2-1556/2 | 2-1556/2 |
27 MAART 2003
Het wetsontwerp tot invoeging van bijzondere maatregelen inzake aanstelling, bevordering en evaluatie van de leden gedetacheerd uit een politiedienst in de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten werd oorspronkelijk als wetsvoorstel ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers door de heer Hugo Coveliers op 22 november 2002 (stuk Kamer, nr. 50-2142/1).
Het wetsontwerp werd in plenaire zitting van de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen op 20 maart 2003 en het werd dezelfde dag overgezonden aan de Senaat.
Het ontwerp werd besproken in de commissie voor de Binnenlandse en voor de Administratieve Aangelegenheden op 27 maart 2003.
De minister legt uit dat het wetsvoorstel in de eerste plaats in een juridische leemte wil voorzien. De wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten bepaalt immers dat de leden van de dienst Enquêtes van het Comité P in de dienst of het bestuur waaruit zij gedetacheerd zijn, hun rechten op bevordering en weddeverhoging behouden. Men moet echter vaststellen dat de bevorderingsprocedures die de regering heeft ingesteld de facto ontoepasbaar zijn op de personeelsleden die bepaalde taken te vervullen hebben en onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de wetgevende overheden vallen.
Zo bepaalt het wetsvoorstel dat de betrokkenen na vijf jaren dienst een vrijstelling krijgen om toegang te krijgen tot een hogere graad. Een middenkader zal officier kunnen worden zonder aan de selectievoorwaarden te moeten voldoen. Een commissaris zal hoofdcommissaris kunnen worden zonder een directiebrevet te hoeven behalen.
Het tweede doel is dat het personeelslid van de dienst Enquêtes voorrang geniet ten opzichte van de andere leden van de politiediensten wanneer hij terugkeert naar de geïntegreerde politiediensten.
De minister wijst erop dat het niet volstaat om de mensen vrij te stellen van de voorwaarden om officier of om hoofdofficier te worden. Zij moeten de gelegenheid krijgen om voorrang te genieten op het ogenblik dat ze terugkeren naar de federale of lokale politie. Als dit niet gebeurt, blijft de vrijstelling dode letter.
De derde doelstelling van dit wetsontwerp is een prioriteitsregel te voorzien voor de bovengenoemde personen. Zij kunnen aldus na vijf of tien jaar als volwaardig statutair personeelslid benoemd worden bij de dienst Enquêtes van het Comité P.
Mevrouw Lizin vraagt wat de totale onmiddellijke kosten daarvan zijn.
De minister van Binnenlandse Zaken antwoordt dat er geen kosten aan verbonden zullen zijn aangezien de graad verhoogd wordt wanneer de betrokkenen in de politiediensten terugkeren.
De artikelen 1 tot en met 5 worden telkens eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.
Het geheel van het wetsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitster, |
Christine CORNET D'ELZIUS. | Anne-Marie LIZIN. |