et financièrement catastrophique. Même si le tribunal a correctement déterminé la responsabilité de chacun des partenaires à l'égard des enfants, il arrive que l'un d'eux n'assume pas ses obligations financières. Cette situation est insupportable.

Nous nous trouvons face à une analyse que les parlementaires connaissent bien : s'agit-il d'une bouteille à moitié pleine ou d'une bouteille à moitié vide ? En analysant la situation réelle des femmes, j'ai le sentiment que la bouteille est vraiment vide. C'est pourquoi nous redéposons en séance plénière deux amendements, dont un vise à revoir le délai au 1er octobre 2003 et à au moins retenir la date du 1er janvier 2004. Il a été annoncé que les parlementaires seraient vigilants face à ce gouvernement. Nous comptons dès à présent faire preuve de cette vigilance.

Mevrouw Thijs, rapporteur - Ik breng verslag uit namens de commissie voor de Binnenlandse Zaken, waar we vorige dinsdag de artikelen 32, 37 en 40 hebben besproken. Artikel 32 werd ingeleid door minister Arena, minister van Ambtenarenzaken. Het heeft als doel de niet-begeleide minderjarigen in de centra voor asielzoekers te kunnen opvolgen.

Artikel 37, behorende tot de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Dewael, handelt over de mogelijkheid van De Post om identiteitskaarten af te leveren. De regering heeft beslist dat er een synergie moet worden ontwikkeld tussen De Post en de gemeente teneinde een versnelde verstrekking van de identiteitskaart te garanderen. De programmawet moet voor de nodige juridische basis zorgen. Voor de aflevering van identiteitskaarten zal De Post, zoals de gemeenten, toegang verkrijgen tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het register van de identiteitskaarten en kan er gebruik worden gemaakt van de identificatienummers van het Rijksregister. Daarenboven zal De Post vergoed worden voor de diensten die zij levert. De modaliteiten van die vergoeding zullen worden bepaald door een koninklijk besluit.

Bij de algemene bespreking over dat onderwerp werden heel wat vragen gesteld. De heer Roelants du Vivier stelde dat er wellicht een probleem zal rijzen in verband met de informatie aan de burger. Sommige gemeenten gaan de verbintenis aan met De Post en anderen niet. Hoe kan de burger weten of in zijn gemeente de identiteitskaart op het gemeentehuis moet worden afgehaald dan wel bij De Post?

Mevrouw Bouarfa vroeg of er geen sprake is van een schending van de persoonlijke levenssfeer door de inzage van De Post in het Rijksregister. Daarenboven vroeg ze of de elektronische identiteitskaart ook zal worden toegepast voor Europese onderdanen en voor niet-genaturaliseerde vreemdelingen die in België verblijven.

De heer Brotcorne vroeg welke belang de burger er bij heeft dat De Post zijn identiteitskaart aflevert.

Er werden ook vragen gesteld in verband met de vergoeding die De Post zal krijgen voor het afleveren van de elektronische identiteitskaarten.

De heer Siquet wees erop dat de aanvraag voor een identiteitskaart ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Rijksregister van de natuurlijke personen. Noch de gemeente, noch De Post hebben terzake iets te beslissen.

Ikzelf stelde de vraag of de burger goed zal worden geïnformeerd over dit thema.

De minister van Binnenlandse Zaken heeft geprobeerd op zoveel mogelijk vragen te antwoorden, maar stelde dat dit artikel in de programmawet wordt opgenomen met als enige bedoeling in het najaar gesprekken met De Post te kunnen aanknopen. Er moet een debat worden gevoerd over de rol van De Post als dusdanig en daarvoor is een wettelijke basis nodig.

Na de repliek van minister Dewael, hield minister Arena haar inleidende uiteenzetting bij artikel 40 betreffende de eentaligheid van de `cellen voorbereidingen', de vroegere kabinetten. Ik vraag mij trouwens af waartoe die voortdurende naamveranderingen dienen.

Alle amendementen werden verworpen meerderheid tegen oppositie.

De naar de commissie verwezen artikelen werden aangenomen met 9 stemmen tegen 4.

Het verslag werd goedgekeurd. (Applaus)

Namens mijn fractie zou ik hierop onmiddellijk enige commentaar willen leveren. Mijns inziens was dit onderdeel van de programmawet beter in het najaar behandeld, want niet alleen de oppositie maakte veel opmerkingen, ook de meerderheid deed dat.

Eén van de kerntaken van de gemeenten is het afleveren van identiteitskaarten en het bijhouden van het bevolkingsregister. Wij zijn van oordeel dat beide administratieve handelingen aan elkaar gekoppeld moeten blijven.

Een identiteitskaart kan eventueel door de postbode aan huis worden bezorgd, maar dat is nog heel iets anders dan de aanvraag van een identiteitskaart op het postkantoor te laten gebeuren. Aanvraag en aflevering kunnen gesplitst blijven.

Verder rijst de vraag wat er zal gebeuren als De Post wordt geprivatiseerd. Hoe zal De Post dan omspringen met deze gegevens? Zelf heb ik daarmee geen probleem, maar de meeste burgers wel. Zij vragen zich af hoe het staat met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Er werd opgeworpen dat voor die problemen naderhand wel een oplossing zal worden uitgewerkt.

Wie nu een adres wil kennen, moet een schriftelijke aanvraag indienen bij de gemeente en die aanvraag moet worden onderzocht. In voorkomend geval zal De Post zo maar toegang krijgen tot het Rijksregister. Ik vraag mij af of dat wel een goede werkwijze is.

Als de Staatsveiligheid vandaag het Rijksregister wil raadplegen, dan worden de betrokken ambtenaren opgenomen in een controlesysteem. Zal dat ook zo in zijn werk gaan voor de verantwoordelijke postbeambte?

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Inderdaad, zoals vandaag al gebeurt voor de deurwaarders.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Al die elementen zullen in het najaar opnieuw moeten worden besproken.

Wij weten allemaal dat De Post niet voor niets kan werken. Vandaag is zij al geen liefdadigheidsinstelling en morgen ziet het er misschien nog slechter uit.

Tot nu toe draagt de federale overheid de kosten voor de opname van de identiteits- en de handtekeningscertificaten. Daartoe werd in maart 2003 nog een wet goedgekeurd, zodat de gemeenten die al met heel wat financiële problemen hebben af te rekenen, werden gerustgesteld.

Terzake heb ik nog een vraag. Indien de gemeenten in de toekomst beslissen om die taak over te hevelen naar De Post, zullen ze die kosten dan zelf moeten dragen of zal de federale overheid die kosten aan De Post betalen en die bedragen nadien afhouden van de vergoedingen aan de gemeenten?

Wij pleiten ervoor om in dit dossier geen verdere beslissingen te nemen zonder eerst een evaluatie te hebben gemaakt van de elf proefprojecten die vorig jaar in december in heel België zijn opgestart. In het begin rezen er daar wel problemen, maar dat is niet ongewoon. Ik vind het echter voorbarig om nu al te besluiten dat die projecten een succes zijn.

De planning was om na vijf jaar over te schakelen op de elektronische identiteitskaart. De minister wil die termijn nu op drie jaar brengen en ik ben het daar volkomen mee eens. Het mag allemaal een beetje sneller, maar ik vind een voorafgaande evaluatie van de proefprojecten een absolute must. De minister heeft aangekondigd dat die evaluatie er in het najaar zal komen. Het zou dan toch veel ernstiger geweest zijn met de voorgestelde maatregelen te wachten tot in het najaar.

Vorig jaar heb ik een onderzoek gedaan naar de biometrie op de identiteitskaart. Ik heb daarbij vastgesteld dat heel wat Europese landen daar op dit ogenblik mee bezig zijn en beslist hebben om daarmee door te gaan. Nederland neemt daarin het voortouw. Waarom zou België dat voorbeeld niet volgen? Als we dat niet doen, zullen we over vijf jaar hopeloos achter zijn.

Enkele weken geleden las ik dat er tegen 2007 een Europese richtlijn zou zijn volgens welke de biometrie op de identiteitskaart moet worden vermeld. Bij de aangekondigde evaluatie zou men dat misschien al kunnen overwegen.

Mijn laatste opmerking heeft betrekking op de eentaligheid in de kabinetten. Ik blijf de term `kabinet' gebruiken omdat men met de term `beleidsvoorbereidingscel' een beetje de kop in het zand steekt. In de vorige regeerperiode heeft men ons urenlang onderhouden over de nieuwe filosofie van de Copernicushervorming. De kabinetten zouden worden afgeschaft. Ze zouden in de administratie worden geïntegreerd, maar ik vrees dat men daarbij uit het oog verloor dat dan de wet op het gebruik van de talen in bestuurszaken moet worden nageleefd. Er werd dan maar beslist om het woord `beleidsvoorbereidingscel' te behouden en de kabinetten eruit te lichten zodat die toch eentalig zouden kunnen functioneren.

Waarom plots overschakelen op een andere terminologie? Er is hier ooit een commissie opgericht voor de nieuwe politieke cultuur. Er mochten geen kabinetten meer bestaan. De ministers hebben zeker ondersteuning nodig, maar de regering mag daar niet hypocriet over doen. Ze moeten durven zeggen waar het om gaat.

Men zal misschien moeten terugkomen op de initiatieven die in de vorige regeerperiode gelanceerd werden en die niet haalbaar zijn.

De CD&V zal deze artikelen verwerpen.