Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-70

ZITTING 2002-2003

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Sociale Zaken en Pensioenen (Sociale Zaken)

Vraag nr. 2453 van de heer de Clippele d.d. 22 oktober 2002 (Fr.) :
RSZ. ­ Vertrouwelijkheid van de aangeslotenen.

Ik heb vernomen dat de bedrijven die in de hoedanigheid van werkgevers aangesloten zijn bij de RSZ persoonlijke brieven krijgen van privé-firma's die de bedoeling hebben een databank samen te stellen met kredietgegevens en die hen uitleg vragen over de bijdragen die ze nog verschuldigd zijn aan de RSZ, waarbij ze die bedragen, de data van aanrekening en alle mogelijke andere gegevens vermelden.

Die privé-firma's kennen het dossier van de geadresseerde van hun brief even goed als het bedrijf zelf.

De bron van die informatie is naar alle waarschijnlijkheid de RSZ zelf.

Kan de geachte minister mij laten weten of de RSZ de plicht heeft ten aanzien van derden die geen wettelijk gezag hebben, de vertrouwelijkheid van zijn dossiers te bewaren en als de RSZ die plicht heeft, hoe hij voorstelt te reageren als de indruk wordt gewekt dat die plicht niet wordt vervuld ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid te antwoorden dat de Rijksdienst voor sociale zekerheid een openbare instelling is die wettelijk met de inning van de socialezekerheidsbijdragen belast is (de artikelen 5 en volgende van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders). Het functioneren van de instellingen van sociale zekerheid alsmede de uitwisseling van (sociale) gegevens in hun bezit is de afgelopen jaren steeds vaker het voorwerp gaan uitmaken van diverse wetgevingen zoals bijvoorbeeld de wet van 15 januari 1990 houdende de oprichting en organisatie van een Kruispuntbank voor sociale zekerheid en de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Deze wetgevingen leggen niet alleen bepaalde verplichtingen op aan de instellingen belast met (een gedeelte van) de sociale zekerheid, maar voorzien ook vaak in bepaalde procedures die men dient toe te passen. Het spreekt voor zich dat de Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ) evenzeer als alle andere actoren gehouden is deze wetgeving die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger beoogt, nauwgezet toe te passen.

Daarnaast voorziet de eigen wetgeving ook bepaalde zaken. Zo dient de RSZ aan al wie het bij aangetekend schrijven vraagt en een wettig belang doet gelden, binnen de maand het bedrag van zijn schuldvordering mee te delen wegens bijdragen ten laste van een met name aangeduide werkgever. Deze procedure is voorzien in artikel 12 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Artikel 12 is van toepassing op iedere derde, die van een wettig belang doet blijken. Met artikel 12 heeft de wetgever gewild dat de mededeling van de schuldvorderingen van de RSZ voortaan zonder de instemming van betrokkene zou mogen gedaan worden. Maar er moet evenwel op zijn minst een betrekking bestaan tussen de persoon over wie de inlichtingen worden gevraagd en degene die ze vraagt. Bijgevolg is het uitgesloten dat om het even welke derde, ook al handelt hij niet uit persoonlijke nieuwsgierigheid, kan eisen dat de RSZ hem meedeelt hoeveel een werkgever de Rijksdienst wegens bijdragen verschuldigd is. Zo kan in geen geval worden aanvaard dat, als de lasthebber optreedt voor een persoon die van dat wettig belang doet blijken, de identiteit van deze laatste niet zou worden bekendgemaakt.

Bovendien moet men een onderscheid maken naargelang de « soort » vraagsteller/lasthebber. Ik verduidelijk mij : als de lasthebber een databank is ­ zoals in de door u geformuleerde parlementaire vraag ­ bestaat daarenboven het risico dat de inlichtingen die aan deze verstrekt zijn voor rekening van een lastgever met wettig belang, aan andere personen zouden worden meegedeeld, zonder dat de RSZ zich van het wettig belang van deze « andere personen » kan vergewissen. Het is de RSZ derhalve vrij met dat specifiek risico rekening te houden om in beginsel te weigeren de mededeling te doen van het bedrag van de schuldvordering wegens bijdragen ten laste van een met name aangeduide werkgever, wanneer die mededeling door een databank wordt gevraagd.

Ik kan het geachte lid dus geruststellen : de RSZ verleent zijn medewerking niet aan om het even welke gegevensbank door aan dergelijke gegevensbank systematisch vertrouwelijke informatie over werkgeversrekeningen te verschaffen. Dit zou niet alleen flagrant in strijd zijn met bovengenoemd artikel 12, maar evenzeer met heel wat recentere (en strenge) wetgeving die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger beogen, zoals bijvoorbeeld de wet van 15 januari 1990 houdende de oprichting en organisatie van een Kruispuntbank voor sociale zekerheid en de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. In het licht van dergelijke wetgevingen werd uiteraard de interpretatie van artikel 12 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders aangepast, waardoor deze wetsbepaling nu nog strenger en nog strikter wordt toegepast.

De Rijksdienst voor sociale zekerheid past deze wetsbepaling strikt toe : er wordt bij elke aanvraag wel degelijk steeds systematisch onderzocht of betrokkene een wettig belang overeenkomstig artikel 12 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders kan doen gelden. Pas na een onderzoek beslist de RSZ al dan niet over te gaan tot de mededeling van de informatie aan de aanvrager.

Ook met betrekking tot de aard van de meegedeelde informatie wordt het voormelde artikel 12 van de wet van 27 juni 1969 strikt toegepast : de RSZ deelt nooit enige andere informatie mee dan hetgeen uitdrukkelijk vermeld in artikel 12, zijnde de schuldvordering wegens bijdragen.

Degene die de vraag stelt naar het bedrag van de schuldvordering wegens RSZ-bijdragen betreffende de bijdrageplichtigen met wie hij geen zakenrelatie heeft, en die verklaart te handelen voor mogelijke en eventuele schuldeisers wier identiteit hij niet vrijgeeft, levert niet het bewijs van het door de wet vereiste « wettig belang ». Bijgevolg zal deze persoon overeenkomstig artikel 12 de gevraagde informatie niet ontvangen.

Indien men deze algemene principes eventjes terug koppelt naar de door u geschetste privé-organisaties, dan kunnen deze instanties ­ zelfs in uitvoering van artikel 12 ­ dus géén informatie bemachtigen met betrekking tot de openstaande schuldvordering van deze of gene werkgever.

Ik kan het geachte lid dus geruststellen; het is zeker niet zo dat de RSZ aan derden gedetailleerde informatie verschaft over met name genoemde werkgevers.

In de rand van deze parlementaire vraag wens ik het geachte lid evenwel op de volgende mogelijke informatiebron voor dergelijke databanken te wijzen : de dagvaardingen in betaling die door de RSZ lastens zijn debiteuren worden betekend, worden ingeschreven op de zittingsbladen van de arbeidsrechtbanken. Deze zittingsbladen vermelden de naam van de schuldeiser én van de schuldenaar, het kwartaal of de kwartalen waarop de schuld betrekking heeft en de grootte van de schuld aan bijdragen, opslagen en intresten. Deze zittingsbladen zijn openbaar en bijgevolg door iedereen consulteerbaar. Het lijkt mij dus niet onwaarschijnlijk dat een gegevensbank zich op deze zittingsbladen baseert om informatie over de schuldpositie van de werkgevers in een databank op te nemen.