2-1555/3 | 2-1555/3 |
26 MAART 2003
Evocatieprocedure
Dit wetsontwerp werd op 20 maart 2003 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en overgezonden aan de Senaat.
De Senaat heeft het wetsontwerp op 26 maart 2003 geëvoceerd. De commissie heeft het op dezelfde dag besproken.
Zonder de dramatische toestand van sommige landen te beleven, is België toch ook niet veilig voor sommige natuurrampen, vooral dan overstromingen. De personen met politieke beslissingsbevoegdheid kunnen niet ongevoelig blijven voor de moeilijkheden van de slachtoffers van die fenomenen. Daarom werd in 1976 de Nationale Kas voor rampenschade opgericht. Sindsdien is deze een veertigtal keer tussengekomen voor een totaal bedrag dat tien miljard frank overschrijdt.
Dit systeem vertoont evenwel drie beperkingen :
zijn financiering heeft soms problemen doen rijzen,
de procedures zijn relatief traag,
de schadeloosstellingen zijn geplafonneerd.
Ten tijde van de hevige stormen van 1989-1990, verleenden de private verzekeraars hun medewerking, zowel aan de evaluatie als aan de regeling van de rampen. Sindsdien heeft men eraan gedacht die samenwerking te verruimen en het risico « natuurrampen » in de brandpolissen op te nemen.
Wat de stormen betreft, werd in 1995 een eerste stap gezet. Dit risico doet over het algemeen geen grote problemen rijzen. Vóór 1995 kon het gemakkelijk verzekerd worden via een uitbreiding van het basiscontract brandverzekering. Sinds 1995 is deze uitbreiding verplicht.
De uitbreiding naar andere natuurrampen stelt ons evenwel voor ingewikkeldere problemen. Er zijn inderdaad twee belangrijke moeilijkheden : de omvang van de schadeloosstellingen en de anti-selectie van de risico's.
Bepaalde rampen kunnen aanzienlijke schade veroorzaken. Men denkt hier in het bijzonder aan de aardbevingen. Men moet dus een verdeling van de risico's tussen de verzekeraars en de overheden organiseren.
Op het vlak van overstromingen is de anti-selectie een bekend fenomeen. Enkel de personen die werkelijk bedreigd zijn, gaan zich verzekeren. En voor heel gelokaliseerde of begrensde risico's, kan dit de premies heel hoog doen oplopen. Hier is dus eveneens een tussenkomst van de overheden gewenst.
Opdat het mechanisme performant is, moet men aldus aan de dekking tegen natuurrampen een wettelijk kader geven dat tot op zekere hoogte dwingend is. Een onderzoek van wat in de andere landen wordt gedaan, toont eveneens aan dat de overheden nooit helemaal hun interesse voor de problematiek verliezen.
Het oorspronkelijk ontwerp maakte de dekking voor natuurrampen verplicht in iedere brandverzekeringsovereenkomst. Deze dekking beperkt zich niet tot het risico op overstromingen, maar zij omvat eveneens het risico op aardbevingen, stormen, aardverschuivingen, enz. En om technische redenen worden er nog sommige vergelijkbare risico's aan toegevoegd, te weten aanslagen en arbeidsconflicten.
De gedekte goederen zijn die welke door de wetgeving als eenvoudige risico's worden omschreven. Het betreft hoofdzakelijk woningen.
Het ontwerp staat toe dat bepaalde goederen worden uitgesloten, die minder waard zijn (omheiningen, hagen, ...) of die het voorwerp van een andere verzekeringsovereenkomst (zoals auto's bijvoorbeeld) kunnen uitmaken. Men laat dus een zekere contractuele vrijheid.
In commissie had er een lange bespreking plaats. Bepaalde uitsluitingen werden in het wetsontwerp zelf gepreciseerd. Zo nodig zullen koninklijke besluiten de draagwijdte van de uitsluitingen nog eens preciseren. Ten slotte kunnen de partijen de beperkingen van de garantie nog altijd verder uitwerken in de contracten. De wet legt de grondslag voor een redelijk hoge basisdekking. Maar de verzekerde mag altijd over uitbreidingen onderhandelen, eventueel tegen een extra verzekeringspremie.
Overstromingen vormen een bijzonder stelsel. Het principe bestaat erin dat de goederen die er zijn op het ogenblik dat de nieuwe wetgeving van kracht wordt, gedekt kunnen worden. De nieuwe gebouwen daarentegen, die in de risicozones worden opgericht, zal men niet tegen overstromingen kunnen verzekeren. Ook hier laat men dus ruimte voor contractuele vrijheid. Het is de bedoeling, in de toekomst de bouwers verantwoordelijk te stellen. Het ontwerp verbiedt dus geenszins de bouw van woningen in risicozones. Zo'n beslissing ressorteert immers niet onder de bevoegdheid van de Federale Staat.
De risicozones zullen bij koninklijk besluit worden afgebakend. Om dat te doen is een samenwerking van de gewesten wenselijk. Contacten die de indiening van het wetsontwerp voorafgingen, hebben aangetoond dat een dergelijke afbakening mogelijk is.
Teneinde het risico en bijgevolg ook de premie binnen de perken te houden, staat het ontwerp de verzekeraars toe hun verbintenissen te plafonneren. Dit plafond wordt voor iedere verzekeraar afzonderlijk vastgesteld, naar gelang van zijn incasso, maar met een absoluut minimum. Zodra het plafond is bereikt, neemt het huidige Rampenfonds over, en dit tot een tweede plafond. De combinatie van beide beperkingen moet een schadeloosstelling van ongeveer 125 miljoen euro ten laste van de verzekeraars en een even groot bedrag ten laste van de Staat mogelijk maken.
Het ontwerp voorziet in de oprichting van een Tariferingsbureau. Deze instelling is bedoeld om de uitwassen van de segmentatie tegen te gaan en de naleving van de verplichte dekking zeker te stellen. Dit betekent concreet dat iedere persoon die door een verzekeraar werd geweigerd of die een van de norm afwijkende tariefbepaling oploopt, zich tot dat bureau zal kunnen wenden. Het bureau zal een premie vaststellen die tegelijkertijd met het werkelijke risico én met een zekere solidariteit onder de verzekerden rekening houdt. De kosten van de risico's die door dit bureau getarifeerd worden, zullen over het geheel van de markt verdeeld worden.
Het Bureau is vergelijkbaar met het bureau dat voor de voertuigverzekering wordt opgericht. Het oorspronkelijk ontwerp werd trouwens gewijzigd in de zin van een grotere overeenstemming tussen beide bureaus. Het is zelfs mogelijk dat deze bureaus samensmelten.
Het ontwerp wijzigt tevens de wet op de natuurrampen. De Kas voor rampenschade (het Rampenfonds) verdwijnt niet. Het komt nog tussen in drie gevallen :
voor risico's waarop het wetsontwerp geen betrekking heeft,
voor overstromingen, als de financiële toestand van de eigenaar hem niet toestaat een verzekering af te sluiten,
in het geval van een grote ramp, zoals al eerder uitgelegd.
Buiten deze hypotheses zal het fonds niet meer moeten tussenkomen voor de goederen die men tegen overstromingen kan verzekeren.
Wat de veranderingen van het initiële ontwerp betreft, verklaart de minister dat de besprekingen in Commissie hebben aangetoond dat nog vele vragen onbeantwoord bleven. Sommigen vroegen zich af welke de gevolgen van de geplande wetgeving waren, wat de ruimtelijke ordening betreft :
moest men vrezen voor een waardeverlies van bepaalde onroerende goederen ?
ging men de facto geen verbod opleggen om in grote zones te bouwen ?
wat met de aansprakelijkheid van de gemeenten en de gewesten ?
Een gedeelte van deze vragen is gekoppeld aan het afbakenen, door de gewesten, van de risicozones. Rekening houdend met deze onzekerheden, heeft de regering amendementen ingediend. Deze streefden drie doelstellingen na :
De draagwijdte van het ontwerp is beperkt tot het risico op overstromingen.
De verzekeringsverplichting wordt enkel nog in de risicozones opgelegd.
Enkel de bepalingen betreffende het Tariferingsbureau zullen onmiddellijk van kracht worden. De andere zullen slechts in werking treden na afbakening van de risicozones.
De minister benadrukt dat de beperking tot de overstromingen wordt gerechtvaardigd door verschillende overwegingen. In de eerste plaats zijn bepaalde risico's al gedekt en maken zij het voorwerp uit van bijzondere reglementeringen. Het gaat over storm, aanslagen en arbeidsconflicten. Deze opnemen in dit ontwerp zou er niets nieuws aan toevoegen maar men zou wel het risico lopen het ogenblik te vertragen waarop de verzekeraars effectief een dekking tegen overstromingen kunnen aanbieden.
Vervolgens kunnen aardbevingen zeer krachtig zijn en de mogelijkheden van de verzekeringssector overtreffen. Het is in dit geval beter om het Rampenfonds verder in een schadeloosstelling te laten voorzien. Als de aardbeving daarentegen niet krachtig is, rijst er in termen van verzekering geen enkel probleem.
Het argument dat men via globalisatie van de risico's op natuurrampen, de verzekering tegen overstromingen meer verzekerbaar zal kunnen maken, is niet pertinent. De verzekeraar zal voor elk verzekerd gebouw met het risico zitten. Als er geen enkel overstromingsrisico is, zal de concurrentie er wel voor zorgen dat er voor dit risico ook geen extra verzekeringspremie zal zijn.
De minister verklaart dat de verplichting om de brandpolis uit te breiden tot de overstromingen, enkel bestaat in de risicozones. In deze zones is er dus een sterke solidariteit tussen de verzekerden. Buiten de risicozones is het risico op overstromingen gering of zelfs onbestaand. Dit houdt twee gevolgen in :
enerzijds is de dekking tegen overstromingen, ofwel gemakkelijk te vinden, ofwel nutteloos,
anderzijds is het in een concurrerende en geliberaliseerde markt niet mogelijk tarieven op te leggen die voldoende solidariteit mogelijk maken tussen de risicozones en de andere.
Deze solidariteit wordt evenwel door het Tariferingsbureau weer ingevoerd.
De inwerkingtreding van het wetsontwerp : de afbakening van de risicozones zijn een voorwaarde voor de wijzigingen van het ontwerp. De federale regering heeft contact opgenomen met de gewestregeringen. De problematiek werd in het Overlegcomité onderzocht. De gewesten hebben zich ertoe verbonden de risicozones zo vlug mogelijk af te bakenen.
Tot besluit bevestigt de minister dat dit ontwerp een doeltreffend en evenwichtig vergoedingsstelsel wil opstellen. De doeltreffendheid wordt nagestreefd door gebruik te maken van de verzekeringstechniek en door de mogelijkheid om in geval van rampen, snel een beroep te doen op menselijke en financiële middelen. Het evenwicht komt voort uit een juiste verdeling van de risico's en de kosten onder de verzekeraars, de verzekerden en de Staat. Het is vrij moeilijk om dit evenwicht te bereiken, rekening houdend met de juridische context en meer bepaald met de voorschriften van het Europees recht.
Terwijl men op de risicozones wacht, zal in eerste instantie enkel het Tariferingsbureau worden opgericht. Via dit bureau zal men de problemen van verzekerbaarheid kunnen opsporen.
De afbakening van de risicozones zal zo snel mogelijk volgen. Deze zones zullen noch te groot, noch te begrensd mogen zijn. Als ze te sterk zijn ingeperkt, zal er niet genoeg solidariteit zijn tussen de verzekerden. Als ze te uitgestrekt zijn, zal deze solidariteit eveneens verdwijnen. De verzekeraars zullen immers geneigd zijn om ze in minder of meer risicogevoelige segmenten op te delen.
Het is evenwel slechts op basis van de concrete voorstellen van de gewesten dat men dit werk zal kunnen verwezenlijken.
De heer Ramoudt stipt aan dat het ontworpen artikel 68-5, § 2, voorziet dat zwembaden van de waarborg van de overstromingsverzekering kunnen worden uitgesloten; vijvers zijn evenwel niet opgenomen in de opsomming. Kan de minister bevestigen dat een vijver met bijvoorbeeld dure Japanse koi's niet uitgesloten is van de waarborg ?
De minister antwoordt dat het niet verboden is dat de verzekeringspolis een dekking voorziet voor een collectie van Japanse koi's. De verzekeringsnemer kan hierover met zijn verzekeraar onderhandelen om een vergoeding te bekomen als de vissen in het geval van een overstroming van de vijver, sterven.
De heer de Clippele spreekt zijn goedkeuring uit over het voorliggende wetsontwerp en verwijst daarbij naar gebouwen die nu dikwijls systematisch worden uitgesloten door de verzekeraars, zoals bijvoorbeeld grote boerderijen of gebouwen die als monument beschermd zijn. Eigenaars van dergelijke gebouwen hebben de grootste moeite een passende verzekering af te sluiten. De meeste brandpolissen voorzien ook uitsluitingen voor torens op gebouwen. Het tariferingbureau kan in deze gevallen een goede oplossing bieden.
Een meer precieze vraag van dit lid betreft het ontworpen artikel 68-1 : de zaakverzekeringsovereenkomst geldt voor risico's die gelegen zijn in risicogebieden die afgebakend zijn. Het geheel van de gevaren vormt een enkele waarborg en mag slechts worden beperkt tot een gedeelte van de verzekerde bedragen op het gebouw en de inhoud, volgens de door de Koning bepaalde maatregelen. De heer de Clippele merkt daarbij op dat het gebouw en de inhoud dikwijls niet bij dezelfde verzekeringsmaatschappij verzekerd zijn. Ook de verzekeringsnemer voor het gebouw en deze voor de inhoud kunnen verschillende personen zijn, zoals bijvoorbeeld de eigenaar van een gebouw die het gebouw laat verzekeren en de huurder die voor een verzekering van de inhoud zorgt. De inhoud van een gebouw bestaat dikwijls uit meubilair, maar kan ook een waardevolle collectie zijn. Spreker pleit ervoor dat het te nemen koninklijk besluit met al deze mogelijkheden rekening houdt.
De minister onderstreept dat dit wetsontwerp voorziet dat hetgeen in principe voor de brandverzekering geldt, ook geldt voor de overstromingsverzekering. De Koning kan evenwel hiervan afwijken, bijvoorbeeld om een al te grote stijging van de premies te beperken. Daarnaast spreekt het vanzelf dat zowel voor het gebouw als voor de inhoud een gedeelte waartoe de waarborg kan worden beperkt, zal worden bepaald.
Volgens de heer Guilbert biedt dit wetsontwerp een antwoord op de overstromingsproblemen van de laatste jaren. Spreker vraagt zich evenwel af of de verzekering ook geldt wanneer een gebouw niet door een overstroming schade lijdt, maar wel door opstijgend grondwater. Het gaat hier dus duidelijk niet over een overstroming in de strikte zin van het woord, maar de gevolgen van opstijgend grondwater kunnen even dramatisch zijn.
De minister antwoordt dat het buiten de oevers treden van een ondergronds waterbekken niet is opgenomen in het ontworpen artikel 62-2 dat voorziet wat onder overstroming moet worden verstaan.
De heer Thissen is van oordeel dat de minister van Economie tot nu toe steeds weldoordachte en goede wetsontwerpen heeft ingediend, hetgeen evenwel niet van het voorliggende wetsontwerp kan worden gezegd : de intentie is goed; de uitwerking ervan onvoldoende.
Het Tariferingbureau wordt opgericht omdat sommige consumenten geen passende verzekering vinden. Hiermee wordt in feite niets geregeld want diegenen die op een tariferingbureau beroep moeten doen, zijn meestal weinig bemiddelde mensen. Nu is het een feit dat een groot aantal van de bewoners van overstromingsgebieden precies mensen met een klein inkomen zijn. Wat zal het wetsontwerp dan veranderen ? De betrokkenen hadden al onvoldoende financiële middelen om een verzekering af te sluiten; nu ze torenhoge premies zullen moeten betalen zullen ze het nog minder kunnen.
Alvorens dit wetsontwerp in werking kan treden, moeten er een aantal koninklijke besluiten worden genomen, maar de nodige gegevens om deze besluiten op te stellen, ontbreken. Ook al hoopt de minister dat door de goedkeuring van dit wetsontwerp de gewesten de nodige kaarten sneller zullen opstellen, toch vreest spreker dat dit niet het geval zal zijn.
Spreker wijst er vervolgens op dat de minister ook niet weet hoe ver het toepassingsgebied van de wet strekt, noch hoe hoog de gevraagde premies zullen zijn wanneer de kaarten eenmaal voorgesteld zullen zijn. Zullen sommigen zelfs niet, naar gelang van hun gevoeligheden, bepaalde zones eerder uitbreiden dan wel inkrimpen van zodra dit wetsontwerp is aangenomen ?
De heer Thissen pleit voor solidariteit. Het op te richten Tariferingbureau zal dezelfde gebreken vertonen als het Tariferingbureau dat voor de autoverzekeringen is opgericht, namelijk een segmentering van de markt, gewild door de verzekeringsmaatschappijen. Het resultaat zal zijn dat diegenen die het meest een verzekering nodig hebben, zich in theorie kunnen verzekeren dankzij het Tariferingbureau, maar niet in de praktijk omdat de premies voor hen veel te hoog zullen zijn.
Verzekeringen spelen ook een rol in de solidariteit tussen iedereen, zonder daarvoor een sociaal zekerheidstelsel te zijn. Daarom moet de wetgever systemen voorzien waarbij de risico's over een zo groot mogelijk aantal verzekerden worden verdeeld, zodat de kostprijs voor de verzekering voor de individuele consument kan worden verminderd. Spreker ziet niet in hoe deze doelstelling met dit wetsontwerp wordt bereikt.
Ook de heer Steverlynck kan zich niet akkoord verklaren met het voorliggende wetsontwerp : de bedoelingen zijn wellicht nobel, maar de geboden oplossing is slechts een illusie.
Het oorspronkelijk wetsontwerp was trouwens veel ruimer dan de voorliggende tekst. Daarom zou minstens de titel van het wetsontwerp moeten worden gewijzigd, want het gaat immers niet meer over schade veroorzaakt door natuurrampen maar alleen door overstromingen.
Dit wetsontwerp voorziet geen solidariteit, noch is het duidelijk wanneer er een oplossing zal zijn voor diegenen die daadwerkelijk het risico lopen een overstroming mee te maken. Alleen de illusie van een oplossing is gecreëerd. Wanneer er zich morgen een overstroming voordoet, zal het wetsontwerp in de praktijk niet werken : de risicozones zijn niet afgebakend en er zijn ook geen criteria opgenomen in de wet op welke wijze dit moet gebeuren.
Wat betreft het Tariferingbureau, stelt spreker dat er ook geen elementen in de wet voorhanden zijn om uit te maken hoe het bureau in de praktijk zal werken. Het gevolg van dit wetsontwerp zal alleen zijn dat diegenen die een brandverzekering hebben onderschreven waarschijnlijk een hogere premie zullen moeten betalen, terwijl een echt goede regeling van de schade in geval van overstroming op zich laat wachten.
De heer Steverlynck meent dat dit wetsontwerp nu voorligt omdat de eerste minister aandringt : de eerste minister heeft immers, nadat zijn regio door overstromingen werd geteisterd, een dringende oplossing beloofd, doch het resultaat is slechts een illusie van een oplossing die wordt geboden.
Daarnaast vindt het lid het ook storend dat het wetsontwerp weinig stimulansen voorziet voor preventieve maatregelen. Ook al is de aanpak van overstromingen een gewestelijke materie, toch had de minister een verband kunnen leggen tussen het preventieve optreden van de overheid en de verzekering in geval van overstromingen.
De minister van Economie maakt er geen geheim van dat ook hij een betere oplossing had willen voorstellen. Op het ogenblik dat de regering het oorspronkelijk wetsontwerp heeft ingediend (11 december 2000) ging de minister ervan uit dat de nodige kaarten tijdig zouden opgesteld zijn, waardoor een solidariteitsmechanisme kon opgezet worden dat rekening hield met deze kaarten voor de risicogebieden. De minister verklaart dat hij evenwel, in de gegeven omstandigheden, niet de verantwoordelijkheid op zich kan nemen om deze solidariteit aan iedereen op te leggen.
De verzekeringssector verwachtte wel dat het wetsontwerp zowel een globalisatie als een grotere solidariteit zou voorzien, maar de minister staat zeer terughoudend tegenover deze verwachtingen.
Inderdaad, in geval van globalisatie zal de premie voor een brandverzekering heel wat schadegevallen dekken, zoals aanslagen, conflicten, opstanden, ... met als resultaat een totaal gebrek aan doorzichtigheid voor de consument, waardoor de verzekeringsmaatschappijen de gelegenheid krijgen hun premies gevoelig te verhogen, zonder enige objectieve verantwoording te moeten afleggen.
De gewenste grotere solidariteit tussen de verzekerden zou de verzekeringssector de gelegenheid bieden een grotere grondslag voor de inzameling van premies te bereiken. Het is zeker waar dat de laatste jaren nog steeds gronden in risicogebieden worden verkaveld. Het getuigt wel van weinig ernst om de solidariteit voor iedereen te doen gelden, ook voor verzekerden die helemaal geen overstromingsrisico lopen, terwijl de openbare overheid er niet in slaagt om de risico's enigszins te objectiveren door het opstellen van kaarten. Alvorens de solidariteit kan worden opgelegd, moet de overheid er zeker van zijn dat zij alle maatregelen heeft getroffen om het collectieve risico te verminderen.
Daarom heeft de regering ervoor geopteerd om in een eerste fase de solidariteit alleen te voorzien voor diegenen die in een risicogebied wonen. Wanneer de noodzakelijke kaarten door de gewesten zullen zijn opgesteld, kan deze wet verder geëvalueerd en zo nodig aangepast worden.
De heer Thissen leidt uit de antwoorden van de minister af dat de bespreking van dit wetsontwerp niet voortgezet moet worden : de voorliggende tekst is in praktijk immers niet toepasbaar omdat de nodige informatie ontbreekt, waardoor ook de premies niet correct berekend kunnen worden noch een maximaal aantal betrokkenen verzekerd. Spreker waarschuwt ervoor dat eens dit wetsontwerp gestemd, ook al waren de omstandigheden ongunstig, de wet voor verschillende jaren van toepassing zal zijn. De regering zal ze niet na zes maanden al kunnen aanpassen.
De minister stelt dat de heer Thissen in wezen gelijk heeft. Trouwens, de minister heeft in de bevoegde Kamercommissie zelf de werkzaamheden geschorst in afwachting dat de gewesten de kaarten tijdig zouden opstellen. Ook al beschikt de regering nog altijd niet over de kaarten, toch wil zij deze legislatuur niet beëindigen zonder de goedkeuring van dit wetsontwerp. Het hele oorspronkelijk voorziene mechanisme zal inderdaad niet in werking kunnen treden, maar wel hetgeen in dit wetsontwerp is opgenomen. De wet zal in werking treden als de kaarten voorliggen, ook al is het mogelijk dat ze dan niet in werking treedt wanneer de kaarten uiteindelijk tot andere conclusies leiden dan hetgeen nu in het wetsontwerp is weerhouden.
Het Tariferingbureau wordt wel door dit wetsontwerp onmiddellijk opgericht. Ook al stelden sommigen voor het wetsontwerp tot deze bepalingen te beperken, toch waren er anderen die het mechanisme van solidariteit al wilden invoeren.
De regering had gehoopt eind maart 2003 over voorlopige kaarten te kunnen beschikken. De gewesten zijn volop bezig deze op te stellen. Sommige kaarten voorzien voldoende grote risicogebieden waardoor het solidariteitsmechanisme kan werken zonder dat de consumenten hoge premies zullen moeten betalen; andere kaarten voorzien daarentegen veel beperktere zones.
De minister is er zich van bewust dat de gewesten een grote verantwoordelijkheid op zich nemen bij het opstellen van deze kaarten, want hierdoor definiëren zij ook hun beleid van ruimtelijke ordening. Wanneer mensen weten waar de risicozones zich bevinden, dan zullen zij niet meer geneigd zijn er een huis te bouwen of zal de waarde van hun goed erdoor beïnvloed worden.
De heer Ramoudt uit zijn twijfels of de gewesten deze kaarten ooit zullen opstellen.
De minister onderstreept dat de gewesten deze kaarten nodig hebben om preventieve maatregelen te nemen.
De heer Thissen ziet ook een probleem van verantwoordelijkheid : van zodra de kaarten opgesteld zijn, wat zal er dan gebeuren wanneer men vaststelt dat voor een bepaalde risicozone, de openbare overheid de grachten en rivieren niet heeft vrijgemaakt ?
De heren Steverlynck en Caluwé dienen amendement nr. 1 in. In het voorgestelde artikel 68-8, § 2, moet in de Nederlandstalige tekst het woord « onvoorziene » geschrapt worden omdat er een verschil is tussen de Nederlandstalige en de Franstalige tekst. Volgens de Nederlandstalige tekst is de tussenkomst van de verzekeraars alleen geplafonneerd bij onvoorziene overstromingen. Volgens de Franstalige tekst wordt de tussenkomst van de verzekeraars bij alle overstromingen geplafonneerd. Het verschil tussen de Nederlandstalige en de Franstalige tekst is relevant omwille van het feit dat het recent mogelijk geworden is overstromingen te voorspellen. Voorlopig is er een model voor het Demerbekken. Vanaf 2004 zal dit kunnen voor alle bekkens in Vlaanderen.
De minister stelt voor dit probleem op te lossen door dit amendement als een technische correctie te beschouwen. In de Kamer werd een gelijkluidend amendement wel verworpen.
Mevrouw Kestelyn-Sierens steunt de tekstcorrectie want de teksten moeten in beide talen gelijkluidend zijn.
De minister onderstreept evenwel dat een overstroming altijd onvoorzienbaar is omdat een overstroming altijd het gevolg van neerslag is.
De heer De Grauwe meent dat overstromingen toch met een zekere graad van waarschijnlijkheid kunnen worden voorzien.
De heer Steverlynck voegt eraan toe dat er nu technologische waarschuwingssystemen voor overstromingen bestaan.
De commissie beslist dit als een technische correctie te beschouwen indien de Kamer van volksvertegenwoordigers hiermee akkoord gaat.
De heren Steverlynck en Caluwé dienen vervolgens amendement nr. 2 in dat ertoe strekt in het ontworpen artikel 68-9, § 1, tussen het tweede en derde lid een nieuw lid in te voegen, luidend : « Wordt met een weigering gelijkgesteld, het voorstel van de verzekeraar waarbij de premie voor de brandverzekering met inbegrip van de dekking voor het risico zoals bedoeld in artikel 68-2, 25 % hoger ligt dan de premie voor dezelfde verzekering zonder dekking van dat risico. »
De solidariteit die dit ontwerp oplegt, zal voor een aanzienlijk deel via het Tariferingbureau lopen. In de huidige redactie van de tekst, spreekt de wetgever zich niet uit over de mate van solidariteit die wordt beoogd. Dat wordt overgelaten aan de Koning of bij stilzitten, aan de verzekeraars en de consumentenorganisaties.
Het is aan de wetgever om de mate van solidariteit te bepalen met de mensen die wonen in een risicogebied.
Ook in de wet van 2 augustus tot wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en tot wijziging van de artikelen 29 en 31 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst dat het Tariferingbureau voor de BA-auto opricht, worden in de wet duidelijk de toetredingsvoorwaarden bepaald.
De minister kan dit amendement niet aanvaarden. Hij verwijst naar de discussie die in de Kamer hierover gevoerd is : de drempel is te laag en dus heeft dit als gevolg dat het Tariferingbureau overstelpt zal worden met aanvragen om tussen te komen.
Volgens de heer Steverlynck is het probleem dat er vandaag geen criterium in de wet is opgenomen.
De minister stipt aan dat dit alleen speelt als er een premie wordt voorgesteld die veel te hoog is voor de consument.
Amendement nr. 1 wordt ingetrokken door de indieners.
Amendement nr. 2 wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen.
Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van het verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Louis SIQUET. | Paul DE GRAUWE. |
De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst van het
door de Senaat geëvoceerde ontwerp
(zie stuk Kamer, nr. 50 1007/11)