(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De programmawet die op 23 december 2002 in de Senaat werd goedgekeurd plant de opheffing van artikel 136, § 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994.
Zou de geachte minister een antwoord kunnen geven op de volgende vragen betreffende de wetswijziging :
Wanneer treedt ze in werking ?
Welke soorten van verzekering zijn betrokken bij de inhouding op de premie ?
Wie bepaalt of de schade die wordt opgelopen bij de beoefening van een sport ten laste komt van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen dan wel van de verzekeringsmaatschappij van de club of de sportbond en hoe wordt dat bepaald ?
Bestaan er mogelijkheden tot het aantekenen van beroep uit hoofde van het RIZIV of de werkgever die belast is met het verzekeren van het betalen van het gewaarborgd loon ten aanzien van de verantwoordelijken van de sportclubs en de verzekeringsmaatschappijen van die clubs ?
Zal het stelsel gedifferentieerd zijn op basis van de bezoldiging van de sportbeoefenaar ?
Wat is het gevolg voor de inhouding op de verzekeringspremie die betaald wordt door de clubs en de sportbonden ? Beschikt men al over een raming betreffende de kostprijs daarvan ?
Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid de antwoorden mee te delen op de vragen die hij heeft gesteld.
Artikel 136, § 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bepaalt dat de toekenning van de in die wet vastgestelde prestaties zowel de uitkeringen als de geneeskundige verzorging wordt geweigerd in de gevallen van gezondheidsschade, ontstaan naar aanleiding van een sportcompetitie of -demonstratie waarvoor de organisator toegangsgeld ontvangt en waarvoor de deelnemers in om het even welke vorm een bezoldiging ontvangen.
Wanneer de hierboven in herinnering gebrachte reglementaire voorwaarden vervuld zijn, kan er, ongeacht het bezoldigingsniveau van de sportbeoefenaar, geen tegemoetkoming van de verplichte verzekering zijn.
Artikel 233 van de programmawet van 24 december 2002 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2002) heft die bepaling op, terwijl artikel 234 ervan een inhouding invoert op de premies die worden gestort in het raam van verzekeringsovereenkomsten die de dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid, de lichamelijke schade en/of de materiële schade ten gevolge van een sportongeval beogen.
De Koning behoort de datum van inwerkingtreding van die bepalingen te bepalen, alsmede de uitvoeringsmodaliteiten ervan, waarin met name het percentage van de voormelde inhouding en de in aanmerking genomen verzekeringscontracten zouden worden vastgesteld.
Zodra het voormelde artikel 136, § 3, van de gecoördineerde wet daadwerkelijk wordt opgeheven, kunnen de thans geweigerde verstrekkingen ten laste worden genomen door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Een ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering wordt op dit ogenblik uitgewerkt.