3-5

3-5

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 17 JULI 2003 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Bespreking van de regeringsverklaring

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik betreur de afwezigheid van de eerste minister.

In de eerste plaats wil ik hem wel gelukwensen met zijn opdracht en zijn ploeg. Hij heeft zonder twijfel een frisse, opvallende ploeg samengesteld. Sommige commentatoren - al dan niet met een vleugje cynisme - spreken van "de meest aantrekkelijke regering ooit!" en "nooit eerder was een regering zo vrouwelijk, zo jong, zo trendy en tegelijk met een goede dosis ervaring".

Ik erken alvast dat de eerste minister erin geslaagd is een evenwichtige ploeg samen te stellen, met een behoorlijk aantal vrouwen - één derde van het totaal - en dezelfde verhouding als in het parlement. Voor mijn partij is dat een belangrijke prioriteit en alvast een stap in de goede richting.

Jammer echter dat de geloofwaardigheid van uw kabinet van meet af aan wordt aangetast door een veelheid aan portefeuilles, een inflatie aan kabinetsmedewerkers, het doolhof dat opnieuw gecreëerd wordt binnen de federale diensten en administraties en de versnippering. Mijn partijvoorzitter verklaarde dat de `bricolage' bij de bevoegdheidsverdeling van een heel bijzondere `nieuwe politieke cultuur' getuigt. Het is ook jammer dat de vervrouwelijking van de ploeg niet terug te vinden is in de inhoud van het regeerakkoord.

Kortom: de foto van deze regering is in orde, het beeld is gelanceerd, maar het gaat natuurlijk over de inhoud en over het goede bestuur voor ons land.

Tijdens de voorbije regeerperiode spiegelde paarsgroen onophoudelijk een positieve economische toekomst voor. De economie zou met rasse schreden groeien, de opeenvolgende begrotingen zouden met overschotten afsluiten, de overheidsschuld zou gezwind worden afgebouwd en de werkloosheid zou de kop worden ingedrukt. Dit refrein werd onverdroten verder gezongen tijdens de verkiezingscampagne. Na 19 mei werden we plots in een ander land wakker. De Nationale Bank en het Planbureau toonden cijfers die een heel andere werkelijkheid aan het licht brachten.

Niemand gelooft dat de eerste minister niet op de hoogte was van die gegevens en velen zijn ervan overtuigd dat deze informatie bewust achterwege werd gehouden. Zij voelen zich vandaag bedrogen. We kunnen ons afvragen of er naar het voorbeeld van de wet op eerlijke handelspraktijken geen regeling op eerlijke politieke praktijken moet worden ingesteld.

Mijnheer de eerste minister, mevrouw de vice-eerste minister, u leeft in twee landen: het land voor de verkiezingen en het land erna. U gaat er prat op met dit akkoord een brug te hebben gebouwd tussen blauw en rood. Na de verkiezingsoverwinning werd de brug van de politiek naar de samenleving evenwel gemist.

De kritische kanttekeningen bij het programma zijn niet uitsluitend het werk van de partijpolitieke oppositie. Ze komen spontaan bij de bevolking op en ze vinden hun wortels in het wijdvertakte Vlaamse middenveld. Getuige daarvan de peiling op de VRT-website onmiddellijk na het afsluiten van het regeerakkoord, die eindigde met een negatieve score van 61%. Dat blijkt vandaag terecht want terwijl vóór de verkiezingen elke dag een nieuwe belastingsverlaging werd aangekondigd, wekt het ochtendnieuws ons deze week bijna dagelijks met een nieuwe verhoging die elk gezin direct zal treffen.

De NGO's moeten met twijfel toezien. De Gezinsbond moet afwachten wat de gezinsconferentie zal opleveren. Het Forum voor vredesactie ontdekt weinig sporen van een actief vredesbeleid. Het OCIV stelt het gebrek aan ambitie en creativiteit aan de kaak. 11.11.11. maakt kennis met een minister van Ontwikkelingssamenwerking zonder geld in de portefeuille.

Hetzelfde geldt voor de sociale partners. Het VEV geeft het regeerakkoord een 3 op 10. UNIZO weet niet of het moet lachen of wenen met vijf bevoegde ministers. De vakbonden en het ACW benadrukken uitdrukkelijk het gebrek aan sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid. De Dorpsstraat heeft een totaal andere visie op dit regeerakkoord dan de Wetstraat van Verhofstadt en Co.

Terecht erkent het regeerakkoord dat het gezin `de hoeksteen van de samenleving' is. Gezinnen zijn een ankerpunt, of het nu gaat om het traditionele of het nieuw-samengestelde gezin. Wat we in dit beleidsplan echter missen is een totaalvisie op het gezin, en vooral een totaalvisie op de waarde van de zorg voor elkaar en voor onze leefomgeving. Dit blijkt ook uit één van de eerste maatregelen die door deze regering zijn genomen: het zijn de gezinnen die zullen betalen voor de vervuilende stroom. CD&V pleit voor een zorgzame samenleving. CD&V steunt dan ook de aanstelling van een staatssecretaris voor het gezin, maar we blijven waakzaam.

Wanneer de Staten-Generaal voor het gezinsbeleid, de Interministeriële Conferentie en de subcommissie familierecht in werking zullen treden, houdt CD&V haar voorstellen klaar voor bespreking. Zij heeft voorstellen inzake de instelling van een gezins- en kindeffectenrapport voor alle domeinen, de verdubbeling van het ouderschapsverlof, een verhoging van de uitkering en de verhoging van de leeftijdsgrens tot 18 jaar, een betaalbare vervangingsregeling voor zelfstandige moeders, de verlenging van het recht op tijdkrediet tot minimum drie jaar en het wegnemen van de anciënniteitsvoorwaarden, de verlenging van het adoptieverlof tot acht weken en de fiscale aftrek van adoptiekosten, een beleidscomité voor mannen en zorg, de invoering van een kwali-tijdskaart. Voor CD&V moet het geheel van alle gezinsvriendelijke voorstellen worden ingepast in een gezinsvriendelijk levensloopbeleid. Kwali-tijd, tijd voor gezin, zorg en sociale inzet moeten immers een recht voor allen worden.

De kinderbijslag moet minimum kostendekkend worden gemaakt en worden overgeheveld naar de gemeenschappen. Er moet fiscale aftrek komen voor kinderopvang en aandacht voor de rechten en plichten van kinderen. De wetsvoorstellen rond de rechtspositie van minderjarigen en het spreekrecht voor kinderen moeten dringend in de Kamer worden behandeld. Ook de evaluatie en de bijsturing van de drugswet is een kerneis voor CD&V.

De in het akkoord aangekondigde gezinsvriendelijke maatregelen wegen niet op tegen de maatregelen die door de vorige regering werden afgeschaft of teruggeschroefd, zoals de vervanging van de loopbaanonderbreking door één jaar tijdskrediet en de afschaffing van het borstvoedingsverlof voor politie en militair personeel, en de maatregelen die nog wachten op een behandeling zoals de kinderbijslagen, de lastenverlaging voor de gezinnen en tal van andere voorstellen, en tenslotte de maatregelen die nog wachten op inwerkingtreding zoals het alimentatiefonds en het borstvoedingscomité.

Meer praatkracht dus dan daadkracht. Het regeerakkoord stelt voor niet minder dan drie overlegorganen te installeren. Dat is een trend in het regeerakkoord. Ik kom daar later nog op terug. Er is weinig of geen politiek engagement voor een verbetering van de financiële of fiscale positie van de gezinnen, zoals de verhoging van de kinderbijslagen of de fiscale aftrek van kinderopvang, noch voor een gezinsvriendelijke huisvestingspolitiek, bijvoorbeeld de verlaging van de BTW bij de renovatie van een gezinswoning.

Er is bovendien geen aandacht voor de specifieke kwetsbaarheden van de nieuwe gezinsrelaties, zoals bijvoorbeeld de éénoudergezinnen, de nieuw samengestelde gezinnen. Er is bedroevend weinig aandacht voor het enorme probleem van zelfmoord bij jongeren. Nochtans is het versterken van het gezin via opvoedingsondersteuning en relatieondersteuning daartoe een geschikt instrument.

Zoals deze gezinstoets aantoont dat het beleidsplan een totaalvisie mist op het gezin, zal uit de verdere analyse van het beleidsplan door onze fractie blijken dat het beleidsplan ook een totaalvisie mist op mens en samenleving. Dit akkoord op vele vlakken een lege doos.

Het akkoord bestaat uit vier soorten maatregelen. Ten eerste zijn er de maatregelen die worden afgevoerd naar anderen: de sociale partners die mogen nadenken, `onderzoeken', of nagaan, zoals het tijdssparen, het stappenplan wetenschappelijk onderzoek, het gratis woon-werkverkeer, of de gewesten of gemeenschappen die worden aangemoedigd.

Ten tweede zijn er de maatregelen die worden doorverwezen: het akkoord bevat niet minder dan 18 rondetafels, conferenties, commissies, forums en overlegmomenten.

Ten derde zijn er de maatregelen die reparaties zijn en het puin van paarsgroen moeten ruimen: de reparatie van het snelrecht, de nachtvluchten, het jeugdsanctierecht, de genocidewet, de wapenwet, de politiehervorming.

Tenslotte zijn er nog een aantal nieuwe maatregelen, waar ikzelf en onze fractie straks nader op zullen ingaan.

Veel nieuws blijft er echter niet over na het wegknippen van de eerste drie soorten maatregelen. Minstens 25% van het akkoord bevat punten die niets inhouden en de andere punten zijn alleen krijtlijnen en die zullen we toetsen op hun kwaliteit en op hun waarde.

Hoe zou het overigens nog zijn met de actieve welvaartstaat, de nieuwe politieke cultuur, de strijd tegen de digitale kloof, de strijd tegen de gokverslaving, de snel-Belg-wet, de beloften voor de horeca, het ethisch beleggen en de Tobintaks? Niets hiervan is nog terug te vinden in het akkoord.

Het akkoord bevat ook positieve maatregelen en die zullen we voluit steunen, zoals het STOP-principe, de uitbreiding van het ouderschapsverlof, het Themis-plan justitie, de verhoging van het leefloon en de pensioenen en de ondersteuning van personen met een handicap. Sommige zaken komen letterlijk uit het CD&V-programma. Alleen jammer dat u te vroeg bent gestopt met overschrijven. (Onderbreking van de heer Mahoux)

Zoals mijn collega Pieter De Crem in de Kamer reeds benadrukte, zal de CD&V-fractie alle goede initiatieven zeker steunen. Wetsontwerpen waar we het echter niet mee eens zijn, zullen we amenderen en we zullen telkens een eigen alternatief voorstel ter stemming voorleggen.

De eerste minister opende en besloot zijn verklaring in de Senaat met de belofte dat hij strijdlustig, geëngageerd en realistisch wil regeren. De tijden zijn moeilijk. De laagconjunctuur is geen fataliteit, maar een uitdaging. In deze intentieverklaring kan CD&V hem ongetwijfeld volgen. Zowel in de pers als in de regeringsverklaring wijst de eerste minister erop dat zijn beleid op een aantal essentiële punten zal kunnen worden afgetoetst: 200.000 nieuwe jobs, een begroting in evenwicht, een communautaire dialoog en een geprofileerd buitenlands beleid.

De vraag is of de prioriteiten in dit programma de test van de engagementsverklaring doorstaan. Hoe kan de eerste minister zichzelf strijdlustig noemen als het erom gaat de Vlaamse belangen te verdedigen? Wie dit akkoord leest, begrijpt dat de Vlaamse meerderheidspartijen gezwicht zijn voor de eisen van de Franstalige socialisten en liberalen.

Hoe kan de eerste minister zichzelf geëngageerd noemen en geloofwaardig opkomen voor een ethisch buitenlands beleid, als hij tegelijkertijd de wapenwet regionaliseert om niet meer te worden geconfronteerd met de gewetensvraag of wij wapens mogen exporteren naar Nepal en als hij het beleid voor internationale solidariteit in weerwerk van alle NGO's en deskundigen grotendeels terug ondergeschikt maakt aan buitenlandse zaken?

Hoe kan de eerste minister zichzelf realistisch noemen als hij amper een paar vage zinnetjes veil heeft om de financiële kant van zijn beleid te verantwoorden? Hoe kan de eerste minister zichzelf realistisch noemen als hij voor het centrale punt van dit akkoord, werkgelegenheid en de belofte om 200.000 mensen extra aan het werk te helpen, onvoldoende middelen vrijmaakt? De lastenvermindering is immers maar de helft van wat werd beloofd en gevraagd en wordt ook over een langere tijdsfase gespreid. Onze conclusie is alvast dat dit akkoord de test van de engagementsverklaring niet doorstaat.

Wij debatteren hier vandaag in een assemblee die de eerste minister liefst zo snel mogelijk afgeschaft wil zien. De Senaat heeft in zijn ogen een weinig nuttige functie en wij betreuren zijn standpunt. De Senaat is de plaats bij uitstek waar het wetgevende werk van de Kamer getoetst kan worden aan de maatschappelijke relevantie en waar de luim van de dag kan worden getest op zijn bruikbaarheid binnen de grote maatschappelijke onderstromen. (Onderbreking van de heer Mahoux)

Het is aan de Senaat om de vinger te leggen op de maatschappelijke debatten die vandaag onze samenleving bepalen.

In het regeerakkoord roept de eerste minister zelf op tot een `breed maatschappelijk debat over armoede en sociale uitsluiting'. We nemen de uitnodiging graag aan: deze Senaat is hiervoor het geschikte forum.

Daarnaast heeft de Senaat als grondwettelijke taak een ontmoetingskamer te zijn tussen de gemeenschappen en de gewesten. Het door de eerste minister aangekondigde Forum voor de communautaire dialoog kent dan ook één enkel adres: dit van de Senaat. Wij willen geen Costa-bis; evenmin willen wij dat de Senaat van zijn grondwettelijke bestaansredenen en prerogatieven wordt ontdaan.

Als oppositie is het daarom niet enkel, zoals de handboeken zeggen, onze `duty to oppose' en waakzaam te zijn voor correcte informatie en voor een goed beleid; wij moeten ook een alternatief bieden, onderbouwd, gedragen, realistisch en met visie. Wij zullen de `Test-Aankoop' van de regering zijn, maar steeds eigen alternatieven aanbieden voor de slechte aankopen.

M. Philippe Mahoux (PS). - Nous ne sommes plus en période électorale !

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Si ! Les propositions du gouvernement le prouvent !

M. Philippe Mahoux (PS). - Ce ne sont pas des programmes du VLD et du CD&V que nous discutons aujourd'hui mais bien de la déclaration gouvernementale, ce qui me paraît extrêmement important. C'est le contenu de cette déclaration qui doit retenir notre attention et nous nous réjouissons évidemment de ce contenu. Qui aurait pu imaginer le contraire ?

Le projet gouvernemental constitue pour nous le modèle d'une société solidaire, régénérée, dans laquelle le « chacun pour soi » est remplacé par le « mieux ensemble ». Il s'agit là d'une référence directe au programme que nous, socialistes, avions présenté aux électeurs, avec le succès que l'on sait.

Nous nous sommes prononcés en faveur d'un nouveau pacte social avec l'ensemble de nos concitoyens. Ce contrat implique que l'État réinvestisse dans la sécurité sociale et les fonctions collectives, en collaboration avec les forces vives de la société, notamment les partenaires sociaux.

Pour nous, l'objectif premier de ce pacte social est d'assurer à chacun la sécurité d'existence. D'autres ont évoqué le mot « bonheur ». Je dirais plus modestement qu'il faut se centrer sur les conditions qui permettraient peut-être à chacun de nos concitoyens d'accéder à cet objectif de base.

Dans ce monde en mutation, où l'inquiétude du lendemain est de plus en plus présente pour bon nombre de nos concitoyens - réalité à ne pas occulter - la volonté d'assurer à chacun la sécurité d'existence, quels que soient son âge, son sexe, la couleur de sa peau, son origine sociale, les aléas de la vie auxquels il est ou a été confronté, le quartier ou la région où il vit, demeure, à nos yeux, un objectif fondamental.

Pour le groupe socialiste, le premier instrument pour atteindre cet objectif de sécurité d'existence est, sans conteste, une sécurité sociale basée sur les mécanismes d'assurance et de solidarité. À cet égard, deux volets de l'intervention du premier ministre ont évidemment retenu toute notre attention : la santé et l'emploi.

La santé, d'abord. De grâce, tenons compte du vieillissement de la population et du coût des avancées des sciences et technologies médicales ! Déterminons ce qui est incontournable dans l'augmentation des coûts des soins de santé. La protection sociale ne pourra répondre aux réels besoins sociaux de la population sans un nouvel investissement important et structurel.

Le gouvernement admet une croissance réelle annuelle de 4,5% de l'assurance-maladie ou plutôt des dépenses de soins de santé, en général. Je pense que nous devons nous en réjouir. Il s'agit d'une croissance significative, qui doit permettre de renforcer l'égalité d'accès à des soins de santé de qualité, quelle que soit la condition sociale des malades.

Il s'agit d'un élément tout à fait fondamental. C'est une de nos priorités et nous serons naturellement particulièrement attentifs à l'action du gouvernement en la matière. Nous pouvons déjà noter avec satisfaction que le maximum à facturer, soit une réforme majeure instaurée progressivement dans le système de l'assurance-maladie, atteindra son rythme de croisière au cours de l'année 2003.

La masse budgétaire allouée aux soins de santé doit être évidemment utilisée de manière optimale. Il faut donc assurer la maîtrise des dépenses, le deuxième paramètre des soins de santé étant que chaque franc dépensé le soit pour améliorer globalement la santé de notre population. La définition de la santé que nous retenons est celle de l'OMS.

Je vous rappelle cette définition : il s'agit d'un état complet de bien-être physique, mental et social, non limité à l'absence de maladie ou d'infirmité. C'est ce que nous souhaitons mais surtout ce que nous voulons, dans le cadre de facteurs limitants, que nous acceptons et que nous défendons, à savoir la liberté thérapeutique et diagnostique des prestataires de soins ainsi que la liberté de choix et le respect des droits du patient.

En outre, dans ce contexte, l'emploi a un rôle primordial. Dès 1995, le rapport général sur la pauvreté nous rappelait de manière criante que la lutte contre l'exclusion sociale devait centrer son action sur l'emploi. Ce que les personnes concernées veulent avant tout, ce n'est pas une allocation mais bien un emploi, élément d'épanouissement et d'intégration sociale par excellence.

Le gouvernement l'a rappelé : les demandeurs d'emploi de longue durée méritent avant tout de faire l'objet d'un traitement intensif. Le gouvernement entend donc dégager au mois de septembre, avec les partenaires sociaux, un ensemble d'accords concernant une approche nouvelle et audacieuse. Nous nous en réjouissons et nous invitons le gouvernement à renforcer l'indispensable collaboration avec les entités fédérées, notamment - cela tombe sous le sens - en matière de formation, laquelle est un outil indispensable pour éviter l'enlisement de nombreux jeunes et de moins jeunes dans le chômage.

La politique de l'emploi est aussi un instrument de soutien à de nombreuses autres politiques, par exemple la politique des villes. Je serai attentif à la mise en place des mécanismes visant à favoriser les nouveaux emplois susceptibles de soutenir la recherche scientifique. À de nombreuses reprises, mon groupe a souligné combien il nous semble important de développer, dans le cadre de la recherche, des actions spécifiques qui maintiennent et développent l'emploi et les volumes globaux des budgets consacrés à la recherche, actions attractives pour les chercheurs, sachant qu'ils sont nombreux à émigrer.

J'attire l'attention, à cet égard, sur le fait que je préfère des mécanismes d'abattement de charges sociales plutôt que ce que l'on qualifie de plafonnements parce que ces derniers constituent une entorse au principe fondamental d'un financement de la sécurité sociale solidaire et directement proportionnel aux revenus.

S'agissant de la diminution des charges sociales des entreprises - 800 millions d'euros, montant rappelé par Mme de Bethune - nous enregistrons ce qui figure dans la déclaration de gouvernement. Ces 800 millions d'euros devront donc permettre la réalisation d'efforts en matière d'emploi mais aussi de formation.

Nous serons évidemment attentifs aux résultats engrangés en termes d'emploi par les nouvelles initiatives annoncées, comme le bonus crédit d'emploi ayant pour objectif de lutter efficacement contre les pièges à l'emploi, ainsi qu'à la réforme des chèques-service visant à stimuler les emplois dits de proximité.

La poursuite de la politique menée sous la précédente législature et visant à harmoniser travail et vie de famille nous paraît également un point important.

L'épargne-temps est une idée qui a montré son efficacité ailleurs. Son application en Belgique semble intéressante. Il faudra se montrer particulièrement attentif à maintenir à l'intérieur de cette logique d'épargne-temps les droits des travailleurs des entreprises par rapport à une vision de la notion de flexibilité dans le travail, notion différemment appréciée en fonction des partenaires du gouvernement.

En tous cas, ces évolutions ne doivent pas conduire - je sais que la vice-première ministre y est particulièrement attentive - à un retour de la femme au foyer. Il existe effectivement un risque de cette nature.

L'égalité des chances et des genres est un point important et cette notion d'épargne-temps doit conduire à un partage des tâches entre hommes et femmes, à un équilibre plus harmonieux entre carrière et vie privée, pour chacun et en fonction de ses choix de vie.

Il faut évidemment continuer à lutter contre les discriminations en matière d'embauche, ainsi que contre celles qui touchent tous les domaines de la vie sociale, économique et culturelle.

Il faut poursuivre la mise en oeuvre de la loi antidiscrimination que j'ai eu l'honneur de défendre et que vous avez contribué à rendre effective, madame la vice-première ministre. Je note tout particulièrement la lutte contre les discriminations à l'embauche. À cet égard, j'attire votre attention sur le fait que les incitations semblent être des mécanismes plus efficaces que les quotas, ceux-ci ayant montré, dans d'autres pays, leurs dangers potentiels, y compris en termes de dérives communautaristes.

Je voudrais également dire notre satisfaction - le mot est probablement faible - à propos de la suspension de l'article 80 concernant la réglementation du chômage, une vieille revendication il est vrai. Un accompagnement individuel du chômeur nous paraît plus rationnel qu'une pénalisation arbitraire en fonction de la composition du ménage.

Le groupe socialiste considère en tout cas ces mesures comme un pas devant conduire à terme, dans le cadre de l'individualisation des droits sociaux, travail de longue haleine, à une remise en cause fondamentale des choix de vie comme facteurs déterminants pour l'octroi des allocations.

Un mot encore sur la volonté du gouvernement de renforcer la protection sociale des indépendants. Nous adhérons bien évidemment à cet objectif. Je rappelle que mon groupe a, depuis deux législatures, déposé plusieurs propositions de loi en la matière. Nous notons donc avec satisfaction que le gouvernement vise à instaurer une protection sociale équivalente - terme que je souligne - pour tous les travailleurs. Une mesure normale car, après tout, est-ce le statut des travailleurs ou des allocataires sociaux qui doit déterminer le niveau de vie des gens ? A l'évidence, la réponse est non. Répétons cependant que le gouvernement vise à instaurer une protection sociale équivalente en demandant une solidarité à l'intérieur même du régime des indépendants. Un effort doit être fait à ce niveau aussi.

L'ensemble de ces mesures doit favoriser la création de nouveaux emplois. J'ai entendu citer le chiffre de 200.000, objectif ambitieux, c'est le moins qu'on puisse dire. Au moment de faire l'évaluation, on verra, suivant les paramètres retenus, si on parvient ou non à ce chiffre. Ce qui me paraît important, indépendamment du fétichisme des chiffres, c'est que l'on considère que l'emploi est un objectif fondamental et que des efforts importants doivent être faits dans ce sens. (Protestations de M. Thissen)

On dit qu'on mettra tout en oeuvre pour y arriver. Vous devez savoir qu'on ne réussit pas tout dans l'existence.

Se fixer des objectifs ambitieux paraît extrêmement important, surtout dans le domaine de l'emploi. Nous demandons au gouvernement de mettre tout en oeuvre pour que cet objectif soit atteint. Il faut, par conséquent, une mobilisation de toutes les forces sociales et économiques privées et publiques pour offrir le maximum de chances de réussite par rapport à cet objectif.

La sécurité d'existence, c'est aussi se savoir protégé et reconnu dans ses droits à une justice efficace et accessible à tous. Une justice efficace, c'est à dire équipée de moyens modernes, de responsables formés à la gestion financière et des ressources humaines, des magistrats en nombre suffisant, une justice qui puisse rendre des jugements utiles à la société, à la victime et aux adversaires d'une affaire civile, des jugements rendus dans des délais raisonnables et ce, à Bruxelles comme ailleurs.

Nous ne voulons pas que la fracture sociale s'étende à l'accès à la justice, que grandisse le fossé entre ceux qui ont les moyens de faire valoir leurs droits et ceux qui devraient renoncer à se voir rendre justice parce qu'ils ne pourraient pas en payer le prix. Nous soutiendrons tous les efforts du gouvernement et de la ministre de la Justice visant à améliorer l'accueil et l'encadrement des victimes et à faciliter l'accès à la justice, tant par l'élargissement de l'aide juridique que par l'instauration d'un mécanisme de solidarisation des risques judiciaires.

Nous soutiendrons aussi les initiatives du gouvernement visant à redéfinir la politique pénitentiaire. La prison doit être réservée aux individus dont la détention permet de protéger la société. Mais la prison ne peut pas être une zone de non-droit. À titre personnel, j'attirerai l'attention de la ministre de la Justice sur le problème de la santé à l'intérieur des prisons, tant sous l'angle psychiatrique que sous ceux de la toxicomanie ou de l'encadrement du personnel de santé à l'intérieur des prisons. Je vous demanderai donc d'être particulièrement attentive à ce problème qui crée, au sein de l'espace pénitentiaire, des zones de non-droit parce que la santé en est absente. Ce problème est extrêmement important. Je sais que vous y êtes sensible et que vous vous y attaquerez. Les événements survenus dans les prisons au cours de ces dernières semaines montrent qu'il s'agit d'un problème important dont il convient de s'occuper de manière particulière. (Signe d'assentiment de la vice-première ministre)

Nous nous réjouissons de l'abolition de la double peine. Celle-ci constituait une discrimination. Elle ne résistait pas à l'analyse face à une justice égale pour tous. Nous soutiendrons la révision de la loi sur la protection de la jeunesse. Elle doit rester fondée sur le principe protectionnel davantage que sur la sanction, même si elle doit permettre d'assurer la sécurité des citoyens.

La sécurité de l'existence, c'est aussi se voir garantir l'accès aux services publics fondamentaux. Il s'agit d'un élément essentiel du nouveau pacte social que le gouvernement propose aux citoyens. L'administration doit être efficace, au service de tous les administrés, y compris des pouvoirs subordonnés. La modernisation en profondeur de l'administration devra se poursuivre, en totale concertation avec les organes représentatifs des agents. Il s'agit en effet de faire partager à tous les objectifs d'amélioration de l'efficacité et d'un meilleur service offert aux administrés.

L'État doit s'engager auprès des entreprises publiques. Il a promis de le faire afin de leur permettre d'assurer un service de qualité accessible à tous, partout dans le pays. Pour le PS, le service universel constitue une notion fondamentale. Sans lui, on créera de nouvelles discriminations, géographiques ou sociales.

La reprise effective de la dette de la SNCB est évidemment extrêmement importante. Elle devrait permettre à la société d'assurer son développement nécessaire et une réforme devant offrir un meilleur service aux usagers. La SNCB doit privilégier le dialogue social commun à toute l'entreprise et entamer des négociation avec les Régions afin de discuter du maintien du plan d'investissements, même si on a constaté qu'il sera quelque peu étalé. À cet égard, nous pouvons nous réjouir du maintien de l'enveloppe d'investissements.

Voilà rapidement quelques lignes de force que nous souhaitions souligner. Elles touchent concrètement à la volonté exprimée par les électeurs. Elles répondent à une inquiétude sociale en renforçant la capacité de l'État de répondre aux besoins des citoyens et en favorisant les possibilités de développement économique par l'innovation. Nous espérons donc que l'énergie du gouvernement sera entièrement consacrée à répondre aux attentes des citoyens. Elles ont été clairement exprimées. Le citoyen veut être rassuré autant que faire se peut sur son avenir. Il n'est plus preneur de réformes institutionnelles perpétuelles. S'il doit y en avoir, elles devront être dictées par le souci d'améliorer l'efficacité des structures de l'État.

Le pragmatisme doit prévaloir, laissons les passions derrière nous. La réussite des régions et des communautés, et donc le bon climat communautaire, sera mieux garantie par un développement économique et social équilibré que par de nouvelles réformes imposées aux citoyens. Pour nous, c'est clair : la priorité est au développement socioéconomique des régions pour le mieux-être du citoyen wallon, bruxellois ou flamand.

Ce programme de gouvernement ne sera pas gratuit. Inutile d'essayer de le faire croire. Dans une conjoncture économique, dont on a déjà dit à suffisance le caractère défavorable, la première responsabilité du gouvernement sera d'assurer l'orthodoxie budgétaire en évitant tout dérapage mais en réalisant évidemment de manière tout à fait concrète les promesses qui se trouvent dans la déclaration gouvernementale. C'est extrêmement important car la pérennité de notre système social en dépend. Nous y serons donc tout particulièrement attentif. De surcroît, la réforme fiscale devra tenir compte, elle aussi, de cette réalité budgétaire délicate.

Je terminerai en disant combien, sur le plan international mais indépendamment de la politique étrangère proprement dite, le renouvellement des engagements en faveur du budget de la coopération au développement nous paraît, à nous socialistes, fondamental. Cet engagement doit être suivi d'effet.

Nous aurons certes l'occasion au cours du débat de discuter encore de la problématique de la compétence universelle. Je voudrais cependant dès à présent, et avant même que nous ayons l'avis du Conseil d'État, attirer votre attention sur deux éléments importants. Tout d'abord, il ne faut pas rendre l'accès à la Justice plus simple pour un délit de droit commun, comme les coups et blessures involontaires par exemple, que pour un crime grave, comme le génocide ou le crime de guerre. Ce serait créer une discrimination assez incompréhensible. Ensuite, il convient aussi de faire en sorte que nos engagements par rapport aux conventions de Genève soient respectés.

C'est avec la conscience des difficultés à venir, particulièrement dans le domaine budgétaire, mais aussi avec la volonté politique de les maîtriser pour répondre aux attentes de la population que mon groupe soutiendra le gouvernement.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - 18 mei was voor onze partij een mooie dag. Met veel meer steun van de kiezers dan in 1999 konden we dan ook aan de onderhandelingen voor een nieuwe regering deelnemen. Vandaag buigen we ons over het resultaat van deze onderhandelingen. Tot onze grote tevredenheid stellen we vast dat onze programmapunten in grote mate terug te vinden zijn in deze verklaring.

Bovendien durft deze verklaring, ondanks de slechtere economische toestand, toch te kiezen voor maatregelen die goed zijn voor de mensen en durft ze echte keuzes te maken. Financiële en bijgevolg ook sociale avonturen zijn onduldbaar. Wel zijn concrete maatregelen nodig die zowel langs de uitgaven- als langs de inkomstenzijde positieve resultaten moeten opleveren.

Mensen willen in moeilijkere tijden een regering die problemen durft aan te pakken en die degelijk bestuurt. Mensen willen werk, goede gezondheidszorg, degelijke huisvesting, een degelijk pensioen, een propere en veilige omgeving om in te leven. Kortom, mensen willen goed kunnen leven in dit land.

Samen met enkele van mijn collega's zal ik enkele voor ons zeer belangrijke maatregelen belichten.

Absoluut prioritair is werk. Er moeten meer jobs komen voor meer mensen. De regering wil daar duidelijk werk van maken. 200.000 nieuwe jobs, de werkgelegenheidsconferentie in het najaar; de werkbonus, de dienstencheques, de gerichte lastenverlaging, de brugpremie, de ondersteuning voor KMO's, al deze maatregelen moeten ertoe leiden dat meer mensen aan het werk kunnen gaan. Werk is de voorwaarde om echt mee te doen in onze samenleving.

Werk scheppen is zeer belangrijk, maar mensen die werken, moeten ook kunnen rekenen op steun om de combinatie gezin-arbeid aan te kunnen. Ook daaraan heeft de regering uitdrukkelijk aandacht besteed. De uitbreiding van het ouderschapsverlof en het tijdsparen, dat naast het tijdskrediet komt en niet in de plaats ervan, zijn allemaal maatregelen om werkende mensen te helpen.

Het ouderschapsverlof moet niet alleen worden uitgebreid in de tijd, maar moet er ook voor zorgen dat mensen met een lager inkomen dit financieel aankunnen. Denken we maar aan de vele alleenstaande ouders. De dienstencheques moeten de broodnodige uitweg bieden voor de vele werkende gezinnen die op zoek zijn naar huishoudelijke hulp. Samen met een goede kinderopvang zijn dit maatregelen die mensen echt nodig hebben om te kunnen gaan werken.

Werk hebben betekent meestal ook zich verplaatsen van en naar het werk. Het mobiliteitsvraagstuk is uiteraard ruimer dan het woon-werkverkeer alleen, maar de maatregelen die daaromtrent in het vooruitzicht worden gesteld, juichen we zeker toe.

Op het werk zelf moeten mensen zich kunnen goed voelen. Dit is zeker niet altijd het geval. Tot mijn grote spijt heb ik kunnen vaststellen hoeveel mensen bijvoorbeeld gepest worden op het werk. Ik dank mevrouw Onkelinx omdat de wet pesten nu strafbaar stelt.

We moeten de werkende bevolking een kader bieden, waarmee ze het werk kan combineren met het privé-leven en zich tijdens het werk goed kan voelen. Dat hiervoor wetten moeten worden gemaakt valt te betreuren, maar inmiddels is dat gebeurd.

Meer zelfs, ik denk dat, naast een regeling tegen het pesten, nog heel wat werk aan de winkel is. Het stemt ons dan ook tevreden dat een staatssecretaris bevoegd is voor welzijn op het werk. Vergeten we niet dat problemen op het werk vaak onderschat worden. Dit taboe wordt eindelijk stilaan doorbroken.

Wie ziek wordt, heeft recht op goede en betaalbare verzorging. Ook op dit vlak stelt de regeringsverklaring ons gerust, gelet op de geplande financiële groei voor de gezondheidszorg.

Bovendien zijn we ervan overtuigd dat het beleid van de vorige legislatuur zal worden voortgezet. Zorgvuldig beheer in die sector kan zelfs leiden tot nieuwe noodzakelijke hervormingen. Deze sector staat immers nooit stil; er moeten steeds nieuwe maatregelen worden genomen voor de zieken.

Daarenboven lijkt het ons evident dat de maximumfactuur, een paradepaardje van de vorige regering, wordt uitgebouwd. Dit uitstekend systeem moet voor iedereen toegankelijk worden, ook voor de zelfstandigen. Met een verplichte verzekering tegen kleine risico's kunnen ook zij goede zorgen genieten en financiële veiligheid als de kosten veel te hoog oplopen.

Wie ouder wordt, kijkt uit naar een degelijk pensioen. De regelmatige aanpassing van de laagste pensioenen en de grotere toegankelijkheid van het systeem van inkomensgarantie voor ouderen zijn voor ons essentieel. Dat mag nooit tot problemen leiden tijdens deze legislatuur.

Goed wonen is eveneens een noodzaak om zich goed te voelen. Onze partij juicht dan ook alle inspanningen toe die er kunnen toe leiden dat mensen een eigen huis bezitten. Vooral met het oog op de toekomst is dat belangrijk. Al te vaak worden oudere mensen immers niet alleen geconfronteerd met lage pensioenen, maar ook met een te hoge huur, waardoor armoede kan intreden. Dit betekent dan ook dat wij de stimulansen van de woonbonus ten volle steunen.

Wie A zegt, moet natuurlijk ook B zeggen. Om deze en nog talrijke andere positieve maatregelen te kunnen nemen, is geld nodig. Onze fractie steunt dus de beslissing om de belastingen correct en eerlijk te innen en te controleren. Desondanks verwachten we een krachtig signaal. Hierover werd al heel wat gediscussieerd, maar wat logisch is - men betaalt wat men moet betalen - moet eindelijk een prioriteit worden van het fiscaal beleid.

Verder rekenen we erop dat de regering het financieel plaatje continu bewaakt. Het zal niet gemakkelijk zijn in de tijd waarin we leven, maar zowel op het vlak van communicatie als inzake interne beleidsvoering moet er nauwgezet worden op toegezien dat we niet in avonturen belanden.

Tot slot wil ik onze tevredenheid uitspreken over het feit dat nog tijdens deze legislatuur werk wordt gemaakt van het oplossen van ethische kwesties, zoals het familierecht, het euthanasievraagstuk en het veel te grote aantal zelfmoorden onder jongeren. Dergelijke zaken verwachten we niet meteen in een regeringsverklaring, al zijn het zeer belangrijke problemen, en we zijn dan ook blij dat ze er wel in zijn opgenomen.

Zeker op het vlak van het familierecht wordt het tijd dat onze wetgeving wordt aangepast aan de evoluties in de samenleving. In de regeringsverklaring staat dat het gezin de hoeksteen is van de maatschappij. Dat klopt, maar we moeten wel dringend het begrip `gezin' herdefiniëren. Nu wordt het nog te vaak in één bepaalde richting geïnterpreteerd en het wordt tijd dat de politiek duidelijk maakt dat we niet achterlopen op de dagelijkse werkelijkheid.

Onze fractie ziet in deze regeringsverklaring heel positieve elementen, die goed zijn voor de mensen, en steunt dan ook de nieuwe ploeg.

M. René Thissen (CDH). - Cinquante jours de négociations pour quoi ? Pour occuper les médias, certainement. Il faut reconnaître que MM. Di Rupo et Verhofstadt s'y entendent à merveille. De consultations en fuites organisées, d'effets d'annonce en conférences de presse, de tensions soudaines en apaisements organisés, de rapports en déclarations solennelles, ils ont parfaitement occupé le terrain. Seuls deux tournois internationaux de tennis et quelques concerts ont pu ponctuer la litanie des communications officielles.

Pourquoi cinquante jours ? Pour créer une impression de sérieux sans doute, particulièrement lorsque sont enfin révélées des statistiques que tous les observateurs attentifs de notre conjoncture socio-économique connaissent depuis plusieurs mois : la croissance est en panne pour la troisième année consécutive ; de nombreuses entreprises, privées et publiques, connaissent de graves difficultés ; le chômage est reparti à la hausse ; les finances publiques se dégradent dangereusement ; enfin, malgré une chute plus rapide et moins coûteuse que prévu du régime irakien, la confiance des consommateurs n'est toujours pas au rendez-vous.

Leurs efforts d'autosuggestion durant la campagne électorale n'ont pas réussi à effacer cette réalité. La psychothérapie de « Verhofstadt et Coué » atteint ses limites.

Pourquoi cinquante jours ? Parce que les programmes des quatre formations politiques qui sortent incontestablement renforcées du dernier scrutin ne sont pas naturellement compatibles. Comment marier ceux qui, même s'ils s'en défendent à l'occasion - je pense particulièrement à M. Michel -, sont censés incarner la gauche et la droite, l'État contre le marché, la liberté contre l'égalité, l'individualisme contre le collectivisme, le progrès contre la tradition.

Il est vrai que l'un voulait encore réduire le taux d'imposition sur les revenus les plus élevés, de 50 à 45%, quand l'autre souhaitait supprimer l'article 80, c'est-à-dire tout contrôle sur la disponibilité des demandeurs d'emploi ; l'un espérait une cotisation sociale généralisée et une taxation des patrimoines quand l'autre voulait encore réduire l'impôt sur les sociétés, de 33 à 30%, et récompenser le rapatriement de l'argent placé à l'étranger ; l'un réclame la semaine des quatre jours et les 35 heures/semaine pour les salariés quand l'autre revendique moins de charges pour les entreprises ; l'un voudrait forcer l'ouverture des commerces le dimanche quand l'autre répète que sa priorité est d'améliorer le statut social des indépendants ; l'un veut renflouer la SNCB quand l'autre est favorable à la privatisation des entreprises publiques.

A l'issue de l'exercice, rien de tout cela n'est vraiment tranché. La plupart des conflits concernant les programmes ont été :

soit purement évacués - on ne parle pas de ça entre nous - comme le financement alternatif de la sécurité sociale et, heureusement, la perspective d'une nouvelle réforme fiscale, alors que le financement de l'actuelle est encore loin d'être assuré ;

soit reportés aux calendes grecques - on verra bien plus tard - comme la génération des surplus budgétaires et l'alimentation structurelle du fonds de vieillissement ;

soit encommissionnés - c'est à d'autres de décider pour nous - comme toutes les questions concernant l'emploi, le statut des indépendants, les problèmes communautaires.

Il paraît évident que la proximité des élections régionales mais aussi l'incompatibilité profonde des programmes socio-économiques et, plus encore peut-être, la volonté de leadership de chacune des familles politiques - libérale et socialiste - expliquent largement ce maigre résultat. C'est pour cela qu'il a fallu cinquante jours.

Cependant, quand on se reporte quatre années en arrière, on mesure mieux le chemin qui n'a pas été parcouru ! En 1999, il y eut l'Arc-en-ciel. L'Arc-en-ciel avec les Verts, porteur d'immenses espoirs de renouveau et de changement. Mais aussi l'Arc-en-ciel avec ses yeux rouges et ses bleus au coeur, avec ses désillusions et ses plus grands échecs : la faillite de la Sabena et la gestion catastrophique des participations publiques ; l'abandon irrationnel de la filière nucléaire et la déception du plan de développement durable ; les déboires de la réforme des polices ; les désillusions de la gestion de la justice ; les aberrations de la réforme Copernic ; la gestion chaotique et financièrement désastreuse de la mobilité et du chemin de fer ; et encore les divisions spectaculaires concernant Francorchamps et la publicité sur le tabac, concernant la FN et les licences d'exportation d'armes, concernant les nuisances sonores à Zaventem.

Dans toutes ces matières, ce furent quatre années perdues. De l'aveu même des partis au pouvoir, peut-on même ajouter aujourd'hui lorsqu'on observe la manière dont les ministres ont été remplacés.

On peut aisément comprendre que cinquante jours étaient bien nécessaires pour digérer et faire oublier tout cela, ces quatre années perdues pour la mobilité, la sécurité et la justice, l'administration et le développement durable. Je pourrais même ajouter l'agriculture et les classes moyennes.

Mais finalement, tout cela pour quoi ?

Un geste sympathique pour commencer : le premier ministre accepte de venir présenter son texte au Sénat alors qu'il n'y est pas obligé. Cela signifie-t-il qu'il aurait revu ses positions quant à la considération qu'il a affichée pour notre assemblée dans le passé ? Monsieur le Président, ancien et nouveau, pouvons-nous compter sur la détermination que vous manifestiez, avant les élections, pour assurer la pérennité de ce Sénat qui restera un garant de l'unité de notre pays et un véritable acteur démocratique si le gouvernement accepte de ne pas le court-circuiter en permanence ?

M. le président. - J'espère que vous n'en doutez pas.

M. René Thissen (CDH). - Je ne veux pas en douter, j'ai l'optimisme de la volonté.

Aujourd'hui, nous ne pouvons pas préjuger de son comportement puisque toutes les questions sensibles au niveau institutionnel ont été renvoyées vers des forums, nouveaux trucs imaginés par la coalition pour mettre les problèmes au frigo pendant un an. Il faut bien sûr faire bonne figure pendant cette année préélectorale : les élections régionales n'autorisent pas les disputes de ménage pendant cette année où la séduction sera encore le maître mot de la politique gouvernementale.

Et gare à ceux qui pourraient entonner une chanson différente de celle imaginée par le nouveau et déjà ancien chef d'orchestre. Le Premier prend ses précautions et là, il renoue avec une tactique déjà bien rodée au début de la législature précédente. « Vous osez contester nos promesses ? Vous osez douter des résultats futurs ? Mais, vous êtes d'affreux pessimistes ! Et, tant qu'on y est, vous voilà aussi de méchants conservateurs, ringards et intolérants. »

La fois dernière, vous pouviez faire croire à la population que vous alliez faire une grande distribution : le réservoir des caisses de l'État avait été sérieusement réalimenté grâce aux grands efforts de chacun et la croissance économique semblait au rendez-vous. Au lieu de faire le choix d'une gestion prudente, les cigales arc-en-ciel se sont précipitées dans les médias pour chanter les bienfaits d'une « nouvelle culture politique », d'une nouvelle croissance dont elles s'attribuaient injustement les mérites, sans tenir compte du caractère évidemment cyclique de la conjoncture économique. Comme la grenouille de la fable, vous vous êtes gonflés de votre capacité à faire la leçon au monde entier. Et puis, comme la bulle boursière, comme la grenouille, tout a éclaté et la réalité de la vie a repris ses droits.

Mais en avez-vous tiré la leçon ? Oui, un peu, au moins dans le chef des socialistes qui ont refusé de repartir sur les mêmes bases qu'en 1999. Souvenez-vous, la majorité avait, dans l'euphorie, conclu un accord avec un programme réduit à sa plus simple expression et tout réglé en nommant des ministres à tire-larigot, avec une série de secrétaires d'état pour satisfaire tous les appétits. Cette fois, il y a un texte valable pour un an : après les élections régionales, la vraie foire d'empoigne pourra commencer...

Cependant, d'un autre côté, vous n'en avez pas tiré la leçon. Vous continuez la pratique des messages décalés par rapport à la réalité. Votre première décision de gouvernement en est la démonstration éclatante. Vous voulez vous inscrire dans le processus de Kyoto ? Très bien, nous aussi. Et que faites-vous ? Vous augmentez les taxes sur le carburant. Vous justifiez la mesure par des considérations environnementales alors que, tout bêtement, vous essayez de ramener de l'argent dans les caisses, dès aujourd'hui, en promettant des réductions compensatoires de taxes dans le futur.

Croyez-vous vraiment que nos concitoyens vont pouvoir financer des investissements souvent lourds - en termes de chauffage central ou de véhicules - sans accompagnement financier ? Peut-être comptez-vous faire appel aux entités fédérées pour apporter les soutiens nécessaires ? Avez-vous déjà examiné la situation financière des régions et les pratiques de débudgétisation à outrance qui s'y pratiquent avec vos amis ?

Dans votre gestion budgétaire, vous avez transformé en pratique artistique le procédé du report des charges sur les autres - les responsables communaux pourraient vous en parler. Durant les quatre années précédentes, vous avez pris des décisions, perçues positives par la population - par exemple, la réforme fiscale ou le refinancement de l'enseignement -, en reportant les coûts financiers sur les années suivantes. Il va à présent falloir en assumer les conséquences, avec une conjoncture beaucoup plus ingrate.

Une fois de plus, en début de législature, vous tentez de nous faire croire que votre bouquet de violettes va s'embellir, se développer, alors qu'il s'agit de fleurs coupées et que, manifestement, vous ne disposez pas de la réserve d'eau suffisante pour les arroser.

Comme si cela ne suffisait pas, M. Verhofstadt se sent encore obligé de se justifier en faisant appel à des fantômes, ou à des fantasmes qui n'existent que dans sa tête et dans celle de quelques prosélytes laïques.

L'ouverture et la tolérance dans les matières éthiques, nous les pratiquons depuis longtemps : nous le démontrons tous les jours dans nos actes et dans nos prises de positions ; nous l'avons montré dans tous les grands débats qui ont eu lieu sous la précédente législature. Mais vous ne nous enlèverez pas le droit à la différence d'opinion à propos d'une pensée que vous voudriez unique, et parfois laxiste, au nom d'un progressisme de mauvais aloi !

M. Philippe Mahoux (PS). - La laïcité n'est pas une pensée unique : elle vise non seulement à permettre, dans les limites de la compétence du législateur, à l'ensemble des opinions de s'exprimer, mais également à trouver un terrain dans lequel les convictions peuvent s'appliquer. D'après votre définition de la laïcité, monsieur Thissen, il semblerait que dans une société laïque, d'aucuns s'imaginent détenir la vérité. Pour nous, c'est exactement l'inverse !

M. René Thissen (CDH). - Je n'ai pas cité de définition de la laïcité. Vous nous donnerez un cours à ce sujet à une autre occasion.

Cette question, si elle est fondamentale, n'est pas celle que je posais.

M. Philippe Mahoux (PS). - Vous avez parlé de « pensée unique ».

M. René Thissen (CDH). - J'ai parlé de pensée unique dans le chef de M. Verhofstadt et de quelques autres qui souscrivent à ses opinions. Dans la déclaration gouvernementale, M. Verhofstadt laisse clairement entendre que l'on a enfin pu commencer à discuter de certains problèmes et il qualifie de conservateurs ceux qui ne seraient pas d'accord avec lui ; en tout cas, il considère qu'ils sont opposés au progrès ou qu'ils refusent d'écouter.

Nous continuerons à nous occuper des questions éthiques, dans le plus grand esprit d'ouverture et de tolérance. Loin de moi l'idée que la laïcité serait la pensée unique, monsieur Mahoux !

Sachez, monsieur le Premier ministre, que nous aborderons également ces questions avec la force de nos convictions humanistes : celles-ci ne se contentent pas d'essayer de caresser le plus grand nombre dans le sens du poil mais à défendre ou à élaborer des références qui, tout en évoluant, traversent le temps et protègent les plus faibles.

Derrière les apparences d'un accord de gouvernement visiblement plus fourni que d'habitude, c'est effectivement un ersatz de programme électoral qui nous est présenté, à quelques mois d'élections manifestement périlleuses pour la nouvelle majorité.

On comprend alors mieux pourquoi Verhofstadt II, succédant à un gouvernement qui a enregistré une stagnation du taux d'emploi sous les 60%, la disparition de 80.000 emplois durant ces deux dernières années et n'est pas parvenu à endiguer la contraction du travail indépendant, promet - il faut oser - la création de 200.000 emplois en quatre ans, contre l'avis de tous les experts, simplement parce qu'il faut y croire. Parmi d'autres, les cheminots, les postiers apprécieront.

On comprend mieux pourquoi Verhofstadt II, succédant à un gouvernement qui a enregistré une dégradation du surplus budgétaire - hors charges d'intérêts - sans précédent depuis dix ans, qui n'a pas pu ramener la dette publique sous les 100% du PIB en 2003 comme il s'y était pourtant engagé, ne dit absolument rien de l'exécution du budget 2003 et moins encore des mesures qu'il compte prendre pour atteindre l'objectif d'un surplus primaire de 1,5% en 2010. Tout au plus s'engage-t-il à s'efforcer d'atteindre 0,3% en 2007 et à ramener la dette sous les 90% du PIB, avec l'aide de taux d'intérêts exceptionnellement bas. Il ne coûte pas grand-chose de reporter 80% de l'effort sur les suivants et, donc, au-delà de 2007.

On comprend mieux pourquoi Verhofstadt II, succédant à un gouvernement qui s'est révélé incapable de pacifier les relations communautaires, notamment dans la périphérie bruxelloise, de s'entendre sur la définition des minorités et d'obtenir la ratification de la Convention cadre propose d'encommissionner les problèmes institutionnels jusqu'à un grand déballage à l'issue probablement néfaste aux francophones, au sein d'un forum convoqué, bien entendu, après les élections régionales.

On comprend mieux pourquoi Verhofstadt II, succédant à un gouvernement directement responsable du chaos financier à la SNCB et des erreurs stratégiques à la tête de La Poste, retarde jusqu'à 2005 la reprise de la dette d'une entreprise dont les investissements seront plus que jamais sous-financés - moins 30% en 2003 par rapport au plan initial, moins 17% du fait de l'étalement sur 12 ans et encore moins 14% en raison d'un nouveau report de deux ans -, tandis que le RER est toujours en attente sur une voie de garage.

Enfin, on comprend mieux pourquoi Verhofstadt II déclare d'emblée que « l'environnement et le développement durable » représenteront des points essentiels de l'action du nouveau gouvernement. On mesure à quel point ce ne fut pas - n'en déplaise aux Verts - la tasse de thé du précédent. La commission Climat n'est toujours pas installée et, entre-temps, nous sommes plus que jamais éloignés - 9% au-delà du niveau de 1990 - de l'objectif fixé à Kyoto en termes de réduction des émissions de gaz à effet de serre, objectif qui est de moins 7,5% par rapport à ce même niveau de 1990.

Tout est écrit, pesé, communiqué, dans la seule perspective du rendez-vous électoral de juin 2004. Jusque-là, le souffle est court, les yeux sont doux. Après, on verra.

On verra particulièrement où on en est avec les institutions. Contrairement à l'engagement pris par les partis francophones avant les élections de ne pas s'engager dans un nouveau marchandage communautaire, un forum sera convoqué, où participeront les gouvernements issus des élections régionales. À son ordre du jour, nous le savons tous, la liste des revendications flamandes est bien trop longue : réforme ou suppression du Sénat, monsieur le Président, procédure de révision de la Constitution - article 195 -, mais aussi, sans doute, des menaces sur la sécurité sociale, le chemin de fer, l'aéroport national, la justice, la police, la coopération, la sécurité routière, et j'en passe certainement.

Heureusement, M. Mahoux l'a rappelé, vous ne disposez pas d'une majorité qualifiée. En toute hypothèse, soyez certains que nous ne laisserons pas démanteler la Belgique.

On verra aussi rapidement où on en est avec l'emploi. Vous misez tout sur la reprise de la croissance économique à partir de la fin du deuxième semestre 2003. Sincèrement, tout comme vous, nous le souhaitons ardemment. Mais ne serait-il pas plus raisonnable de construire toute une « politique » économique et sociale sur des bases réalistes plutôt que sur des hypothèses manifestement trop optimistes ? Malgré un début de législature très favorable, moins d'emplois ont été créés entre 1999 et 2003 que sous le dernier gouvernement Dehaene-Maystadt.

Vous savez par ailleurs que les 200.000 emplois dont vous appelez la création seront à peine suffisants, tenant compte des évolutions démographiques, pour relever le taux d'emploi dont je vous rappelle qu'il devrait atteindre 65 à 70%. Et de surcroît, vous devriez reconnaître que les allégements fiscaux à venir - auxquels sont affectées les marges budgétaires dans leur majorité - soutiennent davantage l'augmentation du taux d'épargne et la consommation à l'étranger que l'investissement et la création d'emplois dans nos régions.

On verra enfin où on en sera en matière budgétaire. Dans votre esprit, tout est évidemment lié : les problèmes budgétaires de l'État fédéral, les handicaps socio-économiques - qu'il faut bien admettre - de la Wallonie et dans une certaine mesure aussi de Bruxelles - et la « solution » du confédéralisme à petits pas.

Sachez toutefois qu'il ne nous est pas indifférent de constater que :

La nouvelle équipe a une certaine allure, c'est vrai. Et pourtant, elle traduit presque physiquement le clivage profond latent dans cette nouvelle majorité. Chaque tendance s'y est réservé son pré carré : le social aux socialistes, l'économique aux libéraux. Mais aussi, pourquoi ces six secrétaires d'État dotés pour la plupart de compétences symboliques ou virtuelles ? Avec une famille politique en moins pour répartir les maroquins, vous ajoutez une couche de désignations supplémentaires, au nom de la fameuse répartition 50/50. Mais surtout, vous positionnez vos pions majoritaires en vue des prochaines élections régionales.

Je ne m'attarderai pas sur la répartition des compétences, si ce n'est pour indiquer ma satisfaction de voir apparaître un ministre de l'environnement fédéral et le retour d'un ministre des Classes moyennes et de l'Agriculture.

Autre sujet d'étonnement : la désignation d'un ministre à la Coopération et au Développement. L'attribution de cette compétence exclusive signifie-t-elle que la majorité a revu la position de la précédente et que la régionalisation n'est plus à l'ordre du jour au 31 décembre 2004 ?

J'aimerais recevoir une réponse à cette question. Enfin, ne pensez-vous pas qu'il est temps de tirer quelques leçons des dernières élections, pour améliorer le fonctionnement démocratique de notre pays ?

Ne pensez-vous pas qu'il est temps de prendre conscience du fait que les difficultés socio-économiques de nos concitoyens requièrent un peu plus de sens des responsabilités et des engagements ministériels inscrits dans une certaine durée ?

Ne pensez-vous pas qu'il est temps de mettre fin à ces jeux perpétuels de chaise musicale, qui jettent le discrédit sur toute la classe politique ? Est-il normal qu'à l'occasion d'une élection, les ministres d'une autre entité servent uniquement d'« attrape-voix », alors qu'ils n'ont aucune intention de siéger au poste éligible ?

Nos concitoyens vont-ils continuer à devoir choisir des élus qu'ils ne retrouveront pas sur les bancs des assemblées ?

Croyez-vous vraiment que de nouveaux ministres communautaires ou régionaux, désignés onze mois avant le scrutin régional, feront autre chose que se consacrer à augmenter leur notoriété pour bien servir leur parti lors de ces élections ?

Votre déclaration est totalement muette à ce propos. En avez-vous parlé lors des négociations ? Quelles réformes préconisez-vous pour que les gens retrouvent l'envie d'assumer leur devoir démocratique par un vote responsable ?

Nos concitoyens se sont prononcés, le 18 mai, pour que leurs responsables s'engagent dans des voies plus claires, plus sociales ou plus économiques, selon les cas. Ces forces contraires ont décidé de s'allier, dans le cadre d'un contrat suffisamment imprécis pour que chacun puisse prétendre avoir imprimé sa marque au Gouvernement.

Pour notre part, nous aborderons tous les projets avec une attitude constructive, mais notre premier souci restera la défense des plus faibles.

Je conclurai par une citation d'un philosophe français, Gustave Thibon. Selon ce dernier, « Faire rêver les hommes est souvent le moyen le plus sûr de les tenir endormis, précisément parce que le rêve leur donne l'illusion d'être éveillés ».

Vous êtes passés maîtres dans l'art de faire rêver les électeurs. Notre devoir consiste, pardonnez-nous, à les tenir éveillés !

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Met enige schroom neem ik na vier jaar afwezigheid het woord in deze hoge vergadering. De eerste reden van mijn schroom is mijn regionale afkomst, ik kom daar straks op terug. De tweede reden betreft de taak van de Senaat. De voorbije twee dagen hebben we via de media vernomen hoe de discussie in de Kamer is verlopen. Bij de stemming waren reeds vijf kamerleden afwezig en het zal nog erger worden. Wij gaan nu het debat dat in de Kamer is gevoerd, overdoen terwijl het toch de bedoeling was dat de Senaat een reflectiekamer zou worden, die nadenkt over de structuren en over strategische maatregelen.

Mijn opmerkingen over de regeringsverklaring zijn overpeinzingen, uiteraard geen kritische bedenkingen maar opbouwende, positieve bedenkingen. Collega's van mijn fractie zullen onderdelen van de regeringsverklaring bespreken. Werkgelegenheid zal door Stefaan Noreilde worden besproken. Hij is nog heel jong, zelfs jonger dan sommige ministers, en bovendien komt hij uit Gent. Hij heeft dus vele troeven. Jean-Marie Dedecker zal spreken over economie. Annemie Van de Casteele zal het hebben over de gezondheidszorg en over het communautaire aspect. Jacques Devolder zal eveneens spreken over gezondheidszorg.

In de tekst van de regeringsverklaring wordt op een schitterende manier de diepere reden voor het ontstaan van deze regering naar voor gebracht: "Van de regeerders wordt verwacht dat ze zonder taboes of ideologische verstarring de problemen aanpakken en de toekomst voorbereiden met visie, met originele ideeën, bewogen door solidariteit en het algemeen belang en in permanent overleg. Een moderne overheid ondersteunt, plant, en communiceert veeleer dan dat ze dirigeert. De relatie burger-bestuur is er een van wisselwerking en steeds minder een kwestie van betutteling en bevel. Regeren gebeurt niet alleen meer bij wet en budget, maar steeds meer via het detecteren van concrete problemen en het uitwerken van gepaste remedies met alle instrumenten die men ter beschikking heeft." De overige 67 pagina's van het regeerakkoord illustreren de passage die ik zonet heb geciteerd. Tijdens het debat in de Kamer beweerde de oppositie dat de regering slechts loze beloftes deed, in het bijzonder de belofte om 200.000 nieuwe banen te scheppen. Ik ben uiteraard de laatste om aan die beloftes te twijfelen. De premier heeft trouwens reeds een eerste belofte gehouden. De premier had na onze zending naar de Verenigde Staten in het voorjaar beloofd de genocidewet dringend bij te werken. Wel het parlement zal die wettekst binnenkort kunnen behandelen.

Het doet mij zeer veel genoegen dat de regeerakkoord een hoofdstuk `Leefbare wijken in leefbare steden' bevat.

In dit verband zou ik de aandacht willen vragen van mevrouw Arena, de minister van Grootstedenbeleid, voor de problemen van een stad die 50 kilometer ten noorden van Brussel ligt, die officieel 450.000 inwoners telt, maar waar naar schatting 60 à 80.000 illegalen verblijven, de derde wereldhaven, de tweede chemische industriepool en het eerste centrum voor de diamant.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Mijnheer Coveliers, u vergeet de grote dierentuin te vermelden. Nochtans ligt daar de reden waarom u geen Antwerpse minister hebt gekregen. U hebt een dierentuin op het thuisfront.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Mijnheer Vandenberghe, u zoekt het wat te ver.

Mijnheer de voorzitter, de stad zit momenteel zonder politiezonechef, zonder stadssecretaris en inderdaad ook zonder minister.

Mevrouw de vice-premier, ik zou u willen vragen om erbij mevrouw Arena op aan te dringen die stad niet te vergeten. Aangezien geen enkel regeringslid uit die stad komt, zal zij daar op de ministerraad wellicht niet toe worden aangezet. Gezien het aantal inwoners gaat het toch om een middelgrote Europese stad die met heel wat problemen heeft te kampen. Er worden in deze metropool wel 90 verschillende talen gesproken, maar mocht de minister eraan denken om een bezoek te brengen aan onze stad, dan zou zij best blijk geven van een echte belangstelling voor haar inwoners en Nederlands spreken. Anders zouden de desiderata in het volgende hoofdstuk van het regeerakkoord onder de titel `Een grotere veiligheid' wel eens in het gedrang kunnen komen.

Mevrouw de vice-premier, u zult het mij niet kwalijk nemen dat ik hierop bij het begin van deze zittingperiode aandring. Ik ben ervan overtuigd dat u mijn bezorgdheid zult vertolken in de regering - zij het niet in het Antwerps dialect - en ik kan dus beloven daarop later niet meer terug te komen.

De veiligheid voor de burger, een efficiënt gerecht en een beter bestuur zijn voor de liberalen erg belangrijk. Zonder veiligheid is er geen sprake van vrijheid. De enige reden waarom een liberaal een stuk van zijn vrijheid wil prijsgeven - bij voorbeeld in het geval van een huiszoeking, in het geval van een al dan niet terechte voorlopige hechtenis of in geval van de toepassing van één van de maatregelen uit de recente wetgeving betreffende de bijzondere opsporingsmethoden - is dat deze maatregelen een waarborg bieden voor de resterende vrijheid.

Met veel interesse en enthousiasme heb ik dan ook kennis genomen van de prioriteiten op pagina 35. Over het thema van de `rondtrekkende dadergroepen' is in het tijdschrift van de Rijkswacht onlangs een zeer interessant artikel verschenen. De parlementaire interesse ervoor is gegroeid en het verheugt mij dat dit thema naast de `buitenlandse criminele netwerken' nu ook in het regeerakkoord is opgenomen. Het zou echter goed zijn om in het licht van die prioriteiten en in het licht van het hoofdstuk over de politie duidelijk aan te geven op welke manier de regering deze moderne vormen van criminaliteit denkt aan te pakken.

Het is niet eenvoudig om `rondtrekkende dadergroepen' aan te pakken. Er door aangepakt worden is nog iets anders, ik kan daarover meespreken. Men kan dat fenomeen maar aanpakken nadat er een analyse van is gemaakt. Europol steunt zich hiervoor op een Europese analyse die u ongetwijfeld kent: de groep stuurt een voortrekker vooruit die een relatie aanknoopt met een man of vrouw ter plaatse en begint met de planning van de actie. Hij of zij laten mededaders uit het land van oorsprong overkomen, de feiten worden gepleegd, de daders vertrekken nog dezelfde nacht en de goederen worden - vaak via Antwerpen - naar helers in het buitenland verzonden.

Een algemene, preventieve aanpak is hier waarschijnlijk weinig doeltreffend. Hier is nood aan een proactief beleid dat de bezigheden van alle buitenlanders die in ons land verblijven, in kaart brengt.

Dat is de enige manier om dit fenomeen aan te pakken. De Senaat moet onderzoeken of er eventueel nog andere manieren bestaan.

Er wordt terecht een volledig hoofdstuk gewijd aan de verhoging van de inzetbaarheid van de politie. Ik ben het volkomen eens met het principe dat de politie efficiënt moet kunnen worden ingezet en zich moet bezighouden met de bescherming van de burger. Er moet evenwel rekening worden gehouden met de ervaringen uit het verleden. Er wordt een versterking van 2500 voltijdse eenheden voorgesteld, vooral via de algemene reserve van de federale politie. In het verslag van de eerste bendecommissie wordt verwezen naar de toenmalige mobiele legioenen van de rijkswacht. Per gebied was er een legioen dat zich uitsluitend bezighield met ordehandhaving. In Brussel waren er twee legioenen, gevestigd in de Etterbeekse kazerne de Witte de Haelen. De studie van de historische evolutie van de georganiseerde misdaad in België tussen 1978-1979 en 1983-1984 wijst uit dat het creëren van grote groepen politiemensen die uitsluitend voor ordehandhaving worden ingezet, een groot criminogeen gevaar inhoudt. Politiemensen moeten zich dagelijks aan hun politietaak wijden. Ik weet niet op welke manier dat kan worden gerealiseerd. Er kan binnen de politiediensten eventueel een verschuiving plaatsvinden. De tekst van het regeerakkoord vermeldt in dat verband overigens dat de louter administratieve taken uitsluitend aan burgerpersoneel zullen worden toevertrouwd. Dat is een schitterend idee, dat evenwel niet van vandaag op morgen kan worden gerealiseerd. De politiemensen die thans binnen de federale diensten instaan voor de administratie, maar die eigenlijk geen echte politietaak uitoefenen, mogen niet plots uit die diensten worden verwijderd want ze staan in voor de werking ervan. Aangezien de vereenvoudiging van de administratie wellicht enige tijd in beslag zal nemen, is de knowhow van die personeelsleden onontbeerlijk. Bovendien zullen zij op het terrein wellicht niet erg productief zijn omdat ze daartoe niet meer de vereiste ingesteldheid hebben. De verandering moet noodgedwongen stapsgewijs plaatsvinden en ze moet permanent worden geëvalueerd. Ik vrees dat de regering te snel te werk wil gaan, wat tot het lamleggen van de administratie zou kunnen lijden.

Voorts wordt in de tekst zijdelings verwezen naar de problematiek van de omvang van de politiezones. De slachtofferhulp moet via samenwerking tussen de zones worden uitgebouwd. Dat kan ook gelden voor bepaalde gespecialiseerde onderdelen van het politiewerk, zoals milieupolitie en lokale recherche. Momenteel zijn de lokale rechercheteams te klein om het moderne politiewerk aan te kunnen. Er moet daarom worden overwogen grotere kritische groepen te creëren om beter politiewerk te kunnen verrichten. Het regeerakkoord bevat daartoe een aantal aanzetten, onder meer het communicatienetwerk Astrid. De detachering van de call takers zou nog niet optimaal zijn. In Vlaanderen zou de detachering een zaak van de lokale politie zijn, terwijl het in Wallonië veeleer over federale politiemensen zou gaan. Na afzienbare tijd mag er op het vlak van de detachering geen onderscheid meer bestaan, ook niet wat de financiering ervan betreft.

Een paragraaf handelt over het invoeren van nieuwe instrumenten in de strijd tegen het terrorisme. Dat is schitterend. Rekening houdend met de democratische verworvenheden van onze rechtsstaat, moet dat gebeuren. Zou het echter niet beter zijn eerst een dreigingsanalyse te maken? In Nederland heeft de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de AIVD, dat gedaan. Het Comité I heeft die nota van de AIVD hier verspreid en besproken. Er bestaat nog een tweede vorm van dreigingsanalyse, namelijk de analyse die nagaat wat de gevolgen zijn van de uitschakeling van een elektriciteitscentrale. Die analyse is ook in Nederland en in Duitsland uitgevoerd. De dreigingsanalyse is veel accurater. Ik ben ook voorstander van het afnemen, bewaren en doorgeven van vingerafdrukken en ander biomedisch materiaal. Wie zich daar tegen verzet, heeft daar meestal een niet hoogstaande reden voor.

Ik pleit voor een betere samenwerking met Europol. Europol vraagt een nauwere samenwerking met Europese politiediensten inzake mensenhandel en grensoverschrijdende corruptie, maar klaagt over de terughoudendheid van de Belgische politiediensten. Een reden daarvoor is dat zelfs in de stad waarover ik het al had en die slechts 90 kilometer van de zetel van Europol is verwijderd, men voor ieder bericht nog steeds via de nationale koepel moet passeren. Er zijn nu pogingen om te komen tot een horizontale werking. Er zijn ook joint teams ontstaan, onder meer tussen België en Frankrijk, die weldra moeten kunnen optreden. Hopelijk komt daar binnenkort ook Europol bij. Ik hoop dat minstens aan de GDA's de mogelijkheid zal worden gegeven om rechtstreeks, met kennisgeving aan het nationaal bureau, mee te werken aan de horizontale werking van Europol.

Inzake justitie werd er de voorbije vier jaar heel wat gepresteerd. Deze regering zal daar op kunnen voortbouwen.

Volgens de eerste minister is het voorliggende regeerakkoord geen rood en geen blauw, maar een paars akkoord. Hij heeft gelijk, maar bij justitie schept dat wel een probleem. Een aantal liberale groepen in Europa gaan op het gebied van justitie de laatste tijd uit van het begrip `risicomaatschappij'. Dat staat haaks op de zienswijze van vooral socialistische criminologen. Volgens de theorie van de risicomaatschappij moet de overheid een aantal risico's dekken die iedereen loopt. De overheid moet daarbij duidelijk zeggen welke risico's ze dekt. Ze is daar dan toe gehouden en kan aansprakelijk worden gesteld, wanneer ze in gebreke blijft. Bijkomende risico's moeten echter worden gedekt door degenen die ze creëren, naar analogie met het principe `de vervuiler betaalt'. Dat heeft grote implicaties, bijvoorbeeld voor de houding van de overheid. Moet ze bijvoorbeeld de ordehandhaving bij sportmanifestaties financieren? De vraag kan inderdaad worden gesteld of het zo logisch is dat de hele gemeenschap opdraait voor een economische activiteit, wat sport ook is, die winst oplevert, maar ook een aantal problemen met zich brengt.

Indien de overheid zou vinden dat een bepaalde sport zeer belangrijk is, ik durf niet te zeggen judo, maar voetbal lijkt in ons land wel het belangrijkste te zijn, of duivensport, kan ze overgaan tot subsidiëring om de ordehandhaving te dekken. Dat zou een veel grotere openheid inhouden.

Die openheid willen we ook in de discussie over bijvoorbeeld het jeugdsanctierecht. Willen we een beschermings- of een sanctiemodel? In het sanctiemodel gaat men ervan uit dat er een bijkomend risico bestaat. Dan moeten we ervoor zorgen dat de minderjarigen die verdacht worden, niet alleen een effectieve en efficiënte sanctie kunnen oplopen, maar ook dat ze alle garanties krijgen van de verdediging van hun rechten. Nu is dat niet zo. Een minderjarige die voor een jeugdrechter verschijnt heeft helemaal geen rechten van verdediging, behalve die die de jeugdrechter hem wil garanderen. Bij een eventuele wijziging van de wetgeving moeten we daaraan denken. Er is ook een groot verschil in de manier van straffen, maar ik vernam dat daarvoor in de Senaat een denkgroep zou worden opgericht.

Ik zou willen vragen voorzichtig te werk te gaan wat het gerechtelijk verlof betreft. We hebben al kunnen vaststellen hoe moeilijk het is wanneer een minister Justitie moet beheren en een deel van het apparaat hem niet volgt. Dat wens ik de nieuwe minister van Justitie niet toe. Gisteren was ik toevallig in het arbeidshof in Antwerpen. Ondanks de drukkende hitte waren daar dames en heren in zwarte toga aan het werken. Het eerste wat ze zegden was: het is gerechtelijk verlof, maar wij zijn aan het werk. Het is toch al te gemakkelijk op café te verkondigen dat niemand nog werkt tijdens het gerechtelijk verlof, dat er meer aanhoudingen zijn, wat overigens onjuist is want er zijn er minder in de vakantie, enzovoort. We zouden de organisatie van het gerechtelijk apparaat beter overlaten aan de mensen die daar dagelijks mee bezig zijn en die daar meestal vrij goede ideeën over hebben. De gerechtelijk achterstand is trouwens beperkt tot enkele hoven en rechtbanken en de Raad van State, maar dat is een ander probleem. De meeste hoven en rechtbanken kennen dat probleem niet. Vooral in strafzaken is de gerechtelijke achterstand niet zo groot.

De minister heeft het in haar tekst ook over de verticale integratie van het openbaar ministerie. Ik ben daar een fervent voorstander van en in de voorbije regeerperiode heb ik daar ook een inspanning voor gedaan. We zijn vooruitgegaan, maar niet genoeg. De minister heeft het over een akkoord tussen de procureurs des Konings en de procureurs-generaal. In de loop van het jaar kan ze misschien uitleggen welke versie van het akkoord ze voor ogen heeft, want er zijn er al zo veel geweest dat we eigenlijk niet meer kunnen volgen. Vroeg of laat zal zij een beslissing moeten nemen en de knoop doorhakken.

Er zijn al geruime tijd discussies aan de gang over ons strafprocesrecht dat ertoe leidt dat evidente misdaden pas na zes-zeven jaar voor een assisenhof kunnen worden behandeld. Dat is niet goed voor het rechtsgevoel van de burger. Het leidt tot normvervaging, want iedereen die een norm overtreedt, vindt daarin wel de reden voor zijn eigen normovertreding. Die situatie is te wijten aan ons systeem van onderzoeksrechters, dat nog dateert van de negentiende eeuw. Het was gebaseerd op het feit dat misdrijven door één man konden worden onderzocht, namelijk een onderzoeksrechter. Omdat er dus maar één rechter was die het onderzoek voerde, legde men hem of haar de plicht op à charge en à décharge te onderzoeken.

Dat systeem is helemaal achterhaald. In de moderne criminaliteitbestrijding moeten politieteams vaak jaren werken om tot een oplossing te komen. Die oplossing bestaat er vaak niet in bepaalde groepen voor de rechter te brengen. Er zijn andere mogelijkheden. De onderzoeksrechter daarentegen wil een dader vinden, wat zeer menselijk is. Dat probleem bestond ook in Italië. Di Pietro was een van de laatsten die van onderzoeksrechter naar procureur is overgestapt.

We moeten overgaan tot een systeem waarin het onderzoek wordt gedaan door de politie, aangestuurd door het openbaar ministerie. Een lid van de zittende magistratuur, los van het hele dossier, moet waken over de vrijheden van de burger. Dat staat overigens ook in Corpus Juris van mevrouw Delmas-Marty. In haar tekst over de Europese fraude schuift ze een procureur-generaal voor heel Europa naar voren, een advocaat-generaal in iedere lidstaat aangewezen door de Europese overheden, en een juge des libertés, aangewezen door de nationale overheid van de verdachte. Dat laatste is belangrijk.

In een recente doctoraatsthesis in de criminologie verdedigt Bart De Smet het oude systeem van onderzoeksrechter omdat het volgens hem een garantie is voor de democratische vrijheden. In haar doctoraatsthesis over de bijzondere opsporingsmethoden, vindt mevrouw Ineke Ongena, die nu op het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag werkt, dat men die stelling niet kan aanhouden. Zij stelt voor van al die knappe onderzoeksrechters procureurs te maken en ze te benoemen in een arrondissement: vijf, zes, zeven, twintig procureurs zoals de officiers van justitie in Nederland. De bescherming van de burger wordt best in handen gegeven van een zittende magistraat die niets te maken heeft met het dossier en die louter oordeelt op grond van de door het openbaar ministerie aangedragen argumenten.

Op die manier wordt ook een gedeelte van het gevangenisprobleem opgelost. Volgens de cijfers verschenen in Panopticon zit nog altijd de helft van de gevangenisbevolking in voorhechtenis. 70 tot 80 procent zal echter nooit tot een gevangenisstraf wordt veroordeeld. Voor die groep is de detentieschade enorm. We moeten ervoor zorgen dat zo weinig mogelijk mensen in de gevangenis terechtkomen. Als de onderzoeksrechter mag oordelen op basis van de argumenten van het openbaar ministerie hetzij voor een huiszoeking, hetzij voor een van de bijzondere opsporingsmethodes, hetzij voor een aanhouding, dan ben ik ervan overtuigd dat op jaarbasis 800 plaatsen in de gevangenissen kunnen worden uitgespaard.

Ik zou nog een lans willen breken voor het Nationaal Instituut voor de Criminalistiek en de Criminologie dat zeer goed werk levert. Er is dringend bijkomende steun nodig voor de beveiliging. Er is meermaals ingebroken en brand gesticht op het ogenblik dat onderzoeken aan de gang waren over vormen van georganiseerde misdaad die in vele Europese landen werden gevolgd. Ook zouden lokale politiediensten meer met het NICC moeten samenwerken. De oude stelregel dat de plaats van de misdaad niet mag betreden worden zolang de sporen niet opgenomen zijn, moet in acht worden genomen. Ook het openbaar ministerie moet meer met het instituut rekening houden.

Er zijn maar twee gerechtelijke arrondissementen die de DNA-gegevens doorspelen aan de DNA-databank: dat van Gent en dat van het gebied dat niet in de regering is vertegenwoordigd. Met die informatie kunnen overeenkomsten worden gevonden tussen DNA-gegevens die worden aangetroffen op plaatsen waar misdrijven werden gepleegd. Zo wordt tenminste duidelijk dat een bepaalde persoon op een bepaalde plaats is geweest, zij het dat dit geen bekentenis of bewijs van schuld inhoudt. Het is belangrijk dat het NICC, dat binnenkort NIC zal heten omdat de term Criminologie terecht uit de naam wordt geschrapt, meer middelen krijgt. Het instituut beschikt over een schitterend labo voor het testen van autoverf; waarbij zo goed als zeker aan de hand van verfschilfers kan worden bepaald in welk jaar en bij welke dealer een auto is verkocht en aan wie. De wetenschappelijke politie moet de evolutie van de georganiseerde misdaad volgen.

Vervolgens kom ik bij het zeer mooie hoofdstuk `diepmenselijke vraagstukken'. Ik was een van de medeondertekenaars van het eerste wetsvoorstel over de schuldloze echtscheiding. Dat thema moet dringend worden aangepakt. Het heeft geen zin dat rechters wordt gevraagd om in één momentopname te bepalen wie er verantwoordelijk is voor het stuklopen van een relatie die al jaren fout loopt. De overheid moet zich niet bezighouden met dergelijke intermenselijke problemen. Ze moet enkel vaststellen dat de relatie is stukgelopen en een regeling uitwerken voor de gevolgen.

Hetzelfde geldt voor het familierecht; ook de inhoud van dit recht kan aanleiding geven tot problemen. Ook hier zijn aanpassingen noodzakelijk, zeker nu we de transseksualiteit willen erkennen.

Het verheugt me dat de regering ook van plan is het oude probleem van de prostitutie aan te pakken. In de stad waarvan ik de naam hier niet mag noemen, werden reeds heel wat goede initiatieven genomen. Hopelijk wordt niet het Zweedse voorbeeld gevolgd, waarbij repressief wordt opgetreden tegen een van de betrokken partijen, maar zal voor de preventieve aanpak worden gekozen, waarbij de overheid enkel optreedt als er sprake is van dwang, mensenhandel of andere zaken.

Er bestaan nog altijd ongelooflijk grote onrechten in het kader van het onteigeningsrecht. Er bestaan drie vormen van aanleg in dit recht: het vredegerecht, de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep. Zo is het mogelijk dat iemand wordt onteigend zonder dat hij ooit een euro krijgt voor zijn onroerend goed door het tijdsverloop en de intresten die moeten worden betaald op een bedrag dat eerst werd ontvangen en jaren later door het hof van beroep als te hoog wordt beoordeeld.

De staat moet die risico's op zich nemen. Onteigenen is voor een liberaal een gruwel, maar ik aanvaard dat het mits een goede motivering soms noodzakelijk is. De betrokkenen moeten dan conform de Grondwet een billijke vergoeding krijgen en de overheid moet bereid zijn te vertrouwen op de schatting van de vrederechter die ze zelf heeft aangesteld. Ik meen dat alleen de onteigende, en niet de overheid, het recht heeft om beroep aan te tekenen tegen een onteigeningsbeslissing. Hierdoor zouden heel wat familiedrama's kunnen worden vermeden.

Ten slotte nog iets over de regionalisering. Terecht werd besloten dat de gewesten verschillend aankijken tegen de verkeersveiligheid en dat dit dossier moet worden geregionaliseerd. Ook over de ethische vraag of wapens kunnen worden geproduceerd en geëxporteerd bestaat er een verschillende visie in Vlaanderen en Wallonië. De Vlamingen zullen van hun ethische bezwaren worden verlost en ook deze materie zal worden geregionaliseerd.

Zou dat ook niet kunnen voor het heikele probleem van het stemrecht voor niet-EU-onderdanen? Ik zou het schitterend vinden als bewijs van democratisch inzicht.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Goed geprobeerd!

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dankzij de krachtdadige en waardevolle argumentatie van mijn voorgangster, mevrouw Leduc, werd dat stemrecht in de Senaat niet goedgekeurd, wat naar ik veronderstel ook in deze legislatuur niet zal gebeuren. Ik neem aan dat ook de Kamer die bevolkt is met talloze jonge mensen, dat niet zal doen. Die jonge verkozenen die heel dicht bij de burger staan, zullen ongetwijfeld aanvoelen dat daarvoor in Vlaanderen althans geen draagvlak bestaat en alleen maar problemen kan geven.

Daarom lijkt het me het overwegen waard een beslissing over het stemrecht van niet-EU-onderdanen door de twee gemeenschappen te laten nemen. Dat is technisch perfect mogelijk. Wie van buiten de EU hier komt wonen - liefst legaal - zal dan wel weten dat de normen verschillend zijn in Vlaanderen en Wallonië.

Voor het overige feliciteer ik de vice-eerste minister die namens de regering hier helemaal alleen alle scherpe opmerkingen van de oppositie trotseert. Daarom heb ik ook gemeend haar te moeten steunen met enkele van mijn bedenkingen.

Justitie is geen gemakkelijk departement, wat we trouwens al herhaalde malen hebben kunnen vaststellen. Ik ben er evenwel van overtuigd dat zij het ter harte zal nemen en duidelijke normen zal uitvaardigen. Ik ben ervan overtuigd dat ze de recente vormen van criminaliteit zal aanpakken op een moderne manier, met eerbiediging van de rechten van de verdediging, efficiënt en met eerbiediging van de wet op de privacy.

Alleszins wens ik haar en de voltallige regering - het beste toe. Ik hoop dat we over vier jaar hetzelfde zegebulletin zullen kunnen voorleggen als voor de verkiezingen.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Het regeringsdocument Een creatief en solidair België, dat de ondertitel meekreeg Zuurstof voor het land, werd door Frans Crols, redactiedirecteur van het in Vlaanderen invloedrijke zakenweekblad Trends, veel correcter ondertiteld als `kruimels voor Vlaamse snullen'. Knoop het verdict van Frans Crols goed in de oren. De heer Coveliers noemde de Senaat een reflectiekamer die zich leent tot overpeinzingen. Dit verdict zou bij onze Vlaamse collega's van de meerderheid alleszins tot heel wat overpeinzingen moeten leiden.

Eerste minister Verhofstadt heeft, zoals we het van hem gewend zijn, ook maandag in de regeringsverklaring een aaneenschakeling van halve waarheden en hele leugens gebracht.

Hoorden we hem niet zeggen: "Op 18 mei heeft de kiezer aan liberalen, socialisten en SPIRIT samen bijna twee derden van de zetels toegewezen. Zonder twijfel heeft de kiezer een paarse regering gewild." Neen, niet de kiezer heeft een paarse regering gewild, maar het à la tête du client gewijzigde en ondemocratische kiessysteem heeft ervoor gezorgd dat de paarse coalitie met 47,5% van de stemmen in België toch 64,5% van de parlementaire zetels in de schoot geworpen krijgt.

De paarse regering is een Waalse regering, want alleen in Wallonië heeft ze een meerderheid van de kiezers achter zich kunnen scharen. In Vlaanderen vertegenwoordigt de regering maar 42% van de stemmen. In Vlaanderen heeft de kiezer deze paars-Waalse regering dus niet gewenst en in Vlaanderen heeft de kiezer zeker dit regeerakkoord met `kruimels voor Vlaamse snullen' niet gewild en er niet voor gekozen.

De eerste minister is zijn toespraak vorige maandag in Kamer en Senaat dus met een leugen begonnen, alsof hij zijn reeds welverdiende reputatie van `Guyke de leugenaar' nog wat kracht wilde bijzetten. We zouden dat, braaf, `goedjonstig' en vriendelijk als we van nature zijn, met de mantel der liefde kunnen bedekken en ons alleen een beetje bezorgd kunnen afvragen hoe lang de premier dat voluntarisme en optimisme nog zal volhouden. Hij doet ons altijd denken aan dat ene witte konijntje, geladen met Duracell-batterijen, dat maar in zijn pootjes blijft klappen terwijl alle andere konijntjes er al lang het bijltje hebben bij neergelegd.

Maar er is meer en er is érger. De regeringspartijen, die er zo prat op gaan de verkiezingen te hebben gewonnen, hebben de hele kiescampagne lang systematisch, opzettelijk en bewust de kiezers belogen en bedrogen. Ze hebben de economische problemen waarmee ons land na vier jaar zogenaamde `actieve welvaartstaat' opgezadeld zit, verzwegen en geminimaliseerd. Ze hebben de begrotingsvooruitzichten en de begrotingscijfers gemanipuleerd. Ze hebben de slechte economische vooruitzichten van het Planbureau en van de Nationale Bank, die vóór de verkiezingen al bekend waren, opzettelijk geheim gehouden. Zelfs de liberaal Willy De Clercq - een onverdachte bron, neem ik aan - zegt daarover in Knack van 18 juni: "Een goede democratie moet gebaseerd zijn op degelijke en eerlijke informatie, maar ik heb de indruk dat men de onaangename boodschap heeft achtergehouden tot na de verkiezingen."

In de Duitse Bondsdag onderzoekt een parlementaire onderzoekscommissie, in de volksmond de `leugencommissie' genoemd, momenteel of bondskanselier Schröder persoonlijk, of de minister van Financiën Hans Eichel persoonlijk, of zelfs de hele aftredende Duitse regering zich in de aanloop naar de verkiezingen van september 2002 schuldig hebben gemaakt aan kiezersbedrog. Er wordt meer bepaald onderzocht of individuele regeringsleden of de voltallige regering zich in de week vóór de verkiezingen schuldig hebben gemaakt aan leugens over de reële economische en financiële toestand van het land. Ik heb vandaag in de Senaat een voorstel ingediend om ook hier dringend een gelijkaardige onderzoekscommissie in het leven te roepen, want vanzelfsprekend beschuldig ik premier Verhofstadt en zijn ploeg ervan reeds vóór de verkiezingen op de hoogte geweest te zijn van de rampzalige vooruitzichten van het Planbureau en de Nationale Bank, informatie die zogezegd pas enkele dagen na de verkiezingen werd vrijgegeven. De paarse coalitie heeft zich dus aan de macht bedrogen en gelogen. Indien de Senaat nog wat eergevoel bezit en wat meer wil zijn dan een palliatieve instelling van de Belgische politiek, moeten we deze onderzoekscommissie zo snel mogelijk opstarten.

Ik kom dan bij de eigenlijke regeringsverklaring. Ik wil zeer bewust niet te veel tijd besteden aan de spot die we met de regeringsverklaring en de regeringsvorming kunnen drijven. Het zou nochtans aantrekkelijk zijn even stil te staan bij de buitenlandse politiek van mijnheer Michel, die beweert dat hij ons land opnieuw op de wereldkaart heeft gezet. Als dat zo is, dan kon de beruchte vrouwenmoordenaar Landru van zichzelf met even veel recht en reden beweren dat hij de rechten van de vrouw binnen het huwelijk op de agenda plaatste. Ik zal daar echter niet te veel tijd aan besteden, want de buitenlandse politiek zal hier nog wel ter sprake komen. Met levensbelangrijke primeurs die in het buitenland ongetwijfeld ophef zullen maken, zoals de travestietenpaspoorten, zal ons land nog wel een tijdje internationale amusementswaarde behouden.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Er is een groot verschil tussen een transseksueel en een travestiet. In de stad die hier niet mag worden vernoemd, is er een uitstekend restaurant waar men door travestieten wordt bediend. Transseksuelen vindt men meestal in een ziekenhuis, wanneer ze een operatie ondergaan.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Ook in dit dossier erken ik u als mijn meerdere. We zullen ongetwijfeld de gelegenheid hebben om dat restaurant samen te bezoeken.

Ik zwijg dan nog over het staatssecretarisschap voor de heer Van Quickenborne. De man die gisteren in een interview de cannabiswetgeving en de genocidewet vrolijk omschreef als `fratsen die nu even in de koelkast gaan' en wiens vriendschappelijke terroristenbezoekjes aan sjeik Yassin van Hamas en aan Sayyed Hassan Nasrallah van Hezbollah ongetwijfeld zullen bijdragen tot het herstel van de vriendschappelijke betrekkingen met de Verenigde Staten. Uiteindelijk zullen de Vlaamse kiezers echter opdraaien voor de `fratsen' van de vrolijke paarse Jommekesclub.

Wanneer we de essentiële politieke thema's, de verkiezingsprogramma's en de beloftes van de regeringspartijen vergelijken met de tekst van de regeringsverklaring, dan blijkt pas ten volle de omvang van de grote leegte waarmee we worden geconfronteerd.

Alle Vlaamse partijen, in de eerste plaats de VLD, waren het erover eens dat de rampzalige snel-Belg-wet moest worden herzien. Maar aan die dwaze wet wordt niet getornd. Integendeel! In tegenstelling tot wat de heer Coveliers beweert, komt het vreemdelingenstemrecht er aan. De regering nodigt het Parlement uit terzake het initiatief te nemen. De PS heeft dat inmiddels reeds gedaan, zodat we naar het slechts mogelijke scenario gaan: een snel-Belg-wet én vreemdelingenstemrecht dat er komt met de passieve medeplichtigheid van de VLD, die hoopt dat de kiezers het bedrog niet doorhebben.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - In het verleden heeft de VLD bewezen dat ze het vreemdelingenstemrecht kan tegenhouden. We gaan dat nog eens doen.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Dat zullen we nog moeten zien. Uw partij heeft zoveel gelogen en bedrogen dat we geen vertrouwen meer hebben.

Er is uiteraard ook de voortzetting van de absolute opendeur en ander-volk-eerst-politiek en van de discriminatie van het eigen volk bij tewerkstelling en aanwervingen.

In het verlengde hiervan wordt de PS, in de figuur van een van haar meest fanatieke woordvoerdsters als minister van Justitie, de vrije hand gegeven om de repressie op te drijven tegen iedereen die het oneens is met de zogenaamde multiculturele heilsleer. We maken ons geen illusies. Mevrouw Onkelinx zal de vuile oorlog tegen de meest consequente Vlaamse oppositiepartij voortzetten. In het regeerprogramma wordt daaraan nauwelijks verbloemd een stuk aan gewijd, alsof racisme en discriminatie de grote gerechtelijke en veiligheidsproblemen van het land zijn en niet - om er maar een paar te noemen - de beestachtige groepsverkrachtingen, de car- en homejackings, de drugsbendes, de prostitutieslavenhandel, het systematisch vervroegd vrijlaten van zware criminelen, de inbrakenepidemie, de wet van de jungle of de wet van de islam, die in steeds meer wijken van onze grote steden onze wet en onze rechtsorde vervangt en op de helling zet.

Ik geef een voorbeeld dat méér zegt dan vele ronkende verklaringen: de jonge allochtone moordenaar die in 1997 in Schaarbeek onze landgenoot Patrick Mombaerts met een ijzeren staaf de schedel insloeg en daarvoor tot de `zware' straf van wat uren `gemeenschapsdienst' werd veroordeeld, werd enkele dagen geleden betrapt als actieve drugsdealer. Toen de politiemensen hem wilden aanhouden, werden ze bedreigd door familieleden van de dealer en door bendes vreemdelingen, zodat hij opnieuw kon ontsnappen. Om de `gemoederen te bedaren' mochten geen aanhoudingen worden verricht. Over de gemoederen van de nabestaanden van Patrick Mombaerts of over de gemoederen van de familieleden van drugsverslaafde slachtoffers van dat crimineel uitschot bekommert zich blijkbaar niemand in dit land!

De heer De Gucht zei twee weken geleden dat hij de indruk had dat de PS-onderhandelaars inzake veiligheid en justitie zulke afwijkende standpunten hadden dat het leek alsof ze van een andere planeet afkomstig waren. Toch zullen deze buitenaardse wezens, deze arrogante aliens, deze Klingons van de Belgische politiek - de Klingons zijn de slechten uit het feuilleton Star Trek - vanaf nu het departement justitie beheren. Alvast de opdrachtgevers van de moord op André Cools en ook een pak mensen die in andere vuile dossiers van de PS verwikkeld zijn, mogen op beide oren slapen, in tegenstelling tot de Vlaamse nationalisten, die hun vrije meningsuiting zullen moeten inperken.

Dan is er natuurlijk nog het hele communautaire dossier, dat onlosmakelijk met het sociaal-economische dossier verweven is, zoals ene Guy Verhofstadt ons ooit in zijn eerste Burgermanifest bevestigde.

Onze collega Lionel Vandenberghe deed vorig jaar tijdens de IJzerbedevaart een plechtige oproep tot alle Vlaamse politici, waaruit ik nu graag citeer: "Wij eisen dat de Vlaamse partijen niet deelnemen aan een volgende federale regering vooraleer er met de Franstaligen een duidelijk akkoord is over verdere stappen in de staatshervorming. Vlaamse politici: laat u niet opnieuw in de luren leggen!" En onze collega voegde eraan toe over welke eisen er een akkoord moest zijn: een verbreden van de autonomie voor Vlaanderen, twee volwaardige deelstaten, splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, geen ondemocratische pariteit voor de nieuw geplande Senaat, volledige splitsing van de sociale zekerheid, volledige fiscale autonomie, defederalisering van werkgelegenheid, justitie, NMBS, mobiliteit en verkeer, objectivering en controleerbaarheid van de transfers en een zelfstandige stem voor Vlaanderen en Wallonië in Europa. Hij besloot: "Vlaamse autonomie moet je verdienen. De politici dragen een zware verantwoordelijkheid. Stop het politieke gemarchandeer. Bewijs de Vlaamse meerwaarde."

Welnu, waar is de verzilvering van al die Vlaamse eisen in het regeerakkoord? Waar is de Vlaamse meerwaarde? Waar is de Vlaamse autonomie die we moeten verdienen? Waar is de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde? Waar is de fiscale autonomie? Waar is de splitsing van de sociale zekerheid? Hoe zit het met de miljardentransfers?

Ik zal maar meteen het antwoord geven. We staan nergens en er is niets. De heer Di Rupo zelf bejubelt SPIRIT in kranteninterviews en heeft het verbaasd over de `redelijkheid van SPIRIT'. Nogmaals, denk aan de gevleugelde woorden van Frans Crols. Wie het schoentje past, trekke het aan!

Mijnheer Vandenberghe, u die na de vorige IJzerbedevaart van uw positie misbruik hebt gemaakt om over mijn partij een banvloek uit te spreken, wil ik toch eens duidelijk zeggen dat vandaag de hele Vlaamse beweging misprijzend neerkijkt op de wijze waarop SPIRIT aast op electorale postjes en handelt als een belangenvereniging, waardoor het zich buiten de Vlaamse beweging heeft geplaatst.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Wat blijft er in uw ogen nog over van de Vlaamse beweging? Alleen de mensen die het Vlaams Blok genegen zijn wellicht?

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Mijnheer Vandenberghe, u antwoordt niet op mijn vraag, omdat u geen antwoord hebt. U hebt alleen de felicitaties van de heer Di Rupo. Ik zou in de grond zinken van schaamte!

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik voel mij zeer vereerd, nu ik direct word aangesproken, alsof ik premier of staatssecretaris was.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Ik ben ervan overtuigd dat u goed op weg bent om een Belgische minister te worden.

Dit regeerprogramma is natuurlijk op maat van de Franstalige minderheid in dit land geschreven. Een aantal symbooldossiers bewijzen dat. Ik denk aan Francorchamps of de wapenuitvoerlicenties, maar vooral aan de bestendiging van de onaanvaardbare miljardendiefstal ten nadele van Vlaanderen.

Professor Senelle, een CD&V'er volgens mij, ...

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Professor Senelle was destijds kabinetschef van Achille Van Acker. Achille Van Acker was geen CD&V'er.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Dat wil niets zeggen. Toch wil ik professor Senelle citeren: "De financiële en economische transfers van een omvang en een duur zoals deze tussen Vlaanderen en Wallonië zouden in geen enkel ander federaal land ter wereld zelfs maar bespreekbaar, laat nog staan aanvaardbaar worden geacht."

De toestand is inderdaad zeer schrijnend. Vlaanderen beschikt zelfs in deze tijden van economische crisis over de middelen, de mogelijkheden en de politieke wil om zijn economie terug op gang te trekken, de semi-overheidsbedrijven te saneren, de pensioenen veilig te stellen, de werkloosheid efficiënt te bekampen, onder meer door ingrijpende lasten- en belastingverlaging. Het beschikt daarvoor over de vereiste politieke cohesie en de vaste wil. Maar omdat men in de PS-MR-staat bezuiden de taalgrens vasthoudt aan die bijna 40% tewerkstelling in overheidsdienst, omdat men in Wallonië weigert het electoraal cliënteel van een bepaald soort sociaal profitariaat aan te pakken, omdat men daar de misbruiken en de inefficiëntie van het onderwijs niet durft aan te kaarten, omdat men daar de zogenaamde cultuurverschillen cultiveert, omdat de Vlamingen uiteindelijk toch moeten blijven betalen, om al die redenen kan in Vlaanderen geen sociaal-economische politiek worden gevoerd op maat van onze economie en volgens de wens van de overgrote politieke meerderheid in Vlaanderen.

De vertegenwoordigers van de andere Vlaamse partijen in dit halfrond - ook de vertegenwoordigers van de Vlaamse meerderheidspartijen - weten dit en zij zeggen het nu en dan zelfs, vooral dan in de aanloop naar de verkiezingen, maar ze maken deze waarheid ondergeschikt aan de zogenaamde Belgische raison d'État, een mooie naam voor plat opportunisme en carrièrisme. En ondertussen worden we maar bedolven onder nieuwe asociale lasten en belastingen, precies het omgekeerde van wat we nodig hebben om de economie aan te zwengelen.

Op die wijze komt er niets in huis van de 199.929 nieuwe arbeidsplaatsen die ons werden beloofd. Zoals u ziet, hou ik al rekening met de 71 nieuwe arbeidsplaatsen voor extra kabinetsleden.

De waarheid is natuurlijk dat elk politiek dossier in dit land een communautair dossier is. Daarom kunnen er in dit land geen behoorlijke oplossingen worden gevonden: niet voor veiligheid, niet voor de vreemdelingenproblematiek, niet voor de werkgelegenheid, zelfs niet voor tabaksreclame of nachtvluchten.

Er is één verdienste die ik de regering wil toedichten: ze heeft de typisch Belgische loodgieterspraktijken, het knoeiwerk, het gepruts, de belastingterreur en de verloochening van alle verkiezingsbeloftes tot een systeem verheven, zodat zelfs het brede publiek in Vlaanderen stilaan doorheeft dat het met een regering van politieke charlatans te maken heeft en beseft dat ons land, Vlaanderen, binnenkort op eigen benen moet staan, dat Vlaanderen, zoals collega Vandenberghe zou zeggen, van onze Waalse vrienden moet scheiden en zonder omwegen de weg moet opgaan van een onafhankelijke Vlaamse staat.

De voorzitter. - We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 14.30 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 12.36 uur.)