3-6

3-6

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 17 JUILLET 2003 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Discussion de la déclaration du gouvernement

Suite

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik sta volkomen achter volgende zin in het regeerakkoord: "De uitdagingen op wereldschaal zijn enorm." Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik ook met andere zinnen kan instemmen.

Ik heb evenwel problemen met de visie op het geheel, niet omdat ik in de oppositie zit, maar omdat wij de uitdagingen vanuit een andere visie benaderen. Sta me toe in dit verband te refereren aan het boek van de minister van Buitenlandse Zaken. Volgens Louis Michel verkeerde ons land vier jaar geleden in crisis. Hij schrijft in zijn boek dat ons land door een gebrek aan zelfvertrouwen, visie noch ambitie had en de diplomatie van de kleinste gemene deler, van het kleinste risico hanteerde. Hij schrijft ook dat we in de internationale instellingen onvoldoende slagkracht hadden en niet konden overtuigen.

Minister Michel had de ambitie België weer op de wereldkaart te zetten. Daar is hij echt wel in geslaagd. Alleen vraag ik me af of hij zovér moest gaan. Was dat wel nodig voor een land dat de zetel herbergt van de EU en de NAVO. Was dat nodig voor een land dat het centrum van Europa vormt? Misschien waren we wel een grijze muis, maar dan wel een grijze muis die tal van verwezenlijkingen heeft gerealiseerd en zich niet in de val liet lokken.

Ik kan het niet beter zeggen dan met de woorden van Peter Vandermeersch, hoofdredacteur van De Standaard: "Het duo Verhofstadt-Michel dat met veel grootspraak pochte dat het ons land terug op de kaart zou zetten, is goed bezig met het verknallen van dat imago. Wat gedurende een halve eeuw werd opgebouwd met stille maar efficiënte diplomatie door een bekwaam korps, dreigt in enkele jaren verknoeid te worden. Verkeert de internationale positie van België niet nu pas in crisis?" Als anderen het zeggen, klinkt het altijd geloofwaardiger.

Maanden, wellicht jaren zullen we nodig hebben om de betrekkingen met de VS en andere bondgenoten te herstellen. Ons land is zo klein dat we ons uitspattingen als die van minister Michel in diplomatisch of economisch opzicht echt niet kunnen permitteren.

België is het gastland van talrijke internationale instellingen, in het bijzonder van de NAVO en van de Europese Unie. Dat is een eer en een blijk van vertrouwen in onze politieke instellingen en in de verdraagzaamheid van onze maatschappij. Die eer legt verplichtingen op van gastvrijheid, bereidheid tot dialoog, zoeken naar consensus en een welbegrepen zin voor reserve in ons oordeel over andere lidstaten van de organisaties waartoe we behoren.

Als we de strijd willen winnen voor het voorzitterschap van de OVSE in 2006 en voor een zetel in de Veiligheidsraad voor de periode 2007-2008, dan hebben we de steun van de VS nodig. Als we verliezen, zullen we dat in grote mate te wijten hebben aan onszelf.

Dat we nadrukkelijk belang zullen hechten aan Afrika kan me alleen maar verheugen. Tijdens de eerste ronde van de onderhandeling over het regeerakkoord kwam reeds de deelname aan buitenlandse missies in de regio van de Grote Meren ter sprake. Minister Michel kan zeker getuigen dat de CD&V-fractie daarop tijdens de voorbije regeerperiode herhaaldelijk de aandacht heeft gevestigd. We hebben dan ook onmiddellijk positief gereageerd, maar we koppelen die deelname wel aan een aantal voorwaarden en vragen ons af hoe zo een deelname te rijmen valt met de aanbevelingen van de Rwanda-commissie. In Congo zullen we er dan weer rekening mee moeten houden dat de heropbouw daar gekoppeld moeten worden aan good governance en democratisch bestuur.

Natuurlijk hoort ontwikkelingssamenwerking ook bij buitenlands beleid. Vandaag meer dan ooit, durf ik te zeggen. Het positieve is dat we opnieuw een minister van Ontwikkelingssamenwerking hebben. Het negatieve is dat die minister een lege portefeuille krijgt. De voorbije vier jaren heeft de minister van Buitenlandse Zaken zijn ambitie om het budget van Ontwikkelingssamenwerking onder controle te krijgen, niet onder stoelen of banken gestoken. Dat hebben we herhaaldelijk ervaren. Nu heeft hij gewoon zijn slag thuis gehaald. Hij zal over alles beslissen: het budget van Ontwikkelingssamenwerking, de noodhulp en de conflictpreventie. Bij de onderhandelingen heeft men de fundamentele doelstelling van beide departementen duidelijk uit het oog verloren: Buitenlandse Zaken behartigt de belangen van België in het buitenland; Ontwikkelingssamenwerking verdedigt de belangen van de Derde Wereld in België. Ik zou echt niet in de schoenen van minister Verwilghen willen staan. Voortaan moet hij voor alles gaan aankloppen bij zijn grotere broer. Minister Michel heeft het toch maar klaargekregen. Chapeau!

Heb ik het mis als ik zeg dat noodhulp en conflictpreventie essentiële onderdelen vormen van ontwikkelingssamenwerking? Heb ik het mis als ik zeg dat beide nu verengd worden tot pure instrumenten van het buitenlands beleid? Nochtans wordt in de wet inzake internationale samenwerking, conflictpreventie beschouwd als een van de speerpunten van ontwikkelingssamenwerking omdat het een instrument bij uitstek is in de strijd tegen de armoede. Aangezien de Senaat een reflectiekamer is, kondig ik meteen al aan dat we een voorstel van resolutie zullen indienen waarin wordt opgeroepen het thema conflictpreventie echt uit te diepen. Geen enkel parlement in de Europese Unie is op dat thema al grondig ingegaan. We beschikken over tal van naslagwerken en een heleboel informatie, maar we hebben geen echte methodiek. De Senaat is het uitgelezen forum om het thema op de agenda te zetten. We kunnen er een colloquium aan wijden, maar ik zie het breder en pleit voor een echte werkgroep. Ons land telt trouwens voldoende specialisten die we daarvoor kunnen oproepen. Op die manier kunnen we een grondig document uitwerken, waarmee we ook naar het buitenland kunnen gaan.

De verdere concentratie van het aantal partnerlanden tot 18 juichen we ten zeerste toe. Eigenlijk zouden we nog een beetje verder willen gaan om te komen tot 15 landen. Waarom zijn de onderhandelaars niet zover gegaan? Speelden misschien andere belangen dan die van de mensen in het Zuiden een grotere rol? Op basis van welke criteria worden de 18 landen geselecteerd? Wat gebeurt er met de 7 afvallers? Krijgen ze van de ene dag op de andere geen hulp meer? Hoe wordt dat kenbaar gemaakt en georganiseerd? Op die fundamentele vragen moeten we zo snel mogelijk een antwoord krijgen.

We krijgen argwaan, zeker als we zien dat er bijzondere aandacht is voor Noord-Afrika en de Balkanlanden die nog niet in aanmerking komen voor de uitbreiding van de Europese Unie. Blijkbaar moet de migratiedruk worden opgevangen.

De beslissing druist niet alleen in tegen de omschrijving van een concentratieland door het ontwikkelingscomité van de OESO, maar ook tegen de criteria zoals bepaald in de wet op de internationale samenwerking van 1999. Meer nog, de regeringsonderhandelaars nemen een punt over uit het verkiezingsprogramma van het Vlaams Blok. Ik citeer: "Het Vlaams Blok pleit voor een concentratie van de ontwikkelingsgelden naar de landen vanwaar het overgrote deel van de hier verblijvende niet-Europese vreemdelingen komen." Toch wel eigenaardig. Het ware beter geweest - en dat geldt zeker voor de Balkanlanden - dat de aandacht voor die landen in een Europees beleid zou passen.

Het verheugt ons ook dat de regering de nodige aandacht heeft voor de problemen van de globalisering, meer in het bijzonder voor de eerlijke wereldhandel. De CD&V is er wel van overtuigd dat de onderhandelaars verder hadden kunnen gaan. Ze hadden, zoals de Franse regering heeft gedaan, daarvoor in een speciaal budget kunnen voorzien. Hoewel er onder de regering Verhofstadt I nagenoeg consensus was, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, omtrent de invoering van de Tobin- of Spahntaks, werd de eindstreep toch niet gehaald. De liberale partijen wensten de taks niet in te voeren ondanks de hoogdravende verklaringen van de premier op allerlei fora van NGO's en anders-globalisten. Hoewel een werkgroep van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden van de Senaat dat punt tijdens de vorige regeerperiode besproken heeft, wordt het thans naar een interparlementaire commissie verwezen. Andermaal een punt waarover de regeringspartijen tijdens de onderhandelingen het blijkbaar niet eens raakten. Een goede verstaander begrijpt dat uitstel afstel betekent.

Ik wens kort nog twee punten aan te halen. De ethische code voor Belgische bedrijven in het buitenland. Uit de werkzaamheden van de commissie Grote Meren is gebleken, dat daar dringend werk van moet worden gemaakt. De regering Verhofstadt I heeft dat meerdere malen aangekondigd en beloofd, maar daar bleef het bij. Indien de regering Verhofstadt II daarvan werk maakt, willen wij voluit meewerken.

En tenslotte, het actief vredesbeleid dat bijzonder zwak is uitgewerkt. De vorige regering heeft op dit vlak heel wat kansen laten liggen. Alle, maar dan ook alle instrumenten waren voorhanden, maar paars-groen liet na ze te gebruiken. Misschien doet paars dat wel. Wij zullen daadwerkelijk voluit meewerken aan initiatieven inzake conflictpreventie, bijvoorbeeld met betrekking tot de landmijnen en de verspreiding van lichte wapens. Zo zullen we de oprichting van een autonoom en onafhankelijk vredesinstituut voorstellen.

Het is niet omdat we kritiek hebben, dat we geen voorstellen zullen doen en niet actief willen participeren. Ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid zijn immers te belangrijk om ze links te laten liggen.

Mevrouw Fatma Pehlivan (SP.A-SPIRIT). - Aangezien onze fractievoorzitter een algemene uiteenzetting heeft gehouden over het regeerakkoord, zal ik mij beperken tot het hoofdstuk over de verdraagzame samenleving en meer bepaald over integratie en het asiel-en migratiebeleid.

Het regeerakkoord bevat uitdrukkelijk positieve signalen in verband met de verdere ontwikkeling van de interculturele samenleving. Als mandataris van allochtone herkomst, verheugt mij dat ten zeerste. Helaas worden die positieve signalen niet altijd gevolgd door concrete maatregelen.

Ik begin met het positieve. De verdraagzame samenleving wordt ingevuld als een samenleving waarin mensen van diverse oorsprong kunnen samenwerken op basis van een gedeeld en evenwaardig burgerschap, en dus niet langer als een samenleving waarin men elkaar weliswaar tolereert, maar waar voor de rest ieder in zijn hokje blijft zitten. Gettovorming, zelfs op vrijwillige basis, is geen wenselijk alternatief.

De waarachtig verdraagzame samenleving is er nog lang niet. Daarom moet de strijd tegen racisme, discriminatie en onverdraagzaamheid nog worden opgevoerd. In het regeerakkoord wordt duidelijk stelling genomen met de aankondiging dat de efficiëntie van de maatregelen die vandaag in onze wetgeving voorhanden zijn, groter wordt.

De relaties met de moslims zullen in een open geest van pluralisme worden georganiseerd. De islam zal daardoor uit de grijze zone kunnen worden gehaald en zal op basis van wederzijds respect zijn legitieme plaats kunnen innemen in onze interculturele samenleving, met respect voor de fundamentele waarden van onze grondwet.

Er zal een permanente dialoog worden georganiseerd met de verschillende culturele gemeenschappen. Ik betreur wel dat het allochtone middenveld niet als structurele partner wordt vermeld. Ik verwijs naar een onderzoek van professor Albert Martens waarin hij stelt dat de allochtone organisaties als medeverantwoordelijken worden aangeduid wanneer problemen er optreden. Dan moeten ze ook als evenwaardige gesprekspartners worden aanvaard.

Het regeerakkoord bevat duidelijke standpunten, maar lijdt helaas ook onder vaagheid. Inzake de noodzakelijke bevordering van de participatie van de allochtone gemeenschappen in de samenleving, zowel op sociaal-economisch als op politiek vlak, mis ik duidelijkheid. Dat is des te erger omdat de participatie op het sociaal-economische en politieke vlak essentieel is voor de processen van integratie en emancipatie van mensen die in achterstelling en uitsluiting leven.

Wie A zegt, moet ook B zeggen: bij gedeeld burgerschap en emancipatie moet niet alleen de achterstelling door discriminatie worden aangepakt, maar ook de achterstand, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, waar een beleid van evenredige participatie moet worden nagestreefd.

De praktijk leert dat vrijblijvende engagementen niet volstaan; de bedrijven en de sectoren moeten er ook werkelijk toe worden aangezet een diversiteitsbeleid te voeren opdat de werkvloer een afspiegeling van de samenleving wordt. Dat moet daarom niet noodzakelijk in de vorm van quota te gebeuren - hoewel ik er persoonlijk voorstander van ben - maar de bedrijven en de sectoren moeten er op zijn minst krachtig toe worden aangezet die doelstelling na te streven. Het `aanmoedigen' om diversiteitsplannen op te maken en zich daaraan te houden, zoals in het regeerakkoord wordt vermeld, klinkt nogal vrijblijvend.

Positief is alvast dat de overheidssector het goede voorbeeld zal geven, door een actief diversiteitsbeleid te voeren en vooral door de nationaliteitsvoorwaarden voor de meeste openbare ambten op te heffen. Het gedeeld burgerschap dat actief en evenwaardig moet zijn, is immers niet gebaseerd op nationaliteit of herkomst. Het actieve burgerschap krijgt concreet vorm en inhoud daar waar het individu leeft, woont en werkt en dus deel uitmaakt van een gemeenschap.

Het is bijgevolg de logica zelf dat de nationaliteitsvereiste ook wordt opgeheven voor de lokale verkiezingen. Wij rekenen erop dat de parlementsleden van de meerderheid consequent zullen handelen en op basis van het gedeeld burgerschap de nationaliteitsvereiste voor de lokale verkiezingen tijdens deze regeerperiode zullen opheffen.

Positief is dat een aanzet wordt gegeven tot het herschrijven van de vreemdelingenreglementering en tot de integratie erin en de vereenvoudiging van de verschillende verblijfsstatuten. Het bestaande ingewikkelde kluwen van wetten, koninklijke besluiten, rondzendbrieven en administratieve praktijken zorgt voor rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid. De regelingen inzake de verblijfsstatuten en de migratiebepalingen moeten dus worden herschreven, aangevuld en gemoderniseerd, rekening houdend met de huidige en de toekomstige ontwikkeling, ook in EU-verband.

Een grotere transparantie is in het belang van iedereen en moet zowel de dienstverlening verbeteren als eventuele misbruiken - bijvoorbeeld in het kader van de gezinshereniging door middel van schijn- of gedwongen huwelijken - voorkomen.

Positief is ook dat er werk zal worden gemaakt van een statuut voor bijkomende bescherming van asielzoekers die niet onder de Conventie van Genève vallen, maar die om humanitaire redenen toch niet kunnen worden teruggestuurd. In de praktijk wordt dit soms al toegepast en vraagt dus dringend om een wettelijke regeling.

Eindelijk zal worden gezocht naar een oplossing om het rekken van procedures en het roekeloos procederen tot voor de Raad van State tegen te gaan. Niemand was hierbij gebaat, tenzij wellicht sommige advocaten.

De betere bescherming van niet-begeleide minderjarigen en het betrekken van de hiervoor bevoegde gemeenschappen bij de organisatie en de financiering van beveiligde instellingen is een zaak die reeds te lang aansleept in discussies rond financiële bevoegdheid. Ook dat is een dringende kwestie. Helaas is ook hier vaagheid troef en wordt er weer geen uitsluitsel gegeven.

Spijtig genoeg wordt er niet begonnen met het uitwerken van een objectieve, wettelijke basis voor gangbare praktijken waarbij krachtens artikel 9, derde lid om uitzonderlijke humanitaire redenen een verblijfsvergunning kan worden toegekend. Iedereen, zowel de betrokkenen als de lokale overheid, heeft baat bij transparantie, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

Er wordt evenmin melding gemaakt van concrete maatregelen om de achterstand bij de Dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat voor de Vluchtelingen zo vlug mogelijk weg te werken. De aangekondigde verbeteringen mogen niet beperkt blijven tot oplapwerk ad hoc, maar moeten getuigen van visie en durf zowel inzake migratie als inzake asielbeleid. De toegelaten migratie moet zo goed mogelijk georganiseerd en gecontroleerd worden op grond van duidelijke criteria. De illegale migratie, en vooral degenen die daar geld uitslaan, moeten krachtdadig worden bestreden.

Het asielbeleid moet via snelle en rechtvaardige procedures uitmaken wie al dan niet recht heeft op bescherming om zo een betere bescherming te kunnen bieden aan de mensen die het werkelijk nodig hebben.

Het terugkeerbeleid voor mensen die geen verblijfvergunning hebben of krijgen, moet efficiënt en humaan zijn, met meer aandacht voor vrijwillige terugkeerprojecten. Het is niet omdat dit niet allemaal gedetailleerd in het regeerakkoord is uitgewerkt, dat het niet hoeft te gebeuren.

De aanzet is gegeven en wij hopen dat de regering, en meer bepaald de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, meer daadkracht zullen tonen dan hun voorgangers, dat wederzijdse taboes worden opgeheven en dat ze met durf en visie een modern en efficiënt asiel- en migratiebeleid in de steigers zullen zetten. Een overheid die haar migratiebeleid niet efficiënt probeert te organiseren en te beheersen, zet de deur open voor sociale dumping en creëert een duale samenleving met eerste- en tweederangsburgers.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Aangezien mijn fractievoorzitter de verdediging van Antwerpen al op zich genomen heeft, zal ik mij beperken tot het sociaal-economische aspect van het regeerakkoord. Ik moet eerlijk toegeven dat ik wat dat betreft niet helemaal voldoening gekregen heb. Loyaliteit in de politiek is één zaak, maar eerlijkheid moet toch ook nog mogelijk zijn.

Ik denk bijvoorbeeld aan de openingsuren van de handelszaken. Ik ben van oordeel dat de regering een aantal kansen onbenut heeft gelaten. Kijk naar het voorbeeld van Nederland. Daar heeft de regering niet gewacht op de sociale partners of de belangenorganisaties, maar heeft ze gewoon haar wil doorgedrukt en beslist dat handelszaken twaalf zondagen per jaar, amper één per maand, open mogen zijn.

In de regeringsverklaring staat dat de regering 200.000 jobs wil creëren. Eén zondagopening per maand levert in Nederland 7.000 nieuwe jobs op. Dat is dus werkelijk een gemiste kans. We moeten soms bepaalde beslissingen durven te nemen en niet altijd toegeven aan de belangenorganisaties, die wel eens koudwatervrees hebben.

Wat me ontzettend verheugt, is de voorgenomen gelijkschakeling van het arbeiders- en bediendestatuut en wellicht ook van het statuut van de zelfstandigen. De discussie daarover sleept al ongeveer vijftig jaar aan en eindelijk durft de regering het aan om het punt opnieuw op de agenda te plaatsen.

Het arbeidersstatuut werd in 1900 ingevoerd, het bediendestatuut in 1922. De gelijkschakeling kwam in 1960 al ter sprake. Ik lees in het proces-verbaal van een vergadering van de Senaatscommissie van 1960 volgende passage over de invoering van het gewaarborgd weekloon: "De wet van 1922 in verband met het bediendestatuut heeft aan de bedienden zulk een voordelig statuut toegekend, in hoofdzaak met het doel hen los te rukken van de arbeidersklasse om het onderscheid te bestendigen tussen de werknemer met de hoed en de werknemer met de pet en om te voorkomen dat de eerste zou aansluiten bij de vakbeweging."

Sindsdien is het onderwerp voortdurend ter sprake gebracht, maar niemand heeft het ooit aangedurfd iets aan de toestand te veranderen. Ik ben ervan overtuigd dat de oppositie, zeker de christen-democraten, aan dit initiatief zullen meewerken. In 1960 verklaarde Theo Lefèvre, de toenmalige voorzitter van de CVP, op het Rerum-Novarumcongres dat het onderscheid tussen arbeiders- en bediendecontracten moet worden opgeheven omdat het kunstmatig en onrechtvaardig is. Daarna hebben we echter een processie van Echternach gekend, met de wet van 1978 en het herenakkoord van april 2000 waarin honderd academici, sociale partners en politici voor de opheffing van het onderscheid hebben gepleit.

Ik hoop dat de Senaat tijdens deze regeerperiode een discussie met de sociale partners op gang brengt om eindelijk te komen tot een harmonisering van de statuten van arbeiders, bedienden en zelfstandigen. Samen met Griekenland, dat bezwaarlijk als een voorloper op het vlak van de sociale wetgeving kan worden beschouwd, is België immers het enige land van West-Europa dat de discriminatie tussen arbeiders en bedienden handhaaft. Als we erin slagen die discriminatie op te heffen, zal dat een belangrijke verwezenlijking zijn.

M. Michel Guilbert (ECOLO). - En complément de l'intervention de ma collègue Isabelle Durant, j'aborderai deux thèmes très différents : la justice et le protocole de Kyoto.

En matière de justice internationale, ce gouvernement commence fort, en s'asseyant d'emblée sur la morale ; il faudra bien que celle-ci s'habitue, avec ce qu'on lui prépare. On nous annonce donc une abrogation de la loi de compétence universelle, cette loi qui faisait la fierté de la Belgique et de la plupart de ses représentants politiques, y compris certains ministres - ils l'ont peut-être oublié aujourd'hui -, même si elle les mettait parfois - et c'est bien normal - dans une situation délicate. C'est d'ailleurs pourquoi nombreux étaient ceux - et nous en étions - qui estimaient nécessaire de mieux l'encadrer.

Les pressions américaines auront donc eu raison de la position de la Belgique qui va faire plus que rentrer dans le rang, puisqu'on ne parlera plus de compétence universelle. Certains États y échapperont totalement, puisqu'ils n'ont pas ratifié la Cour Pénale Internationale et parce qu'ils ont conclu des accords bilatéraux assurant l'immunité de leurs ressortissants.

Nous ne soutenons évidemment pas de telles modifications. C'est une défaite pour le respect du droit international et la lutte contre l'impunité des crimes de guerre, des crimes de génocide et des crimes contre l'humanité. Invoquer l'existence de la Cour Pénale Internationale est insuffisant ; son action est complémentaire à celle des juridictions nationales. Il appartient donc à celles-ci d'agir d'abord, la Cour Pénale Internationale n'intervenant qu'à défaut.

Juridiquement, ce projet d'abrogation ne tient pas compte des obligations juridiques internationales auxquelles notre pays a souscrit en ratifiant les conventions de Genève sur les crimes de guerre, de l'ONU sur le génocide et la torture, et de Rome sur la Cour Pénale Internationale. Tous ces textes contiennent l'obligation de poursuivre tout auteur d'infraction qui se trouve sur le territoire de l'État contractant.

Bien sûr, il est encore temps de corriger les textes que vous nous promettez, pour éviter qu'ils ne nous mettent en contradiction avec d'autres. Mais je suis sûr que nous pouvons compter sur le groupe socialiste pour réagir. En effet, voici quelques mois, celui avait affirmé, par la voix de son chef de groupe, qu'il se dresserait avec force contre toute atteinte portée à cette loi de compétence universelle.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Vous l'espérez ou c'est une intervention ironique ?

M. Michel Guilbert (ECOLO). - Je l'espère fortement, monsieur Vandenberghe.

En attendant, les modifications annoncées constituent un réel échec pour la justice internationale, un réel échec pour la morale.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Het is toch te gemakkelijk te zeggen dat we niet moeten ingaan op de internationale aspecten van deze wet. Strafrecht, dus ook internationaal strafrecht, heeft maar zin wanneer het afdwingbaar is. Alleen een multinationale instelling, zoals de VN, kan dit via het Internationaal Strafgerechtshof afdwingen. Het is dus hypocriet te stellen om die wet toch maar te behouden, hoewel we zeker weten dat ze niet afdwingbaar is. Dat zal enkel het normbesef nog meer doen vervagen.

M. Michel Guilbert (ECOLO). - Nous aurons certainement l'occasion de revenir sur cette question dans le cadre du débat qui s'annonce prochainement et qui, je l'espère, sera riche.

Pour le reste, je ne développerai pas une longue analyse, préférant me référer à celle présentée, à la Chambre, par Mme Nagy.

Au-delà de l'annonce d'une série d'avancées qui étaient attendues, nous restons sur notre faim dans un secteur qui, lui, reste en crise. Je regrette tout particulièrement que ni le projet Franchimont de procédure pénale ni le projet Dupont relatif à l'administration pénitentiaire et au statut des détenus ne figurent parmi les priorités du gouvernement.

Je voudrais m'attarder sur deux points, en commençant par le nouveau droit de la jeunesse. Nous nous dirigeons vers une « repénalisation » ; les possibilités de placement en centre seront accrues.

Nous assistons ici à une rupture en matière de politique relative à la jeunesse en difficulté : on renonce à réduire la délinquance juvénile en adoptant des réponses intelligentes et responsables vis-à-vis des jeunes, pour se contenter du vieux système pénal, qui a pourtant montré toutes ses limites. La majorité des magistrats de la Jeunesse ne demandent pas plus d'enfermement, mais davantage d'offres de service en amont des IPPJ. Ils réclament aussi la création d'un organe centralisateur quant aux places disponibles dans ces institutions. Enfin, ils demandent une large concertation avant toute « modernisation » - c'est bien de cela qu'il s'agit ici - de la loi de 1965. Il serait évidemment rassurant d'entendre le gouvernement s'engager dans cette voie.

Enfin, comment faut-il interpréter les « institutions similaires » à Everberg citées dans le texte de l'accord ? Le gouvernement envisage-t-il de créer de nouveaux centres de ce type ?

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dat staat zo niet in het regeerakkoord. De verwijzing naar Everberg gaat over de vraag naar een efficiënte sanctie. Wanneer iemand, ook een minderjarige, een gevaar betekent voor de gemeenschap, dan moet die ten minste tijdelijk uit die gemeenschap worden gesloten. Die centra zijn dus nodig.

M. Michel Guilbert (ECOLO). - Oui, mais à l'heure actuelle, des jeunes sont enfermés à Everberg pour une question de hasard de calendrier, simplement parce que les IPPJ n'ont plus de places disponibles. Certains se retrouvent donc à Everberg par hasard. La politique est absente de ces décisions.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - De reden daarvan is de bevoegdheidsverdeling. Er moet binnen de gemeenschappen naar ruimte worden gezocht. In de Everberg-wet staat uitdrukkelijk dat de jeugdrechter de beslissing neemt om een jongere daar maximaal gedurende twee maanden en vijf dagen te laten verblijven. Artikel 53 van de wet op de jeugdbescherming is immers afgeschaft; minderjarigen mogen niet in andere gevangenissen worden geplaatst. Terecht overigens. Dat is dus het enige alternatief.

M. Michel Guilbert (ECOLO). - Quoi qu'il en soit, la demande des juges de la Jeunesse en faveur d'une concertation dans le cadre de la modification de la loi de 1965 doit, à mon sens, retenir toute l'attention du gouvernement.

Toujours en matière d'accès à la justice, l'accord prévoit un élargissement de l'aide juridique et une augmentation dans le cadre d'un budget forfaitaire annuel. Tout le monde se réjouira de cette proposition, qui n'est malheureusement pas chiffrée. « Il faut absolument relever les plafonds de façon significative », déclarait hier, dans la presse, l'Ordre des barreaux francophone et germanophone, tout comme il faut augmenter substantiellement l'enveloppe destinée à rémunérer les avocats pro deo, d'autant plus que ce sont les barreaux qui prennent eux-mêmes en charge les frais de fonctionnement des bureaux d'aide juridique. Si l'enveloppe n'a plus bougé depuis 2001-2002, le nombre de dossiers, lui, s'est envolé, diminuant la valeur du point.

Ici encore, la réforme devra avoir lieu dans la concertation : il faudra associer les barreaux à toute réforme de l'aide juridique et à la question de la barémisation de leurs honoraires.

En ce qui concerne le protocole de Kyoto, nous devons bien constater que si, à la fin de la précédente législature, le dossier Kyoto était fin prêt et que l'on pouvait agir - il n'y avait plus qu'à trancher -, le premier ministre et le gouvernement ont préféré « encommissionner » le dossier.

Les Régions, de leur côté, n'ont heureusement pas attendu le pouvoir fédéral : elles ont développé chacune leur plan d'économies et d'utilisation rationnelle de l'énergie, mais elles attendent à présent la norme du pouvoir fédéral pour continuer. Tant que celui-ci n'aura pas fixé la répartition des efforts à accomplir entre les Régions et lui-même, personne ne pourra définir les mesures concrètes à mettre en oeuvre.

Certains, dans les Régions, se sont d'ailleurs fait un plaisir de rappeler au gouvernement que les mesures qu'il avance pour atteindre les objectifs de Kyoto, quand elles n'ont pas déjà été proposées et/ou initiées sous la législature précédente, sont de compétence régionale.

Ainsi, en Région wallonne, les accords de branches avec les industries du papier et de la chimie viennent d'être signés ; d'autres doivent l'être tout prochainement. Le remplacement de l'eurovignette par un système de taxation au kilomètre parcouru est en cours d'étude et doit aboutir incessamment. La recherche et le développement de nouvelles sources d'énergie avancent enfin à grands pas.

Les Régions planchent donc depuis un bon moment sur toutes ces mesures, présentées comme des nouveautés par le gouvernement.

Quand le premier ministre affirme, comme il l'a fait dans sa déclaration, que « pour la première fois, un accord de gouvernement développe une vision globale des principaux défis environnementaux actuels », non seulement il fait preuve de culot et d'amnésie, mais surtout, il ne fait que surfer sur les vagues déclenchées par la législature précédente et par les gouvernements régionaux.

Quoi qu'en dise Mme Defraigne, on chercherait d'ailleurs en vain dans le présent accord de gouvernement une vision globale de ces questions. On se contente de grandes déclarations généreuses et de quelques mesurettes dont on espère sans doute qu'elles pourront faire illusion, comme l'augmentation des accises sur les carburants. Sur le principe, pas de problème : nous avions proposé cette augmentation sous la précédente législature, mais à ce moment-là, le premier ministre n'en avait pas voulu. Aujourd'hui, il nous propose une formule qui lui donne sans doute bonne conscience mais qui sera sans effet par rapport à l'objectif poursuivi. Comment en effet imaginer qu'une augmentation de 3 à 4 centimes par litre après 5 ans poussera l'automobiliste à changer de type d'énergie, d'autant que de telles mesures maintiennent de toute façon la Belgique à un niveau de fiscalité énergétique nettement inférieur aux pays voisins ?

On peut faire la même analyse en ce qui concerne l'énergie domestique. L'adaptation graduelle de la cotisation d'énergie restera purement symbolique alors qu'il serait prioritaire de permettre à tous les citoyens d'accéder à des énergies plus propres. Aujourd'hui, 43% des ménages n'ont toujours pas accès au réseau de gaz naturel. Ce n'est donc pas du côté des consommateurs qu'il faudrait travailler mais plutôt du coté des distributeurs, dans un premier temps, afin d'accroître le réseau. Je pense que l'on se trompe de cible.

Face à ce peu d'ambition, on ne peut s'empêcher de penser que l'objectif réel du gouvernement est sans doute d'user au maximum des instruments de flexibilité et d'acheter à l'étranger des quotas de réduction d'émission non réalisée sur le territoire belge. De la sorte, la majorité violette fera peser sur l'industrie et sur l'économie une nouvelle dette économique et environnementale à moyen terme. De toute façon, c'est le consommateur qui, finalement, paiera la note, de deux manières : d'une part, en payant ces quotas, d'autre part, parce que notre facture énergétique restera élevée. Le gouvernement risque de reporter la modernisation en termes d'efficacité énergétique de son économie, et de handicaper ainsi plus lourdement encore cette économie dans les années à venir.

Enfin, pour terminer, un mot rapide sur le cadre financier. Je voudrais m'exprimer ici en tant que sénateur de communauté et vous faire part de mon inquiétude par rapport à la situation de la Communauté française. L'accord prévoit que le gouvernement négocie « avec les régions et communautés un nouvel accord de coopération afin de fixer la contribution de ces entités pour poursuivre l'amélioration de la situation au niveau des finances publiques ».

M. Verhofstadt nous a annoncé que les entités fédérées qui n'ont pas de surplus budgétaire devraient diminuer de moitié leur capacité d'emprunt. Si le gouvernement le suit, on va dans les faits vers un définancement de la Communauté française, deux ans après avoir enfin obtenu son refinancement. C'est tout l'avenir de l'enseignement et des enseignants, des médias, de la culture, de l'éducation permanente qui est en jeu. J'en appelle à M. Demotte, ancien ministre du Budget et de la Culture de la Communauté française, aujourd'hui ministre fédéral, et qui représente ici le gouvernement. Avant de passer au fédéral, M. Demotte nous a dit à quel point il tenait à continuer à travailler dans le domaine de la culture parce qu'il en mesurait l'importance.

Monsieur Demotte, vous qui connaissez bien la situation et les besoins des secteurs de la culture, de l'enseignement et des autres compétences gérées par la Communauté française, j'imagine que vous aurez du mal à approuver les intentions du premier ministre en la matière s'il met en péril le budget de la Communauté française. Il faut, en tout état de cause, que le Conseil supérieur des Finances évalue d'urgence le coût financier de tout ce que l'accord gouvernemental demande aux régions et aux communautés.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Achttien mei en de daarop volgende dagen zijn bijzonder leerrijk geweest. Terwijl er op sommige plaatsen overvloedig champagne werd gedronken op de zeer geslaagde verlinking van de bevolking, heeft zich een ramp voorgedaan. Onze economie is immers in de nacht van 18 op 19 mei plots in elkaar gestort. Nochtans werd onze partijgenoot Stefaan De Clerck op de vooravond van de verkiezingen nog bijna de strot afgesneden omdat hij durfde te twijfelen aan de bijkomende belastingverlagingen die de heer Verhofstadt aankondigde. Voor Verhofstadt moest de goednieuwsshow voortgaan. Vlaanderen vakantieland! La Wallonie, terre de loisirs.!. Tot drie keer toe werd aan De Clerck gevraagd of hij akkoord ging met bijkomende lastenverlagingen. Tot drie keer toe moest hij zeggen dat er eerst zekerheid over de openbare financiën en de zorgverstrekking moest zijn vooraleer kon worden gedacht aan een bijkomende lastenverlaging. (Protesten bij de VLD).

Enkele dagen na de verkiezingen zagen we hoe de informateur door zijn team mate Quaden, de gouverneur van de Nationale Bank, ervan werd verwittigd dat de kermis gedaan was. Ook het Planbureau was wakker geschoten.

Die enkele dagen hebben ons geleerd dat de heer Verhofstadt, die nog veel sterker is dan Petacchi in de spurt, duidelijk kan concurreren met David Copperfield als het erop aankomt de bevolking illusies te geven. Met de Nationale Bank, het Planbureau en het Instituut voor nationale rekeningen achter de coulissen, is hij erin geslaagd de hele bevolking een oor aan te naaien. Na 18 mei is iedere Belg zelfs wakker geworden met twee ezelsoren. Want wat had hij aan de bevolking beloofd? Bijkomende lastenverlagingen. Wat hebben de mensen gekregen? Bijkomende lasten. CD&V zal dan ook een onderzoek voorstellen naar de desinformatie van de Belgische bevolking.

We hebben tot nog toe niets anders gekregen dan nieuwe belastingen. Het lijstje is niet mis. Een liter stookolie wordt een halve eurocent duurder, wat voor een modaal gezin neerkomt op 20 tot 25 euro per jaar. Benzine wordt 7 eurocent per jaar duurder, zodat één liter over vier jaar 28 eurocent meer zal kosten. Diesel zal 25 eurocent duurder worden. Voor de elektriciteit wordt een forfaitaire heffing ingevoerd. Door de stijging van de belasting op de inventariswaarde van de beleggingsfondsen worden de banken opnieuw uitgenodigd Luxemburgse fondsen te creëren en in België te verdelen. Dat de belasting op de effecten aan toonder verdubbelt, weet inmiddels iedereen. Een pakje sigaretten zal over vier jaar minimaal 5 euro kosten. Eén gewone sigaret is dan bijna duurder dan een jointje van onze vriend Van Quickenborne. Het zal onze gezondheid zeker ten goede komen!

Wij zouden echt willen weten hoe de overheidsfinanciën ervoor staan. En de kastoestand van de sociale zekerheid? Hoeveel engagementen werden nog niet nagekomen? Op basis van welke cijfers werden de onderhandelingen gevoerd? Is dat de reden waarom het financiële kader voor de begroting 2004-2007 maar enkele alinea's van het 69 pagina's tellende regeerakkoord mocht innemen? Wat zal de regering in 2003 doen? Komt er een budgetcontrole nu blijkt dat de 1%-groei waarschijnlijk niet wordt gehaald? Tijdens het eerste trimester bedroeg de groei maar 0,2%. In het tweede trimester zal de groei nul of zelfs negatief zijn.

Waarom wordt het begrotingsoverschot tegen 2007 teruggebracht tot 0,3%? Als we merken dat tijdens de vorige regering sprake was van 0,5%, bij het begin van de onderhandelingen een cijfer van 0,4% circuleerde en vandaag 0,3% wordt gehanteerd, dan kunnen we niet anders dan besluiten dat de Hoge Raad voor financiën voor deze regeringsonderhandelaars veeleer een hinderlijk stelletje kommaneukers is dan een orgaan dat beleidsadviezen moet geven.

Is het veilig stellen van de pensioenen niet langer een maatschappelijke prioriteit? Wij willen de pensioenen veilig stellen, niet alleen door de laagste pensioenen te verhogen, maar door minimale pensioenen met welvaartvastheid in te voeren ook voor zelfstandigen.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Met een groter begrotingstekort?

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - De regering zal het Zilverfonds doen groeien tot 10 miljard euro in 2007. Zal dit worden gerealiseerd door een overname van het pensioenfonds van Belgacom, en dus door een overname van de latere pensioenlasten ten laste van de Schatkist? Het pensioenfonds van Belgacom komt op dit ogenblik 1,5 miljard euro tekort om aan alle verplichtingen te voldoen. Na de hold-up van 850 miljoen die vorig jaar werd gepleegd, zijn de reserves van Belgacom onvoldoende om nog eens voor de aandeelhouders op te draaien. Hoe zal het pensioenfonds worden aangevuld? Zullen de aandeelhouders dit net vóór of net na de beursgang doen? Of klopt het bericht in de Financial Times over de beursgang niet? Hoe werd de mogelijke beursgang in de begroting ingeschreven?

Ik neem aan dat de eerste minister ons vroeg of laat zal uitleggen hoe een reële groei van 4,5% in de gezondheidszorg, een reële groei van 1,2% in de primaire uitgaven en de herinvesteringen in de overheidsbedrijven zullen worden gefinancierd. Welke parameters hanteert de regering voor de inkomsten? Komen er misschien nog andere belastingverhogingen? Zal het begrotingstekort in 2003 misschien groter zijn dan 0,6%? Worden de door Europa opgelegde normen inzake begroting en schuldaflossing dit jaar gerespecteerd?

Natuurlijk mag ik het ook even hebben over de overheidsbedrijven en onze geliefde NMBS.

Het aantal reizigers moet met 25% worden verhoogd. De helft van de weg is reeds afgelegd; de ambitie is derhalve niet meer zo groot. De regering zal dit realiseren door een verhoging van het treinaanbod en een verlaging van de tarieven voor doelgroepen. Zal het treinaanbod worden verhoogd met minder personeel? Waar kunnen tijdens piekuren op de hoofdassen nog bijkomende treinen worden ingelegd?

Tegen 31 december 2005 zal de regering de 7,4 miljard NMBS-schuld overnemen. Ze erkent dus dat het om een historische schuld gaat die door de Staat moet worden gedragen. Waarom worden de jaarlijkse financiële lasten van die schuld ondertussen niet overgenomen?

Als de regering gewoon haar financiële engagementen voor het meerjarig investeringsplan nakomt en het programma twee jaar langer wordt uitgesmeerd, dan zal de NMBS opnieuw 3 tot 3,5 miljard euro moeten lenen. Formateur Verhofstadt kondigde tijdens de besprekingen nochtans aan dat de NMBS na de schuldovername geen bijkomende leningen zal moeten aangaan om de investeringskosten te dekken. Hoe valt dit te rijmen?

Zal Vlaanderen alleen moeten opdraaien voor de infrastructuur die broodnodig is voor de mobiliteit binnen het eigen gewest? Wat met de dure eden van VLD en SP.A over de eigen bevoegdheden?

Het volstaat niet mooie verklaringen af te leggen over het nauwgezet naleven van de verplichtingen van de Staat tegenover de NMBS. Sta me toe enkele voorbeelden in dit verband te geven.

Om de budgetboekhouding aanvaardbaar te houden worden engagementen van de Staat niet opgenomen in de rekeningen per 31 december, maar gestort in januari/februari van het daaropvolgende jaar. Op 31 december 2002 beliep de vordering van de NMBS op de Staat 546 miljoen euro. Die vordering is niet terug te vinden in de budgetboekhouding van de Staat.

Artikel 494 van de programmawet, goedgekeurd op 24 december 2002, bepaalt dat de federale participatiemaatschappij ter ontlasting van de staatsbegroting 148,7 miljoen euro zal betalen aan de NMBS, waarvan acht twaalfden voor einde april 2003 en het saldo voor het einde van het jaar. Vandaag hebben de Staat noch de federale participatiemaatschappij hieraan uitvoering gegeven.

Derhalve vraag ik me af of wij nog vertrouwen mogen hebben in een belofte van de premier als de auteurs van de wet de wet zelf met voeten treden. Was dat een loze belofte? In het regeerakkoord vinden wij daarover immers helemaal niets meer terug.

Wie zal overigens het voorstadsnet van Gent en Antwerpen tot stand brengen? Waar zijn de voorstanders van de regionalisering wanneer het erop aankomt de gewesten meer bevoegdheden te geven voor het regionaal vervoer?

Tot mijn groot genoegen stel ik vast dat het regeerakkoord inzake de mobiliteit het CD&V-STOP-plan heeft overgenomen. Bravo, maar waar zijn de middelen om dat te realiseren?

De Post, een bedrijf met 40.000 werknemers dat voortdurend voor cruciale keuzen en beslissingen staat en sociaal-economisch een essentiële taak heeft in ons land, krijgt in het regeerakkoord drie alinea's, die ik algemene blabla kan noemen. Eens te meer wordt er toegezegd dat De Post meer middelen zal krijgen om de taken van een openbare dienst te vervullen. Hoeveel het bedrijf zal krijgen en wanneer? Daar kan de heer Thijs naar raden.

Het akkoord over de hinder van het luchtverkeer is echt een lachertje. Ondanks het akkoord van 24 januari 2003 zal er opnieuw worden gestudeerd en zal een `billijke spreiding' worden nagestreefd. Wat de regering daaronder verstaat, dat moeten we maar zoeken in het akkoord. We kennen de verklaringen van de nieuwe minister van Mobiliteit over de concentratie van de nachtvluchten en de gevolgen voor de Noordrand. Wees ervan verzekerd dat we Bert Anciaux met meer dan gewone aandacht zullen volgen en beoordelen op alles wat hij zal doen of niet zal doen.

De eerste minister heeft een oproep gedaan tot een positieve benadering van zijn project. Wij zouden verzuurd zijn. Uit de lezersbrieven in hem nochtans bevriende kranten blijkt evenwel dat de hele bevolking enigszins verzuurd reageert. Als belastingverlagingen worden aangekondigd, maar de eerste regeringsbeslissing tot substantiële lastenverhogingen leiden, dan kunnen we met de beste wil van de wereld niet applaudisseren.

Het ergert ons te moeten vaststellen dat de eerste minister een nieuwe regeerperiode begint met de bevolking een oor aan te naaien. Vier jaar lang heeft hij als een volleerd illusionist de bevolking een mooie verpakking verkocht. Dankzij het passend stilzwijgen van de betrokken instanties werd die ballon tijdens de verkiezingscampagne niet doorgeprikt. Vandaag staat de eerste minister in zijn financieel blootje en vraagt hij ons om mee verantwoordelijkheid op te nemen, ons niet op te sluiten in fatalisme en ons niet te laten verlammen door pessimisme. Hij voegt er zelfs aan toe: vertrouwen creëer je zelf. Dat klopt. Wantrouwen overigens ook.

De eerste minister heeft ons en het land een rad voor de ogen gedraaid. Hij gelooft in de toekomst, hij gelooft wellicht in zijn toekomst, maar met de moeder van Napoleon Bonaparte zeggen wij: "Pourvu que cela dure."

Mevrouw Christel Geerts (SP.A-SPIRIT). - Ik wil met u nagaan wat het regeerakkoord zegt over de vergrijzing van de samenleving en welke instrumenten het op dit terrein aanreikt. Vorige week las ik in een tekst van de Vrouwenraad dat het woord `vrouw' weinig voorkomt in het regeerakkoord. Ik heb het niet nageteld, maar het woord `vergrijzing' komt er des te meer in voor en wie het heeft over vergrijzing heeft het natuurlijk ook voor een stuk over vrouwen.

Een humaan, sociaal en toekomstgericht ouderenbeleid moet op drie niveaus maatregelen en instrumenten aanreiken. Ten eerste moet het ouderenbeleid geschraagd worden door een goed sociaal leeftijdsoverschrijdend beleid. Ten tweede moet er een algemeen ouderenbeleid worden uitgewerkt. Ten derde moet er een specifiek zorgbeleid zijn. Uit de analyse blijkt dat het regeerakkoord op elk van deze drie vlakken positieve impulsen en waarborgen geeft.

Over het algemene sociale beleid, over pensioenen en Zilverfonds, zijn hier al vele zaken gezegd. Ik wil daar nog een positieve noot aan toevoegen namelijk de tijdsspaarrekening, die volgens mij een belangrijk instrument is voor de planning van de levensloop en een positief perspectief geeft op de problematiek van het einde van de loopbaan.

In verband met de algemene ouderenbeleid staat er in het regeerakkoord terecht dat we in onze samenleving moeten trachten alle dynamische krachten te mobiliseren, ook die van de senioren. We kunnen het ons niet veroorloven de ervaring en wijsheid die mensen van vijftig, zestig of zeventig met zich dragen, zomaar aan de kant te schuiven. Meer nog, we hebben als samenleving de plicht om senioren met hun competenties zo lang en zo goed mogelijk te laten functioneren, rekening houdend, uiteraard, met de diversiteit in de groep ouderen. Ook op dit punt is de toets van het regeerakkoord positief omdat het diverse fiscale en sociale maatregelen bevat om de politiek van herinschakeling - in de ruime betekenis van het woord - van ouderen in de samenleving vorm te geven. Een goed voorbeeld is de verlaging van de lasten op oudere werknemers.

Belangrijk is ook, en hier sluit ik aan bij het signaal dat onze fractievoorzitster vanochtend gaf, de erkenning dat een goed sociaal beleid, een algemeen ouderenbeleid niet alleen moet zorgen voor objectieve welzijnsvoorwaarden, maar ook moet werken aan het herinschakelen en de zelfredzaamheid van mensen en aan de levenskwaliteit. We zijn verheugd dat dit uitdrukkelijk in het regeerakkoord werd opgenomen want ook de mensen uit de dorpsstraat vragen levenskwaliteit.

Het derde deel betreft het beleid voor ouderen die specifieke zorgen nodig hebben. De eerste voorwaarde is een breed economisch draagvlak en een `gezonde' gezondheidszorg. In het regeerakkoord werd een arsenaal specifieke maatregelen opgenomen om de levenskwaliteit van zorgbehoevende ouderen te garanderen. Ik verwijs onder meer naar het stimuleren van de opvang door familieleden, naar de zorg om transparantie, zekerheid en stabiliteit van de rusthuisprijzen. In dit regeerakkoord staan dus heel wat positieve engagementen en instrumenten voor een positief en zelfs trendy ouderenbeleid.

M. Christian Brotcorne (CDH). - C'est la première fois que j'ai le plaisir d'intervenir dans ce lieu ô combien important de la vie institutionnelle de notre pays. Pour l'occasion, il m'a été demandé de m'arrêter, dans ce que ma présidente a qualifié de catalogue de La Redoute, sur le rayon institutionnel et d'épingler les différents éléments qui s'y trouvent. Je commencerai par ceux qui me paraissent positifs. Le premier concerne la poursuite de la transformation de la Cour d'arbitrage en une véritable cour institutionnelle. Notre pays en a bien besoin. Le second est la reconnaissance de l'autonomie constitutive de la Région bruxelloise.

Par contre, beaucoup d'autres points, bien plus sensibles, ont été renvoyés à ce nouveau machin baptisé forum. Derrière cette appellation latine ne pourrait bien se cacher qu'un café du commerce institutionnel, c'est-à-dire un lieu où on discute de tout et de rien, en fonction des humeurs du moment, des événements et surtout sans obligation de résultat. Cela constituerait alors un bon point pour les négociateurs francophones. Par contre, une autre lecture est déjà faite du renvoi à ce forum puisque celui-ci s'est vu attribuer des compétences extrêmement larges qui permettent de satisfaire potentiellement toutes les exigences flamandes. Celles-ci ont d'ailleurs été pudiquement rebaptisées « cohérence structurelle de la répartition des compétences ».

D'autres dossiers bénéficient d'un traitement de faveur ou, en tout cas, d'une priorité. C'est le cas de la régionalisation des licences d'exportation d'armes, de la sécurité routière ou de la coopération au développement. Avec la régionalisation des licences d'exportation d'armes, on a le sentiment que le gouvernement privilégie déjà une approche économique mercantile du problème en évacuant une dimension communautaire particulièrement sensible, plutôt que d'en faire un possible instrument de politique étrangère et d'éthique. Il faudra bien, lors de la discussion qui sera menée, peser le pour et le contre avant de prendre une décision en cette matière.

J'en viens à la défédéralisation de la coopération au développement. Ce secteur a aujourd'hui la chance d'avoir un ministre là où hier il n'y avait qu'un secrétaire d'État. Mais on sait déjà que les jours de ce ministre sont comptés. Il fallait vraiment, monsieur le premier ministre, que vous puissiez faire confiance à un véritable ami, avec lequel vous avez noué des liens indéfectibles, pour lui faire comprendre qu'il devait accepter une fonction dans laquelle il devra très prochainement se faire hara-kiri. À moins qu'il ne profite du forum pour freiner des quatre fers l'évolution qui est envisagée pour la coopération au développement. Ce ne serait d'ailleurs pas un sot calcul : le précédent gouvernement avait en effet déjà inscrit cet objectif dans son programme et il ne l'a pas atteint au terme de quatre ans de tentatives de négociations. Peut-être M. Verwilghen a-t-il encore quelques beaux jours devant lui. Espérons simplement, surtout pour nos pays partenaires du Sud qui s'embarrassent bien peu de nos bricolages institutionnels, que, pour le temps compté durant lequel il exercera cette compétence, le nouveau ministre se montrera un rien plus performant que quand il était en charge de la Justice.

Je profite de ce moment pour vous demander, monsieur le ministre, de dire à Mme Onkelinx qui aura en charge ce ministère de la Justice, ô combien important, à quel point l'attente des justiciables, premiers utilisateurs de ses services, mais aussi celle des avocats et des magistrats, sont grandes après toutes ces années sans évolution positive. Bien des espoirs sont portés par sa personne et placés dans les éléments de l'accord de gouvernement qui concernent la justice.

Il faudra cependant concrétiser toutes ces promesses. Vous pouvez compter sur le groupe CDH pour soutenir la vice-première ministre mais aussi pour lui rappeler ses obligations.

En matière institutionnelle, la volonté de régionalisation de la sécurité routière me paraît plus inquiétante. Certes, si l'on entend par là la régionalisation des travaux routiers ou celle de l'aménagement du territoire, il n'y aurait rien de neuf, ces matières étant déjà régionalisées et mises en oeuvre avec bonheur par les Régions.

Il faut donc chercher plus profondément les raisons de cette volonté et de son inscription dans l'accord gouvernemental. Certains pensent que l'on vise par là à améliorer la politique de la mobilité, ce qui pourrait être le prélude à une régionalisation de la SNCB, voire de l'aéroport de Bruxelles national.

Je crains, pour ma part, et je parle plus en avocat qu'en homme politique, qu'il ne s'agisse d'un premier pas, bien insidieux, vers une régionalisation de la justice. En effet, la sécurité routière telle qu'envisagée dans l'accord de gouvernement ne concerne pas la peinture en noir ou en jaune des poteaux de signalisation, ni le nombre de radars disposés dans le nord ou le sud du pays, ni le degré de fermeté dans la répression des infractions.

Non, je crois que s'exprime ainsi une volonté de modifier le code de roulage. Ce n'est pas la première fois que des matières subissent un traitement différent dans le nord ou le sud du pays avec, néanmoins, des résultats harmonieux. Mais, en l'occurrence, des enjeux importants sont sous-jacents. Ainsi les infractions au code de roulage sont-elles constatées par des forces de police principalement fédérales.

Il y aura donc un problème humain dans la constatation des infractions. Les infractions engendrent des recettes, sous forme d'amendes, qui alimentent aujourd'hui le budget fédéral, spécialement le budget de la justice.

Conformément à une logique bien ancrée désormais dans ce pays, il ne faudra pas attendre longtemps avant que l'on n'entende la revendication de faire bénéficier de ces recettes les Régions où les amendes ont été perçues. On dira pourtant que l'objectif poursuivi a la noble ambition d'améliorer la sécurité routière.

Plus important encore à mes yeux sont les effets sur le contentieux de roulage. C'est le seul contentieux dans notre pays à disposer d'une instance spécifique : le tribunal de police. Il ne faudra pas attendre longtemps pour que surgisse sur la table des négociations du forum, la revendication de l'autonomie dans l'organisation des tribunaux de police, voire de l'autonomie dans la nomination des magistrats ou des greffiers.

Ainsi le ver sera dans le fruit et la justice fédérale sera grignotée.

Ils sont encore nombreux dans nos assemblées ceux qui considèrent qu'une justice fédérale, au même titre qu'une sécurité sociale fédérale, est un pilier indispensable au maintien de notre État.

Je les invite, dès à présent, à s'interroger sur les arrière-pensées de certains avant qu'il ne soit trop tard.

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - De voorbije weken werd er veel geschreven en gesproken over de verjonging in de politiek. Ook de Hoge Vergadering ontsnapt er niet aan, zoals u ziet. Samen met onder andere collega Gennez hoop ik jullie te kunnen overtuigen dat ook de invalshoek en bekommering van jonge mensen van wie wij ontegensprekelijk de spreekbuis zijn, een meerwaarde zijn voor het politieke debat. Ikzelf zie het zeker en vast als mijn plicht om als benjamin van de Senaat de debatten met een open geest te benaderen en wanneer nodig, klare taal te spreken.

Jobs, jobs en nogmaals jobs! Daar liggen de mensen van wakker, niet enkel in de Dorpstraat, maar in iedere straat van het land. Vandaag zelfs in de universiteitstraat. De globale wereldwijde economische toestand heeft natuurlijk ook in ons land zo zijn gevolgen. Een krachtig, offensief en creatief beleid is daarom hoogst noodzakelijk. De uitdaging die de regering aangaat is groot. Ik vind het moedig dat zij haar ambitie klaar en duidelijk omschrijft: 200.000 nieuwe jobs tegen het einde van de legislatuur. Elke senator zal zijn of haar rapport van het regeringswerk kunnen maken.

De oppositie hoopt nu al - zo zei de heer De Crem gisteren - dat ze dag in dag uit de banen zal kunnen tellen die verloren zullen gaan. Ik vind het als jonge senator choquerend dat sommige parlementsleden zich over zoiets met zichtbaar genoegen in de handen wrijven. Samen met de VLD-fractie wil ik mijn nek uitsteken voor de mensen. Ik geloof in een positieve politiek waarbij gedurfd wordt de lat hoog te leggen. Ik kan niet tevreden zijn als we er niet op achteruitgaan. Door de lat hoog te leggen bereiken we resultaten die we zelf nooit hadden verwacht. We moeten onszelf dwingen meer te doen dan we denken dat we kunnen doen. Daarom ligt ook mijn rekenmachine al klaar. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat eens de voorgestelde maatregelen op kruissnelheid zijn, ik dag in dag uit de banen zal kunnen tellen die er zijn bijgekomen.

Wij doen waar de mensen recht op hebben. Zo is de invoering van een werkbonus een goede maatregel. Dat zorgt ervoor dat de mensen die opnieuw op de arbeidsmarkt komen na één maand zwart op wit op hun rekeningsuittreksel het verschil zien tussen hun eerste loon en het bedrag van hun uitkering. Met het belastingkrediet zagen ze dat pas na twee jaar. De bonus stimuleert mensen om te werken.

Ook de belastingvermindering van 3,35 miljard euro die zoals beloofd in 2006 op volle snelheid zal zijn, en de verlaging van de lasten op arbeid voor de bedrijven met 800 miljoen euro onderbouwen mijn optimisme.

Het spreekt voor zich dat de VLD-fractie ook vragende partij is om zo snel mogelijk werk te maken van de maatregelen om het ondernemerschap te stimuleren. Onze KMO's zijn de motor van onze samenleving. Al te vaak voelen jonge mensen met goede ideeën zich geremd om de stap te zetten. Het gratis krediet voor startende KMO's en de verdere uitbouw van het statuut van zelfstandige zijn de hefbomen die verandering zullen brengen. Van gewezen senator Q, u allen bekend, verwacht ik veel creativiteit. Hij zal grote kuis houden in de paperassen voor KMO's. Hij zal slagen waar anderen zijn gefaald.

Ik zal twee voorstellen uit dit regeerakkoord nauwlettend opvolgen omdat ik geloof dat ze cruciaal zijn voor het behalen van de doelstelling van de 200.000 nieuwe jobs. Reeds jaar en dag hoor ik vertellen dat een werkloosheidsuitkering geen hangmat mag zijn. In deze legislatuur zal het uur van de waarheid aanbreken. Eindelijk wordt de stempelcontrole afgeschaft en wordt de koe bij de horens gevat. Vanaf de eerste dag van zijn werkloosheid wordt de werkloze geholpen in zijn zoektocht naar nieuw werk. Deze begeleiding moet mijns inziens zeer intensief gebeuren. Ook de toetsing door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de beschikbaarheid en de inzetbaarheid van de werkloze moet heel accuraat zijn. Ik kijk daarom aandachtig uit naar het wetsontwerp van de regering.

Het tweede probleem is de vergrijzing. Langer leven is natuurlijk geen probleem, maar een rijkdom! Met onze sociale zekerheid staan we daardoor wel voor grote uitdagingen die we onder geen beding uit de weg mogen gaan. Wij willen voor iedereen een kwaliteitsvolle, maar betaalbare sociale zekerheid. De solidariteit tussen de generaties is een bouwsteen van ons sociaal systeem en de gepensioneerden mogen die terecht als een verworvenheid beschouwen. Jongeren willen daarvoor maar al te graag hun verantwoordelijkheid opnemen, maar tegelijkertijd willen jongeren vandaag ook perspectieven op een goede oude dag. De scheeftrekking neemt echter verontrustende proporties aan en draagt in zich de kiem van een heus generatieconflict. Samen met mijn leeftijdsgenoten verwacht ik dat voor onze generatie de pensioenleeftijd zal stijgen tot 68, 70 of misschien 75 jaar, terwijl vandaag nog al te vaak mensen van 50 jaar de arbeidsmarkt verlaten.

De activiteitsgraad van de 50-plussers ligt in ons land heel laag! Te laag! Ik dring er bij de regering dan ook sterk op aan om onmiddellijk werk te maken van de proefprojecten inzake de uitloopbanen voor oudere werknemers en van de toekenning van een brugpremie aan bruggepensioneerden en oudere werklozen. De activiteitsgraad moet omhoog. We moeten op dat stuk spijkers met koppen slaan, willen we de verbintenissen van Lissabon nakomen. Ik reken er dan ook op dat de verhoging van de activiteitsgraad een van de prioriteiten wordt op de werkgelegenheidsconferentie in het najaar.

In dat perspectief is de naleving van het financieel en budgettair kader van groot belang. Als jonge liberaal wil ik mij opwerpen als de pitbull van de meerderheid ter zake. Aan de afspraken van het regeerakkoord kan naar mijn mening onder geen enkel beding worden geraakt! Onze staatsschuld moet naar omlaag. Punt uit!

Het is natuurlijk onmogelijk en ook niet wenselijk om hier alle punten van het regeerakkoord te bespreken. Mijn collega's uit de VLD-fractie hebben dat trouwens al voortreffelijk gedaan en het is nog niet gedaan. Wat hier wellicht niet zal worden vermeld is dat alle politieke jongerenbewegingen heel tevreden zijn met het voorstel om de verzekeringspremies voor jongere weggebruikers betaalbaar te maken. Daarom stip ik het vanop dit spreekgestoelte nog even aan, zodat de regering er zeker en vast werk van maakt.

Jammer genoeg werden de studenten uit het oog verloren. Studenten die willen bijklussen, kunnen dat nog te weinig. Daarom moet er een regeling komen om studentenarbeid te versoepelen. Zo een voorstel heeft de regeerverklaring spijtig genoeg niet gehaald. Dat is niet erg, want zo weet ik hoe ik mij tijdens het reces nuttig kan maken en waarover mijn eerste wetsvoorstel zal gaan.

Geachte collega's, de kiezer heeft op 18 mei de liberalen en de socialisten een duidelijk signaal gegeven. Het regeerakkoord is een ambitieus antwoord op dat signaal. Het geeft mensen hoop! Ik wens daarom de regeringsploeg onder leiding van Guy Verhofstadt heel veel succes toe.

M. le président. - Je vous remercie et je vous félicite à l'occasion de votre maidenspeech.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Ik voel mij bijzonder geïntimideerd, omdat ik hier de eerste keer op deze tribune sta. Dit is een historisch moment, niet voor de Senaat, maar voor mijzelf.

Mijnheer de voorzitter, ik heb getracht om dit debat tamelijk plichtsgetrouw te volgen. Misschien is dat niet gebruikelijk, maar ik zou mij eerst tot u willen richten. Ik heb immers de indruk dat dit debat hier niet meer hoefde te worden gevoerd. Tijdens de onderbrekingen heb ik collega's van de meerderheid horen zeggen: "Wij zullen nog wel zien wat er met de Senaat gaat gebeuren..." en "Het is niet evident dat die instelling zal verdwijnen...".

Als we het ernstig menen, lijkt het mij wenselijk dat de Senaat zich concentreert op haar kerntaken. Het herkauwen van het investituurdebat is mijns inziens geen kerntaak van deze assemblee.

Ik kan mij al voorstellen hoe de conversatie in de regering is gevoerd. Wie zal de regering vertegenwoordigen tijdens het investituurdebat in de Senaat? Guy had zeker niet veel zin om na een lange dag Kamer nog eens een dag naar de Senaat te komen, waarop Laurette afgevaardigd wordt. Laurette had waarschijnlijk evenmin zin om hier de hele dag te komen zitten zodat er beslist werd om Rudy de namiddag te laten overnemen. Guy belooft dan om zich rond vijf uur eens te laten zien zodat uiteindelijk iedereen tevreden is.

M. le président. - Ce n'était absolument pas le point de vue exprimé au Bureau par votre présidente de groupe ni par l'un des vice-présidents du Sénat. Ils ont même déclaré le contraire.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Mijn fractievoorzitster heeft mij daarvan op de hoogte gebracht.

M. le président. - Vous exprimez donc un point de vue personnel.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Neen, want mijn fractievoorzitster heeft mij ook gezegd dat een aantal eminente leden van de meerderheid op dit debat hebben aangedrongen. Het is dan nogal logisch dat de oppositie zich daarbij aansluit.

De Senaat is een bezinningskamer en ik ben dan ook van oordeel dat ik deze beschouwing hier kan formuleren. Als de Senaat een belangrijke rol wil blijven spelen in ons politiek bestel moet hij zich op zijn kerntaak concentreren.

M. le président. - Quelle aurait été votre réaction si le premier ministre avait décidé de ne pas faire de déclaration devant le Sénat ?

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Ik vind het volkomen normaal dat er alleen in de Kamer een investituurdebat wordt gevoerd. De Senaat heeft andere taken. Ik zou het de eerste minister niet kwalijk genomen hebben.

M. le président. - Tous les présidents de groupe ont demandé que le premier ministre vienne au Sénat. Il est venu et je pense que c'est bien. C'est un témoignage de respect à l'égard des sénateurs.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Dit is geen aanval op de eerste minister. Dit is een bijdrage tot de bezinning over de rol van deze instelling.

Ik heb twee opmerkingen, de eerste over een binnenlandse en de tweede over een buitenlandse kwestie. Mijn opmerking over de binnenlandse kwestie heeft betrekking op een item waarover ook de heer Coveliers het gehad heeft, namelijk over de leefbare wijken in leefbare steden, vermeld op pagina 33 van het regeerakkoord. Het bewuste hoofdstuk bevat goede zaken maar ook een aantal zaken die volgens mij niet kunnen.

Wat is de situatie in de steden in dit land? Aangezien men er zich op alle beleidsniveaus van bewust is geworden dat er in de grote steden zware problemen zijn en dat nieuwe maatschappelijke problemen eerst tot uiting komen in grote steden, voelt elk beleidsniveau zich geroepen om daar iets aan te doen.

Dat is op zich een goede zaak, maar wat is daarvan het resultaat? Het Europese niveau gaat een aantal grootstedelijke fondsen voorzien.

Tevens wordt zowel op Europees als op Vlaams en federaal niveau in fondsen voorzien ter ondersteuning van grote steden, namelijk het veiligheids- en samenlevingscontract en de middelen voor het grootstedenbeleid.

Al die fondsen hebben één kenmerk gemeen: het zorgvuldig bepalen van criteria en doelstellingen, gericht op bepaalde probleemwijken of doelgroepen. Daarover moeten uiteraard beleidsplannen worden geschreven.

Het regeerakkoord bepaalt dat de regering het overleg wil stimuleren tussen de gemeenten, de steden, de gewesten en de gemeenschappen, de federale en de Europese overheden om te komen tot een grotere coherentie in de actie. Het inpassen van de beleidsdoelstellingen van de grote steden in de criteria van de genoemde fondsen betekent een gigantische tijd- en geldverspilling. Het zou logisch zijn dat de verschillende subsidiërende overheden hun acties op elkaar zouden afstemmen en dat elk beleidsniveau zijn verantwoordelijkheid zou opnemen om gezamenlijk te beslissen. Dat is thans niet het geval.

Alle fondsen, ook het fonds voor het grootstedenbeleid, vereisen het opstellen van dikke rapporten. Elke stad zorgt ervoor dat de zaken die ze wenst te realiseren aan de criteria van de fondsen worden aangepast. Dat is een slechte zaak.

In het tweede hoofdstuk van het regeerakkoord staat onder meer dat de middelen zullen worden geconcentreerd op enkele wijken en dat minimum 40% aan investeringen moet worden besteed. Dergelijke criteria zijn contraproductief.

Aangezien de Senaat een aantal gemeenschapssenatoren telt die het regionale niveau vertegenwoordigen, zouden we ons moeten bezinnen over een verstandige manier om de grootstedelijke problematiek te ondersteunen in plaats van de materie te versnipperen en er namen van ministers op te plakken. Ik richt mij tot de minister die bevoegd is voor het grootstedenbeleid met de vraag een reflectie aan dit onderwerp te wijden.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Bedoelt u dat de middelen, in plaats van ze aan de wijken te besteden, ter beschikking moeten worden gesteld van de lokale overheden zonder er enige voorwaarde aan te verbinden?

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Dat is een onbereikbaar ideaal. Het zou alvast nuttig zijn de acties van de verschillende overheden op elkaar af te stemmen teneinde het produceren van enorme bergen papier te vermijden en een grotere handelingsvrijheid te bieden.

Tot zover mijn constructieve oppositionele rol.

Ik heb voor het overige nog enkele totaal destructieve opmerkingen met betrekking tot bladzijde 66 van het regeerakkoord en de vreselijke soap rond de genocidewet.

In het regeerakkoord luidt het: "Onder geen enkel beding wordt geraakt aan de intentie, het nut en de ethische dimensie van de wet." Dat was het laatste schaamlapje van het regeerakkoord. De vertoning die de regering heeft opgevoerd naar aanleiding van de controverse over de genocidewet is absoluut beschamend. Niet langer dan drie à vier weken geleden namelijk antwoordden de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken op de vraag over hun intenties betreffende de genocidewet het volgende: "Wij zullen niet zwichten voor de Amerikaanse druk. We staan pal overeind. Wat denken die kerels wel?"

Er werd herhaald dat wij niet zouden zwichten voor de Amerikaanse druk. De Amerikanen moesten hun plaats kennen en onze borst zwol op van trots om de manhaftige, koene ridders die ons land leidden. Een maand later staan we voor de volledige knieval. De ethische dimensie speelt in ons beleid blijkbaar geen enkele rol meer. Omdat de regering zo zwaar haar hand heeft overspeeld, is wat nu gebeurt een verschrikkelijke vernedering. Ik had de gelegenheid om met een aantal van onze betere beroepsdiplomaten te spreken. Die mensen kruipen op internationale fora bijna weg van schaamte. Ze schamen zich dood voor het politieke personeel onder wiens leiding zij moeten werken.

De heer Pierre Chevalier (VLD). - De heer Van Peel stelt de situatie te zwart-wit. Op een bepaald ogenblik zei Willy Claes dat onze diplomaten niet verder geraken dan de portier van het Pentagon. Dat is natuurlijk onjuist. Ik ben nog in maart met een delegatie van de Kamer in Washington geweest. Ik kan U verzekeren dat we daar na de besprekingen die we er hadden en na de eerste aanpassing van de genocidewet, net vóór de verkiezingen, felicitaties kregen van de Amerikaanse Kamer van Koophandel.

CD&V doet nu schamper over de houding van de regering. Ik heb een drietal jaren geleden al gezegd dat deze wet een miskleun is. Ik ben daarvoor in eigen partij niet op applaus ontvangen. Ik heb echter niemand van CD&V in de Kamer en de kamercommissie van Buitenlandse Zaken, die ik voorzat, of in publieke debatten, onder meer met de heer De Crem voor televisie, horen zeggen dat deze wet een onding is. Niemand van CD&V durfde daarover zijn mond opendoen uit angst om niet meer politiek correct te zijn. Nu is het gemakkelijk te zeggen dat de regering voor de Amerikanen op haar knieën kruipt. Het is een goede zaak dat men uiteindelijk tot inkeer is gekomen. Het zal me een genoegen zijn bij de bespreking van de nieuwe wet in de Senaatscommissie, een bloemlezing te geven van tussenkomsten van de CD&V-fractie in de Kamer waaruit blijkt dat dit toch een zo goede wet was.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - We leven blijkbaar in verschillende werelden. CD&V heeft nog een wisselmeerderheid geleverd waarvan de VLD dankbaar gebruik heeft gemaakt om een aantal acute wijzigingen aan de genocidewet, net vóór de verkiezingen, mogelijk te maken.

Het is natuurlijk juist dat misbruik van deze wet werd gemaakt en dat in toenemende mate. Dat gebeurde echter ook door iemand die de VLD nu staatssecretaris heeft gemaakt. Zodra duidelijk werd dat deze wet, die ons allemaal een goed geweten verschafte, werd misbruikt en onze Amerikaanse partners daar, terecht, bijzonder zwaar aan tilden, had een wijze regering op een voorzichtige en verstandige manier en geleidelijk een andere diplomatieke houding moeten aannemen. Nog tijdens de regeringsonderhandelingen bleven Verhofstadt en Michel evenwel voortdurend zeggen dat er geen wijziging zou komen. Dat wil ik aanklagen.

Ik hoop dat dit ons geen blijvende schade heeft opgeleverd. Ik vrees evenwel dat we nog enkele jaren de risee zullen zijn in de buitenlandse politiek. Dat is bijzonder jammer, zowel ethisch als economisch. Ik kan me niet voorstellen dat de heer Michel zelf geen bedenkingen had bij de wet. Hij heeft zich echter voortdurend laten dicteren door zijn coalitiepartners in de plaats van zelf het voortouw te nemen. Hij was moediger tegen Bush dan tegen zijn coalitiepartners.

Ik zie overigens aan de minzame glimlach van de heer Chevalier dat hij me eigenlijk gelijk geeft.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Vijftig dagen lang hebben de onderhandelingen geduurd die hebben geleid tot een document van 69 pagina's dat de veelbelovende titel "Een creatief en solidair België" kreeg. Maar is die tekst ook wel zo creatief en solidair? Zitten er wel echt groene elementen in dit groenste regeerakkoord aller tijden?

Toegegeven, dit regeerakkoord bevat heel wat goede voorstellen. Ook de oppositie heeft dit vandaag meermaals toegegeven. Heel wat belangrijke passussen zijn echter erg vaag, voorwaardelijk en grijs. Er zijn veel goede intenties en ambities, maar is dit alles ook wel echt te realiseren? De huidige economische toestand is veeleer somber en het beknopte financiële kader beslaat slechts één van de 69 pagina's. Het zal veel creativiteit en een kordate aanpak van de regering vergen.

Er is trouwens nog een probleem. De bevoegdheden zijn zo versnipperd dat er heel wat overleg tussen verschillende excellenties nodig zal zijn om tot resultaten te komen. Hopelijk vertraagt of stopt dit de plannen niet.

Inzake het milieu bevat het regeerakkoord heel wat positieve elementen ook al zitten de Groenen niet in de regering: onder meer de ambitieuze bouw van een groot windmolenpark, de verdere afbouw van de kernenergie, de cellen duurzame ontwikkeling. Ik heb echter ook bedenkingen. Zo heb ik de indruk dat de regering de uitvoering van het Kyotoprotocol voor zich uit schuift en de hoop stelt in een klimaatcommissie in september. Zal deze klimaatcommissie wel tot resultaten leiden en dreigt het dossier niet gecommunautariseerd te worden met afstel of uitstel tot gevolg?

De Groenen vinden natuurlijk wel dat vervuilende brandstoffen duurder moeten worden en dat het gebruik van minder vervuilende brandstoffen moet worden gestimuleerd. De regeringsmaatregelen lijken ons echter veeleer een verkapte belastingverhoging dan een milieumaatregel. De Groenen willen het autogebruik en niet het autobezit bestraffen. We vinden dan ook dat de inschrijvingstaks moet wegvallen, maar voorlopig vinden we dat nergens terug in het regeerakkoord.

De NMBS blijft een van de moeilijkste dossiers. Onze zorg is vooral een comfortabel, stipt en voldoende openbaar vervoer. De Groenen staan hiermee niet alleen. Er zijn nog partijen die dit vragen.

Hoe kan dit worden gerealiseerd zonder middelen en met massale ontslagen voor ogen? We staan volledig achter het idee van gratis woon-werkverkeer via het openbaar vervoer, maar ik vraag me wel af of dit financieel haalbaar is.

Wie zal zijn tanden stukbijten op het dossier van de nachtvluchten? Hier ontbreekt een van de grote beloftes die vóór de verkiezingen werd gedaan, namelijk dat het niet alleen mocht gaan over studies en spreiding, maar ook over de afbouw van de nachtvluchten.

Eerst was er geen sprake van een minister bevoegd voor gelijke kansen, maar dit probleem is inmiddels opgelost. Wel is er nergens sprake van een band tussen milieu en gezondheid of van ggo's. Ik hoop dat de minister van Leefmilieu dit probleem kan aankaarten.

De eerste minister stelde dat eindelijk komaf zou worden gemaakt met de stiefmoederlijke behandeling van het leefmilieu: "Gedaan met het invoeren van meer belastingen en pietluttige reglementeringen". Ik heb een vermoeden wie hij hiermee bedoelde. We zullen de voorgestelde "ontwikkelde totaalvisie op de ecologische vraagstukken" met argusogen volgen. Als er een goed beleid wordt gevoerd, dan zal ik dit toejuichen, maar ik zal niet aarzelen om fouten kritiek aan te kaarten.

Een tweede onderdeel is het sociale beleid. Dit is gelukkig heel wat uitgebreider. Ook in dit onderdeel zitten heel wat positieve punten: de werkbonus, het ouderschapsverlof, de uitbreiding van het zwangerschapsverlof, de gelijkstelling van de statuten van arbeider en bediende en het budget voor en de maatregelen inzake gezondheidszorg.

Het stelt me gerust dat de lijn die de ministers van Sociale Zaken en van Volksgezondheid in de vorige regeerperiode hebben uitgezet, wordt voortgezet. Dit getuigt van een evenwichtig en gedurfd beleid, dat heel vaak de zwaksten onder ons, de patiënten, ten goede komt.

De grootste opdracht voor de volgende regering zal het aanwakkeren van de werkgelegenheid zijn. Ik vind in het regeerakkoord jammer genoeg zeer weinig terug over jeugdwerkloosheid. Ik denk dat minister Vandenbroucke heel wat werk zal krijgen, maar ik heb veel vertrouwen in hem.

Ook de aanpak van de sociale fraude verontrust mij ten zeerste. Ik hoop dat dit geen synoniem is voor een heksenjacht op werklozen. Fraudebestrijding steunen we, maar we willen wel dat eerst de grote vissen worden aangepakt, en dan pas de kleintjes.

Ook over de tewerkstelling van allochtonen en de voorzet die de regering in dit verband zou geven, vind ik niets terug. Misschien is ook hier een taak weggelegd voor de minister van Gelijke Kansen?

De invoering van het tijdsparen lijkt een goede maatregel, maar het is niet meer of minder dan het opsparen van vakantiedagen en overuren om die later, op het einde van de loopbaan, op te nemen. Deze maatregel is zeer vrouwonvriendelijk want voor vrouwen zijn overuren in combinatie met het gezin niet mogelijk. Bovendien bevordert deze maatregel de werkssfeer niet; de stress op het werk zal er enkel door toenemen. Gelukkig hebben we een staatssecretaris bevoegd voor Welzijn op het Werk. Vanmorgen vernam ik ook dat naast het tijdskrediet ook het tijdsparen zou blijven bestaan. Als dit zo is, gaat het inderdaad om een compenserende maatregel.

Vervolgens is er de armoede. Het regeerakkoord draagt de titel "Voor een solidair België". Hoezo? Op de laatste vergadering van de interparlementaire werkgroep-vierdewereld stond de verhoging van het leefloon bovenaan het verlanglijstje van alle verenigingen waar armen het woord nemen.

Nergens wordt vermeld over hoeveel procent het gaat noch wanneer de verhoging zal worden ingevoerd. In de vorige legislatuur werd nochtans 10% beloofd, waarvan 4% inmiddels werd gegeven. Samen met de armen wacht ik evenwel op de bijkomende 6%.

Ons land heeft een minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Net als mevrouw Thijs stemt dat me tevreden, maar krijgt hij ook een budget om mee te werken? Of bestaat zijn enige taak erin de ontwikkelingssamenwerking te regionaliseren?

Het migrantenstemrecht zal door het Parlement worden geregeld. De achterdeur staat open. Wij hebben opnieuw een wetsvoorstel dienaangaande ingediend. Ik verneem dat ook de SP.A en de PS dat hebben gedaan en hoop dat MR de afspraken van voor de verkiezingen om dit stemrecht te steunen zal respecteren en dat de partijen die een wetsvoorstel hebben ingediend er werk van zullen maken om het snel ter sprake te brengen in de Senaat, die reflectie als taak heeft.

De beslissing het alimentatiefonds uit te stellen verwondert me enigszins. Met dit fonds werd immers ingegaan op een vraag die al dertig jaar oud is. Het alimentatiefonds zou het veel vrouwen en kinderen financieel gemakkelijker maken na een echtscheiding. Jammer genoeg wordt het uitgesteld.

Het wetsvoorstel dienaangaande werd ingediend door vrouwelijke volksvertegenwoordigers van verschillende partijen - een van hen is nu zelfs minister - die keihard hebben gevochten en gesteund werden door minister Reynders. Ik begrijp dan ook niet dat deze minister het uitstellen van dit fonds vooropstelt.

Ik besluit met dezelfde noot als mevrouw de Bethune. Een derde van de regeringsploeg is vrouwelijk. Weliswaar is er geen minister van gelijke kansen, maar de regering telt heel wat jonge, nieuwe, vernieuwende en hopelijk ook kordate vrouwelijke ministers en staatssecretarissen.

Enkelen onder hen zijn bevoegd voor typisch groene dossiers, zoals leefmilieu, duurzame ontwikkeling, energie en welzijn op het werk. Als Agalev-senator kijk ik niet knarsetandend toe, maar hoop ik dat deze dames creatief en vernieuwend te werk zullen gaan. Ze kunnen de tekst van het regeerakkoord, dat inzake milieu erg grijs is, donkergroen inkleuren en de groene gaten opvullen.

In ieder geval hebben ze nog altijd mijn vertrouwen. Ik zal hun werk volgen en vanuit de Senaat kritisch en constructief meewerken aan de realisatie ervan.

M. Luc Paque (CDH). - « L'environnement, la mobilité et le développement durable seront des points essentiels de l'action du nouveau gouvernement. Accorder une attention particulière à ces questions constitue une nécessité pour la préservation du bien-être des générations futures. » C'est en ces termes que débute le chapitre « Environnement, Mobilité et Développement durable » de l'accord gouvernemental qui consacre à ces sujets pas moins de sept pages ! Nous soutenons bien évidemment les grands principes de ces objectifs, mais, comme le citoyen, nous attendons des mesures concrètes et surtout efficaces.

Tout d'abord, en ce qui concerne la mise en oeuvre du Protocole de Kyoto, je voudrais rappeler quelques chiffres.

En 2000, le niveau des émissions de gaz à effet de serre dépassait d'environ 6% le niveau mesuré en 1990.

Pour 2002, il est question de 10%. C'est dire l'énorme effort qu'il faudra réaliser pour diminuer, en 2010, le niveau des émissions de 7,5% par rapport à 1990. Nous approuvons, bien sûr, la détermination qui semble être celle du nouveau gouvernement de mettre en oeuvre le Protocole de Kyoto. Il était d'ailleurs grand temps ! Mais faute d'avoir pris plus tôt des mesures drastiques, le gouvernement propose un appel massif aux mécanismes de flexibilité prévus par le Protocole, et permettant d'acquérir des droits de polluer. Cela revient à reporter une part de nos responsabilités environnementales vers l'étranger. Quant au système à mettre en place pour avoir accès au marché des émissions de CO2, il aura un coût certain. Par ailleurs, en ce qui concerne le point le plus délicat sur le plan politique, à savoir la répartition entre les régions des efforts à fournir, aucun accord n'a pu être trouvé entre les partis. On ne sait toujours pas qui doit réduire ces émissions et de combien. Le problème est renvoyé à la Commission Nationale du Climat qui sera enfin créée, ce qui équivaut malheureusement à un « encommissionnement » de plus.

Nous approuvons une bonne part des mesures préconisées dans le cadre des technologies plus efficaces en matière d'énergie :

Cependant, nous regrettons le manque de précision de ces mesures et nous doutons de leur efficacité face à l'ampleur de l'effort à soutenir. Nous déplorons certaines lacunes et nous dénonçons les risques d'injustice. Les réactions ne se font d'ailleurs pas attendre.

De manière plus générale, les technologies plus efficaces en matière d'énergie sont l'objet de diverses mesures éparses, sans évaluation ni objectif chiffré, et figurant déjà, pour la plupart, dans des plans en attente d'exécution.

Un grand nombre de mesures sont du ressort des régions et donc liées à une concertation avec celles-ci et il n'est pas du tout acquis que cette concertation débouchera sur le résultat attendu par le Fédéral.

La plupart des mesures sont focalisées sur les alternatives moins polluantes, mais aucune ne vise explicitement à réduire la demande et à diminuer la consommation, ce qui est capital pour atteindre les objectifs de Kyoto dans la perspective du développement durable.

Certaines mesures présentent un caractère injuste et antisocial, telles que l'augmentation du prix du mazout de chauffage et la diminution du prix du gaz naturel. Toutes les régions n'ont pas le même accès au gaz naturel, particulièrement les régions rurales par rapport aux régions urbaines. De même, tous les ménages n'ont pas les moyens d'investir dans des installations de chauffage moins polluantes.

Si le principe de pénaliser l'usage des carburants polluants et de diminuer les charges sur la possession d'un véhicule n'est pas mauvais, quel carburant de substitution allez-vous favoriser et comment ? Quant au gasoil routier, vous ne dites pas qui pourra en bénéficier, ni selon quels critères. J'espère que la loi-programme nous éclairera bientôt sur ces questions.

Enfin, il subsiste un gros point d'interrogation. Le gouvernement semble ne pas remettre en cause la décision de fermer progressivement les centrales nucléaires à des fins de production d'électricité, tout en disant vouloir garantir l'indépendance énergétique et la sécurité d'approvisionnement. La question est de savoir si le gouvernement ne va pas invoquer le nouveau plan d'équipement de la CREG, qui doit être mis à jour conformément à la loi de 1999, pour remettre en question l'abandon du nucléaire et revenir sur le texte voté avec les Verts. Votre position à ce sujet n'est pas très claire. Faut-il rappeler, comme l'a souligné maintes fois la commission AMPERE, que le passage à de nouveaux modes de production d'électricité - éolien, biomasse, cogénération, hydraulique, solaire... - est limité - 10% - pour la production massive d'électricité ? Les seules sources de masse sont le nucléaire, le gaz et le charbon. N'arriverez-vous pas dès lors bien vite à la conclusion qu'on ne peut se passer du nucléaire si on veut des garanties suffisantes d'indépendance et de sécurité d'approvisionnement ?

En matière de mobilité, je dois reconnaître que nous sommes assez sensibles à vos objectifs. Je pense notamment à la réduction de plus de 33% du nombre de tués sur nos routes à l'horizon 2007. Nous sommes tout aussi favorables à vos angles d'attaque. Comme vous, nous sommes partisans d'une valorisation de l'intermodalité, nous soutenons une incitation ferme à un transfert des habitudes de déplacement vers des modes de transport moins polluants, nous tablons sur une prise en compte du comportement sur la route dans le calcul des primes d'assurance et nous souhaitons une politique axée sur les trajets entre le domicile et le lieu de travail. Nos critiques vont à la manière dont vous comptez atteindre ces objectifs.

À la lecture de la déclaration gouvernementale, ce qui me frappe en tout premier lieu, c'est le nombre de propositions qui, dans les faits et en droit, relèvent ou relèveront des compétences régionales comme, par exemple, la suggestion de « variabiliser » les taxes de circulation et de mise en circulation sur le critère de l'usage et de la bonne conduite.

Le fait d'autoriser les Régions à préfinancer et cofinancer les investissements ferroviaires qu'elles jugent prioritaires ou celle de leur transférer la tutelle pour l'établissement des règlements complémentaires en matière de circulation routière est de nature à préparer le terrain aux futures exigences régionales. Et nous y voilà ! Lors des forums communautaires du mois de septembre, il sera déjà question de la régionalisation de la sécurité routière et d'une accentuation de la participation des Régions dans le processus décisionnel en matière ferroviaire. Ces scénarios sont éminemment regrettables, eu égard à la cohérence et à l'équilibre national qu'exigent ces deux politiques.

Ce qui me frappe en deuxième lieu, c'est le manque d'alternatives crédibles à l'utilisation trop systématique des véhicules.

Votre déclaration ne fait pas du rail une alternative crédible. Le plan d'investissement de la SNCB ne sera pas refinancé mais étalé, ce qui veut dire qu'annuellement, l'État fédéral investira moins dans l'infrastructure ferroviaire. Le plan Move 2003 est laissé à la totale appréciation du conseil d'administration de la SNCB. Triste sort politique pour un plan qui prévoit pourtant des propositions comme la suppression d'une série de dessertes locales au profit de lignes d'autobus, la suppression systématique des guichets dans les gares non rentables, notamment en zone rurale, et une augmentation assez importante des tarifs. Toutes les propositions de la SNCB annoncent un recul très clair des missions de service public et vos réponses budgétaires ne sont pas à la hauteur pour garantir leur maintien et leur exécution.

Votre déclaration parle d'augmenter les accises sur l'essence et le diesel mais si le but réel est de stimuler un transfert vers des modes de déplacements plus respectueux de l'environnement, pourquoi ne pas soutenir aussi fermement un transport de marchandises intermodal qui incite à recourir au rail ainsi que l'utilisation de carburants moins polluants comme le LPG ?

Quant à la sécurité alimentaire, elle mérite, de notre point de vue, plus que la simple expression gouvernementale de « poursuite du développement de l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire. »

Je m'étonne aujourd'hui du mutisme du gouvernement pour ce qui avait pourtant constitué la première exigence du gouvernement arc-en-ciel. La sécurité alimentaire n'est pas un acquis ; elle suppose une vigilance de tous les instants. Elle doit se traduire par un financement suffisant, par l'État, de la politique de contrôle. Elle doit se décliner dans des plans de gestion de crise toujours plus affinés. Elle doit être précisément communiquée à tous nos concitoyens. Sans ces directives politiques, vous ne convaincrez pas ceux-ci de votre volontarisme en ces matières.

En conclusion, face à l'énorme effort à réaliser, l'accord du gouvernement contient beaucoup de bonnes intentions dont on suivra avec attention l'éventuelle mise en oeuvre. Plusieurs mesures vont dans le bon sens, mais tout reste très flou. Si sont bien repris dans le texte de l'accord les objectifs de Kyoto de mobilité et de développement durable, l'effet de chaque mesure n'est ni évalué ni chiffré. Au risque dès lors de naviguer à vue et de se retrouver en 2010 comme les cancres de Kyoto.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VLD). - Ik ben blij dat minister Demotte op dit ogenblik de regering vertegenwoordigt, want mijn uiteenzetting gaat vooral over de gezondheidszorg.

De heer Demotte zit op de stoel die, zo dacht iedereen, voorbehouden was voor de heer Vandenbroucke. Door allerlei omstandigheden heeft hij de interessante combinatie van Sociale Zaken en Volksgezondheid tot zijn portefeuille kunnen maken. Ik heb echter de indruk dat de heer Vandenbroucke een beetje voorvoelde dat hij niet langer de bevoegdheid over de ziekte- en invaliditeitsverzekering en over de gezondheidszorg zou hebben, want het regeerakkoord bepaalt vrij precies de doelstellingen op dit vlak. De groei met 4,5% van het budget voor gezondheidszorg zal minister Demotte dus niet zomaar kunnen uitdelen. Hij zal voor een stuk het spoor van de heer Vandenbroucke moeten volgen en wij kunnen het daar grotendeels mee eens zijn. Bepaalde tendensen die tijdens de vorige regeerperiode werden uitgewerkt, dragen onze goedkeuring weg.

Toch is er een maar. Tijdens de vorige legislatuur heeft de regering ook steken laten vallen, vooral tegenover de zorgverstrekkers. Dat we in ons land een goede gezondheidszorg hebben, die vaak beter staat aangeschreven dan die in het buitenland, is vooral aan de zorgverstrekkers te danken. Huisartsen, kinesisten, verpleegkundigen, ... ze gebruiken dezelfde technieken en medicatie als in vele andere landen, maar hun opleiding en vooral hun inzet is bijzonder goed. Toch werden deze mensen de voorbije jaren zwaar ontgoocheld. Willen we de hoge kwaliteit van onze gezondheidszorg handhaven, dan moeten we iets voor hen doen. Met de 4,5% meer middelen waarover de minister beschikt, moet hij dan ook de nodige inspanningen doen om deze groepen een beter inkomen te geven dan de voorbije jaren. Ik hoop dat hij met hen zal overleggen om de frustraties die de voorbije jaren zijn gegroeid, weg te werken. De minister heeft een zekere ruimte en ik hoop dat hij ze op een goede manier zal gebruiken.

Er zijn ook situaties scheefgegroeid. We stellen bijvoorbeeld vast dat onze apotheken grotendeels privé zijn, maar dat er ook meer en meer gerund worden door ziekenfondsen en dat is geen goede zaak. Een verzekeraar moet zich bezighouden met zijn core business, het verzekeren, en geen diensten of verzorging aanbieden. We hebben trouwens ook ziekenhuizen die door ziekenfondsen worden geëxploiteerd. De hele maatschappij zou op stelten staan als autoverzekeraars plots ook garagisten zouden zijn. Dat kan niet; dat zou veel te veel conflicten geven. Ik hoop dat de minister inspanningen zal doen om de verzekeraars te wijzen op hun kerntaken.

Er is ook een scheefgroei ontstaan tussen de kinesisten en de fysiotherapeuten of revalidatieartsen. De vorige regering heeft vastgesteld dat heel veel middelen naar de kinesitherapie gingen. Soms was dat inderdaad overdreven en waren er misbruiken. Diezelfde prestaties worden echter op een wat overdreven manier uitgevoerd door fysiotherapeuten in ziekenhuisverband. Ik vraag de minister dus ook op dit vlak het evenwicht te herstellen, de kinesitherapie op het terrein wat meer zuurstof te geven en op te treden tegen de misbruiken van de ziekenhuizen.

De instellingen voor thuisverpleging, zoals het Wit-Gele Kruis, kregen middelen voor hun administratie. Zelfstandige thuisverpleegkundigen bleven echter in de kou staan. Ik pleit ervoor de lat gelijk te leggen en de diensten voor thuisverpleging niet meer middelen te geven dan de talloze zelfstandige thuisverpleegkundigen.

Ik wens kort nog iets te zeggen over het energiebeleid van de regering. Iedereen wil de Kyotonorm halen. Er komt een gedifferentieerde energieheffing voor het zogenaamde propere gas en de veel meer vervuilende stookolie. Dat is nogal kortzichtig. Het gastransport via pijpleidingen en het verbruik is misschien properder, maar er is heel wat energie nodig voor de gaswinning. Het broeikaseffect is minder groot dan door de regering naar voren wordt gebracht. Daarnaast zijn er ook een aantal sociale kenmerken. Honderdduizenden mensen hebben niet de mogelijkheid om op het gasnet aan te sluiten. Ik vraag dan ook dat alleen het reële verschil tussen gas en stookolie verschillend wordt belast, zodat degenen die geen aansluiting op het gasnet kunnen financieren, aan deze energieheffing ontsnappen.

Ik wens tot slot ook nog iets te zeggen over de communautaire aangelegenheden. Er werd een forum met een open agenda gecreëerd. In principe kunnen er verschillende punten aan bod komen. Er worden echter ook een aantal concrete punten geregeld, onder meer de wapenuitvoer en de ontwikkelingssamenwerking. Ik ben geen tegenstander van de regionalisering van de wapenuitvoer, maar de Franstaligen waren hier wel vragende partij. Ik heb de regionalisering van ontwikkelingssamenwerking verdedigd, maar ik stel vast dat er in Vlaanderen heel wat weerstand is. Ook hier waren de Franstaligen vragende partij, voor een groot deel om economische redenen. De Franstaligen hebben dus twee dossiers kunnen regionaliseren, terwijl de Vlamingen er eerder bekaaid zijn van afgekomen. Alleen de verkeersveiligheid zal worden geregionaliseerd.

Dit is een gevaarlijk spel. Ik vrees immers dat de scheeftrekking tussen Vlaanderen en Wallonië inzake gezondheidszorg niet snel weggewerkt zal zijn. In Franstalig België wordt er meer geconsumeerd omdat er meer huisartsen, meer radiologen en meer specialisten zijn. Aan Vlaamse kant heeft men ervoor gezorgd dat de instroom van zorgverstrekkers aan banden werd gelegd. In Wallonië is dit niet gebeurd. Heel wat artsen verdienen er het zout in de pap niet en dit werkt overconsumptie in de hand.

De minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid heeft als Franstalige federale minister een zeer grote verantwoordelijkheid om snel de lat gelijk te leggen. Hoe zal hij dat doen? Zal hij het overaanbod van artsen aanpakken of zal hij maatregelen nemen voor de responsabilisering van de artsen?

Er is een grote solidariteit van Vlaanderen met Wallonië. Die wensen we te behouden. Door de hogere lonen en de lagere werkloosheid in Vlaanderen is er een veel grotere instroom langs Vlaamse zijde in het systeem van de gezondheidszorg. Dat kunnen we aanvaarden. Het is een vorm van oprechte solidariteit. De middelen die Vlaanderen in grote mate opbrengt, worden echter in een grotere mate en vaak op een onrechtvaardige manier aan Franstalige kant geconsumeerd. Dat maakt solidariteit moeilijk.

Als de minister er niet in slaagt om aan consumptiezijde de lat gelijk te leggen, zal hij heel dit dossier als een boemerang in het gezicht terugkrijgen en dan zal het dossier van de regionalisering van de gezondheidszorg over enkele jaren op tafel liggen.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Ik zal enkel spreken over de communautaire aspecten van het regeerakkoord. Een debat daarover is een onderdeel van de taak van de Senaat op het ogenblik dat een regering aantreedt. Als reflectiekamer en kamer van de gemeenschappen moeten we zo een debat voeren.

Sommigen zullen zeggen dat volgens het regeringsplan van 26 april 2002 de Senaat nog veel meer als Senaat van de gemeenschappen moet optreden. Dat plan voorziet overigens in een paritair samengestelde Senaat, maar helaas een Senaat zonder tanden, die niets meer kan doen ten aanzien van de federale regering. Kortom gewoon een praatclub, in niets te vergelijken met bijvoorbeeld de Bondsraad in Duitsland, die wel effectieve bevoegdheden heeft. Wij wijzen het akkoord van 26 april 2002 in elk geval uitdrukkelijk af.

We zullen na de afloop van dit debat een motie indienen om een hervorming in de zin van het akkoord van april 2002 af te wijzen. Vanmorgen hebben we vanuit de meerderheid stemmen gehoord die die hervorming ook afwijzen en ik veronderstel dan ook dat een groot aantal senatoren die motie zal goedkeuren. Wat wij verdedigen is een Senaat zoals hij vandaag bestaat.

Ik ga nu in op het regeerakkoord met betrekking tot de gewest- en gemeenschapsaangelegenheden. Toen ik zag wie de onderhandelaars waren, was ik gunstig gestemd. In tegenstelling tot vorige keer zat er nu een partij aan de onderhandelingstafel die is voortgesproten uit het nationalistische gedachtegoed. Ik dacht dat SPIRIT het verschil zou maken.

Bij de VLD hadden de heren Coveliers en Somers anderzijds versterking gekregen van de heer Vankrunkelsven en van mevrouw Van de Casteele, mensen die met het Vlaams nationalisme zijn opgegroeid. Ik had verwacht dat hun inbreng een weerslag zou hebben op het regeerakkoord en dat er nieuwe voorstellen inzake regionalisering zouden worden aangekondigd

Aan de onderhandelingstafel zaten trouwens ook de gewezen minister-president van Vlaanderen, Patrick Dewael, en de gewezen vice-minister-president, Steve Stevaert. Het mocht niet baten.

Toch was ik realistisch genoeg om te beseffen dat de positie van de Vlaamse onderhandelaars zwak was. In de vorige legislatuur waren de Vlaamse onderhandelaars zo dom om het Lambermontakkoord goed te keuren, waarin op elke mogelijke financiële eis van de Franstaligen was ingegaan. De Franstaligen waren voor geen enkel punt nog vragende partij zodat ze deze keer neen konden zeggen op elke eis van de Vlamingen.

Mijn zin voor realisme deed me wel geloven dat de Vlaamse onderhandelaars wel succes zouden boeken voor die dossiers waarover een rechtscollege zich had uitgesproken. Van een regering mogen we toch aannemen dat ze rechterlijke uitspraken respecteert. Zo dacht ik dat ingevolge het vonnis over de nachtvluchten Vlaanderen minder nachtvluchten zou moeten ondergaan en de vluchtroutes beter zouden worden gespreid. Een rechterlijke uitspraak moet hard gemaakt kunnen worden op de onderhandelingstafel. Anderzijds heeft het Arbitragehof zich uitgesproken voor de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dat staat niet met zoveel woorden in het arrest van het Arbitragehof.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Met een gunstige wind belandde het voorontwerp van regeerakkoord van 4 juli op mijn werktafel en daarin stond te lezen - zij het tussen haakjes - dat het arrest van het Arbitragehof zou worden uitgevoerd. In de definitieve versie ontbrak die passage.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dat heeft er nooit in gestaan. Er was zeker iets mis met die wind...

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Mijnheer Coveliers, ik ben niet van Antwerpen. Vandaar in de buurt. Misschien is dat de reden dat ik nog kennis heb kunnen krijgen van het voorontwerp.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - U kunt wellicht op meer clementie rekenen dan ik.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Wellicht, want de mensen van de stad Antwerpen is dat niet gegund.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Wanneer zal het gedaan zijn met die Antwerpse ruzies? Als Antwerpenaar kan ik zeggen dat het genoeg is geweest.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Ik verkeerde dus in de waan dat de onderhandelaars de uitvoering van rechterlijke beslissingen zouden doorduwen. Tevergeefs ondanks de overtuigde Vlamingen aan de onderhandelingstafel. Ik had tenminste een status quo verwacht.

Maar wat zie ik? De Franstaligen krijgen hun tabaksreclame waarmee ze Francorchamps redden en de wapenleveringen worden geregionaliseerd. In de tekst van het regeerakkoord wordt voor die wapenleveringen nog naar het forum verwezen, maar op de eerste vergadering van de nieuwe ministerraad wordt al over de regionalisering beslist. Die gaat dus al meteen in.

De heer Vankrunkelsven merkte terecht op dat de eisen van de Franstaligen die in het forum zouden worden gesteld er al uitgehaald zijn en dat de Vlamingen nog een zware prijs zullen moeten betalen voor de regionalisering van het verkeersreglement en voor hun andere verzuchtingen. De Vlamingen zitten daardoor in een zeer moeilijke onderhandelingspositie. De spreiding van de nachtvluchten wordt niet onmiddellijk uitgevoerd. Er komt wel een spreiding, maar dan alleen over Vlaanderen, niet over Brussel. Brussel krijgt 25 miljoen euro extra zonder dat de positie van de Vlamingen in Brussel wordt versterkt. Het bewuste forum dreigt dus een soort vergeetput te worden. De vorige Vlaamse minister-president, Patrick Dewael, had in zijn Driekoningennota minstens een agenda, een methodologie en een timing geëist. Voor het forum is daar zelfs geen sprake van.

Omdat er toch nog knelpunten overblijven, spreekt de regering over een grote deal die in september moet worden gesloten. Voor die knelpunten zullen nog gesprekken moeten worden gevoerd tussen de gewesten en het federale niveau. Het zal daarbij vooral gaan over de verdeling van de inspanning inzake Kyoto en de extra bijdragen die de gewesten zouden moeten betalen voor de federale schuldafbouw. Het zal mijns inziens weer uitdraaien op een grote koehandel die de Vlamingen duur zal komen te staan.

Ik heb enkele opmerkingen inzake de inspanningen voor Kyoto.

De heer Paul Wille (VLD). - Mijnheer Caluwé, u spreekt over koehandel en dergelijke. Na de stemming van vanmiddag, die u als gemeenschapssenator ernstig moet hebben beroerd, vraag ik me af of u wel goed bezig bent. We zullen het over die stemming ongetwijfeld nog hebben in het Vlaams Parlement. De drie gemeenschapssenatoren konden de wijziging van het reglement onmogelijk goedkeuren.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). -. De samenstelling van de commissies heeft niets met koehandel te maken. Ik vind het belangrijk dat een grote fractie zoals de CDH in de commissies wordt vertegenwoordigd. Ik weet dat de heer Wille liever geen leden van de oppositie in de commissie heeft. Ik vermoed dat hij erop aanstuurde dat het Bureau van de Senaat met twee leden zou worden uitgebreid zodat de VLD over een extra lid in het Bureau zou kunnen beschikken. Als dat was gebeurd, zou er pas sprake zijn geweest van koehandel.

De heer Paul Wille (VLD). - Het andere is wél gebeurd.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Welke deal is er dan gesloten, waaruit bestaat de koehandel?

De heer Paul Wille (VLD). - Als we in september een resolutie indienen in het Vlaams Parlement zal duidelijk blijken wat er is gebeurd.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Ik zie geen probleem.

Ik zal nu even terugkomen op de deal met betrekking tot Kyoto en de bijdrage van de gewesten in de federale schuldaflossing. België moet in het kader van het Kyotoprotocol de uitstoot van broeikasgassen met 7,5% terugdringen ten opzichte van 1990. Verdeeld over de gewesten bedroeg de uitstoot van broeikasgas 83 miljoen ton voor Vlaanderen, 55 miljoen ton voor Wallonië en 4,3 miljoen ton voor Brussel. Inmiddels weten we hoe de toestand er tegen het jaar 2010 zal uitzien als er geen maatregelen worden genomen. In Vlaanderen zijn in de loop der jaren energie-efficiënte investeringen gedaan, die evenwel tegelijkertijd energie-intensief zijn, met als gevolg dat de broeikasgasuitstoot is toegenomen. Gedurende dezelfde periode werden er in Wallonië een aantal cokescentrales gesloten. In 2010 zal de broeikasuitstoot voor Vlaanderen 97 miljoen ton bedragen, voor Wallonië 56 miljoen ton en voor Brussel 5,5 miljoen ton. Tot nu toe heeft niemand opgemerkt dat er in Vlaanderen slechts een inhaaloperatie heeft plaatsgevonden tegenover Wallonië. Tegen 2010 zal de uitstoot in Vlaanderen 16,2 ton per inwoner bedragen terwijl hij in Wallonië nog altijd 16,6 ton per inwoner zal bedragen. Op dat ogenblik zal er op dat vlak een evenwicht zijn bereikt tussen Vlaanderen en Wallonië en is er dus geen enkele reden om het eens te zijn met Wallonië, dat van oordeel is dat de reductie van 27 miljoen ton hoofdzakelijk in Vlaanderen moet worden gerealiseerd. Dat zou betekenen dat de uitstoot in Vlaanderen met ongeveer 20 miljoen ton moet verminderen en in Wallonië met slechts 5 miljoen ton.

We stevenen af op een deal, waarbij Wallonië voor 4 miljoen ton meer en Vlaanderen voor 4 miljoen ton minder maatregelen moet nemen. Vlaanderen zou ter compensatie een grotere inspanning moeten leveren ter financiering van de federale schuldaflossing. Er wordt gesproken over een bedrag van 250 miljoen euro. Vlaanderen zou in dat geval bijzonder veel betalen voor de zogezegd schone Waalse lucht. Het alternatief bestaat erin om schone lucht op de internationale markt, bijvoorbeeld in Rusland aan te kopen. De prijs per ton schone lucht zou op de internationale markt ongeveer 5 à 10 euro bedragen. In de veronderstelling dat de prijs 10 euro per ton bedraagt en dat Vlaanderen 4 miljoen ton schone lucht in Rusland koopt, moet er een bedrag van 40 miljoen euro worden betaald. Waalse schone lucht kost 250 miljoen euro. Als de Vlaamse regering begin september instemt met die deal, zal ze daarvoor een hoge prijs betalen. Ik koop liever Russische schone lucht dan Waalse schone lucht, die is veel goedkoper.

De heer Jacques Timmermans (SP.A-SPIRIT). - De komende vier jaar staan we voor de grote uitdaging een kentering teweeg te brengen in ons energiebeleid. Er moet een halt worden toegeroepen aan de nog steeds stijgende uitstoot van broeikasgassen. Dat is geen eenvoudige opgave. Het regeerakkoord besteedt dan ook terecht uitgebreid aandacht aan de uitvoering van het Kyotoprotocol. Dat is verheugend. Belangrijke positieve elementen zijn de expliciete erkenning van het broeikasprobleem en de maatregelen gericht op de diverse sectoren, zoals de huishoudens, de bedrijven, het vervoer en de elektriciteitssector. De vergroening van de fiscaliteit is ook een belangrijk beleidsinstrument. En ten slotte besliste de regering eerst interne maatregelen op te leggen alvorens over te gaan tot flexibele mechanismen. Dus eerst voor eigen deur vegen en pas dan eventueel schone lucht kopen in het buitenland.

Kwade tongen schilderen de aangekondigde wijzigingen in de energiefiscaliteit af als een verdoken belastingverhoging. Het kan inderdaad een positief saldo opleveren, maar fundamenteel gaat het toch om een herschikking van belastingen en een vergroening van de fiscaliteit. Dat is niet hetzelfde als een verhoging. Die fiscale maatregelen moeten trouwens worden gezien in combinatie met andere maatregelen die in overleg met de gewesten zullen worden uitgewerkt.

Door de programmawet van 2002 werd een heffing ingevoerd op het hoogspanningsnet. Deze heffing kwam ter vervanging van het zogenaamde REG-productiefonds, dat door een vrijwillige bijdrage van de elektriciteitsproducenten Electrabel en SPE werd gestijfd en diende voor de ondersteuning van groene stroom.

De programmawet voorzag ook in de mogelijkheid een extra heffing in te voeren, waarvan de opbrengsten de inkomstenderving van de gemeenten ten gevolge van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt zouden kunnen compenseren. Het regeerakkoord maakt daar nu werk van. In het hoofdstuk `Verdere liberalisering van de energiemarkten' staat: "Teneinde de inkomsten van de gemeenten veilig te stellen zal in overleg met de gewesten een oplossing worden uitgewerkt om uitvoering te geven aan artikel 431 van de wet van 24 december 2002." Deze heffingen hebben ook een milieueffect. Het duurder worden van elektriciteit zet consumenten aan er spaarzamer mee om te springen. Zij worden bijvoorbeeld gestimuleerd tot de aankoop van spaarlampen en zuiniger elektrische toestellen en zullen meer geneigd zijn om af te zien van energieverslindende elektrische verwarming.

Toch worden kansen gemist indien alle stroom, ongeacht de herkomst, aan hetzelfde heffingstarief wordt onderworpen. Dan wordt ook de groene stroom aan die heffing onderworpen, terwijl vanuit milieuoogpunt groene stroom juist moet worden bevorderd. Met een vrijstelling voor groene stroom zullen de elektriciteitsheffingen niet alleen sturend worden inzake de vraag naar elektriciteit, maar ook inzake elektriciteitskeuze. Groene stroom wordt dan immers relatief goedkoper, zodat het marktaandeel zal stijgen.

(M. Hugo Vandenberghe, vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Een vrijstelling van de elektriciteitsheffingen voor groene stroom moet volgens onze fractie dan ook worden overwogen. Dat zou kunnen als de CREG de leveranciers terugbetaalt die voor de door hen geleverde groene stroom garanties van oorsprong kunnen voorleggen. Deze garanties moeten immers door alle lidstaten op grond van artikel 5 van de Europese richtlijn 2001/77/EG inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen uiterlijk op 27 oktober 2003 worden afgeleverd voor stroom opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

Op termijn moet ook worden nagegaan in welke mate een verdere differentiatie van de tarieven en de heffingen op transmissie door het hoogspanningsnet kan worden ingevoerd. Daarbij dient steeds het hoogste tarief voor nucleaire en steenkoolstroom te worden aangerekend. Stroom afkomstig van STEG-centrales en WKK-installaties betalen een lagere heffing en groene stroom helemaal geen. Tevens moet worden onderzocht of transitstroom niet aan dezelfde heffingen kan worden onderworpen.

Ten aanzien van het beheer van het hoogspanningsnet bepaalt de richtlijn dat bij de dispatching van opwekkingsinstallaties de transmissiebeheerders voorrang moeten verlenen aan opwekkingsinstallaties die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen, voor zover de werking van het nationale elektriciteitssysteem dit mogelijk maakt. Ook de toepassing van deze bepaling moet minutieus door de CREG worden bewaakt.

Ten slotte pleiten we ervoor om de connectiekosten van de offshore windmolenparken te verdelen over alle gebruikers van het hoogspanningsnet door ze in de tarieven door te rekenen. Dat is ook in overeenstemming met een andere bepaling uit voornoemde Europese richtlijn volgens welke de lidstaten ervoor moeten zorgen dat elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen bij de heffing van transmissie- en distributietarieven niet wordt benadeeld; dit geldt in het bijzonder voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die wordt opgewekt in perifere gebieden zoals eilandgebieden en regio's met lage bevolkingsdichtheid.

De bescherming van de Noordzee en de coördinatie van de verschillende bevoegdheden terzake is een prima voorstel dat zal leiden tot een meer gestructureerd, doorzichtig en efficiënt beleid. De Noordzee zal niet langer een vergeten gebied zijn, maar krijgt de aandacht die het verdient. De Noordzee is immers niet alleen belangrijk voor het toerisme en de visserij, maar ook voor de scheepvaart, het trekken van leidingen en kabels en de inplanting van windmolenparken, te beginnen op de Thorntonbank.

We zijn blij dat ook het dierenwelzijn is opgenomen in het regeerakkoord. Er moet dringend een betere regeling komen voor het transport van dieren over lange afstand. Ik verwijs in dit verband naar de uiteenzetting van Magda De Meyer in de Kamer.

Gezien de Europese ontwikkelingen terzake zal het productbeleid de komende jaren een belangrijk beleidsdomein worden. Een goed productbeleid is een belangrijke hefboom voor een duurzame consumptie en productie.

Verschillende sprekers hadden het over het leefmilieu. Ik vond de uiteenzetting van mevrouw De Roeck zeer objectief. Het regeerakkoord bevat belangrijke uitgangspunten, maar vertoont ook leemten die moeten worden ingevuld. De SP.A-SPIRIT - fractie staat borg voor de voortzetting van een efficiënt en doortastend milieubeleid. We zullen de regering daartoe ondersteunen en zonodig aanporren.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Net als vele collega's had ik vandaag in deze Senaat graag elf nieuwe federale excellenties begroet. Ik had deze frisse nieuwe ministers en staatssecretarissen graag van harte gefeliciteerd. Ze zijn van harte welkom. Wij zijn blij dat ook de jonge en mooie elite van ons land bereid is om zoveel inzet en engagement op te brengen voor de publieke zaak. Regeringsverantwoordelijkheid op zich nemen vergt in deze tijd heel wat, zowel op persoonlijk als sociaal vlak. Toch heeft de samenleving dringend nood aan jong politiek talent en daarom waarderen wij de inzet van de jonge regeringsleden.

Niet alleen de samenleving, ook Guy Verhofstadt had de nieuwe politici dringend nodig. Vier jaar geleden stond hier ook een nieuwe frisse ploeg met plezierige jongens en meisjes, de ploeg-Verhofstadt I. Ze straalden hoop uit en waren vastberaden om eindelijk de broodnodige modelstaat België te verwezenlijken. Die frisse wind van toen is gauw geluwd. Te snel staken te veel moeilijkheden de kop op; enerzijds bleek het Belgisch bureaucratisch model al te weerbarstig en anderzijds was de politieke moed en het doorzettingsvermogen van de nieuwe regeerders overschat.

In 1999 stond in het regeerakkoord van Guy Verhofstadt dat de administratieve lasten voor de ondernemingen en voor de mensen met 25% zouden dalen. Deze doelstelling werd helemaal niet behaald. Metingen en enquêtes van onder meer het Planbureau en de Europese commissie wijzen juist op een verhoging van de administratieve rompslomp. Juist deze administratieve overlast is de voornaamste belemmering geworden van het ondernemerschap in België. Bovendien kost hij nodeloos veel geld; volgens het Planbureau gaat het jaarlijks om 8 miljard euro, en dit in een tijd waarin men voorhoudt een economisch voluntaristisch beleid te willen voeren.

Gisteren ben ik in de hitte naar de federale overheidsdienst voor Economie, KMO en Middenstand gewandeld waar ik het vademecum van de onderneming, vers van de pers, heb opgehaald. Dit werk werd bijeengeschreven door ijverige ambtenaren en telt twee delen met in totaal 798 pagina's. Het bevat volgens het voorwoord de voornaamste formaliteiten die een beginnend of reeds gevestigd bedrijf dient in acht te nemen. Het ligt niet in de bedoeling van dit vademecum om volledig te zijn, staat er dan nog voorzichtigheidshalve bij. Je bent jong en je wil wat, je hebt een creatief idee voor een nieuw product, een originele handelszaak of een uitgekiende serre. Het gat in de markt ligt open. Tot je deze twee dikke boeken op je keukentafel krijgt. Natuurlijk zakt de moed je in je schoenen en natuurlijk kloppen de cijfers van onder meer de Vlerick-School die aantonen dat het aantal startende ondernemers bij ons pijlsnel daalt, veel sneller dan in de ons omringende landen.

Nu is er opnieuw hoop. Een nog jongere en een nog frissere geest zal het gevecht met Kafka aangaan. Vincent is de naam van de nieuwe ridder die in naam van onze samenleving tegen de paperassen zal strijden.

(M. Armand De Decker, président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Bij de aanstelling van deze jonge man moest ik onwillekeurig denken aan de wijze waarop computergigant Bill Gates de gebruiksvriendelijkheid van zijn computers laat uittesten. Hij zet 12- tot 13-jarigen voor het scherm en aan het klavier en leidt uit hun gedragingen zijn verbeteringen af.

Verhofstadt II heeft de soepele geest van Vincent dringend nodig om de mislukking van Verhofstadt I ongedaan te maken. Alleen hoop ik dat de ambities van de kersverse staatssecretaris iets verder reiken dan de twaalf voorzichtige punten uit het regeerakkoord. Het gaat nu niet meer over een vierde minder regels, maar over twaalf bescheiden punten die jaarlijks terug te vinden zijn in de planning van de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging. In de vorige regeerperiode werden de aangekondigde vervaldata evenwel nooit gehaald.

Allicht is het beter niet te starten met een vereenvoudigde procedure die niet op punt staat dan alles bewust in het honderd te laten lopen, zoals op 1 juli gebeurde met de kruispuntbank van ondernemingen. De aangekondigde ingangsdatum was voor het uittredend kabinet als symbool blijkbaar belangrijker dan de extravertraging die de startende ondernemers nu oplopen. Wij hopen dat Vincent verder geraakt dan de twaalf punctuele puntjes en dat dit zwaargewicht voor starters grondig kan worden afgeslankt.

Waarschijnlijk zal ook het publiek in deze startperiode net als de parlementsleden en de Wetstraat-journalisten nog een tijd zoet zijn met het uitzoeken welke bevoegdheid, welke overheidsdienst, welk gebouw en welke ambtenaren er bij welke excellenties horen. Het project modelstaat-België van Verhofstadt I wordt aan niet minder dan vier nieuwe excellenties toevertrouwd. Uiteraard zijn ze allen nieuw om de mislukking van de eerste ploeg te verdoezelen. Naast de minister van Ambtenarenzaken is er een staatssecretaris voor Informatisering van de Staat en een andere bevoegd voor de Modernisering van de Financiën, alsmede een staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging. Van een vereenvoudiging gesproken!

Waarschijnlijk zullen we nog een tijd moeten wachten op het koninklijk besluit met de definitieve toewijzing van bevoegdheden. Een totale omverwerping van de mooie indeling in federale overheidsdiensten lijkt hierbij onvermijdelijk. Er zullen opnieuw ministeries zijn waarvoor twee en soms zelfs drie of vier ministers bevoegd zijn.

Wat betekent dit voor de burgers? Het wordt er alleszins niet eenvoudiger op, maar wel ingewikkelder. De ondernemers en zelfstandigen moeten bij vijf excellenties langsgaan en de zorgbehoevenden en zorgverstrekkers bij vier andere. Wie informatie wil over het buitenlands beleid heeft eveneens de keuze tussen vier ministers. Het is duidelijk dat de nog op te maken politieke bevoegdheidsverdeling de administratieve Copernicus-structuur zal doorkruisen.

Dit is trouwens niet het enige fenomeen waarmee we als met een teletijdmachine terugvliegen naar de tijd van voor Copernicus...

Bij Verhofstadt I stond er nog te lezen in het regeerakkoord: "De overmatige invloed van sommige ministeriële kabinetten heeft vele ambtenaren gedemotiveerd. De administratie moet daarom in het beleidsvoorbereidende werk opnieuw een partner worden van de minister. Dit moet gebeuren door het drastisch beperken van de kabinetten."

Wat zien en lezen we na enkele dagen Verhofstadt II? De eerste ministerraad van zaterdag jongstleden wijzigt essentiële Copernicus-besluiten. De opgestarte neutrale beleidscellen worden opnieuw de oude politieke kabinetten. De stafmedewerkers worden gekozen door de minister, zonder dat het selectiebureau van de overheid op bekwaamheden selecteert en zonder garantie inzake taalevenwicht.

Ze rapporteren ook alleen aan hem of haar, en niet meer aan de beleidsraad. Ze zullen niet bij de administratie zitten, maar in de kabinetskantoren van de ministers rond de Wetstraat.

Het hoofd ervan heet niet directeur van de beleidscel, maar opnieuw kabinetschef. De uitgeselecteerde en duur betaalde managers van onze overheidsdiensten worden weer chefs van diensten die zuiver uitvoerend zijn. Zwijgen en uitvoeren wordt opnieuw het devies van de administratie. In onze overheidsdiensten is de teleurstelling dan ook groot omdat hun rol tot een louter uitvoerende wordt gereduceerd en omdat de politieke bevoegdheidsverdeling de administratieve doorkruist. Hoe zal de regering de ambtenaren motiveren en responsabiliseren? Hoe zullen we evolueren naar een eigentijds en klantgericht overheidsbestel? Het is immers hoog tijd, want volgens onder meer professor Moesen wordt de kwaliteit van ons bestuur een steeds belangrijker element in de internationale concurrentie. Ons land scoort op dat punt bijzonder slecht.

We moeten echter toegeven dat de nieuwe anticopernicaanse visie wel een reëel, zij het beperkt tewerkstellingseffect heeft. De nieuwe kabinetssamenstelling is goed voor 71 bijkomende jobs in vergelijking met de vorige legislatuur. Dat zijn dus zekere jobs, duidelijk gecreëerd door het politieke voluntarisme van Verhofstadt II. Nu nog maar 199.929 jobs te gaan.

Herinnert u zich nog het letterwoord NPC, Nieuwe Politieke Cultuur? Er werd daarover tijdens de vorige regeerperiode zelfs een gemengde commissie van Kamer en Senaat opgericht met duurbetaalde experts. Er werden uitgebreide verslagen opgesteld en voorstellen geformuleerd. Een belangrijk voorstel is bijvoorbeeld de uitgewerkte deontologische code voor mandatarissen. Er was hoop want ook in het voorakkoord-Verhofstadt II was dit idee opgenomen, maar blijkbaar sneuvelde het tijdens een van de laatste nachtelijke vergaderingen. De CD&V-fractie zal in de Senaat een voorstel van deontologische code voor parlementsleden indienen en misschien zo kunnen achterhalen wat er in de laatste nachtvergadering gebeurde. We willen een debat en afspraken over hoe we als parlementsleden onze dienstverlening aan de bevolking kunnen uitoefenen, wat correcte informatieverlening en wat ongeoorloofde begunstiging is. Als we voor ambtenaren een administratieve deontologie nuttig achten, moeten we ten minste als parlementslid in staat zijn het goede voorbeeld te geven.

Ten slotte moeten we allemaal samen beseffen dat onze democratie kwetsbaar is en blijft. Maar kwetsbaar is niet weerloos, tenminste als we zelf alert blijven en onze democratie koesteren. Het waarheidsgehalte van het publieke woord is daarbij van onschatbare waarde. In bijna alle westerse democratieën groeit de afkeer van politici die de publieke opinie voorliegen, van politieke beslissingen die genomen worden op basis van foutieve, gemanipuleerde of onvolledige informatie. In de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Italië en Duitsland, nergens wordt het bewust voorliegen van de publieke opinie ongemoeid gelaten. Overal worden alle middelen ingezet om de waarheid of onwaarheid van het publieke woord te achterhalen. Overal ter wereld beseft men immers dat het vertrouwen in de democratische instellingen staat of valt met het vertrouwen in het publieke woord. De CD&V-fractie is van oordeel dat we niet kunnen achterblijven bij deze nieuwe democratische tendens. Daarom dienen we een voorstel in om een senaatscommissie te laten onderzoeken waarom essentiële cijfers over onze economische en budgettaire toestand wel twee, vier en tien dagen na de verkiezingen bekend raakten en niet twee, vier of tien dagen ervoor.

De CD&V-fractie is ten zeerste bezorgd om de kwaliteit van ons bestuur, de kwaliteit van onze instellingen en het vertrouwen dat politici al dan niet inboezemen. We hebben nog veel werk en we betreuren dat de nieuwe regeringsploeg deze opdracht duidelijk onderschat.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Het terugdringen van de werkloosheid en het creëren van werkgelegenheid is voor de CD&V een topprioriteit. Het is noodzakelijk voor de kwaliteit van de samenleving dat mensen keuzes kunnen maken en hun leven zinvol kunnen invullen. De overheid moet niet richtinggevend zijn, maar moet hiertoe wel een kader creëren. Als objectieve bondgenoten van de regering om dit doel te bereiken is het belangrijk vast te stellen waar we momenteel staan.

De werkgelegenheidscijfers zijn belangrijker dan de werkloosheidcijfers. Als minister van Tewerkstelling werd ik geconfronteerd met de illusie dat met woorden alleen jobs kunnen worden gecreëerd. Als ik twee weken minister was werd er een nieuw bedrijf geopend. Mijn woordvoerder had een perscommuniqué voorbereid waarin stond dat de nieuwe minister van Tewerkstelling vierhonderd nieuwe arbeidsplaatsen had gecreëerd. Ik kon het communiqué gelukkig tijdig onderscheppen. Het is een grote vergissing te geloven dat men met woorden alleen jobs kan creëren, maar ik denk dat de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid ervaren genoeg is om dat in te zien.

Het is een mooie regering althans op foto, maar ik denk dat het een slechte regering is.

Ik zal de cijfers niet manipuleren. We zullen een voorstel indienen voor het oprichten van een onderzoekscommissie om aan te tonen dat de gegevens getrukeerd zijn, dat de mensen misleid werden. De activiteitsgraad in België is dramatisch. In 1999 maakte de premier van de actieve welvaartsstaat zijn paradepaard. We konden ons terugvinden in de doelstelling om de activiteitsgraad op te krikken. Na vier jaar Verhofstadt I is er nog niet veel veranderd. Ooit verscheen een merkwaardig boek waarin alle hoofdstukken als hoofdstuk I werden genummerd.

De activiteitsgraad in België bedraagt 59,9%, terwijl het huidige gemiddelde van de Europese Unie 64,2% bedraagt. Op veel andere domeinen wordt er terecht vergeleken met onze drie belangrijkste handelspartners. Hun gemiddelde activiteitsgraad ligt ruim boven de 65%. In België zelf is er een enorm verschil in activiteitsgraad tussen het noorden, het midden en het zuiden van België: in Vlaanderen bedraagt de activiteitsgraad 63,5%; in Wallonië 54,8% en in Brussel 54,5%. Daar ben ik niet gelukkig om.

We geloven, op enkele bijkomstige punten na, niets van wat er in het regeerakkoord staat. De actieve welvaartstaat heeft niet gewerkt. Opvallend is de volledige amnesie waaraan de grote mediastrategen plots te lijden hebben: het begrip actieve welvaartstaat bestaat blijkbaar plots niet meer. De socialistische familie is mee verantwoordelijk voor het eenvoudige liberale principe van `laisser faire, laisser passer'. Dat principe was vier jaar de leidraad om voorstellen te doen. Met de doelstelling kan geen zinnig mens een probleem hebben: 200.000 nieuwe banen scheppen. Wie kan er zich niet in verheugen dat de regering absoluut de activiteitsgraad wil verhogen? De vraag is met welke remedies die doelstelling kan worden bereikt. De regering verkoopt geen oude wijn in nieuwe zakken, maar oude wijn in oude zakken. Er zijn een zevental fragmentaire acties, maar bij het belangrijkste ankerpunt van de voorgestelde oplossingen heeft het sociale en economische middenveld grote vragen inzake het marginale karakter van de voorstellen.

Wij zijn er uiteraard voor gewonnen dat mensen met ervaring worden ingezet in het economisch proces. Dat mag misschien zelfs ook voor de politiek gelden, maar dat is weer iets anders.

Een aantal maatregelen werken de flexibiliteit in de hand, waaronder het tijdsparen. Maar dat tijdsparen zal u een onoverzichtelijke werkgelegenheids- en stressfile opleveren.

Het uiteindelijke bedrag van de lastenverlaging verschilt van het bedrag dat aanvankelijk circuleerde. Ik weet niet of dat te wijten is aan de lotto-machine of aan de man die de bolletjes moest invoeren... Tweehonderdduizend jobs worden niet geschapen met een lastenverlaging die nauwelijks 1% van de globale arbeidskost beloopt.

Het tovermiddel is echter de werkgelegenheidsconferentie die naast de 18 overlegrondes uit het regeerakkoord, nog 32 sub-overlegrondes en 64 sub-comités telt. Fictie moet realiteit baren.

Met de fragmentaire maatregelen, met de al te beperkte en te zeer in de tijd gespreide lastenverlaging en met de werkgelegenheidsconferentie zal de Lissabon-norm, namelijk een werkgelegenheidsgraad van 70% in 2010, nooit worden gehaald. Ik moet daarvoor niet helderziend zijn.

Mijnheer Coveliers, ik ben nooit een defaitist geweest; in wezen ben ik ook een voluntarist, maar met dien verstande dat ik de intellectuele en politieke eerlijkheid kan opbrengen om realiteit van fictie te onderscheiden. Die 70% zult u nooit halen; de voorgestelde maatregelen zullen hoogstens 40.000 jobs opleveren.

Deze regering schuift echter een andere, volkomen nieuwe fictie naar voren: het zogenaamde automatische werkgelegenheidsinverdieneffect. Jobs zouden automatisch kunnen worden geschapen door te verklaren dat er jobs zullen bijkomen...

De nieuwe benadering heeft nog nooit de toets met de realiteit doorstaan, behalve dan in het vroegere Comecon, waar niemand nog de waarde van een goed kende, omdat men in een ruileconomie zat; waar men de waarde van een job niet meer kende, omdat voor elke job drie mensen werden aangesteld. Men wist gewoonweg niet meer wat interne ruilhandel was. Iets voor de Wende en vóór de val van de Muur zei men aan de Russen "Houdt moed, duizend dagen en de hemel zal voor u opengaan." Die beroemde beweging van de 1000 dagen, was louter en alleen speak and talk.

De werkgelegenheidsgraad staat voor mensen in vlees en bloed met een eigen verwachtingpatroon, ook over jonge mensen. Het regeerakkoord rept echter met geen woord over de jeugdwerkloosheid.

Bepaalde partijen hebben daar een oplossing voor gevonden. Men gaat eerst met pensioen en begint dan te werken. De harde realiteit is dat er jaarlijks 100.000 jobs moeten worden gecreëerd om de doelstelling te bereiken.

De werkgelegenheid is een obsessie voor de CD&V. Wij hebben in de jaren van sanering altijd gezegd dat een orthodoxe begroting onontbeerlijk is voor een sociaal beleid. De zwaksten in de maatschappij zijn immers de eerste slachtoffers van een begroting die niet in de hand wordt gehouden.

Zal de regering erin slagen de vooropgestelde doelstelling inzake nieuwe jobs te realiseren aan de hand van de maatregelen die ze voorstelt? Ik vrees van niet.

Ik heb een suggestie. De vooropgestelde werkgelegenheidsconferentie zal, afgezien van het institutionele aspect, in contradictie zijn met wat al verworven is. De minister van Arbeid is bevoegd voor de collectieve overeenkomsten, de kwaliteit van de arbeid en al wat te maken heeft met de wet van 1968 en de arbeidsverhoudingen in dit land.

De enige mogelijkheid om jobs te creëren is de deelstaten de volle verantwoordelijkheid geven om eigen programma's en doelstellingen uit te werken rond werkgelegenheid. Het zijn immers de deelstaten die de omgevingsfactoren moeten aanreiken voor economische sterkte en meer werkgelegenheid.

De regering zal met de voorgestelde maatregelen slechts ten dele in haar opzet slagen. Ze begaat dezelfde cruciale fout als de Europese Commissie die dacht dat ze vanuit Brussel een efficiënt werkgelegenheidsbeleid voor de hele Europese Unie, van Denemarken tot in Sicilië, zou kunnen opstellen. Gelukkig is er - ere wie ere toekomt - iemand rechtgestaan, namelijk Jean-Claude Junker, een christen-democraat, die op de top in Luxemburg het proces heeft gekeerd. Hij vroeg de Commissie om zich te bezinnen, om een soort raamwerk van doelstellingen uit te werken en de lidstaten de mogelijkheid te geven zelf maatregelen uit te vaardigen.

Het is onvoorstelbaar jammer en onbegrijpelijk dat de Belgische regering de lessen niet trekt die Europa heeft getrokken. Er wordt niet vanaf de basis, maar verkeerdelijk vanaf de top gewerkt. De geplande werkgelegenheidsconferentie zal geen enkel resultaat opleveren. Het heeft geen enkele zin de werklozen te culpabiliseren. Bij de trajectbegeleiding van werkzoekenden, die in vier tot vijf fasen verloopt, beschikken we in Vlaanderen momenteel niet eens over de vereiste middelen om jaarlijks voor 30.000 mensen een invoegings-, inlevings- of inwerkingsstatuut te financieren. Hoe kan een federale conferentie het beoogde resultaat bereiken als ze geen rekening houdt met de realiteit? Het is geen kwestie van intellectuele eerlijkheid, maar van beleidseerlijkheid om vast te stellen dat het voorgehouden perspectief louter volksmisleiding is.

Voorts wil ik waarschuwen voor een ander mechanisme in het regeerakkoord. De werkloosheidsreglementering van 1991 zal worden aangepast. Door de opschorting van artikel 80 zullen de gewesten de werklozen in een positief proces begeleiden. Het federale beleidsniveau zou het werkgelegenheidsbeleid van de deelstaten moeten ondersteunen in plaats van het omgekeerde te doen. De regering is van plan de gewesten een vrijgeleide te geven om positieve initiatieven te realiseren zonder de persoon die in een invoegingstraject belandt enige verplichting op te leggen. Ik herhaal dat we tegen culpabilisering zijn maar we zijn tegelijkertijd tegen een vrijgeleide waarbij de RVA de gelegenheid wordt ontnomen uit te maken welke de rechten en de plichten van de werkzoekende zijn, terwijl de gewestelijke diensten die mogelijkheid evenmin wordt geboden.

Wij beschikken slechts over twee bronnen: het werk van onze handen en de ontwikkeling van onze kennis. Het regeerakkoord wijdt welgeteld twee paragrafen aan onderzoek en wetenschapsbeleid. De tweede paragraaf is een letterlijke transcriptie van wat 18 jaar geleden door de toenmalige minister van Wetenschapsbeleid - de heer Guy Verhofstadt! - werd naar voor gebracht. We weten inmiddels dat de kredieten voor onderzoek en ontwikkeling in die periode met 25% zijn gedaald. Ik verwijs naar alle analyses, zowel van de Vlaamse als van de Franstalige en de federale raad voor Wetenschapsbeleid. Ik moet met spijt in het hart zeggen dat de regering de 3% van het BBP voor deze materie niet zal halen.

Dit regeerakkoord leidt tot een volledige federale unitaire recuperatie. Voor u, minister Demotte, als Waals socialistisch regionalist, is dat onbegrijpelijk. Ik veronderstel dat ook de SP.A-SPIRIT-fractie regionalistisch georiënteerd is. Ik verwijs naar onze gemeenschappelijke standpunten in de resoluties van het Vlaams Parlement, waar uw voorzitter plotseling een heel eisen-cahier heeft voorgelegd met betrekking tot de hervorming van de staat.

Voor 80% zitten de voorstellen op domeinen van de deelstaten.

Er is ook de rage taxatoire. Ik wend mij hier vooral tot de liberalen. Vandaag moeten wij de waarheid aan het licht brengen. Wij zullen alternatieven formuleren voor alle beleidsdomeinen. Nu moeten de mensen eerst en vooral de werkelijkheid kennen. Wellicht kan de regering nog denken aan een taks op de smeerolie op de fietskettingen. De regering begint immers op een onvoorstelbare manier te graaien in de zakken van de mensen. Wij stellen daarom een waarheidscommissie voor. Velen kijken naar het buitenland en zien met grote bewondering naar wat orthodox en ordentelijk gebeurt. Plots krijg je dan die blikvernauwing en geldt wat in het buitenland gebeurt niet voor onze samenleving.

De eerste minister heeft met veel branie gesproken over het einde van de taboes. Er is inderdaad een taboe gevallen, namelijk het feit dat er een onderscheid zou bestaan tussen roden en blauwen. Beide zijn echter volledig inwisselbaar. Erger is dat drie nieuwe taboes werden ingevoerd. Een eerste werd apodictisch vanop de kansel naar voor gebracht, namelijk het taboe dat er een verschil zou bestaan tussen de samenlevingen in noord en zuid. Wij zeggen dat het verstandig is - ik haalde het voorbeeld van de werkgelegenheid aan - verschillen te onderkennen en daarop een verschillende politiek toe te passen.

Een tweede nieuw taboe betreft dat op de afwijkende mening ten aanzien van de standpunten van de eerste minister en van de regering. Ik wil niet langer meedoen met de karikatuur die de eerste minister neerzet. We zitten heel dicht bij een autoritaire democratie waar een taboe wordt gelegd op afwijkende standpunten. Nog meer in het noorden dan in het zuiden van het land stellen we vast dat de pers meer en meer in de verdrukking komt. Een afwijkende mening krijgt onmiddellijk rechtstreekse kritiek vanuit de regering. Hetzelfde geldt overigens ten aanzien van de democratische instelling die het parlement is.

Een derde taboe rust op de werkelijkheid en de waarheid. De waarheid moet versluierd worden. De eerste minister doet me denken aan Houdini, de meestergoochelaar, die mensen kon doen verdwijnen en opnieuw tevoorschijn toveren. Mijnheer Dewael zat in de kist van de Vlaamse regering, verdwijnt eruit en verschijnt opnieuw in de kist van de federale regering. In 1999 was er 280 miljard frank in de Vlaamse kist. Nu is ze leeg. Het is de ene goocheltruc na de andere.

Hou op met de fictie als realiteit voor te stellen! Er was veel vroeger kritiek toen gezegd werd dat men de problemen zou oplossen als ze zich aandienden. Nu doet zich de omgekeerde situatie voor: als de beslissing genomen is, dienen zich de echte problemen aan!

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik dank de bijna dertig senatoren die gesproken hebben. Het was ongetwijfeld een moeilijke oefening omdat we de indruk zouden kunnen hebben dat na het Kamerdebat alles al gezegd was. Niettemin leverde de Senaat, zowel inzake stijl als inzake inhoud, een originele bijdrage.

Het moet me van het hart dat het debat te weinig is gegaan over de echte uitdaging waarvoor we staan. De ware uitdaging bestaat erin, in tegenstelling tot een aantal ons omringende landen en ondanks de moeilijke situatie waarin we verkeren, een stimulerend beleid te voeren.

M. Van den Brande a tenu il y a quelques minutes des propos auxquels nous pouvons nous référer : il a dit qu'il était effectivement difficile de savoir si une politique volontariste entraînait des effets mécaniques.

Je vais mettre côte à côte la philosophie et les sciences économiques. Ces dernières nous enseignent que la psychologie a de plus en plus d'importance dans la prise de décision. Cela me désole car je suis trop rationaliste pour y croire. Cependant, la question est plus nuancée pour le philosophe. Dans le mythe de Sisyphe, dans cette punition divine où une pierre doit être hissée au sommet de la montagne avant de retomber encore et encore, à un moment donné la pierre est en équilibre précaire au sommet. Cela nous fait penser au travail de remise en ordre des comptes de l'État opéré par les gouvernements précédents. Je me rappelle une discussion que j'ai eue en tant que député avec Jean-Luc Dehaene dont j'avais comparé le rôle à celui, ingrat, de Sisyphe. Le moment où la pierre est au sommet, c'est le moment où la conjoncture permet un équilibre précaire mais où la pierre peut tomber.

Malgré ces limites philosophiques ou économiques, que j'ai évoquées, car il faut être honnête dans les raisonnements, j'estime qu'il importe de rester dans un ligne volontariste.

Essentieel is de vraag of we bereid zijn om tegen de trend van een aantal andere lidstaten van de Europese Unie in en ondanks de laagconjunctuur een beleid te blijven voeren met stimulerende maatregelen.

Ik heb kritiek en vele waarschuwingen gehoord. Die waarschuwingen zijn volgens mij terecht en ik zal ze zeker niet aanvechten. De regering werd opgeroepen waakzaam te zijn. De regering heeft gezegd dat ze 200.000 banen wil creëren. Dit is natuurlijk een zeer ambitieus plan en het is gevaarlijk voor een nieuwe regering om bij het begin van haar ambtsperiode een dergelijke doelstelling voorop te stellen. De onderhandelaars vroegen zich ook af of ze deze doelstelling konden vooropstellen. Uiteindelijk was de meerderheid bereid dit te doen omdat dit de beste manier is om onszelf te dwingen maatregelen te nemen en `de taboes te doorbreken'.

Sommigen zegden dat er nog meer maatregelen moeten worden genomen om 200.000 nieuwe banen te creëren. Sommigen pleitten voor een grotere lastenverlaging. Dat is moeilijk; de conjunctuur is nu eenmaal wat ze is. Ook in de ons omringende landen duiken dezelfde problemen op. Men heeft ambities, maar men beschikt niet over de middelen om de grote ambities waar te maken. De lastenverlaging zal 32 miljard Belgische frank bedragen. Dat is niet te weinig; het is wat we in de huidige omstandigheden kunnen doen. Als voormalig minister van Begroting van de Franse Gemeenschap weet ik dat een budgettair evenwicht absoluut noodzakelijk is. De Hoge Raad voor financiën stelde dat we zouden uitkomen op een overschot van 0,7%.

De meerderheid heeft ervoor gekozen om binnen een voorzichtige budgettaire koers alle mogelijke stimulerende maatregelen te nemen voor onze economie. Daarom heeft de nieuwe meerderheid zes weken nodig gehad om tot een regeerakkoord te komen.

We moesten immers verschillende zaken met elkaar combineren. In zes weken kan men veel bereiken, maar dat betekent nog niet dat dit volstaat.

Sta me toe ook even stil te staan bij het budgettair evenwicht.

Nous sommes face à une contradiction, à un paradoxe clair : d'autres pays concurrents, ceux de l'Europe occidentale qui sont nos plus proches voisins, remettent en cause le pacte de stabilité. Et ils ont raison, mais ils ne sont pas tous dans notre situation.

Ils ont raison parce que le pacte de stabilité - Maastricht plus Dublin - a été mis sur pied pour garantir une stabilité monétaire lors de l'accession à la monnaie unique. Aujourd'hui, la stabilité monétaire n'est plus notre problème. Nous avons même un problème inverse de surévaluation de l'euro par rapport aux monnaies concurrentes qui nous coûte cher, y compris à nous Belges, Flamands, Wallons et Bruxellois.

Remettre pour cette raison le pacte de stabilité en cause serait compréhensible à une condition : celle de garantir que l'équilibre intrinsèque des budgets ne soit pas obéré par le poids de la dette. Nous, les Belges, sommes alors devant un réel problème, celui de notre stock de dettes résultant de notre patrimoine, de notre héritage commun et de politiques qui, parfois, ont trop misé sur le deficit spending et ont conduit à l'absence de marges plus larges en termes de manoeuvres.

Wij hebben geen keuze en moeten het begrotingsevenwicht handhaven.

Je voudrais aussi aborder un aspect que l'on a mis en exergue à plusieurs reprises, celui du chapitre consacré aux entreprises publiques. Je le fais volontiers après avoir parlé des déficits budgétaires.

Il est clair qu'il faut restructurer et moderniser, personne ne le nie. Cependant, on sait aussi que les efforts doivent passer par la reprise en mains d'une partie de la dette des entreprises publiques. Certains le savent mieux que d'autres : nous devons donner de l'oxygène à nos structures, tout en évitant de tromper les gens. Il est nécessaire d'aller de l'avant et de faire en sorte que la modernisation se poursuive. L'oxygène ne doit pas servir à dire all stays as before. Il est utile et honnête de le dire devant tous.

Eu égard à la SNCB, sujet que vous avez à nouveau abordé tout à l'heure, je dirais que les rôles des régions seront amplifiés dans le cadre du dialogue qui doit être mené.

Een ander dossier waarop ik even dieper wil ingaan is dat van de zelfstandigen. Wij wensen voor de zelfstandigen een volwaardig statuut uit te werken. Daarvoor moeten we evenwel middelen vinden. De zelfstandigen én de Staat zullen hiervoor inspanningen moeten leveren.

Je dis clairement que l'État va devoir fournir des efforts parce qu'il est inacceptable d'avoir maintenu les indépendants dans cette situation.

Sans sombrer dans l'anecdote, j'avais une arrière grand-mère qui était une toute petite indépendante. Je l'ai vue mettre ses centimes de côté pour me payer mes études, car j'étais orphelin. Je ne peux l'oublier et je me dis qu'il est utile aujourd'hui de protéger ces gens. Nous ne sommes pas devant une classe de fraudeurs qui, toute sa vie durant, a mis des moyens de côté pour subvenir à ses besoins. L'État a une responsabilité et je pense, en tant que progressiste, qu'il doit l'assumer.

In dat verband wil ik nog iets over de horeca zeggen, die inderdaad bijzondere aandacht krijgt. Gisteren of eergisteren heeft Europa beslist dat in drie sectoren BTW-verlagingen mogelijk zijn: de huisvestingssector, de gas- en elektriciteitssector en de horecasector. Daarover is nog niet het laatste woord gesproken en de verschillende lidstaten moeten dit voorstel van de Commissie nog goedkeuren.

Je conclurai par quelques points précis tout en m'excusant, notamment auprès M. Devolder, de ne pas encore entrer dans le détail des matières qui ont été abordées dans le domaine de la sécurité sociale et des soins de santé. Nous aurons l'occasion d'y revenir lors de l'examen du budget. J'ai à cet égard votre note sous les yeux, monsieur Devolder.

J'en viens donc au dossier communautaire, à la politique étrangère de notre pays et à la question de la compétence universelle.

Eerst ga ik even in op de universele bevoegdheid. Dinsdag wordt er in het Parlement een wetsontwerp ingediend om de wetgeving aan te passen en in te passen in het strafrecht. Op die manier willen we ervoor zorgen dat elk misbruik van de wet in de toekomst onmogelijk zal worden.

Je voulais terminer cette intervention par le dossier communautaire abordé dans diverses interventions.

Certains affirment que tout est possible, d'autres, que rien n'est fait. Du côté francophone, on dit que la balle est dans le camp flamand. Du côté flamand on dit : « ils vous ont bien eu, ils ont envoyé heel de boel naar het forum ».

À titre personnel, je pense que les jeux ne sont pas faits : le débat est ouvert et nous sommes un peu dans une situation comparable à celle de 1999. On peut penser que rien n'avancera ou que tout avancera très vite. La vérité n'est ni d'un côté ni de l'autre. Elle est vraisemblablement des deux côtés à la fois.

Het forum moet ervoor zorgen dat er de komende maanden en jaren in alle rust en kalmte en zonder taboes, oplossingen worden aangereikt.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Mag ik kort op één punt ingaan? We zullen nog de gelegenheid krijgen uitgebreid terug te komen op werkgelegenheid en budget, maar ik stel al wel vast dat de minister daarover ernstige uitspraken doet. Op bepaalde punten zijn we het niet eens, maar dat is niet zo dramatisch.

Vindt de minister het echter normaal dat op een ogenblik dat de meeste landen van de Unie uitdrukkelijk hebben gekozen voor de conventiemethode om de nieuwe architectuur van Europa uit te tekenen, in België wordt gekozen voor een intergouvernementele methode? Dat, met andere woorden, de dialoog van gemeenschap tot gemeenschap wordt beperkt tot de uitvoerende macht? Voor mij is het institutionele kader een instrument om dingen te realiseren en ik richt me hierbij ook tot de voorzitter. Los van het eventuele resultaat is het voor mij volstrekt ondenkbaar dat de regering het concept hanteert dat alleen de uitvoerende macht daarover kan praten, zonder betrokkenheid van het Parlement. Nochtans staat het zo in het regeerakkoord.

De voorzitter. - U weet toch wie het laatste woord zal hebben.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - U vergist zich schromelijk, mijnheer de voorzitter. Misschien heeft het Parlement formeel het laatste woord, maar we hebben het hier over een echte dialoog zonder winnaars of verliezers. U houdt in Europees verband grote toespraken over de nieuwe architectuur - wat ik apprecieer -, over de betrokkenheid van de nationale parlementen bij de besluitvorming en over de nieuwe instellingen die men wil oprichten. In België schaart u zich echter achter een dialoog, een louter Belgisch intergouvernementele conferentie. Ik vraag dat de regering daarover nadenkt. Een dergelijke formule zal niet alleen tot niets leiden; het middel zal erger zijn dan de kwaal.

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik ben er niet van overtuigd dat het Parlement geen inspraak zal hebben. Als men een tweederde meerderheid nodig heeft, zal men wel een dialoog met het Parlement moeten aangaan. Ik vind dat trouwens belangrijk; het is een garantie.

Er is een forum nodig, niet voor de institutionele problemen, maar voor van de concrete problemen van de burgers. Zij vragen geen dialogen die voor hen geen verbetering brengen. Ik vraag de leden van het forum concrete maatregelen te nemen. Ik hoop dat alles in een rustige sfeer zal verlopen.

M. le président. - En conclusion de ce débat, MM. Marc Van Peel et Ludwig Caluwé, Mmes Mia De Schamphelaere et Erika Thijs, MM. Hugo Vandenberghe et Luc Van den Brande, Mme Sabine de Bethune et M. Etienne Schouppe ont déposé une motion ainsi libellée :

« Le Sénat,

Vu l'accord de gouvernement et la déclaration gouvernementale dont le premier ministre a donné lecture en séance plénière du 14 juillet 2003 ;

Considérant que l'accord de gouvernement prévoit que le gouvernement créera un forum qui, partant de l'accord du 26 avril 2002, préparera les propositions de révision de la Constitution et les projets de loi qui devront mener, entre autres, à la réforme du système bicaméral ;

Considérant que l'accord du 26 avril 2002 prévoit la suppression des sénateurs élus directement et celle de l'équilibre linguistique, et qu'il limite leurs compétences au traitement des conflits entre entités fédérées et à la révision de la Constitution ;

Considérant que le Sénat, tel qu'il est proposé par l'accord du 26 avril 2002, n'a plus rien d'une assemblée parlementaire à part entière et ne sera plus qu'une seconde chambre sans la moindre combativité politique ;

Considérant que la suppression des sénateurs élus directement est inconciliable avec l'option d'une présence forte des communautés au sein du Parlement fédéral ;

Vu la nécessité de préserver le bicaméralisme et l'ordonnancement actuel des pouvoirs constitutionnels, lesquels permettent au Sénat, en tant que garant de la qualité de la législation, chambre de réflexion pour les problèmes de société et lieu de rencontre des communautés de notre pays, de remplir son rôle de manière optimale et utile, comme l'ont d'ailleurs confirmé aussi plusieurs sénateurs de tous les partis, lors du colloque organisé sur ce thème au Sénat en 2002 ;

Recommande au gouvernement

De conserver telles quelles la composition ainsi que les compétences et les prérogatives constitutionnelles du Sénat et celles des sénateurs. »

En conclusion de ce débat, Mme Sabine de Bethune, M. Ludwig Caluwé, Mme Mia De Schamphelaere, M. Etienne Schouppe, Mme Erika Thijs, MM. Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande et Marc Van Peel ont déposé une deuxième motion ainsi libellée :

« Le Sénat,

1. Vu la situation économique et budgétaire du pays et la hausse du chômage ;

Vu la nécessité d'améliorer la qualité de notre démocratie, du service public, de la sécurité et des soins ;

Vu la nécessité de réajuster et de fiabiliser notre politique étrangère et la position internationale de la Belgique ;

2. Vu l'accord de gouvernement et la déclaration gouvernementale dont le premier ministre a donné lecture en séance plénière du 14 juillet 2003 ;

Considérant que la déclaration gouvernementale renvoie, pour décision ultérieure, à des forums, commissions et tables rondes, toute une série de problèmes économiques et sociaux et qu'elle renferme sur bien des points des engagements vagues et dépourvus de tout caractère concret ;

Considérant que la déclaration gouvernementale ne clarifie pas de manière convaincante le cadre budgétaire et financier qui sous-tend l'accord de gouvernement ;

Considérant que, pour ces raisons, le CD&V ne peut approuver l'accord de gouvernement et qu'il lui est impossible d'accorder sa confiance au nouveau gouvernement ;

3. Vu la nécessité de s'attaquer d'urgence à des thèmes de société actuels qui ne sont pas ou pas suffisamment mis en exergue dans l'accord de gouvernement ;

Vu la proposition, faite dans l'accord de gouvernement, d'organiser un large débat de société sur la pauvreté et l'exclusion sociale ;

Considérant qu'en sa qualité de chambre de réflexion pour les problèmes de société, le Sénat est le forum approprié et adéquat pour ce faire ;

4. Vu l'engagement, contenu dans l'accord de gouvernement, de créer un forum auquel seront associées les régions et les communautés, qui sera chargé de se pencher sur le renforcement de l'État fédéral ;

Considérant que, tant sur le plan du contenu que sur celui de la méthodologie, cette approche ne garantit aucunement que seront suivies et concrétisées les cinq résolutions concernant la prochaine réforme de l'État, adoptées par le parlement flamand le 3 mars 1999 au terme des débats sur la note de discussion du gouvernement flamand du 29 février 1996 concernant une nouvelle réforme de l'État, et qu'une telle garantie n'est pas acquise non plus quant aux lignes de force de cette réforme et aux délais dans lesquels réaliser des choses importantes ;

Considérant qu'en outre, l'accord de gouvernement est contraire à la résolution du Parlement flamand du 12 février 2003, appelant les partis politiques, lors des prochaines négociations gouvernementales fédérales, à faire en sorte :

Considérant que, dès lors, l'accord de gouvernement rend impossible la mise en oeuvre du volet institutionnel de l'accord de gouvernement flamand de 1999 ;

Considérant qu'il y a lieu de nouer entre les communautés un dialogue véritable, mené principalement par des parlementaires, et donc de ne pas confiner ce dialogue au seul niveau du pouvoir exécutif ;

Considérant que le Sénat, tant comme chambre de réflexion pour les questions de société que comme lieu de rencontre institutionnel des communautés et des régions chargé d'une mission constitutionnelle particulière dans l'évaluation et l'élaboration des structures de l'État fédéral, est le seul forum adéquat où organiser pareille concertation, en vue de réaliser un dialogue authentique de communauté à communauté ;

Recommande au gouvernement

1. De faire toute la clarté sur ses actes et ses intentions politiques et de permettre au Sénat d'exercer pleinement sa fonction constitutionnelle d'information, en particulier en ce qui concerne les données budgétaires et économiques fiables et complètes touchant à la politique de gouvernement.

2. D'organiser prioritairement au Sénat le débat de société sur la pauvreté et l'exclusion sociale.

3. D'organiser dans le cadre du Sénat le forum sur le développement de l'État fédéral, avec maintien des prérogatives constitutionnelles des sénateurs.

4. De mettre sur pied un dialogue véritable de communauté à communauté concernant le développement de l'État fédéral, et ce par delà les frontières des partis et en ne se limitant pas exclusivement au niveau de l'exécutif, option qui lui conférera davantage de légitimité démocratique et permettra d'oeuvrer à un véritable projet pour la Flandre et pour la Wallonie, de manière à aboutir avant le 1er janvier 2004 à des propositions concrètes pour une nouvelle réforme de l'État. »

M. Jean-François Istasse, Mmes Myriam Vanlerberghe et Marie-Hélène Crombé-Berton et M. Hugo Coveliers ont déposé une motion pure et simple.

-Le vote sur ces motions aura lieu ultérieurement.