3-8 | 3-8 |
De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Na de maximalist, Lionel Vandenberghe, neemt een absolute minimalist het woord.
Dit regeringsontwerp is een van de toppunten van schaamteloosheid en hypocrisie: rode schaamteloosheid en hypocrisie aan de ene kant, Vlaamse hypocrisie en schaamteloosheid aan de andere kant.
Dit ontwerp kan natuurlijk niet los worden gezien van de Francorchampswet. Met deze bijzondere wet en met de Francorchampswet wordt stante pede tegemoetgekomen aan Waalse verzuchtingen, terwijl de Vlaamse verzuchtingen naar een forum, dus naar de Griekse calendæ verwezen worden. Belgischer kan het niet!
De besprekingen in de commissie over de regionalisering van de wapenvergunningen waren ontluisterend én bijzonder verhelderend.
Waarom moet de bevoegdheid voor het verlenen van wapenuitvoervergunningen - en dan nog op een drafje - worden geregionaliseerd? Dat is het eerste punt van hypocrisie. Bij het lezen van de motivering van de regering zak ik van plaatsvervangende schaamte in de grond van schaamte.
Als we de regering en de minister van Buitenlandse Zaken mogen geloven, dan heeft deze regionalisering absoluut niets te maken met de Fabrique nationale te Herstal en evenmin met de nakende perikelen rond de wapenleveringen aan Nepal. De behoefte om de wapenleveringen te regionaliseren motiveert de regering in de toelichting als volgt: "Rekening houdend met de bevoegdheden van de gewestelijke overheden op het economische vlak, op het vlak van tewerkstelling en op het vlak van het afzet- en uitvoerbeleid en de bekommernis van de regering om te komen tot coherente bevoegdheidspakketten, wordt de aangelegenheid inzake de in-, uit- en doorvoer van wapens aan de gewesten overgedragen. Dit moet bijdragen tot de efficiëntie en de coherentie van het beleid in de betrokken domeinen."
Wat een mateloze arrogantie en wat een schaamteloze leugenachtigheid. Ons doen geloven dat de regering en de meerderheid zowaar bekommerd zijn om coherente bevoegdheidspakketten! Wie in het halfrond deze motivering gelooft, mag nu gerust zijn hand opsteken.
Wat denkt de regering in feite wel? Dat de parlementsleden van de oppositie lomperiken zijn, die een link in de evolutie hebben gemist en die alles geloven, ook de grofste onwaarheid? Voor wie neemt deze regering ons? Misschien voor een stel Neanderthalers dat de gedachtegang van de verlichte geesten van de regering en van de meerderheid niet kan volgen?
Nochtans beschikken die Neanderthalers ook over wat hersenen en hebben zij zowaar de capaciteit om een tekst te lezen. In het regeerakkoord lezen we onder de hoofding Een rechtvaardiger wereld dat de Belgische regering een actief vredesbeleid zal voeren. Wat moeten die Neanderthalers van de oppositie daaronder verstaan? "De strikte toepassing van de nieuwe wet inzake wapenleveringen met inbegrip van de bepalingen inzake informatie van het Parlement."
Zelfs een Neanderthaler vraagt zich dus af waarom een nieuwe regering zich voorneemt een wet op de wapenleveringen, van kracht sinds 26 maart 2003, strikt toe te passen om meteen na haar aantreden een ontwerp van wet in te dienen om van die wet af te geraken. Diezelfde Neanderthalers lezen eveneens in datzelfde regeerakkoord dat die verlichte geesten een forum oprichten om in een geest van constructieve samenwerking op een rustige manier, als het ware zoals op een theekransje, de communautaire problemen tussen gemeenschappen en gewesten op te lossen.
De Neanderthalers lezen hierover in het regeerakkoord het volgende: "In dit kader zal het forum onder meer de verkeersveiligheid en het uitreiken van uitvoervergunningen voor wapens behandelen."
Volgens de verlichte geesten van de meerderheid kunnen natuurlijk alleen de Neanderthalers van de Vlaamse oppositie niet begrijpen waarom op bladzijde 53 van het regeerakkoord, in het kader van het forum, de regionalisering van de wapenuitvoer in het vooruitzicht wordt gesteld, terwijl op bladzijde 66 van hetzelfde regeerakkoord de strikte toepassing van de nieuwe wet op de wapenuitvoer wordt beloofd en waarom de regering met dit ontwerp de regionalisering van de wet op de wapenuitvoer nog vóór het reces met de karwats door het parlement wil jagen met de laconieke mededeling dat het hier gaat om coherente bevoegdheidspakketten.
Het is trouwens ver gekomen wanneer een vice eerste minister van dit land in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden op de uiteenzettingen van de oppositie - mevrouw Crombé-Berton kwam als enig lid van de meerderheid gedurende één minuut als een papegaai het regeringsstandpunt herhalen - alleen technische antwoorden verstrekt en voor het overige meedeelt dat alle andere beschouwingen van politieke aard zijn en dat hij daar niet wenst op in te gaan.
Kan men zich dat nog voorstellen? Een vice eerste minister die ons land opnieuw op de wereldkaart heeft geplaatst, die de hele wereld heeft afgereisd om duidelijk te maken hoe de democratie moet worden bedreven, decreteert in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden dat men in de Senaat niet meer aan politiek mag doen. Het zijn natuurlijk alleen Neanderthalers die zoiets niet begrijpen.
Wij zijn natuurlijk geen Neanderthalers, hoewel de regering het zo wil voorstellen, en de publieke opinie ook niet. Hier gaat het om de pure machtswellust van de Franstaligen, die absoluut nog vóór het reces de Waalse belangen verwezenlijkt willen zien, voor de zoveelste keer met de schuldige medeplichtigheid van de Vlaamse meerderheidspartijen, die voor de even zoveelste keer de moed missen om tegenover die eenzijdige Waalse eisen hun Vlaamse belangen te stellen.
Aan de zelfverklaarde pacifisten zeg ik het volgende. Wanneer een wet Wallonië niet zint, wordt die wet aangepast - dat hebben we vanochtend nog gezien - en als dat niet kan, wordt de bevoegdheid geregionaliseerd of overgeheveld. Belgischer kan het echt niet.
Sommigen zijn het al vergeten, maar gelukkig herinnerde senator Vankrunkelsven ons eraan dat in 1991 de regering-Martens viel over de wapenleveringen aan Saoedi-Arabië en dat de heer Moureaux toen dreigde met de institutionele atoombom. De wapenleveringen van FN gingen door. Op 5 maart 1991 kwam er dan een wapenwetgeving waarvan gezegd werd dat ze zeer streng was inzake criteria die gehanteerd moesten worden bij wapenleveringen. Tegelijkertijd werden in de federale regering `éénmansministercomités' opgericht om de wapenleveringen van FN ongestoord te laten doorgaan.
Tot die beruchte 11 juli 2002, datum waarop de leveringen aan Nepal op de agenda van het kernkabinet stonden en de minister van Buitenlandse Zaken, die de hele wereld ons benijdt, met één ruk op de deleteknop van de website van buitenlandse zaken Nepal van een gevaarlijk gebied waar burgeroorlog heerste, omtoverde tot een prille democratie. Het was ook de dag waarop mevrouw Aelvoet niet goed meer wist of ze nu binnen dan wel buiten was op het moment van de waarheid en of ze nu al dan niet aan het telefoneren was. Eén ding was duidelijk, geestelijk was ze in ieder geval afwezig. Het resultaat van dat alles was dat de leveringen aan Nepal gewoon doorgingen, want een prille democratie kan natuurlijk wel wat aanvangen met wapens van FN. Mevrouw Aelvoet stapte uit de regering, Agalev bleef erin en de zelfverklaarde pacifisten van Agalev en SP.A kregen de verzekering dat de wet op de wapenleveringen zou worden aangepast.
Aldus geschiedde. Op 16 januari 2003 keurde de Kamer de nieuwe wet op de wapenuitvoer goed. Ik heb de Handelingen van de Kamer erop nagelezen. Het is werkelijk hilarisch te lezen hoe sommigen de wet als een absolute verstrenging bestempelden, terwijl anderen haar als een verduidelijking of als een versoepeling beschouwden. Eén ding stond evenwel vast: de tweede levering FN-wapens aan Nepal mocht niet in het gedrang komen. Vice-eerste minister Michel verklaarde op 12 december 2002 in de Kamer dat de volgende wapenlevering aan Nepal nog gemakkelijker, normaler en logischer zou verlopen.
Wat schort er dan aan de nieuwe wet van 23 maart 2003? Het antwoord op die vraag is wellicht dat het Waals Gewest, eigenaar van FN, vreest dat er in de federale regering, ondanks de nieuwe wet, problemen zullen rijzen bij de verlenging van de uitvoerlicentie naar Nepal. Als er Waalse belangen op het spel staan, kan de regionalisering niet snel genoeg verlopen en staan de Vlaamse meerderheidspartijen stijf in het gelid om de bevelen van het zuiden van het land op te volgen.
Om de regionalisering goed te praten, stellen we bij de meerderheidspartijen hilarische gedachtekronkels vast. Zo verklaarde mevrouw Gennez van SP.A-Spirit vandaag in De Standaard dat ze er over dit dossier drie meningen op nahoudt: als senator, als voorzitster van Animo en als persoon. Als senator is ze niet tegen de regionalisering gekant, omdat er op die manier een einde komt aan een bepaalde vorm van hypocrisie. Het betreft weliswaar een vorm van hypocrisie die door haar partij in het leven werd geroepen. Als jongerenvoorzitster is ze voorstander van de totale reconversie van de wapenindustrie. Ten slotte verklaart ze dat haar mening als persoon er eigenlijk niets toe doet. Waarschijnlijk moet de A van anders op die manier worden begrepen. We kunnen hier zelfs niet spreken van Dr. Jekyll and Mr. Hyde, want de persoonlijkheid van mevrouw Gennez is niet in twee, maar in drie delen gespleten. Het is jammer dat Jef Valkeniers niet meer in het parlement rondloopt. Als psychiater zou hij aan dit geval een vette kluif hebben.
De heer Hugo Coveliers (VLD). - Ik raad u aan voorzichtig te zijn want vóór u het weet, bent u zelf een vette kluif voor Jef Valkeniers.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Een dubbele persoonlijkheid kan hij misschien nog net aan, maar met een driedubbele persoonlijkheid zoals die van mevrouw Gennez weet zelfs Jef Valkeniers geen weg meer. De enige die dat wellicht zal kunnen, is Geert Hoste in zijn volgende eindejaarsconférence.
Dit is niet ernstig meer. Alle prietpraat die in de commissie en in de plenaire vergadering is verkocht, kan niet langer verdoezelen dat de Vlaamse meerderheidspartijen zich bij de regeringsonderhandelingen hebben laten rollen zoals kleine kinderen. Franstalig België heeft gekregen wat het wou en de rest wordt naar de babbelbox van het forum verwezen. Wie hoopt dat het forum iets meer zal realiseren dan de regionalisering van de verkeersreglementering, zal bedrogen uitkomen. De man die zich drie jaar lang minister-president van de Vlaamse regering noemde, die twee jaar geleden in Kraainem nog pleitte voor de afschaffing van de faciliteiten en die thans na drie jaar op de reservebank eindelijk met de grote jongens van de federale regering mag meespelen, is vandaag al lang vergeten wat hij op 7 januari 2003 in zijn zogenaamde Driekoningennota heeft geschreven.
In die nota van acht bladzijden werd onder meer over coherente bevoegdheidspakketten gesproken. Inzake werkgelegenheid impliceerde dat, volgens de gewezen Vlaamse minister-president, dat alle bevoegdheden verenigd zijn op het deelstatelijke niveau. Inzake mobiliteit zouden de gewesten bevoegd moeten worden voor de spoorinfrastructuur en de regionale exploitatie ervan. De gewesten moeten volgens de nota ook fiscale maatregelen kunnen treffen om een betere ordening van het vervoer te kunnen bewerkstelligen. De bevoegdheid inzake de luchthaven van Zaventem dient eveneens aan Vlaanderen te worden overgedragen. Het gezondheids- en gezinsbeleid zijn volgens de heer Dewael ook dit bij uitstek persoonsgebonden aangelegenheden, die dus tot de bevoegdheid van de gemeenschappen moeten behoren. Het financieel verantwoordelijkheidsbeginsel en het vermijden van consumptiefederalisme vereisen evenwel ook de overdracht van de financieringsbevoegdheid. Daarvoor kan inspiratie worden gezocht bij de voorstellen van de Vlaamse onderzoeksgroep Sociale Zekerheid 2002. Wat de fiscale en financiële verantwoordelijkheid betreft, zei de heer Dewael dat de personenbelasting volledig moet worden overgeheveld en dat de gewesten zouden moeten kunnen delen in de opbrengst van de vennootschapsbelasting.
De Driekoningennota mondde uit in een resolutie die in februari in het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. Die resolutie wordt vandaag zelfs niet naar het forum verwezen. Ze wordt gewoon in de vuilbak gegooid.
Het gaat hier niet om homogene bevoegdheidspakketten, noch om edele principes. Iedereen weet dat. Het gaat hier om het brutaal, arrogant en eenzijdig veilig stellen van de economische belangen van een Waals overheidsbedrijf. Zo ook gaat het bij de wet op de tabaksreclame om het brutaal, arrogant en eenzijdig veilig stellen van de economische belangen van een Waals autocircuit in overheidshanden.
De heer Istasse praatte vanmorgen zijn mond voorbij. Volgens hem moet de Francorchampswet worden goedgekeurd omdat het de wil van de kiezer is. Hij vergat te zeggen dat dit misschien de wil van de Waalse kiezer is, maar dat de Vlaamse kiezer zich daarover helemaal niet uitgesproken heeft. Mentaal zitten de Franstaligen in de Senaat al zo ver dat ze de pretentie hebben om te spreken namens alle Belgische kiezers, wanneer het alleen om Waalse kiezers gaat.
In wezen wordt met de Francorchampswet en deze bijzondere wet duidelijk hoe de verhoudingen tussen de gemeenschappen in dit land liggen. Vandaag wordt opnieuw duidelijk wie hier de baas is. Ten behoeve van de Vlaamse leden van de meerderheid die niet aanwezig waren in de commissie, zeg ik dat dit ook tijdens de commissiebesprekingen zeer duidelijk is gebleken. Bij de bespreking van de CD&V-amendementen trokken de heer Moureaux en de MR duidelijk de grens. Er moet een socle social blijven om de Belgische staat in stand te houden! Voor de PS is socle social een codewoord om te zeggen dat over een aantal zaken niet mag worden gepraat. Tot spijt van wie het benijdt, mijnheer Lionel Vandenberghe, zal daarover dan ook niet worden gepraat in het forum. De stilte bij de Vlaamse meerderheidspartijen was oorverdovend. Aan Vlaamse kant zijn er nu eenmaal geen staatsmannen te vinden die het voortbestaan van België laten afhangen van het realiseren van hun verzuchtingen.
Die staatslui vindt men wel aan de andere kant van de taalgrens.
De contouren zijn dus getrokken. De toon is gezet. We weten nu al waarover wel en waarover niet in dat forum zal en mag gesproken worden. Vroeger was het: zwijg en vecht. Nu is het: zwijg en betaal.
De heer Lionel Vandenberghe, die maximalist, zei bij de bespreking van de regeringsverklaring pathetisch dat het non van de Franstaligen vervangen is door een bereidheid om een gesprek aan te gaan zonder taboes. Hij heeft al lik op stuk gekregen in de commissie vorige week, waar het non van heel politiek Wallonië opnieuw weerklonk. Het non is meer dan ooit terug. Als dat de stap-voor-stap-theorie is, dan is in de Belgische context de eerste stap een stap vooruit in de behartiging van de Waalse belangen en de tweede stap, zoals in de processie van Echternach, een stap achteruit voor de Vlaamse verzuchtingen.
In 1999 heeft de heer Verhofstadt zijn premierschap afgekocht met de 2,4 miljard die hij in het geheim aan de Franstalige onderhandelaars beloofde. Deze keer was het niet anders. Hij heeft zijn premierschap afgekocht met de belofte dat deze twee dossiers, de Francorchampswet en de regionalisering van de wapenexport, vóór het reces door de strot van het Parlement zouden worden geduwd.
Vandaag wordt het pacifistische geweten geregionaliseerd en het regionalistische geweten verwezen naar een viersterrendiepvrieskast. Dit spektakel doet me denken aan de advertenties die naar aanleiding van de voorbije koningsfeesten in de kranten verschenen: "Is dit Belgisch? C'est du belge". Dit is inderdaad typisch Belgisch. Mijnheer Vandenberghe, mijnheer Vankrunkelsven, mevrouw Van de Casteele, gooi de Vlaamse belangen maar te grabbel. Gooi alle wapens die u eventueel had om nog een en ander uit de brand te slepen, in de vuilnisbak. Druk gerust op het groene knopje. Een moment van schaamte is vlug voorbij.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Waarom moet dit ontwerp van bijzondere wet zo dringend worden goedgekeurd? Waarom moeten de vergunningen voor wapenuitvoer zo dringend worden geregionaliseerd?
Ik zie een viertal mogelijkheden. Misschien ligt een communautaire logica aan de basis van dit ontwerp en kadert het in een evolutie van regionalisering. Uit de memorie van toelichting en uitspraken van verschillende regeringsleden blijkt dat de bezorgdheid om een efficiënt en goed bestuur en een betere verdeling van de bevoegdheden aan de basis van dit ontwerp liggen. Onder andere de heer Lionel Vandenberghe heeft zich op die logica beroepen om dit ontwerp te kunnen steunen.
De minister heeft er zelf op gewezen dat deze regionalisering aansluit bij de regionalisering van het werkgelegenheidsbeleid, buitenlandse handel enzovoort. Dat kunnen de leden van de meerderheid zelf toch niet geloven. Mocht die logica worden gevolgd, dan zou ook over andere pakketten worden gepraat. In de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft collega Van den Brande de zaak in die zin proberen open te trekken, maar onze amendementen werden ofwel onontvankelijk verklaard ofwel weggestemd. De paarse meerderheid verwijst het debat over de communautaire problemen naar een forum dat op latere datum zal bijeenkomen. Dit dossier heeft bijgevolg niets te maken met een communautaire logica.
Misschien ligt de vredeslogica aan de basis van dit dossier. Hoe zal de minister van Buitenlandse Zaken erin slagen een coherent en slagkrachtiger beleid inzake conflictpreventie uit te bouwen als een permanent bevoegdheidsconflict met de gewesten dreigt te ontstaan over de uitvoer van wapens? Het gevaar is aanwezig dat de gewesten een exportlicentie geven voor de uitvoer van wapens naar een land of een regio, die tegelijkertijd centraal staan in het beleid van de vice-eerste minister inzake conflictpreventie. Er wordt met andere woorden een bevoegdheidsconflict geïnstitutionaliseerd.
Hoe zal minister Michel erin slagen zijn beleid tegen de proliferatie van lichte wapens op geloofwaardige wijze voort te zetten? De voorbije jaren werden onder impuls van CD&V heel wat stappen gedaan in de strijd tegen de proliferatie van lichte wapens. Ik verwijs in dit verband naar de internationale conferentie van de Verenigde Naties van 2001 en het daaruit voortvloeiende actieplan, naar de EU-code en naar de Belgische wet van 2003 die die gedragscode incorporeert en afdwingbaar maakt. Hoe kan de proliferatie van lichte wapens worden tegengegaan als de gewesten exportvergunningen kunnen uitreiken zonder dat de federale regering zich daartegen kan verzetten?
Op de valreep werd de verwijzing naar de Europese code gered. In de commissie werd, weliswaar na een lang debat, het amendement van CDH aanvaard dat de naleving van de gedragscode van de Europese Unie oplegt. Dat is een belangrijke ethisch-principiële overwinning, maar de vraag blijft hoe dat in de praktijk moet worden gebracht en het is natuurlijk ook geen oplossing voor het bevoegdheidsconflict en de uitholling van het conflictpreventiebeleid.
Ik vraag me ook af of het ontwerp geschreven is vanuit een economische logica. Wordt met de regionalisering van de exportlicenties voor wapens de voorrang gegeven aan de economie boven de ethiek? Wellicht wel, al was het maar door het resultaat dat men bereikt. Zoals ik daarnet al zei, wordt het de facto zeer moeilijk aan conflictpreventie te doen wanneer het beleid ter zake botst met het uitvoerbeleid van de regio's, vermits er geen mechanismen zijn om het ene op het andere af te stemmen.
Terecht citeert Eric Donckier in Het Belang van Limburg minister-president Jean-Claude Van Cauwenberghe die zegt dat de licenties niet mogen ingaan tegen de buitenlandse belangen van België, niet onverenigbaar mogen zijn met onze buitenlandse verplichtingen, de mensenrechten niet mogen schenden, geen burgeroorlogen mogen bevorderen of het internationaal terrorisme niet mogen aanmoedigen. Dat is - nog steeds volgens Van Cauwenberghe - trouwens de reden waarom tijdens de vorige legislatuur de bevoegdheid om te oordelen over de politieke opportuniteit van bepaalde licenties werd toevertrouwd aan de man die in principe daarvoor het best geplaatst is, de minister van Buitenlandse Zaken, Louis Michel. Als er zo'n grote consensus bestaat over het feit dat de minister hiervoor zo goed geplaatst is, dan is de vraag natuurlijk waarom dan vandaag met spoed, nog vóór het zomerreces, aan die ideale situatie moet worden gesleuteld.
De toekomst zal uitwijzen hoe de regio's economie en ethiek tegen elkaar zullen afwegen. Het zal in elk geval moeilijk zijn, want, zoals een Franstalige overkoepelende vredesorganisatie opmerkte, aan Waalse kant is de regering tegelijk rechter en partij. Maar ook aan Vlaamse zijde kan het wel eens moeilijk worden. Ook daar kan de overheid economische belangen hebben bij wapenproductie of -uitvoer. We zullen dus uitkijken naar het beleid van de regio's, maar het zal niet meer het federale probleem zijn.
Dat brengt me meteen bij mijn laatste opmerking. Zou het kunnen dat de regionalisering van de wet op de wapenuitvoer er komt vanuit een zuiver paarse politieke logica? Bepaalde elementen wijzen inderdaad in die richting. Ten eerste is er de kalender. Is het toeval dat we het dossier nu behandelen met de noodzakelijke vernieuwing van de uitvoerlicentie voor Nepal in het directe verschiet? Ten tweede is er een toevallige timing. We vernemen uit de pers dat aan het hoofd van de Delcrederedienst een benoeming nakend is van een topman van de PS, de heer Windelincx, ten koste van de best gerangschikte kandidaat. Ten derde heeft de minister van Buitenlandse Zaken er zelf in de commissie uitgebreid op gewezen dat een van de belangrijkste motieven voor de regionalisering de grote consensus in de regering is. Waarom? Omdat de regering niet langer geconfronteerd wil worden met de vraag of een bepaalde uitvoer al dan niet ethisch is. Er bestaat dus een grote consensus over de regionalisering van het geweten. De vredesproblematiek moet niet langer federaal worden behandeld, maar wordt door de minister `zeer moedig' naar de regionale autoriteiten doorgeschoven.
Het is niet juist, zoals collega Mahoux zegt, dat we de regio's onbekwaam achten om even ethisch te handelen als het federale niveau. Wij voeren zeker geen intentieproces tegen de regio's. Als de wapenuitvoer wordt geregionaliseerd, zal de toekomst uitwijzen hoe ethisch het beleid van de regio's zal zijn. Wat we wel aanklagen is de houding van de federale regering die in naam van het pacifisme gewetensproblemen afschuift naar de regio's. Dat is de gemakkelijkste manier om te besturen: problemen exporteren om zelf geen verantwoordelijkheid te moeten opnemen.
Ik ga even in op de uitspraak van SP.A- voorzitter Stevaert in een interview vorig weekend. Hij noemde de lichte wapens van FN pijlen en bogen. Kan de minister mij zeggen of binnen de meerderheid een consensus bestaat over de vraag of het inderdaad om pijlen en bogen gaat?
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Het gaat om een plastische uitdrukking voor de FN-wapens. Dat zijn maar pijlen en bogen in vergelijking met het hoogtechnologisch materieel dat in Vlaanderen wordt geproduceerd.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik wil een korte toelichting geven bij de problematiek van de lichte wapens. De proliferatie van kleine wapens is een van de grootste bedreigingen van de menselijke veiligheid. De cijfers spreken voor zich. Wereldwijd zijn naar schatting niet minder dan 500 miljoen kleine wapens in omloop. In het merendeel van de circa 50 conflicten in de wereld sinds 1990 waren kleine wapens de enige wapens die werden gebruikt. Als dat pijlen en bogen zijn, begrijp ik het niet meer. Hoewel kleine wapens niet kunnen worden aangemerkt als de oorzaak van geweld...
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Mevrouw de Bethune, u woont toch in de buurt van Kortrijk en Barco?
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik gebruik de cijfers van de internationale organisaties. Kindsoldaten, burgers die worden uitgemoord en miljoenen doden waren meestal het slachtoffer van de zogenaamde pijlen en bogen die de SP.A zo kleurrijk omschrijft. We moeten de problematiek van de lichte wapens ernstig nemen. Het is gemakkelijk om voor het grote publiek dat de problematiek niet kent, de lichte wapens te bagatelliseren. Dat nemen wij niet. We willen de juiste klemtonen in het debat leggen.
Tot slot van mijn kritiek stel ik dat het regeerakkoord vandaag reeds achterhaald is. Ik verwijs naar punt 7, bladzijde 81: "De Belgische regering zal een actief vredesbeleid voeren: de strikte toepassing van de nieuwe wet inzake de wapenleveringen, met inbegrip van de bepaling inzake informatie van het Parlement; de regering zal ijveren voor een wereldwijd verbod op landmijnen, alsook op lichte wapens die makkelijk hanteerbaar zijn door kindsoldaten." Mijnheer de minister, de klemtonen liggen juist, maar het ontwerp dat u vandaag verdedigt gaat die prioriteit van de regering grotendeels uithollen.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - De prioriteit van de regering wordt niet gewijzigd door dit wetsontwerp.
Er worden hier schijnheilige standpunten verdedigd. De wapenhandel was in feite al geregionaliseerd. Het was duidelijk dat ik in feite bevoegd was voor de Waalse vergunningen en een Vlaamse minister voor de Vlaamse vergunningen. CD&V wil doen geloven dat dit ontwerp een revolutie is. Het is geen revolutie, het maakt de zaken enkel duidelijker en coherent! Natuurlijk is CD&V ontgoocheld, want ze verliezen een gelegenheid om de federale regering regelmatig te treiteren.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Mijnheer de minister, u doet de oppositie te veel eer aan door uw regeringswerk af te stemmen op ons weerwerk in het parlement.
Nu wordt inderdaad de federale rem op het verlenen van een aantal uitvoerlicenties weggenomen.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Si vous étiez tellement attachés à la cohérence de la politique extérieure du pays sur cette question ainsi qu'à l'unicité éthique, vous n'auriez pas modifié la loi comme vous l'avez fait et il n'y aurait pas plusieurs ministres compétents pour cette matière.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Wij pleiten voor een confederale staat met een logische bevoegdheidsverdeling, maar nu bouwt de regering een bevoegdheidsconflict in tussen de gewestelijke en de federale overheid.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Er is ook nog de Europese gedragscode en de internationale akkoorden. U weet dat verdomd goed.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De discussie begint vandaag, maar zal nog maanden duren...
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Eigenlijk laat u zich zeer misprijzend uit over de regio's!
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Als u mijn betoog aandachtig had gevolgd, dan zou u weten dat ik dat niet heb gedaan.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - U moet intellectueel eerlijk blijven.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Mijnheer de minister, als u van oordeel bent dat deze materie in feite al geregionaliseerd was...
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Natuurlijk was ze dat al.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Waarom hebt u die materie dan vorig jaar op de agenda van de ministerraad geplaatst? Louter en alleen om Agalev te plagen? Een verfoeilijke manier van politiek bedrijven, als u het mij vraagt.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Mijnheer Caluwé, u verwijt uw eigen fouten aan de anderen.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Mijnheer de minister, uw houding getuigt van machiavellisme. U hebt een selectief geweten.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Zoals iedereen merkt, kan het debat nog lang worden gevoerd. Gezien het bevoegdheidsconflict en gezien onze interesse voor een preventiebeleid inzake geweldbestrijding, vrees ik dat wij meermaals op dit thema zullen moeten terugkomen.
Vandaag doen wij al drie voorstellen in de richting van een vredesbeleid.
De CD&V-fractie zal tegen dit ontwerp stemmen om al de redenen die mijn collega's van de fractie al hebben aangehaald of nog zullen aanhalen. Wij hebben in ieder geval amendementen ingediend die ertoe strekken elk eventueel bevoegdheidsconflict tussen het federale en het regionale niveau op te lossen. Als zo'n conflict mocht ontstaan en dat zal ontstaan, moet in een aangepaste procedure worden voorzien. Wij hebben daaraan gedacht en hebben daarom een reeks amendementen ingediend. Nu bestaat er een vacuüm, omdat de regering in niets heeft voorzien. We zullen zien wie in de loop van volgende maanden gelijk zal krijgen. Wij nodigen de Senaat uit om onze amendementen terzake aan te nemen.
Ten slotte zullen wij ook twee voorstellen indienen. Toen wij ze bij wijze van amendement in de commissie hadden ingediend, werden ze onontvankelijk verklaard.
Wij stellen voor om na artikel 4 van de Grondwet een nieuw artikel in te lassen dat voorziet in een actief vredesbeleid, in conflictpreventie en in een mensenrechtentoets op de wapenhandel. Op die manier zal het duidelijk worden dat het vredesbeleid een hoofdprioriteit is van het buitenlands beleid van ons land. We zullen ons zelf de middelen moeten geven via een bestendige beleidsopdracht naar alle beleidsniveaus toe.
Een ander initiatief dat ik kort wil aanraken en dat wij in de loop van volgende maanden hopelijk ook grondig zullen bespreken, is de heffing van een vredesdividend op elke in-, uit- of doorvoer van wapens. Die belasting kan dan een vredesfonds stijven zodat we over meer middelen voor conflictpreventie kunnen beschikken.
Mijn argumenten daarvoor zal ik later ontwikkelen.
CD&V wil constructief meedenken rond alles wat met vredesbeleid en conflictpreventie te maken heeft. Wij hebben daarover ideeën en staan ook open voor de ideeën van anderen.
Mijnheer de minister, het ontwerp waarover vandaag wordt gestemd, kan ons helemaal niet inspireren en staat lijnrecht tegenover uw eigen prioriteiten.
M. Michel Guilbert (ECOLO). - Je voudrais tout d'abord exprimer notre surprise de voir aujourd'hui arriver ce projet, qui nous est proposé un peu à l'emporte-pièce et visiblement sans grande réflexion, alors que le gouvernement entendait précisément dans sa déclaration gouvernementale mener une réflexion approfondie sur la question puisqu'il nous avait annoncé un forum consacré, notamment, à cette question.
Ce projet de régionalisation de l'importation, de l'exportation et du transit des armes et des munitions paraît anachronique à l'heure où l'Union européenne tente d'harmoniser les politiques en la matière. Tout en participant au COARM, ce comité qui, au sein du Conseil européen, travaille à l'harmonisation de la politique d'exportation entre les Quinze, la Belgique entend donc travailler en sens inverse, puisqu'il pourrait désormais y avoir non plus une mais trois politiques en la matière dans notre pays. On morcelle une compétence dont la dimension internationale est importante, sans que soit mis en place un quelconque espace de concertation et de coordination entre nos régions et entre nos régions et le niveau fédéral. Le gouvernement fédéral continuera-t-il à représenter la Belgique au COARM ? Si tel est le cas, il faudra forcément organiser une concertation avec les Régions. Si tel n'est pas le cas, verra-t-on chaque Région assurer la représentation à tour de rôle, au risque d'avoir des points de vue différents qui s'expriment ? Nous pensons que c'est au niveau européen que le débat doit avoir lieu, non seulement sur les exportations et les importations, mais aussi sur la production. Nous avons d'ailleurs déjà eu l'occasion de développer nos propositions à propos de la création d'un pôle européen de production d'armes légères de défense. Si nous pouvons être d'accord avec l'objectif de la loi de contribuer à une plus grande efficacité et cohérence de la politique en matière économique, de politique des débouchés d'exportation et d'emploi, nous ne pouvons cependant qu'être inquiets quant au risque de perte de cohérence de notre politique étrangère. Jusqu'à présent, en Belgique, comme dans tous les autres pays, l'exportation d'armes est considérée comme un acte de politique extérieure. Le rôle est donc logiquement confié au ministre des Affaires étrangères. Dans la loi votée en mars dernier, parmi les critères de refus de licence, figurent les cas où l'exportation contreviendrait aux intérêts extérieurs de la Belgique. Le projet qui nous est présenté veut donc mettre en cohérence l'octroi des licences avec les politiques économiques régionales. Nous comprenons difficilement comment il pourrait en même temps rencontrer la cohérence avec les intérêts extérieurs de la Belgique, en tout cas de manière automatique. On risque d'arriver à une diversité d'appréciation des critères d'une région à une autre et on pourrait très bien aboutir un jour à ce que le gouvernement fédéral prenne une position, par rapport à un pays en situation de prévention de conflit par exemple, et qu'une région mène en matière d'exportations d'armes une politique diamétralement opposée. Dans son avis, le Conseil d'État a d'ailleurs suggéré que soit prévu un mécanisme qui garantisse la défense des intérêts de la Belgique. En commission, le ministre a balayé toutes ces remarques. M. Moureaux a abondé dans son sens en estimant que régionaliser c'est régionaliser, que chaque région sera totalement autonome et que le fédéral ne peut conserver un oeil sur ces matières comme pour toutes les autres matières régionalisées. C'est oublier que les armes ne sont pas des produits comme les autres et que, par ailleurs, les entités fédérées pourraient, un jour ou l'autre, adopter des positions contradictoires. En ce qui nous concerne, nous continuons à penser qu'un mécanisme de coordination entre les régions et avec le ministre des Affaires étrangères s'impose.
Reste la question des règles éthiques. La loi de 1991 a été sensiblement améliorée en mars dernier - les écologistes y ont largement contribué - grâce à l'intégration du code de conduite européen en matière d'armes, qui est ainsi devenu contraignant, ce qui constitue une première en Europe, et qu'y ont été ajouté d'autres critères et d'autres balises en matière d'exportations d'armes, tels l'interdiction de vente à des armées qui emploient des enfants-soldats, le soutien à des régimes dont le caractère démocratique est menacé ou encore le rapport bisannuel présenté devant le parlement. Cette loi sera transférée aux Régions et nous n'avons pas de raison de croire qu'elles la « détricoteront » et qu'elles seront moins soucieuses d'éthique que le gouvernement fédéral. Nous nous réjouissons évidemment que la nécessité du respect des critères définis par le code de conduite de l'Union européenne soit intégrée dans le texte. Nous pensons cependant que la responsabilité de ce secteur devrait être attribuée au ministre régional en charge des Relations extérieures et non à celui qui gère l'Économie, de manière à éviter les confusions d'intérêts. Bref, si le gouvernement avait eu la délicatesse de traiter ce projet autrement qu'à la hussarde, s'il nous avait présenté un mécanisme - un système de sonnette d'alarme, un espace de concertation à créer ou que sais-je - qui aurait permis d'assurer la cohérence de la politique extérieure de la Belgique, je crois que nous aurions peut-être pu le soutenir.
Cela dit, nous faisons confiance aux Régions pour respecter les critères éthiques fixés par le Fédéral. Nous serons d'ailleurs très attentifs à ce qu'elles ne laissent planer aucune ambiguïté quant à leurs intentions en la matière. J'y veillerai personnellement, en tant qu'élu régional.
Pour toutes ces raisons, nous nous abstiendrons.
Je terminerai par une réflexion. Monsieur le vice-premier ministre, si vous continuez, à ce rythme, à régionaliser toutes les matières qui risquent de créer des tensions au sein du gouvernement fédéral, je ne suis pas sûr que celui-ci aura encore la moindre compétence à gérer avant la fin de cette législature débutante.
M. Philippe Mahoux (PS). - Je voudrais émettre une remarque quant à la conception que vous avez du principe de subsidiarité.
Dans le problème qui nous occupe, vous considérez que la compétence régionale génère un risque pour la cohérence...
M. Michel Guilbert (ECOLO). - ... en l'absence d'un espace de concertation.
M. Philippe Mahoux (PS). - Prenons un autre domaine, celui de l'environnement qui fait lui aussi l'objet de directives européennes. On sait qu'en ce qui concerne Kyoto, des compétences fédérales doivent cohabiter avec des initiatives régionales. Et on n'y voit pas d'incohérence...
Selon moi, la plus grande cohérence est atteinte lorsque l'on considère que la subsidiarité revient à prendre la décision à l'endroit le plus indiqué et le plus efficace par rapport aux objectifs poursuivis. Ainsi, par rapport aux directives et aux principes européens, aux responsabilités de l'État fédéral et à celles des Régions, les compétences seront réparties.
M. Michel Guilbert (ECOLO). - Je ne dis pas que par principe ou en théorie, le fait de régionaliser la matière créera l'incohérence, mais nous regrettons l'absence de structure qui permette d'assurer cette cohérence.
Pour certains pays, il n'y aura aucun problème par rapport à la décision de vendre ou non. Par contre, dans d'autres États, les appréciations divergeront. Dès lors, quelle structure de coordination met-on en place ?
On peut évidemment espérer que les Régions le fassent automatiquement et prennent contact avec le ministre des Affaires étrangères pour connaître sa position. Mais rien n'est fait formellement pour mettre en place une structure de coordination et nous le regrettons.
Mme Isabelle Durant (ECOLO). - Je voudrais relayer les préoccupations de mon collègue et relever l'exemple de Kyoto soulevé par M. Mahoux. Une concertation est prévue pour arriver à l'objectif fixé, objectif sur lequel les trois Régions devront s'entendre, chacune selon leurs spécificités.
Je voulais moi aussi soulever la difficulté que peuvent représenter, non pas des politiques régionales, mais des politiques régionales non concertées, faute d'espace prévu pour ce faire.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Permettez-moi d'intervenir sur ce point, ce qui me permettra également de rassurer M. Brotcorne qui a fort opportunément évoqué la nécessaire disponibilité de mon département pour procurer aux Régions, sur leur demande, les rapports, les fiches des pays, etc. Les postes sont évidemment aussi à la disposition des Régions pour accomplir ce travail. Je comprends votre souci et c'est pourquoi je tiens à réaffirmer notre disponibilité pour documenter parfaitement les Régions.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik zal van in de eerste zin duidelijk zijn. Ik vind de regionalisering van de wapenexporten om diverse redenen geen goede zaak.
Eerst en vooral hoort deze bevoegdheid thuis in een federaal buitenlands beleid. Bovendien is het buitenlands beleid dat België de voorbije vier jaar gevoerd heeft en in de toekomst ook nog zal voeren - en niet alleen door de Groenen, maar ook door minister Michel gedragen - een beleid waarin de conflictpreventie zeer belangrijk is. Ik vraag me echter af hoe een federaal conflictpreventiebeleid optimaal kan worden uitgewerkt als de wapenexporten een regionale bevoegdheid worden. Ik heb de indruk dat België met deze beslissing een stap achteruit gaat. We moeten op dit ogenblik niet regionaal, maar Europees denken, zeker wanneer het gaat over defensie, conflictpreventie, humanitaire hulp en wapens. De nieuwe wapenwet die in maart jongstleden is goedgekeurd en tot stand kwam naar aanleiding van meerdere wapenexportproblemen tijdens de vorige regeerperiode - wie kan er beter over praten dan ik als groene - zorgt ervoor dat de Europese regelgeving geïntegreerd wordt. De wapenwet legt ook sterk de nadruk op de ethische aspecten die een rol spelen bij het al dan niet uitvoeren van wapentuig naar een bepaald land. Het federale parlement kan twee keer per jaar controleren of de uitvoer conform de wapenwet gebeurde, maar met de voorgestelde regionalisering zullen de federale parlementsleden deze taak niet langer kunnen uitvoeren omdat de regionale collega's die taak zullen overnemen. Wie kan er mij van overtuigen dat deze collega's niet net iets te dicht bij de wapenindustrie staan om de economische belangen te laten primeren op de ethische belangen?
Het voorstel tot regionalisering kwam erg vlug tot stand. Bovendien is het geen goede zaak dat deze regeling net vóór de vakantie door het parlement wordt gejaagd, zonder enig overleg met de regio's die hier nog niet klaar voor zijn. Dat geeft veel te denken. Ik geef toe dat de wapenuitvoer de vorige vier jaren heel wat wrijvingen tussen de coalitiepartners veroorzaakte en dat zou de volgende regeerperiode wellicht niet anders worden. De problemen uit de weg gaan door de rotte appel in de mand van de regionale regeringen te leggen, is echter een gemakkelijkheidsoplossing die een fundamentele pacifistische regeling in de weg staat. Het probleem wordt immers slechts verlegd, niet opgelost. Als de wet dan toch wordt goedgekeurd, als mijn stem dan toch niet kan doorwegen, hoop ik alleen maar dat er ook deze keer een uitstel van maanden mee geprogrammeerd is om een goed overleg in Vlaanderen en Wallonië te organiseren zodat die zich kunnen klaarmaken voor deze zware taak.
Ik kom dan bij de kern van het probleem. Ik ben het met mevrouw Gennez eens wanneer ze zegt dat er problemen zullen zijn zolang België wapens fabriceert. Midden in een economische crisis pleiten voor de herstructurering van de wapenindustrie zou echter wel erg ver gaan. We kunnen er als pacifist, samen met de vredesbewegingen alleen maar van blijven dromen, maar we zullen dat niet in stilte doen.
M. Philippe Moureaux (PS). - Je crois que vous commettez une très grave erreur.
Si nous votons ce projet, vu l'amendement que nous avons approuvé, les critères du code européen, les plus importants sur le plan éthique, seront désormais gelés à la majorité spéciale. Dans le cas contraire, ils pourront toujours être modifiées à la majorité simple du Parlement.
On peut donc penser raisonnablement que le vote du projet amendé renforcera une série de garanties. Comme l'a rappelé M. Brotcorne - ce qui est important par rapport aux difficultés que nous avons connues - la Cour d'arbitrage, institution qui, en un certain sens, même si ce n'est pas à 100%, est tout de même au-dessus de certains de nos débats et, en tout cas, de nos débats politiciens, interviendra éventuellement en cas de non-respect de ces règles.
Ma conviction est que l'excellent travail réalisé en commission permettra de voter une loi visant à l'apaisement, qui évitera des conflits inutiles et qui, grâce à l'amendement ajouté, garantira plus fortement les critères de respect prévus dans la loi nationale.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik ben het ermee eens dat het amendement de tekst verbetert, maar ik vraag me af waarom deze materie wordt geregionaliseerd als er dan toch geen verschil is met het handhaven van de bevoegdheid op federaal niveau? Waarom moet dit wetsontwerp dan nog snel vóór het reces door het parlement worden gejaagd?
M. Philippe Moureaux (PS). - Pour la raison que vous avez indiquée vous-même, à savoir que l'interprétation de ces textes donnait lieu régulièrement à des querelles oiseuses qui, finalement, n'avaient pas grand-chose à voir avec le fond du problème.
Si nous pouvons éviter ces vaines querelles et avoir, malgré tout, toutes les garanties sur le plan éthique, nous aurons fait un pas vers l'apaisement.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Alle problemen zullen alleszins niet zijn opgelost. Als ik het systeem goed begrijp, blijft de Delcrederedienst federaal. De regering zal erop moeten toezien dat er geen verzekeringen worden toegestaan voor uitvoercontracten die ethisch niet verantwoord zijn. Ook de parlementsleden moeten daarover waken.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - La compétence du Ducroire est de juger strictement le risque économique.
Nous n'avons pas à modifier cette compétence du Ducroire qui, clairement, assure ledit risque économique. Cela n'a rien à voir avec ce que vous dites.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik hoop dat de ministers hun vertegenwoordigers in de raad van bestuur van de Delcrederedienst zullen opdragen niet louter economisch te denken.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Mon représentant y occupe strictement un poste d'observateur et n'a pas le droit de vote. C'est la loi.
De heer Hugo Coveliers (VLD). - Als de interpretatie van de vorige spreekster over de Delcrederedienst zou kloppen, dan hadden we niet te maken met een gouvernement des juges, maar met een gouvernement des fonctionnaires. De Delcrederedienst kan enkel oordelen over het verzekeringstechnische aspect van een dossier. Hij gaat na in hoeverre een contract verzekerbaar is, maar oordeelt niet over de opportuniteit ervan. Ik zal het straks overigens hebben over de manier waarop mevrouw De Roeck in dit huis is terechtgekomen.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Als over de uitvoerlicenties voor wapens op federaal niveau wordt beslist, is het logisch dat het contract wordt beoordeeld door een ander federaal orgaan, namelijk de Delcrederedienst. Als de bevoegdheid voor het toekennen van uitvoerlicenties wordt geregionaliseerd, maar het contract wordt verzekerd door een federaal orgaan, moeten we afwachten hoe de Delcrederedienst zich inzake de inschatting van het economisch risico zal gedragen bij een bevoegdheidsconflict tussen het conflictpreventiebeleid en de uitvoerlicenties. Dit voorbeeld toont aan dat het onderhavige wetsontwerp tot complexe toestanden kan leiden en onethische gevolgen kan hebben.
De heer Hugo Coveliers (VLD). - Mevrouw de Bethune, die stelling zou relevant kunnen zijn als we in België een hiërarchie van de normen kenden. Dat is, mede dank zij uw voorgangers, gelukkig niet het geval. In ons land worden belangenconflicten in een overlegcomité geregeld en worden bevoegdheidsconflicten door het Arbitragehof opgelost. Het is daarom essentieel dat er geen hiërarchie in de normen bestaat. Dat betekent dat er een duidelijk onderscheid is tussen de bevoegdheid om een exportlicentie uit te reiken, wat na de goedkeuring van deze wet onder de bevoegdheid van de gewesten valt, en de bevoegdheid om de kredietwaardigheid na te gaan van de persoon met wie het contract wordt gesloten. Bij een verzekering komt het erop neer dat het risico op een actuariële manier wordt gecalculeerd. Dat gebeurt bij alle verzekeringen, zowel levensverzekeringen als ongevallen- en sportverzekeringen. De Delcrederedienst heeft als enige taak en als enig recht de kredietwaardigheid van de contractant te onderzoeken. Hij heeft niet het recht zich uit te spreken over de opportuniteit van het contract.
Het verbaast mij dat een bevoegdheidsoverdracht, een vergroting van de bevoegdheid van de regio's, bij zogenaamde regionalisten voor onverwachte reacties zorgt. Zo had ik verwacht dat het Vlaams Blok het wetsontwerp zou toejuichen vanuit het principe `Eigen wapen eerst'. Dat is niet het geval. Thans wordt beweerd dat de ethische waarde van een beslissing van de federale ministerraad groter is dan die van een beslissing van de regionale ministerraad.
Aan mevrouw de Bethune zeg ik dat het hier inderdaad gaat om conflictpreventie, om het voorkomen van een conflict binnen de federale staat. Als er wapens worden geleverd door Vlaanderen en Wallonië, of zelfs door Brussel, en als er een discussie bestaat over het ethische van het verkopen van wapens, dan kunnen de gewesten beter zelf het beleid terzake bepalen.
Wat is trouwens ethisch belangrijker? Dat we wapens fabriceren en ze nadien verkopen? Of dat we tegen een door communistische groepen of fundamentalistische islamieten geterroriseerde bevolking zeggen dat we ze eerst laten uitroeien en nadien ontwikkelingshulp zullen sturen? We kunnen ook preventief optreden en zorgen dat de andere groepen ook worden bewapend. Dan is er een kans dat het conflict via conflictpreventie kan worden opgelost. Wanneer één partij veel zwakker is dan de andere, wordt ze van de kaart geveegd. Dat is het grote probleem bij vele conflicten. Dat blijkt uit alle genocideverhalen.
Deze wet is dus een ethisch hoogstaande wet. Ze dwingt de gewesten zelf de ethiek tegenover de eigen bevolking te bepalen. We zullen, bijvoorbeeld, zien wat men in Vlaanderen denkt over de uitvoer van de double use-apparatuur.
Van zodra er sprake is van bevoegdheidsoverdrachten, wordt er van alles bijgesleurd. Dat is normaal. Ik kan akkoord gaan met een heleboel CD&V-amendementen, maar ze horen niet thuis in deze specifieke tekst. Ze kunnen wel naar voren worden gebracht in het forum.
Ik geloof dus niet in degenen die schermen met de ethische waarden. Ethiek betekent humanisering en daarvan is geen sprake meer wanneer men wordt doodgeschoten.
De stelling die zegt dat we wapens mogen produceren, maar niet verkopen, is trouwens hypocriet. Moeten we ze dan onder de kerstboom leggen? Wie wapens verkoopt, moet wel verantwoorden aan wie hij ze verkoopt.
Ik betreur dat een lid van de meerderheid - hier bedekt, maar openlijker voor de media - heeft gezegd dat zij tegen deze wet zal stemmen. Ik vind dit onaanvaardbaar. Wanneer er op dit ogenblik geen groenen in het Parlement zitten, is dat omdat de kiezer dat heeft gewild en gedurende vier jaar de groenen bezig heeft gezien en heeft gezegd: van die groene boer geen eieren. Wanneer de groenen op die manier afgewezen zijn, kunnen ze niet via een achterpoortje tegen de meerderheid zeggen dat deze wet niet kan.
Het is het een of het ander. Ofwel houdt ze zich aan de afspraak van de groep waartoe ze behoort, om een project te realiseren. Binnen alle fracties zijn er mensen die kritiek hebben op bepaalde aspecten van dit akkoord. Ofwel houdt ze zich niet aan die afspraak, maar dan moet ze ook tolereren dat anderen, rechtstreeks gekozenen, voor andere onderwerpen weigeren mee op te stappen. De afspraken die zij gemaakt heeft, interesseren me helemaal niet. Ik heb ook afspraken gemaakt die evenmin worden nageleefd.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Mijnheer Coveliers kent blijkbaar niet goed het verschil tussen iemand die gecoöpteerd is, en iemand die naar een andere fractie is overgestapt. Ik vind niet dat hij zich moet uitspreken over het stemgedrag van een senator. Hij is mijn schoonvader niet.
De heer Hugo Coveliers (VLD). - Overeenkomstig artikel 58 van de Grondwet mag ik hier zeggen wat ik wil. Alleen als ik het vorstenhuis aanval, zal de voorzitter me zonder twijfel tot de orde roepen.
Afgewezen worden brengt bitterheid en woede met zich mee. (Mevrouw De Roeck protesteert.) Ik weet er alles van, maar ik draag de consequenties daarvan. Ik wil niet via een achterpoortje binnengeraken. Ofwel zegt mevrouw De Roeck dat ze behoort tot een fractie en dan moet ze haar ideeën in die fractie onderbrengen. Ze mag echter niet profiteren van de macht van een groep om, als het erop aankomt, niet mee te stemmen. (Uitroepen en applaus bij de VLD)
De heer Jacques Timmermans (SP.A-SPIRIT). - Ik nodig de heer Coveliers uit voor de eigen deur te vegen. Wij worden nog altijd niet geteisterd door overlopers. Wij maken concrete afspraken over duidelijke programmapunten met degenen waarmee we een kartel hebben, evenals over het groene gedachtegoed waar wij ook achter staan. Wij vinden het groene beleid de moeite waard om het als socialisten mee uit te voeren. De heer Coveliers kan daarover zijn eigen mening hebben. Hij hoeft ons echter geen lessen te geven.
Uit het applaus blijkt dat de VLD gefrustreerd is omdat ze niet meer de grootste partij is.
De heer Hugo Coveliers (VLD). - Tussen de VLD en het kartel SP.A-Spirit bedraagt het verschil 6.000 stemmen. Ik vind dat verwaarloosbaar. (Uitroepen bij SP.A-SPIRIT)
In het kartel zitten mensen die ik vroeger ook nog in een partij heb ontmoet. Als ik naar een andere partij gegaan ben, noemt de heer Timmermans dat overlopen. Wat is het verschil? Iedereen mag overlopen of een kartel sluiten, maar hij moet er de gevolgen uit trekken.
Mij stoort dat het dat van sommige leden in de Senaat een discipline verwacht wordt en van andere niet. Ik wil mevrouw De Roeck waarschuwen. Tijdens de vorige zittijd is een groen kamerlid op dezelfde manier begonnen. Uiteindelijk is hij weggegaan bij de groenen. Wees dus voorzichtig. Het is gevaarlijk. Zij kan dat niet volhouden.
De heer Jacques Timmermans (SP.A-SPIRIT). - Uw waarschuwingen zijn gevaarlijk.
De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dat is mogelijk. Dat moet u inschatten. Ik zal u er later aan herinneren.
Deze wet is een goede wet. Ten eerste doet ze binnen het constitutionele kader van ons land aan conflictpreventie. Ten tweede zie ik niet in waarom de ethische waarde van een beslissing van de federale ministerraad groter zou zijn dan de ethische waarde van een beslissing van de regionale ministerraden. Ten derde moet de hypocrisie dat we wapens mogen fabriceren, maar ze niet mogen verkopen, eindelijk ophouden.
De voltallige VLD-fractie zal het ontwerp van bijzondere wet dan ook goedkeuren.
Mme Anne-Marie Lizin (PS). - J'interviens aujourd'hui en tant que sénatrice de Liège, pour indiquer que nous voterons en faveur de cette loi, ayant au coeur un sentiment positif.
Je reprendrai l'argument que j'ai entendu tout à l'heure : « Weg met de hypocrisie ! » Oui, nous sommes demandeurs de cette loi depuis plus de dix ans. Aujourd'hui enfin, nous avons l'espoir de voir cesser des querelles inutiles par rapport à un développement important dans notre région. Personne ici n'a le droit d'en déduire une diminution de la qualité éthique. Les choses doivent être claires : il n'y a pas et il n'y aura pas de privilège éthique.
Les licences de vente d'armes sont depuis toujours l'objet de difficultés. Ce sont des matières délicates. Je citerai ici, pour l'avoir fait du temps d'Henri Simonet, le général Soquet, qui gérait ses dossiers, déjà à l'époque contradictoires et conflictuels, sans spécificité régionale.
Quelles que soient la formule et la loi, les licences d'armes resteront une matière délicate. Comme l'a dit M. Coveliers, les armes sont parfois nécessaires pour le respect du droit mais, bien plus souvent, elles sont utilisées pour des abus de droit. Il est vrai que la responsabilité en matière de vente d'armes est une tâche difficile, qui sera assumée par les autorités que nous aurons désignées.
Le secteur connaît des difficultés importantes et nécessite une restructuration, tout en étant évidemment demandeur de clarifications et de certitudes. Ce que nous allons lui offrir, c'est la fin de querelles inutiles et la sécurité dans une branche aujourd'hui confrontée à des difficultés d'emploi.
Je ne crois pas utile de répéter les chiffres cités dans la presse, comparant le mois en cours à celui de l'année dernière dans la région de Liège, soit 11% de moins. Pour un gouvernement qui vient d'annoncer 200.000 emplois supplémentaires, il y a évidemment beaucoup de travail à accomplir. M. Verhofstadt aura beaucoup à faire s'il veut suivre la droite ligne qu'il s'est donné. Il est évident qu'il faut commencer par la présente loi, précisément dans ce secteur extrêmement difficile.
Il est clair que les élus de Liège, Mme Defraigne notamment, sont à vos côtés, monsieur le vice-premier ministre. C'est ainsi que se prendront les décisions.
En revanche, par rapport au rôle assumé par la Région wallonne, je voudrais ne pas systématiquement relayer la tonalité positive que j'entends parfois. Je pense qu'il sera difficile de veiller à ce que le flux d'informations soit correctement utilisé par ceux qui auront la responsabilité de ce secteur à l'échelon de la Région wallonne.
J'attire votre attention, monsieur le vice-premier ministre sur les conflits à l'intérieur des postes qui peuvent être particulièrement difficiles, notamment entre les délégués régionaux et les diplomates fédéraux. Sur ce point et dans quelques zones particulièrement sensibles, je voudrais vous demander de mener une action qui ne soit pas simplement la diffusion des rapports du ministère des Affaires étrangères, certes utiles, mais une action en profondeur, l'accroissement de compétences devant être réglé dans la clarté avec les diplomates chefs de postes.
Il me semble qu'une instruction spécifique devrait être élaborée par vous-même au niveau des endroits sensibles en la matière pour éviter d'y retrouver un facteur de difficulté.
Nous espérons, bien sûr, que cette loi sera adoptée aujourd'hui, si pas dans l'enthousiasme général, du moins dans l'enthousiasme à Liège.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De stemming over een ontwerp van bijzondere wet overstijgt natuurlijk het gewone stemgedrag.
We stemmen vandaag over een precieze tekst. Welke interessante beschouwingen tijdens het debat ook naar voren worden gebracht, morgen zal de tekst bepalen welke de bevoegdheid van de ene en de grenzen van die bevoegdheid voor de andere zijn.
Er wordt gewezen op de homogene bevoegdheden en het economische aspect van het probleem, maar de gevolgen worden niet voldoende onder ogen gezien. Mocht de wapenhandel louter een economisch probleem zijn, dan zouden geen vergunningen zijn vereist aangezien de regels van het vrij verkeer van goederen zouden gelden. Het feit dat er een vergunningsbeleid voor de wapenhandel bestaat, betekent dat voor die handel andere criteria gelden dan de louter economische.
Dit betekent niet dat a priori moet worden gesteld dat de gewesten niet de bevoegdheid mogen krijgen om hierover te oordelen. Wel moet er een brug zijn naar de federale overheid en eventueel ook naar de andere gewesten. De Raad van State heeft hierop gewezen, maar de tekst komt hieraan niet tegemoet.
Ik geef een voorbeeld. Toen Saddam Hoessein nog aan het bewind was, was de levering van wapens aan Irak duidelijk een politiek probleem dat de economische dimensie oversteeg. Als binnenkort een wapenlevering aan Taiwan aan de orde is, dan is dit vanwege de situatie van China en Taiwan een politiek probleem. Als wordt beslist om deze besluitvorming te regionaliseren, welk verband met de federale regering blijft dan nog bestaan?
Ik heb vanmorgen in de krant een interview gelezen met mevrouw Van Weert die stelde dat ze niet beschaamd is omdat men anders hypocriet is. In de praktijk immers is reeds een Franstalige of een Vlaamse federale minister bevoegd.
De voorbeelden dat de feitelijke besluitvorming niet ligt bij degene die politiek verantwoordelijk is, zijn legio. Dat is de essentie van de ministeriële verantwoordelijkheid. Op een departement worden duizenden beslissingen genomen waarvoor uiteindelijk de minister verantwoordelijk is, terwijl hij nooit de feitelijke macht uitoefent. Dat de wapenexportlicenties federale bevoegdheid bleven, was dus een waarborg voor de eenheid van het buitenlands beleid. Men kan dat ongetwijfeld wijzigen, maar naar mijn oordeel niet eenzijdig. De minister kan een tekst opstellen om een concreet probleem op te lossen, maar diezelfde tekst kan morgen of overmorgen een ander probleem in het leven roepen.
In dit verband wil ik ingaan op het tweede aspect, de band met de politiek van het andere gewest. Collega Lionel Vandenberghe heeft daarnet verklaard dat we gerust kunnen zijn, vermits Vlaanderen een decreet zal goedkeuren dat de handel met allerlei landen verbiedt en ervoor zorgt dat de wapenhandel geen ethische problemen kan opleveren. Maar wat als het Waals Gewest een vergunning verleent en de uitvoer moet verlopen via Zaventem of de haven van Antwerpen? Is de Waalse vergunning dan bindend voor de Vlaamse overheid? In welke mate kan een Vlaams decreet de werking van een vergunning afgeleverd door het Waals Gewest tegenhouden? Dat is het fundamentele punt. In het debat zegt de minister van Buitenlandse Zaken dat de economische en monetaire unie van België impliceert dat de federale overheid en de andere gewesten het vergunningsbeleid van het bevoegde gewest zonder meer respecteren en er geen greep meer op hebben.
De Raad van State zegt precies het tegenovergestelde: de economische en monetaire unie impliceert dat het vergunningsbeleid rekening moet houden enerzijds met de belangen van de federale overheid en anderzijds met de essentiële belangen van de andere gewesten en de politiek op die terreinen niet kan hypothekeren. Er wordt hier voortdurend, met veel tremolo's, gesproken over de regionalisering van de economie en de tewerkstelling. Dat is natuurlijk een dimensie van het probleem, maar daarover stemmen we niet. We stemmen over een bepaalde tekst die op deze twee punten niet kiest voor een benadering die een veel ruimere meerderheid mogelijk zou maken. Een dergelijke benadering is niet wit of zwart, maar bestaat erin een tekst te maken die oplossingen biedt wanneer er problemen rijzen. Het is immers duidelijk dat beslissingen op gewestniveau het aanzien van de federale regering kunnen aantasten.
Er werd een amendement aangenomen dat verwijst naar de Europese gedragscode ter zake. Dat is natuurlijk niet onbelangrijk, maar lost niet alles op. Die Europese gedragscode is het typevoorbeeld van soft law. Dat zijn geen dwingende regels, maar aanbevelingen die men kan interpreteren.
De heer Pierre Chevalier (VLD). - Als eerste land in Europa hebben wij de Europese gedragscode geïncorporeerd in onze wet. Het is geen soft law meer, maar hard law, om in dezelfde terminologie te blijven. We hebben de criteria van de Europese code geïntegreerd in een harde, klare en duidelijke wettekst. U was het daar overigens niet mee eens.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De code bestaat uit aanbevelingen. Die aanbevelingen staan in een wet, zoals er ook ander codes in een wet staan, maar de interpretatie van die aanbevelingen is technisch iets anders dan de interpretatie van een streng geschreven wet. Ik zeg niet dat het niets is, maar met soft law bedoel ik dat de formulering een veel soepeler interpretatie mogelijk maakt en dus de deur openzet voor verschillen tussen de gezagsniveaus.
De Raad van State heeft er trouwens op gewezen dat er vanzelfsprekend een tegenstelling kan ontstaan tussen de besluitvorming op het niveau van de gewesten en die van de federale overheid. In artikel 81 van de bijzondere wet worden de diverse principiële punten over de verdragsbevoegdheid van de gewesten met de andere deelstaten of met andere vreemde landen opgesomd. Die punten werden in het debat niet echt naar voor gebracht. Het argument dat de Vlamingen het onheil van de Franstaligen willen, overtuigt natuurlijk niet echt, wetende wat het gewicht van de wapenhandel in Vlaanderen is, waar de wapenhandel een andere vorm aanneemt dan die in Wallonië. De wapenhandel is onderworpen aan een vergunningsbeleid. Als het regionale beleid weerslag heeft op het andere gewest of op de nationale staat, moet er een oplossing voor worden gevonden.
Als telkens wanneer over een beleidspunt een verschil van mening bestaat tussen Vlaanderen en Wallonië, dat punt wordt geregionaliseerd, dan moet er natuurlijk een veel bredere bijzondere wet tot regionalisering worden aangenomen. Een gelegenheidswet kan altijd een punctueel probleem oplossen. Er kan echter nooit worden voorzien welke nieuwe problemen kunnen ontstaan. In een gelegenheidswet ontbreekt een brede visie, zodat de oplossing van een nieuw probleem wordt verhinderd door die gelegenheidswet.
We moeten vandaag over twee wetten stemmen: Francorchamps en de regionalisering van de wapenwet. Wel, dat is het begin van de werking van deze regering. Laat me toe te zeggen: niets van allure, niets van stijl, niets van groot gebaar wordt door deze wetten tot stand gebracht.
-La discussion générale est close.