(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen heeft een roerende voorheffing van 10 % op de liquidatie-uitkering ingevoerd.
Die wijziging voegt zich bij de regeling voor vennootschappen in vereffening die vastgelegd is door de wet van 22 december 1989, die van kracht is sinds 1 januari 1990. Sinds het van kracht worden van die wet bestaat er onzekerheid over het feit of de liquidatie-uitkering al dan niet onderworpen is aan een roerende voorheffing en over welke roerende voorheffing het eventueel zou gaan. Met de wet van 23 oktober 1991, die in dit verband terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 1990, heeft de wetgever beslist dat de liquidatie-uitkering vrijgesteld is van voorheffing.
De wet van 22 december 1989 had beslist dat het fiscaal stelsel van de vereffening van vennootschappen die vóór 1 januari 1990 in vereffening zouden gaan, zonder beperking in de tijd onderworpen zou zijn aan de vroegere wet, waarvan de effecten zich zouden voortzetten in die denkbeeldige situatie.
Welnu er bestaan nog vennootschappen die vóór 1 januari 1990 ontbonden zijn en waarvan de vereffening op 25 maart 2002 nog niet was afgerond.
Die vennootschappen stellen zich de vraag of de liquidatie-uitkering onderworpen is aan de voorheffing van 10 % die in 2002 werd ingevoerd, niettegenstaande hun vereffening geregeld blijft door de « oude » wet (van vóór 1 januari 1990), dan wel of de liquidatie-uitkering integendeel vrijgesteld is van voorheffing aangezien de effecten van de wet van 23 oktober 1991 de overhand hebben op de wetgeving van 2002 omwille van het feit dat het algemeen stelsel dat hun vereffening bepaalt, buiten de wetwijzigingen in ruime zin valt die van kracht werden nadat ze in vereffening gingen.