2-786/5

2-786/5

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

12 MAART 2003


Wetsvoorstel betreffende de instelling van sociale bankrekeningen en de onvatbaarheid voor beslag van de op die rekeningen gestorte bedragen


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER SIQUET


De commissie heeft dit wetsvoorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 16 januari en 6 november 2002, 5, 18 en 26 februari en 12 maart 2003.

De commissie heeft op 6 november 2002 een hoorzitting gehouden met mevrouw Domont-Naert (Test Aankoop) en met de heer S. de Brouwer (Belgische Vereniging van banken).

I. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN DE HEER POTY

Dit voorstel strekt ertoe dat banken de opening van een rekening alleen nog kunnen weigeren aan een kleine groep mensen ­ veel kleiner dan voorheen ­ met name aan hen die écht zware financiële problemen hebben.

Bepaalde banken stellen veel te makkelijk bankkaarten ter beschikking. Met die kaarten kunnen gebruikers tot 1 250 euro in het rood gaan bij een enkele bank. Dat is ontoelaatbaar. Die personen veranderen dan van bank zonder hun rekening aan te zuiveren. Uiteindelijk krijgen zij steeds weer te maken met banken die voor hen geen rekening meer willen openen uit vrees dat zij opnieuw beginnen.

De indieners van voorstel nr. 2-786/1 menen dat de sociale uitkering die gestort wordt op de rekening van de burger die recht heeft op deze uitkering, beschermd moet worden. Er zijn natuurlijk regels en grenzen die gerespecteerd moeten worden. Om te beginnen mogen banken de opening van een sociale rekening niet kunnen weigeren. De banken zouden geen enkele reden hebben om te weigeren aangezien er op die sociale rekeningen altijd geld ter beschikking zal zijn.

Dat systeem zal mensen in ieder geval tegen zichzelf beschermen, aangezien hun sociale uitkering, die nog moet worden vastgesteld, onvatbaar blijft voor beslag.

Het spreekt vanzelf dat deze personen geen bankkaart mogen krijgen, om hen te behoeden voor dezelfde fouten. Om geld af te halen zullen zij naar het loket moeten gaan.

II. ALGEMENE BESPREKING

De heer Steverlynck wijst erop dat er naar aanleiding van de bespreking van de programmawet in de commissie Sociale Zaken ook een discussie is geweest over wat er kan gebeuren met de kinderbijslaguitkering wanneer die niet meer via een circulaire cheque maar verplicht via een bankrekening zou moeten worden uitbetaald. De vatbaarheid voor beslag is verschillend. Tijdens die bespreking is er een amendement neergelegd dat door de minister werd afgewezen omdat zij oordeelde dat de problematiek in een ruimer kader moest worden beoordeeld. Diezelfde discussie werd ook in de Kamer gevoerd, waar de minister verklaarde bereid te zijn mee te werken aan het vinden van een oplossing.

De heer Steverlynck stelt ook wel iets te voelen voor de problematiek die hier wordt geschetst. Hij wil zich evenwel niet onmiddellijk uitspreken over de wijze waarop daaraan moet worden verholpen. Een concertatie met de commissie voor de Sociale Zaken dringt zich evenwel op omdat men hier komt op het terrein van de vervangingsinkomens.

De heer Roelants du Vivier heeft een aantal bezwaren. Ook al gaat hij akkoord met de doelstelling, hij wenst toch te wijzen op de reeds bestaande wetgeving inzake schuldbemiddeling. Ofwel werkt deze wetgeving, ofwel moet gezorgd worden voor de middelen om haar te doen werken. Biedt dit wetsvoorstel een oplossing voor schuldbemiddeling ?

Spreker heeft ook vragen bij de onvatbaarheid voor beslag van bepaalde vervangingsinkomens. Volgens de indieners gaat het bijvoorbeeld om leeflonen, werkloosheidsuitkeringen en kinderbijslag. Het risico bestaat dat sommige personen voordien al schulden zouden maken omdat zij goed weten dat een deel van hun middelen onvatbaar is voor beslag en uitsluitend via een overschrijving of domiciliëring mag worden gebruikt om huur of zaken als de elektriciteits-, water- of gasrekening te betalen. In een dergelijk systeem worden de intercommunales voor gas, water en elektriciteit betaald en wordt de huur betaald aan de sociale huisvestingsmaatschappij, maar daar blijft het bij.

Daarom heeft de heer Roelants du Vivier vragen, niet zozeer bij de doelstelling, maar wel bij de voorgestelde middelen. Dat is een van de redenen waarom hij de banksector en de overheid wenst te horen.

De heer Thissen meent dat het niet louter een probleem is van schuldbemiddeling, noch van uitkeringen. De arbeidswetgeving bepaalt dat een gedeelte van het loon onvatbaar is voor overdracht of beslag. Dat houdt in dat iedere loontrekkende, iedere persoon die een loon op zijn bankrekening gestort krijgt, eigenlijk een geldsom op zijn rekening krijgt die onvatbaar is voor overdracht of beslag. Misschien wordt er voor alimentatie een uitzondering gemaakt.

Elke maand gaat het dus om een bedrag van 750 tot 875 euro dat op de rekening komt en onvatbaar is voor beslag. Het probleem is dat de Staat de eerste is om deze regel met voeten te treden. De fiscus legt beslag op de rekeningen van slechte betalers en haalt er alles af wat erop staat.

De heer Thissen vindt het basisidee van het voorstel erg interessant. Het moet echter wel nog verfijnd en verdiept worden omdat er nog heel wat problemen zullen rijzen. Het mag niet beperkt blijven tot uitkeringen, maar moet ook betrekking hebben op lonen. En wat gaat er gebeuren met het geld dat op die manier maand na maand blijft opgepot op de rekening ?

Volgens de heer Thissen kan van de banken niet gevraagd worden dat zij twee rekeningen openen voor iedere persoon voor wie zij geen rekening willen openen. Er moet één rekening worden geopend en de regels voor afname en onvatbaarheid voor beslag van het geld op die rekening, moeten worden bepaald.

De heer Poty voegt eraan toe dat momenteel zowel sociale uitkeringen als kinderbijslag door de bank in beslag worden genomen als zij worden gestort op een rekening met een negatief saldo. De Staat neemt inderdaad geld in beslag, maar ook de banken doen dat om zichzelf te vergoeden. De heer Poty vindt dat storend. In het Gerechtelijk Wetboek zijn al bepaalde bedragen vastgelegd die onvatbaar zijn voor beslag, maar toch beschikken de banken over middelen om ze in beslag te nemen.

In verband met het verplicht doen openen van bankrekeningen door financiële instellingen, merkt de heer Ramoudt op dat deze instellingen niet gratis werken. Actueel rekenen de meeste banken reeds kosten aan voor het bijhouden van bankrekeningen. Dit kan makkelijk om 50 euro gaan. Daarop zou een sociale correctie moeten komen. Een postchequerekening daarentegen is gratis.

De heer Thissen is het ermee eens dat dit kosten inhoudt voor de financiële instellingen. Hij meent echter dat ondernemingen toch op een bepaald ogenblik verplicht kunnen worden een aantal verbintenissen met een sociaal karakter na te komen. Volgens spreker wordt dat in alle sectoren gedaan.

De heer Steverlynck meent dat het ook zinvol is om de minister van Sociale Zaken en Pensioenen te vragen.

De minister van Economie benadrukt dat deze problematiek onder veel verschillende bevoegdheden valt. De minister van Sociale Zaken is er ook bij betrokken, met name door de afschaffing van de postassignaties die voor heel wat problemen heeft gezorgd inzake de kinderbijslag. Dat probleem lag aan de basis voor de discussie in het kader van de programmawet.

Er moet zo snel mogelijk een oplossing worden gevonden die niet alleen betrekking heeft op de kinderbijslag, maar op alle inkomsten en bedragen die in het Gerechtelijk Wetboek beschermd worden. Technisch gezien is het probleem niet makkelijk op te lossen.

Voor de hoorzittingen zou het volgens de minister interessant kunnen zijn het advies te vragen van de Hoge Raad voor het verbruik. De raad begint te werken aan de uitsluiting door de banken, met name aan de evaluatie van het Charter van de Belgische Vereniging van banken ten gevolge van de studie die de minister van Economische Zaken besteld had.

De heer Moens meent dat een van de belangrijke punten waarover discussie kan ontstaan het negatieve saldo op een zichtrekening is. Is dat een preferentiële schuld ? Heeft die voorrang op andere als die in competitie komt met andere aan te zuiveren schulden ? De banken beschikken praktisch over alle mogelijkheden om schulden te compenseren. De vraag is evenwel of ze daar juridisch ook het recht toe hebben dan wel of het enkel om een praktijk gaat die wordt gedoogd.

III. HOORZITTING MET MEVROUW DOMONT-NAERT (TEST AANKOOP) EN MET DE HEER S. DE BROUWER (BELGISCHE VERENIGING VAN BANKEN)

1. Uiteenzetting van mevrouw Domont

Over een eigen zichtrekening beschikken is in onze maatschappij een essentiële behoefte geworden, zonder dewelke het moeilijk is een menswaardig bestaan te leiden. Het budget beheren zonder bankrekening is niet alleen onpraktisch, het houdt ook zekere risico's in.

Zoals blijkt uit het editoriaal van ons magazine Budget & Recht uit 1998 (zie bijlage) heeft onze organisatie steeds veel belang gehecht aan het recht op een basis-bankdienst.

Vorig jaar onderzocht Test Aankoop de houding van de banken tegenover minderbegoede bevolkingsgroepen, en stuurde hiervoor zijn enquêteurs op pad naar verscheidene agentschappen van de 7 grootste banken (B&R nr. 158, september/oktober 2001 ­ artikel in bijlage). Meer dan de helft van de aanvragen voor het openen van een zichtrekening door werkzoekenden of leefloners werd geweigerd (16 weigeringen op 29 aanvragen). Daaruit kunnen wij afleiden dat er een grote discrepantie bestaat tussen het officiële discours van de hoofdzetels en de dagelijkse praktijk in de bezochte agentschappen.

Beroepssituatie en inkomen blijken wel degelijk een doorslaggevende rol te spelen in het al dan niet toekennen van een zichtrekening. Wat betekent dat de banken zich bezondigen aan sociale discriminatie, en de minder begoede consumenten nogal gemakkelijk de laan uitsturen.

Daarom vraagt Test Aankoop de wettelijke bescherming van de basis-bankdienst. Wij hopen ten zeerste dat deze eis ­ de besprekingen in de Kamer zijn aan de gang ­ spoedig zal worden ingewilligd.

Een wijziging in de houding van de banken is echter niet voldoende. Dat bepaalde consumenten geen bankrekening hebben, heeft immers ook met andere factoren te maken.

De strijd tegen de sociale uitsluiting door de banksector is één aspect, de zogenaamde vrijwillige uitsluiting een ander. Deze betreft de consumenten die, om welke reden dan ook, geen bankrekening willen of kunnen openen. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn :

­ de aangeboden diensten zijn niet voldoende op bepaalde behoeften afgestemd : de toenemende automatisering van de betaal-mogelijkheden leidt in feite tot de uitsluiting van die bevolkingscategorie die niet vertrouwd is met de nieuwe betaalmiddelen, of die er om een bepaalde reden geen gebruik kan/wil van maken. Daarom zou de basis-bankdienst ook de mogelijkheid moeten voorzien tot het manueel uitvoeren van verrichtingen;

­ de tarieven van de basis-bankdienst : de minister van Economische Zaken dient hiervoor een maximumgrens vast te leggen;

­ het feit dat inkomsten en sociale toelagen die op een rekening worden gestort niet beschermd zijn tegen beslag, verplicht de slachtoffers van beslag of overdracht van het loon tot het zoeken naar andere betalingsvormen die een hoger risico inhouden, zoals circulaire cheques en contanten. De wettelijke bescherming van niet voor beslag vatbare inkomsten dekt immers niet de bedragen die op een bankrekening worden gestort. In juridische termen heet dit de novatie. De inkomsten die in principe niet voor beslag vatbaar zijn, verliezen deze wettelijke bescherming tegen beslag en overdracht wanneer ze op een bankrekening worden gestort. Zij kunnen ook het voorwerp uitmaken van een schuldvergelijking. Voor iemand die beslag riskeert, is het loon in de hand laten betalen het enige alternatief ­ met alle ongemakken en risico's vandien (uitsluiting, diefstal, ...).

Test Aankoop vindt het ontstellend dat de bescherming door de wetgever van de menselijke waardigheid wordt tenietgedaan door het feit dat gebruik wordt gemaakt van een bankrekening, iets wat algemeen wordt beschouwd als een essentieel element in het dagelijks leven.

Wij delen met andere woorden de bekommernis van de indieners van het wetsvoorstel en wensen actief mee te zoeken naar mogelijke oplossingen.

Volgend op het advies van de Raad voor het verbruik betreffende de basis-bankdienst (Raad van het verbruik, nr. 267, Advies over de basisbankdienst, 28 maart 2002) zijn nieuwe besprekingen begonnen over het zonet aangehaalde probleem. Een nieuw advies van de raad wordt verwacht in de loop van de komende weken.

Het zoeken van een oplossing

Volgens Test Aankoop moet bij het zoeken naar een oplossing rekening worden gehouden met een aantal principes, die ik hier kort zal toelichten.

Alle niet voor beslag of overdracht vatbare inkomsten moeten op dezelfde wijze behandeld worden

De bescherming voorzien bij het Gerechtelijk Wetboek geldt traditioneel voor de inkomsten. Deze benadering is zeker voor kritiek vatbaar. Niettemin is een grondige hervorming van de regels betreffende de niet-vatbaarheid voor beslag van bepaalde inkomsten niet onmiddellijk aan de orde. In deze context zien wij geen enkele reden voor het onderscheiden van verschillende categorieën naargelang het type van de inkomsten, aangezien het Gerechtelijk Wetboek dit ook niet doet.

Geen discriminatie tussen de begunstigden onderling

Voor Test Aankoop is een oplossing alleen aanvaardbaar wanneer deze geldt voor iedereen die over beschermde inkomsten kan beschikken.

De bescherming van de inkomsten is automatisch, zodat de begunstigde geen bijkomende stappen dient te ondernemen

Het voorgestelde systeem is maar doeltreffend in de mate dat het automatisch is. In geval van beslag van het loon, past het betalingsorganisme automatisch de wettelijke regels toe met betrekking tot beslag, overdracht of fiscale notificatie. De consument hoeft niets te doen. Wij vragen dat dit ook zou gelden voor de gevallen van beslag via de bankrekening. Slachtoffers van beslag verliezen al te gemakkelijk het noorden in de administratieve rompslomp waarmee ze worden geconfronteerd teneinde hun rechten te beschermen.

De bescherming moet gelden ten overstaan van alle schuldeisers

Wanneer men van oordeel is de voor beslag en overdracht vatbare inkomsten te beschermen, dan moet die bescherming gelden ten overstaan van alle schuldeisers : zowel banken als derden (behalve voor wettelijk voorziene uitzonderingen : in geval van alimentatieuitkeringen of een collectieve schuldenregeling). Schuldvergelijking moet dus ook in dat geval worden uitgesloten.

Tot besluit

Het voorliggende wetsvoorstel voorziet in de instelling van sociale bankrekeningen die uitsluitend niet voor beslag vatbare bedragen bevatten (sociale uitkeringen of vervangingsinkomens). Op deze rekeningen kan de bank geen schuldvergelijking uitvoeren.

Wij beschouwen de doelstelling van de indieners van dit wetsvoorstel als prioritair. Een wettelijk beschermingskader is noodzakelijk en dringend. Nochtans vinden wij het voorstel beperkt in verhouding tot de bestaande beschermingsmaatregelen zoals voorzien in het Gerechtelijk Wetboek. Wij stellen voor dat het wordt uitgebreid tot de bescherming van alle rekeninghouders en voor alle types van niet voor beslag vatbare sommen.

B. Uiteenzetting door de heer De Brouwer

Het probleem van de bescherming van niet voor beslag of overdracht vatbare sommen die op een bankrekening worden gestort, is bekend. De BVB praat er nu al verschillende maanden over met de betrokken partijen.

In het Gerechtelijk Wetboek beschermt de wetgever bepaalde bedragen tegen beslag en overdracht. De sommen bedoeld in de artikelen 1409, 1409bis en 1410, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek worden gedeeltelijk beschermd en die bedoeld in artikel 1410, § 2, volledig.

Momenteel wordt echter algemeen aanvaard dat de storting op een bankrekening van een geheel of gedeeltelijk niet voor overdracht of beslag vatbare som de juridische aard ervan wijzigt ­ door de schuldvernieuwende werking van de bankrekening (universele basis van de werking van een rekening-courant) wordt deze som wel vatbaar voor overdracht of beslag (dat is overigens niet alleen het geval wanneer de sommen op een rekening worden gestort. Een beschermde som die cash wordt uitbetaald, is ook volledig vatbaar voor beslag zodra zij zich in de handen van de begunstigde bevindt).

De vraag rijst dan ook of de oplossing moet worden gezocht in de bescherming van deze sommen wanneer ze op een rekening zijn gestort.

Ten eerste is het duidelijk dat de banksector geen vragende partij is voor een oplossing in deze materie. Als schuldeiser, maar ook als derde-beslagene, zullen de banken zeker niet als eerste om een oplossing vragen, aangezien een eventuele bescherming van op een bankrekening gestorte sommen een hele administratieve organisatie met zich zal meebrengen.

Toch is de banksector zich bewust van het probleem ­ onder andere door de talrijke discussies met de betrokken actoren ­ en heeft hij besloten zijn verantwoordelijkheid op te nemen met betrekking tot dit gewettigde streefdoel. De banksector heeft dan ook besloten om op een constructieve manier mee te zoeken naar een oplossing die alle partijen het best tevreden stelt. Daarom neemt de BVB ook actief deel aan de besprekingen hierover in de Raad voor het verbruik.

Natuurlijk moet het nodige voorbehoud in acht worden genomen ­ er is nog geen akkoord bereikt over de materie (de besprekingen worden voortgezet) ­ maar de ideeën die in de raad zijn uitgewisseld tussen mensen uit de sector, en met name de banken en de consumentenorganisaties, lopen niet al te ver uiteen.

Ten slotte meent de BVB ook dat een oplossing voor de bescherming van niet voor beslag en overdracht vatbare sommen die op een rekening gestort zijn, gekoppeld aan de toegang tot een basisbankdienst, het gebruik van bepaalde « moeilijke » betalingsmiddelen, zoals circulaire cheques, sterk zou beperken (problemen in verband met fraude, diefstal, kosten).

De lange discussies over dit probleem hebben ruimschoots aangetoond dat een eenvoudige oplossing niet makkelijk te vinden is.

Rekening houdend met de hierboven opgesomde elementen, meent de BVB dat een oplossing op de hierna volgende principes gebaseerd moet zijn :

1. Alle begunstigden van beschermde sommen en alle in het Gerechtelijk Wetboek bedoelde sommen die (geheel of gedeeltelijk) niet voor beslag of overdracht vatbaar zijn, moeten worden beschermd (dus een oplossing die de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek naleeft).

De BVB is niet a priori gekant tegen een oplossing in het voordeel van één enkele, welbepaalde categorie van personen (de bestaansminimumtrekkers), die alleen de bedragen of bepaalde bedragen behelst die volledig onvatbaar zijn voor beslag. Dergelijke oplossing bestaat reeds gedeeltelijk, maar ze is onvolkomen, omdat er momenteel geen wettelijke grond bestaat om derdenbeslag te beletten. Toch denkt de BVB niet dat dit mogelijk is, wegens het beginsel dat iedereen gelijk is voor de wet (artikelen 10 en 11 van de Grondwet).

Zodra de wetgever beslist heeft alle gerechtigden voor alle bedoelde bedragen tegen beslag en overdracht te beschermen via het Gerechtelijk Wetboek, los van de vraag of ze tot een bepaalde groep behoren, denkt de BVB dat de gezochte oplossing op dezelfde beginselen moet steunen, om alle discriminatie te weren.

Rekening houdend met die overweging en om het probleem volledig en definitief op te lossen, dient een algemene oplossing te worden gezocht voor alle begunstigden van alle beschermde bedragen waarvan sprake is in de artikelen 1409, 1409bis en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek.

2. Een oplossing die voor alle schuldeisers geldt (banken en derden), behalve voor de uitzonderingen die reeds bij wet zijn vastgelegd (wet betreffende de collectieve schuldenregeling, bij het niet-betalen van alimentatiegeld). Elke schuldvergelijking door de bank moet gelijkelijk worden uitgesloten wanneer er beslag of overdracht is in de zin van het Gerechtelijk Wetboek.

3. Een oplossing die de consument niet verplicht voor elk beslag stappen te zetten (om zich tegen een potentieel beslag te beschermen). Hoe kan men immers vooraf weten dat het in de toekomst tot beslag kan komen ?

4. Een evenwichtige oplossing tussen de rechten van de schuldeisers en de bescherming van de schuldenaars. Het kan onder andere gaan om de beperking in de tijd (bijvoorbeeld tot 1 maand) van de bescherming die de bedragen die onvatbaar zijn voor beslag of overdracht genieten. Hierdoor kan worden voorkomen dat een schuldenaar inkomsten kapitaliseert die onvatbaar zijn voor beslag en zijn andere inkomsten uitgeeft, zodat hij ontsnapt aan de vervolging van zijn schuldeisers, terwijl de beschermde bedragen hoofdzakelijk voor courante uitgaven bestemd zijn.

5. Een oplossing die het beginsel van de neutraliteit van de derde-beslagene (dat steeds opnieuw door de rechtspraak bevestigd wordt) in acht neemt. Bovendien zal de bank zelf vaak schuldeiser zijn van haar cliënt (rechter en partij). Het is in die zin niet aangewezen de banken ten opzichte van hun cliënten een controlerende, detecterende of determinerende rol te geven inzake de voor beslag of overdracht onvatbare bedragen (en de omvang ervan).

6. Wat de schuldvergelijkingsproblematiek betreft, moet de banken ook worden verboden nog aan schuldvergelijking te doen zodra de rekening het voorwerp is van beslag of overdracht. Op die manier kan aan de hand van een objectief extern element (het beslag, de overdracht) worden aangegeven dat de schuldenaar zich in moeilijkheden bevindt en dat hij de beschermde bedragen dus wel eens echt nodig zou kunnen hebben. De schuldvergelijking op elk tijdstip verbieden is niet gerechtvaardigd en zou overigens de werking zelf van de rekening-courant, van het kredietbeleid en van de betaalsystemen helemaal op losse schroeven zetten.

Schuldvergelijking is een wettelijk principe, dat door het Burgerlijk Wetboek (artikelen 1289 tot 1299 van het Burgerlijk Wetboek) bekrachtigd wordt. Het is geen voorrecht dat alleen voor de banken bestaat. Krachtens artikel 1290 heeft schuldvergelijking van rechtswege plaats, zelfs buiten weten van de schuldenaars.

Schuldvergelijking binnen de rekening verbieden, komt erop neer dat de werking van die rekening zelf in het gedrang wordt gebracht. De rekening is immers de resultante van het debet en het credit, die elkaar spontaan opheffen om één enkel saldo te vormen (schuldvernieuwingseffect). Een algemeen verbod op schuldvergelijking afkondigen over de beschermde bedragen die op een rekening worden gestort, betekent eigenlijk dat men de bank verbiedt haar schuldvorderingen te verrekenen, tenzij het rekeningsaldo geen beschermde bedragen bevat.

Dat betekent dat de bank verplicht is zich er voor elke verrekening van te vergewissen of er op de rekening geen beschermde bedragen meer staan. De bank zou dus ook bij elke storting op de rekening moeten nagaan of het niet om een beschermd bedrag gaat. De banken hebben echter niet de middelen om er uit zichzelf achter te komen of een bedrag dat op de rekening van een cliënt wordt gestort, beschermd is.

Het staat vast dat dit ook de (hypothecaire of andere) kredieten in hoge mate zou bemoeilijken. Een verbod op schuldvergelijking op de beschermde bedragen zou ook tot gevolg hebben dat dergelijk inkomen niet meer kan worden gebruikt als pand voor kredieten, zelfs niet voor de bank waar ze op een rekening zijn gestort. Dat dreigt dus zware gevolgen te hebben voor de kredieten. Ook de toekenning van kaskrediet zou erdoor worden gewijzigd (met alle mogelijke gevolgen van dien voor de toekenning van bepaalde betaalfaciliteiten).

Het spreekt vanzelf dat die optie ook haar weerslag zal hebben op de betalingen. Blijft een betaling door domiciliëring nog mogelijk indien het saldo gedeeltelijk bestaat uit een bedrag dat onvatbaar is voor beslag ? Mag een cheque die op een persoon is getrokken waarvan het rekeningsaldo gedeeltelijk bestaat uit bedragen die onvatbaar zijn voor beslag, worden geïnd ?

De BVB denkt om al deze redenen samen (die trouwen uitgebreider belicht kunnen worden) niet dat het opportuun is de schuldvergelijking op basis van bankrekeningen in het algemeen te verbieden. Vanaf het moment dat er sprake is van beslag of overdracht (waarbij een neutrale derde persoon aanwezig is ­ dus niet de schuldenaar-rekeninghouder zelf) waardoor wordt aangetoond dat er een probleem is, moeten de banken echter op gelijke voet gesteld worden met de andere schuldeisers en zou iedere schuldvergelijking in dat geval uitgesloten moeten zijn.

Rekening houdend met de hiervoor genoemde elementen, lijkt een gelijkvormig systeem van bescherming dat van toepassing is op gelijk welke bankrekening, de beste oplossing voor het probleem te zijn.

Rekening houdende met diezelfde elementen is een oplossing waarbij er een speciale bankrekening wordt gebruikt ­ wat op het eerste gezicht eenvoudiger lijkt ­ eigenlijk, zoals na diepgaander onderzoek blijkt, een zeer complexe constructie :

Hoe kan men controleren dat er enkel beschermde sommen op die rekening gestort kunnen worden ?

Dient de bankier na te gaan of de sommen wel degelijk afkomstig zijn van een instelling die de bedoelde sommen uitbetaalt ?

­ Indien men uitgaat van de uitkeringen bedoeld in artikel 1410, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals een uitkering tot onderhoud, kan men de rekeningnummers niet van tevoren kennen (en kan de betaler die nummers bovendien veranderen). Het zou om duizenden rekeningnummers kunnen gaan.

­ Ook indien men uitgaat van de uitkeringen bedoeld in artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, kan er sprake zijn van duizenden rekeningnummers (ziekenfondsen, kinderbijslagfondsen, OCMW's, instellingen voor ziekteverzekering, enz.).

Zelfs wanneer men veronderstelt dat men de opdrachtgevende rekening controleert (wat praktisch onmogelijk is), kan men nog niet verzekeren dat de betaling inderdaad een beschermde som betreft. Moet men dan ieder orgaan, iedere instelling vragen om specifieke rekeningen te openen voor de betaling van beschermde sommen ?

Hoe kan men verzekeren dat alle veranderingen betreffende de rekeningnummers bijna onmiddellijk worden genoteerd ? Of moet men ervoor zorgen dat de betalingsinstellingen slechts over een beperkte mogelijkheid beschikken om hun rekeningnummers te wijzigen ?

Er bestaat vooralsnog geen controlemogelijkheid van dit type. Indien men hiervoor wil zorgen, zijn er grote aanpassingen nodig op het vlak van de informatica.

Is het mogelijk om de nummers van de sociale rekeningen vooraf te identificeren, bijvoorbeeld door er specifieke gereserveerde nummers aan toe te kennen ?

Neen, dat is materieel onmogelijk aangezien het hele banksysteem opgebouwd is rond een uniforme structuur (3-7-2 cijfers) die deze oplossing onmogelijk maakt. Uit de drie cijfers blijkt om welke bank het gaat; die zijn dus nodig om de bank te identificeren waar de sociale rekening is geopend. De volgende cijfers worden vaak willekeurig verdeeld tussen de klanten van elke bank. Het is dus niet mogelijk om bepaalde rekeningnummers te reserveren. Bovendien is die uniforme structuur sindsdien opgenomen in een internationale standaardstructuur (IBAN).

Zullen de houders van zo'n rekening bovendien niet gestigmatiseerd worden als iedereen de bijzondere aard van de rekening kan achterhalen ? Het kan voor hen zo enorm moeilijk worden om overeenkomsten te sluiten (huur, enz.).

Wat moet de bankier doen met de beschermde sommen die hij weigert ?

Rekening houdend met wat hierboven is uiteengezet, kan alleen de bankier van de begunstigde van een beschermde som de speciale aard van de rekening controleren. Wat moet hij doen met de geweigerde sommen ? Ze op een wachtrekening zetten ? Ze terugsturen naar de opdrachtgever (met verlies met betrekking tot de valutadata ? Kosten voor de opdrachtgever ?) ? De sommen bewaren als de opdrachtgever niet gekend is (bijvoorbeeld een storting bij De Post) ?

Daarnaast rijst het probleem van de mogelijke sanctie wanneer voor beslag vatbare sommen toch op die rekening worden gestort

Wie is verantwoordelijk : de bank, het betalingsorgaan of de rekeninghouder ?

Is de bescherming van de bedoelde bedragen onbegrensd in de tijd ?

Als de bescherming slechts tijdelijk is, moet er dan een andere rekening zijn waarop de sommen die na de vastgestelde periode niet meer beschermd zijn, systematisch worden gestort ?

Gezien de aard van de beschermde uitkeringen, zijn miljoenen mensen bij de storting van die bedragen betrokken. Concreet betekent dat dat bijna elke burger aanspraak kan maken op en vragen om de opening van een sociale rekening (in combinatie met een « gewone » rekening) wat het systeem moeilijk te beheren maakt. Bovendien moet de betrokken persoon vooraf op het idee komen dat beslag kan worden gelegd op zijn vermogen en de nodige stappen ondernemen om een speciale rekening te openen.

Tot slot meent de BVB dat, gezien al deze problemen, een systeem van bescherming, gebaseerd op bestaande rekeningen en waarbij wordt uitgegaan van de hierboven opgesomde principes, een algemene oplossing kan bieden voor het probleem van beslag en overdracht op een rekening.

Omdat de diepgaande besprekingen met alle betrokken partijen in de Raad voor het verbruik reeds tamelijk ver gevorderd zijn, meent de BVB ook dat het advies van die laatste over deze materie best kan worden afgewacht.

C. Gedachtewisseling

Op vraag de heer Mahoux, verklaart mevrouw Domont dat het advies van de Raad voor het verbruik omstreeks 15 december 2002 zal gepubliceerd worden. Aangezien meerdere leden van de commissie zo vlug mogelijk over dit advies willen beschikken, stemmen mevrouw Domont en de heer De Brouwer ermee in dit advies over te zenden aan de commissie.

De heer Mahoux verwijst eerst en vooral naar twee amendementen die hij heeft ingediend (stuk Senaat, nr. 2-786/2) met het oog op enkele tekstverbeteringen.

De heer Mahoux onderstreept vervolgens dat dit wetsvoorstel tot doel heeft de bedragen, die van die aard zijn dat ze als onvatbaar voor beslag worden beschouwd, en die op een bankrekening zijn gestort, effectief worden beschermd als onvatbaar voor beslag. Met andere woorden, de onvatbaarheid voor beslag moet altijd gegarandeerd zijn, zodat ook de banken niet langer via het mechanisme van schuldvergelijking, deze sommen in beslag kunnen nemen.

Spreker beseft dat de banksector het niet als zijn rol ziet om mee te werken met het gebruiksklaar maken van een dergelijk systeem. Volgens de banken behoort dit niet tot hun taak en is het in alle geval alleen aan hun goede wil te danken indien zij zouden willen toetreden tot zulkdanig systeem. Evenwel, naast de visie van de banksector bestaat er nog een ander concept dat op een meer algemene manier de werking van de maatschappij in rekening brengt. Volgens de heer Mahoux mogen de banken zich dan ook niet beperken tot het principe van selectiviteit dat zij nu hanteren, dat wil zeggen de selectiviteit bij het openen van een bankrekening en bij het toekennen van kredieten. De senatoren, als verkozenen des volks, moeten een bepaalde maatschappelijke visie verdedigen en vooral de zwaksten in onze samenleving beschermen.

Spreker heeft geen kritiek op het feit dat de verdediging van particuliere belangen tegenover de verdediging van collectieve belangen soms aanleiding geeft tot tegenstellingen. Dit is uiteraard vanzelfsprekend in een democratie. Spreker heeft echter wel bezwaar tegen de methodologie die de BVB ontwikkelt : de BVB stelt dergelijke voorwaarden bij dit wetsvoorstel met als gevolg dat indien de voorwaarden vervuld worden, het wetsvoorstel onmogelijk kan worden uitgevoerd. Een oplossing voorstellen die het systeem onmogelijk maakt, is geen oplossing.

De opgeworpen bezwaren zijn van technische aard, maar niet onoplosbaar indien de wil om tot een oplossing te komen werkelijk aanwezig is.

Het uitgangspunt is dat de bedragen die van nature onvatbaar voor beslag zijn, ook effectief niet in beslag kunnen genomen worden. Hun aard maakt ze onvatbaar voor beslag. Het maakt bijgevolg niet uit of die bedragen op een bankrekening worden gestort dan wel in een wollen sok worden gestopt. Het probleem is dat de meeste uitbetalingsorganismes niet langer contant uitbetalen maar de uitkeringen op een bankrekening storten. Op die manier wordt de bank een uitermate bevoorrechte schuldeiser aangezien hij de uitkeringen toch in beslag kan nemen, via de techniek van de schuldvergelijking. Dit is onwettig.

Wat betreft het bezwaar van stigmatisering, stelt de heer Mahoux dat iedereen, ongeacht zijn of haar inkomen, bedragen ontvangt die onvatbaar voor beslag zijn. Iedereen heeft dus in principe het recht om een sociale bankrekening te openen. Door dit feit is er geen stigmatisering. Stigmatisering treedt alleen op indien dit recht wordt gereserveerd voor een bepaalde categorie van personen. Dit neemt niet weg dat in de praktijk waarschijnlijk alleen die consumenten die voordeel dan wel behoefte aan dergelijke rekeningen hebben, het zullen doen.

De heer Mahoux meent verder dat er geen beperkingen mogen opgelegd worden, zelfs niet indien consumenten op die sociale rekeningen bedragen cumuleren die door hun aard onvatbaar voor beslag zijn. Het is toch niet immoreel om te trachten spaartegoeden te realiseren met dergelijke bedragen, die nadien ook intresten genereren. Het is niet aan ons om een moreel oordeel te vellen over de begunstigden van deze bedragen, noch over hun wijze van besteding ervan.

Het feit dat dergelijke rekeningen niet debet kunnen staan, vormt een waarborg voor de bank en een verplichting voor de consument. Deze beperking is geen algemeen geldende praktijk in de bankwereld, wellicht omwille van de intresten die aangerekend worden op een debetstand, maar ook omdat sommige consumentenorganisaties menen dat maatregelen die een debetstand verhinderen, discriminerend zijn.

Het verschil in behandeling tussen een gewone bankrekening en een sociale rekening, namelijk dat sociale rekeningen geen debetstand mogen vertonen, is verantwoord en kan niet als discriminerend worden aanzien.

De heer Thissen ziet het debat ruimer dan hetgeen in de voorliggende tekst wordt voorgesteld. Zo dringt ook de vraag naar een wijziging van het Gerechtelijk Wetboek zich op.

Daarnaast meent spreker dat het voorliggende wetsvoorstel wel degelijk een probleem van identificatie en stigmatisering inhoudt. Zelfs al kan in principe iedere consument een sociale bankrekening openen, is het toch evident dat de banken de titularissen van dergelijke rekeningen kennen, met alle gevolgen van dien indien zij een lening wensen af te sluiten. Dit is een probleem dat ernstig moet overwogen worden.

Wat betreft de bedragen die onvatbaar voor beslag zijn, legt spreker uit dat iedereen in principe een loon heeft dat deels onvatbaar voor beslag is. Dit gedeelte wordt pas echt onvatbaar voor beslag door een handeling van een derde. Daarom is het ook belangrijk om het aanvangspunt en het einde van de onvatbaarheid voor beslag te definieren. Bij de storting van het gedeelte van het loon dat onvatbaar voor beslag is op een bankrekening, komt dit deel, op het ogenblik van de storting, in het patrimonium van de consument terecht en is het onderworpen aan de algemeen geldende wetten inzake bescherming van het patrimonium.

Indien de vraag gesteld wordt naar de moraliteit van het spaartegoed dat een consument opgebouwd heeft door middel van bedragen die onvatbaar voor beslag zijn, dan moet ook de vraag gesteld worden naar de positie van de verschillende schuldeisers die wachten op de uitvoering van de verbintenissen, aangegaan door de schuldenaar. In tegenstelling tot de gewone schuldeisers, bevinden de banken zich hier in een super-geprivilegieerde positie want zij kunnen, zonder enige vorm van proces, door het systeem van de schuldvergelijking de totale som van wat op een bankrekening staat, in beslag nemen, ook al gaat het om bedragen niet vatbaar voor beslag. Dit is onaanvaardbaar, vooral voor die bedragen die door het Gerechtelijk Wetboek als onvatbaar voor beslag worden aanzien en die voor de schuldenaar nodig zijn om te overleven.

De heer de Clippele vraagt zich af of het zo vanzelfsprekend is dat een consument spaartegoeden opbouwt terwijl hij zijn verbintenissen tegenover derden niet honoreert. Als de redenering van het wetsvoorstel wordt doorgetrokken, zou een sociale rekening ook onvatbaar voor beslag voor de fiscus zijn terwijl de houder van rekening nog belastingen verschuldigd is. Op die manier creëren we een soort belastingparadijs voor iedereen. Dit is geen fictie want het komt frequent voor dat belastingplichtigen allerlei constructies uitwerken om te voorkomen dat hun inkomsten in beslag worden genomen.

Daarenboven wijst spreker op het feit dat de techniek van rekeningen onvatbaar voor beslag, nu al bestaat. Zo beschikken notarissen over dergelijke bankrekeningen : de bedragen op deze rekeningen behoren toe aan de cliënt van de notaris, maar worden door de notaris beheerd. Indien de notaris onvermogend verklaard wordt, dan zal de bank de cliënten vergoeden, maar indien de bank in faling wordt verklaard, dan moet de notaris zijn cliënten zelf vergoeden. Een recent koninklijk besluit handelt precies over dergelijke rekeningen die onvatbaar voor beslag zijn en ook niet vatbaar voor schuldvergelijking door de banken.

Wat de politieke discussie over de inhoud van het wetsvoorstel betreft, uit spreker zijn twijfels aan de dienst die bewezen wordt aan de consument en wijst hij op enkele mogelijke ongewenste gevolgen. Zo zullen leningen quasi onmogelijk worden. Personen die een vervangingsinkomen genieten, zijn dikwijls verplicht om een woning aan te kopen omdat zij er geen kunnen huren op de private verhuurmarkt, precies omwille van het feit dat hun inkomen een bepaalde bescherming geniet. Aangezien de tarieven voor hypotheekleningen momenteel zeer interessant zijn, doen zij in feite een goede zaak. Door sociale bankrekeningen te creëren, zal geen enkele bank nog geneigd zijn om hen een lening toe te kennen, want het grootste deel van hun inkomsten zal dan onvatbaar voor beslag en voor schuldvergelijking zijn.

Vervolgens verwijst de heer de Clippele naar de wet over de overmatige schuldenlast en de schuldbemiddeling. Deze wet geeft in feite een antwoord op de hele problematiek, aangezien voor consumenten met overmatige schuldenlast een schuldbemiddelaar wordt aangesteld, waardoor het voor de consument mogelijk wordt om met een schone lei te herbeginnen.

Ten slotte wenst de heer de Clippele te weten wat er gebeurt in geval van faillissement : kan de curator de activa van een schuldenaar die beschikt over een rekening die onvatbaar is voor beslag, aanspreken of niet ?

De heer Roelants du Vivier meent dat er zich in de commissie wel een consensus aftekent over de principes die vervat zijn in het voorstel, maar er moet wel een oplossing gezocht worden die misbruiken uitsluit. Als wetgever moet de commissie het algemeen belang voor ogen houden, zonder misbruiken toe te laten.

Volgens spreker laat de voorliggende tekst toe dat een consument meerdere sociale bankrekeningen opent. Dit kan in feite de doelstelling van het voorstel schaden, want door twee rekeningen te openen, verdubbelt de consument de grens van het bedrag dat als onvatbaar voor beslag geldt. Hoe kan dit vermeden worden ?

Mevrouw Kestelijn-Sierens kan de doelstelling van het wetsvoorstel onderschrijven, maar de oplossing die wordt voorgesteld moet werkbaar zijn. In ieder geval dringt een wetswijziging zich op.

De techniek van de sociale rekening (geen geldafhaling aan automaten, geen debetstanden, geen cheques) doet denken aan een spaarrekening of -boekje. De vraag is of dit zo bedoeld wordt. Gaat het over een spaarboekje, dan wel een zichtrekening ?

De heer De Brouwer (BVB) wil geen polemiek over de sociale verantwoordelijkheid van de banken in deze materie. In zijn uiteenzetting heeft spreker trouwens aangetoond dat de banksector wel degelijk constructief meewerkt om een oplossing te vinden en, bijgevolg, neemt ze haar sociale verantwoordelijkheid, net als in het dossier over de basisbankdienst.

Wat de methodologie betreft, heeft de BVB willen aantonen dat de oplossing misschien minder complex is en gemakkelijker te realiseren via een andere weg, zonder dat daarom het principe in vraag wordt gesteld. Het moet mogelijk zijn om een oplossing te vinden voor alle debiteuren en voor alle beschermde bedragen, zonder dat over 2 jaar een nieuwe wetswijziging nodig is.

Voor sommige uitzonderlijke gevallen bestaat reeds de collectieve schuldenregeling. De BVB is bereid om verdere stappen te zetten en is dus wel degelijk constructief op zoek naar oplossingen.

Wat betreft de vragen over de beperking in de tijd, stipt spreker aan dat de bescherming die in het Gerechtelijk Wetboek voorzien is, een bescherming aan de bron is. Van zodra het geld aan de debiteur wordt overhandigd, via een circulaire cheque of cash, komt het in zijn patrimonium terecht en verliest het zijn karakter van « onvatbaar voor beslag ». Een gerechtsdeurwaarder die bij een debiteur liggend geld vindt, of dat geld nu al dan niet bij de bron als onvatbaar voor beslag gold, zal dit geld helemaal in beslag nemen.

De heer De Grauwe blijft vragen hebben bij het feit dat een consument op een dergelijke rekening geldsommen kan cumuleren die, ongeacht het bedrag, onvatbaar voor beslag zijn. Stel dat een uitkeringsgerechtigde elke maand zijn invaliditeitsuitkering naar rato van 500 euro per maand op een dergelijke rekening spaart, zal op het einde van het jaar over 6 000 euro beschikken die onvatbaar voor beslag zijn.

De heer Mahoux antwoordt dat uitkeringsgerechtigden moeten rondkomen van hun uitkering. In de meeste gevallen hebben zij dit geld hard nodig en kunnen ze niet sparen. Gezien de begunstigden van dergelijke sommen, de orde van grootte van de bedragen, de uitbetalingsinstellingen, is de vraag hoe de begunstigden vanuit deze sommen aanzienlijke spaartegoeden kunnen opbouwen.

De heer Thissen onderstreept dat de doelstelling in deze er in feite op neerkomt de banken te verhinderen over te gaan tot automatische schuldvergelijking, omdat dit mechanisme de banken een buitensporig voordeel biedt tegenover gewone schuldeisers. Het Gerechtelijk Wetboek voorziet in regels voor een minimale bescherming : er wordt iedereen een minimumbedrag gegund om verder te leven, ook al hebben die personen verbintenissen op zich genomen die hun draagkracht te boven gaat.

Het voorgestelde systeem om de bedragen die omwille van hun aard onvatbaar voor beslag zijn, op een bijzondere bankrekening te beschermen, werkt niet. Daarom pleit spreker voor een ander systeem dat zowel de rechten van de schuldenaar als de schuldeiser respecteert. Alle bedragen onvatbaar voor beslag, blijven echt voor iedereen onvatbaar gedurende één maand. Na die maand, komt het saldo ervan in het gewone patrimonium van de schuldenaar en is dan wel vatbaar voor beslag. Dit laat toe om het doel te bereiken (iedereen heeft recht op een minimum leefbaar loon) en tegelijkertijd kan niemand de situatie in zijn voordeel aanwenden door de bedragen te cumuleren en helemaal onvatbaar voor beslag te maken om zo zijn verbintenissen te ontlopen. Immers, ook een schuldeiser heeft rechten : wanneer een consument een verbintenis aangegaat, moet de schuldeiser ook het recht hebben om te trachten zijn goederen te recuperen.

De heer De Grauwe sluit zich aan bij deze stelling. Het voorliggende wetsvoorstel is niet werkbaar omdat het de schuldenaar de mogelijkheid biedt op dergelijke rekeningen bedragen bijeen te sparen die onvatbaar voor beslag zijn. Als die persoon een lening wil afsluiten, dan weet de bank dat hij over geld beschikt, maar ook dat dat geld onvatbaar is. De bank zal niet geneigd zijn om nog leningen af te sluiten. Is de consument hier dan nog beschermd ? Er moet een andere oplossing zijn om de doelstelling, die in feite iedereen onderschrijft, te bereiken.

Volgens de heer Mahoux is de beste manier om een doelstelling niet te bereiken, het probleem dermate ingewikkeld te maken dat men zeker is geen oplossing te vinden.

Spreker is bereid een andere methode te ontwikkelen op voorwaarde dat het eindresultaat hetzelfde is. Hetgeen de banken nu doen, is in feite onwettig. Wellicht ware het aangewezen dat een consument die zich in een dergelijke situatie bevindt, klacht neerlegt tegen zijn bank wanneer deze via het mechanisme van schuldvergelijking, alles in beslag neemt. Iedereen moet beschermd worden, zeker de zwaksten in de samenleving.

Uit de bespreking leidt de heer Mahoux af dat we veeleer gaan naar een bescherming ingevolge de aard van de som, dan wel de grootte van het bedrag. Met uitzondering van de alimentatievergoedingen, worden de meeste van de sommen die als onvatbaar voor beslag worden gekwalificeerd, betaald door instellingen (verzekeraars, openbare instellingen, pensioenkassen, ...). Het is toch niet onoverkomelijk om deze op te sporen en de nummers te inventariseren, zodat de stortingen door deze instellingen op een bankrekening worden beschermd.

De heer Mahoux blijft erbij dat diegenen die in feite de oorzaak van het probleem zijn, zelf geen oplossing voorstellen. De heer Mahoux wil niet horen wat onmogelijk is, wel wat wel kan gedaan worden opdat schuldvergelijking in deze gevallen niet meer voorkomt.

Mevrouw Domont wil de heer Mahoux geruststellen. De Raad voor het verbruik werkt aan een oplossing en is hier zelfs al ver in gevorderd. Het feit dat er gepraat wordt over de praktische haalbaarheid van bepaalde technieken, betekent voor haar niet dat men geen vooruitgang wil boeken. Integendeel, de Raad tracht sinds verschillende maanden, ook al is het niet gemakkelijk, om het respect voor bepaalde principes te combineren met de technische mogelijkheden. Als consumentenorganisatie wil mevrouw Domont trouwens de banken bedanken dat zij deel hebben genomen aan deze technische discussie.

Het fundamentele punt is dat men zich moet baseren op de aard van de sommen. Het struikelblok voor iedereen is hoe men op een bankrekening kan zien welk inkomen wel of niet vatbaar is voor beslag. Het feit dat een speciale rekening wordt gecreëerd zal dit niet zichtbaar maken.

Er is een oplossing mogelijk. Deze oplossing wordt nu grondig besproken in de raad en zal technisch realiseerbaar zijn voor de banken, maar veronderstelt ook enkele wetswijzigingen. Daarom is dit wetsvoorstel zeker nuttig.

Het is zeer belangrijk om een evenwichtige oplossing voor te stellen, die zowel rekening houdt met de belangen van de consumenten als met de belangen van schuldeisers, die trouwens zeer verscheiden kunnen zijn. De bank als schuldeiser is een moeilijk te beheren schuldeiser. De consumentenorganisatie staat ook zeer kritisch tegenover de schuldvergelijking en heeft al gereageerd op de algemene clausules van schuldvergelijking in de algemene verkoopsvoorwaarden van de banken, omdat deze zeer verregaand zijn. Een absoluut verbod op dergelijke clausules is wel zeer moeilijk te verzoenen met het mechanisme van debetsaldi.

Wat betreft de onmogelijkheid om leningen aan te gaan, is mevr Domont het niet eens met de stelling van enkele commissieleden, want ook organismen die niet over het mechanisme van schuldvergelijking via een bankrekening beschikken, kennen leningen toe.

Er is nog wel enig denkwerk nodig over de interne werking van de rekeningen. Zo wordt er nog gezocht naar beperkingen voor de schuldvergelijking om consumenten te beschermen die moeten rondkomen van bedragen die onvatbaar voor beslag zijn.

De heer Thissen stelt voor om professor Georges de Leval van de universiteit te Luik te horen of hem ten minste een schriftelijk advies te vragen.

De voorzitter stelt voor om te wachten tot de commissie over het advies van de Raad voor het verbruik beschikt.

IV. VERVOLG VAN DE BESPREKING

De heer Poty merkt op dat de Raad voor het verbruik na verloop van de hoorzittingen die deze commissie heeft gehouden over dit voorstel zijn advies over deze materie heeft gegeven. Volgens de indieners van het wetsvoorstel moet men de richting inslaan die de raad aangeeft. De heer Poty wil evenwel het standpunt van de minister hierover horen.

De minister verklaart dat de Ministerraad heeft besloten dat een wetswijziging moet worden voorbereid en aan de Raad worden voorgelegd, waarna ze bij het Parlement kan worden ingediend als regeringsamendement op voorstel nr. 2-786.

De heer Mahoux dient vervolgens de amendementen nrs. 3 tot 7 in (stuk Senaat, nr. 2-786/3).

De auteur verwijst naar de verantwoording bij deze amendementen. Deze amendementen wijzigen het wetsvoorstel zeer sterk en steunen op twee elementen : enerzijds, het advies van de Raad voor het verbruik van 4 december 2002 en, anderzijds, de goedkeuring van het wetsontwerp over de basisbankdienst (nr. 2-1379/1).

De goedkeuring van dit laatste wetsontwerp maakt de creatie van een sociale bankrekening enigszins overbodig. Bijgevolg werd er geopteerd om de doelstelling te bereiken via een wijziging van het Gerechtelijk Wetboek.

De minister van Economie meent dat de burgers het recht moeten hebben om de beschermde sommen te innen zelfs als zij op een bankrekening zijn gestort.

De regering wil ook snel vooruitgang boeken in dit dossier, met name om de onveilige situatie van de postbodes te verhelpen. Als de uitkeringen die momenteel door de postbodes worden betaald op een bankrekening worden gestort, zal de agressie waarvan zij nu het slachtoffer worden, sterk afnemen.

Die op een bankrekening gestorte sommen moeten wel terdege worden beschermd.

De minister verklaart dat in de Ministerraad van 17 januari 2003 is besloten het advies van de Raad voor het verbruik over deze materie als basis te nemen om het voorliggende wetsvoorstel in de mate van het mogelijke te amenderen.

De door de heer Mahoux ingediende amendementen zijn eveneens gebaseerd op het advies van de Raad voor het verbruik. De vertegenwoordigers van de consumenten en de banken werken ook aan voorstellen van amendementen.

De minister begrijpt wel dat, om sociale redenen en om de onveiligheid te bestrijden, snel moet worden gewerkt in dit dossier, maar stelt toch voor om de amendementen te vergelijken met die van de vertegenwoordigers van de banken en van de consumenten.

Over de inhoud bestaat een consensus en alle partijen wil snel vooruitgaan met dit dossier. Technisch gezien moet de toekomstige wet zo efficiënt mogelijk zijn. De wet moet ook technisch haalbaar zijn : bepaalde principes kunnen in de wet worden opgenomen. Men kan de praktische uitwerking overlaten aan de Koning of bepaalde elementen inzake de procedure, de in de tijd beperkte bescherming en de maandelijkse bescherming in de wet opnemen.

De minister benadrukt dat er geen grote uiteenlopende meningsverschillen over de inhoud en de draagwijdte van dit wetsvoorstel zijn.

De heer Mahoux stipt aan dat de sector geen opmerkingen ten gronde heeft geuit over de voorstellen, inbegrepen de voorstellen van de Raad voor het verbruik.

Ten gronde is iedereen het blijkbaar eens dat de problematiek van de sommen die onvatbaar voor beslag zijn, ook wettelijk vertaald moet worden naar de sommen die op een bankrekening zijn gestort.

Iedereen kent ook de discussies over de veiligheid van postbodes die op bepaalde dagen met grote geldsommen hun ronde doen om pensioenen uit te betalen. Indien iedereen verplicht wordt zijn pensioen of andere uitkering via een bankrekening te ontvangen, zullen vele mensen aarzelen, omwille van de problematiek van de beslaglegging op deze sommen, maar ook soms om redenen van bescherming van hun privé-leven (bijvoorbeeld wie is gevolmachtigd voor een bankrekening in geval van familiale conflicten). Niet alleen de problematiek van de beslaglegging stelt hier dus problemen.

Gelet op het feit dat de Kamer dit wetsvoorstel nog moet goedkeuren en de tijd die rest tot de ontbinding van de wetgevende Kamers, dringt de heer Mahoux wel aan op een spoedige afhandeling.

De heer Steverlynck wijst erop dat de CD&V-Kamerfractie reeds in juni 2002 een gelijksoortig wetsvoorstel heeft ingediend. Bijgevolg is zijn fractie uiteraard akkoord met de doelstelling van het voorliggende wetsvoorstel. Er moet wel snel een oplossing gevonden worden voor de onvatbaarheid van de gelden die op een rekening zijn gestort.

Wat betreft het advies van de Raad voor het verbruik, merkt spreker op dat de codes die voorzien zijn, tegemoetkomen aan de opmerkingen die in de raad zijn geuit. Indien er nog andere opmerkingen zijn (van legistieke aard of technische verbeteringen) dan moeten deze zo vlug mogelijk kenbaar gemaakt worden.

Mevrouw Kestelijn-Sierens verklaart dat zij de doelstelling van dit wetsvoorstel steunt, maar wenst in te gaan op de suggestie van de minister om te wachten op de voorstellen van amendementen van de Raad voor het verbruik en de Belgische Vereniging van banken.

De voorzitter stelt dat alle fracties het blijkbaar eens zijn over de grond van de zaak. Het enige dat de commissieleden nog wensen is de technische opmerkingen van deskundigen terzake.

De heer Morael wenst de voorstellen van amendementen van de BVB en de Raad voor het verbruik af te wachten om na te gaan of ze overeenstemmen, dan wel in contradictie zijn met de amendementen van de heer Mahoux.

De heer Mahoux verhult niet dat de amendementen het oorspronkelijk wetsvoorstel grondig wijzigen aangezien nu wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek worden voorgesteld.

De heer Steverlynck wil de kans krijgen de amendementen vanuit een technisch oogpunt te bestuderen.

Tijdens de vergadering van 11 februari 2003, herinnerde de heer Mahoux eraan dat de heer Poty en hij dit wetsvoorstel betreffende de instelling van sociale bankrekeningen en de onvatbaarheid voor beslag van de op die rekeningen gestorte bedragen, reeds enige tijd voordien had ingediend.

De indieners hebben dit voorstel besproken met de banksector en de Raad voor het verbruik. Intussen is het wetsontwerp over de basisbankdienst goedgekeurd (stuk Senaat, nr. 2-1379). Dankzij deze wet heeft iedereen het recht om een bankrekening te openen. Een deel van het opschrift kan dus worden geschrapt. De onvatbaarheid voor beslag kan immers worden verwezenlijkt zonder de instelling van sociale bankrekeningen, nu de mogelijkheid om zo'n rekeningen te openen al bestaat. De heer Mahoux herinnert eraan dat hij een aantal amendementen heeft ingediend die de oorspronkelijke tekst van het wetsvoorstel aanpassen aan de nieuwe situatie.

De heer Mahoux stelt voorstellen van amendering te hebben ontvangen vanwege de BVB. Die komen er echter op neer om zijn amendementen te doen vervallen en een volledig nieuwe tekst in de plaats te stellen. Zover wil de heer Mahoux niet gaan. Hij wil alleen die voorstellen bestuderen om zijn amendementen wat bij te schaven.

Een andere vraag is ook of de nadere regels met betrekking tot de onvatbaarheid voor beslag door de Koning dan wel in de wet zelf moeten worden vastgesteld. Volgens de heer Mahoux is de methode inzake onvatbaarheid voor beslag zo technisch dat ze moeilijk in een wet kan worden opgenomen. Anderzijds biedt die laatste oplossing wel meer waarborgen.

De heer Mahoux verklaart dat hij eventueel subamendementen zal indienen op zijn eigen amendementen.

De heren Thissen en Steverlynck wensen een bijkomend advies van de Raad voor het verbruik te ontvangen.

De heer Mahoux wijst erop dat de voorstellen van amendementen die hij van de BVB heeft gekregen, opgesteld zijn in samenwerking met de Raad voor het verbruik.

De heer Steverlynck vermeldt dat de Nationale Kamers van gerechtsdeurwaarders hem hebben laten weten dat ze niet akkoord kunnen gaan met de vage inhoud van de voorgestelde bepalingen noch met de verantwoordingen en de methodologie.

Op 18 februari 2003 herinnerde de minister van Economie eraan dat in de Ministerraad van 17 januari 2003 de wens was uitgedrukt dat snel vooruitgang zou worden geboekt rond deze problematiek. Er was gevraagd dat bij de Ministerraad amendementen zouden worden ingediend die dan, na goedkeuring, in wetsvoorstel nr. 2-786 konden worden opgenomen. De Ministerraad vroeg dat die amendementen voor eind februari 2003 zouden worden voorgelegd.

Dit punt zou dan opnieuw in de Ministerraad worden besproken op vrijdag 21 februari 2003. De amendementen nrs. 8 tot 10 van de heer Mahoux (zie stuk Senaat, nr. 2-786/4) hebben tot doel de door de Raad voor het verbruik voorgestelde oplossing in de praktijk uit te werken.

Op 26 februari 2003 verklaarde de heer Mahoux dat hij de amendementen nrs. 8 tot 10 (zie stuk Senaat, nr. 2-786/4) had ingediend na verschillende vergaderingen met de betrokken partijen en op basis van het advies van zowel de Raad voor het verbruik als de Belgische Vereniging van banken.

Die amendementen brengen verbeteringen aan met betrekking tot de aard van de niet voor beslag vatbare sommen, alsook een aantal technische verbeteringen. De verwikkelingen van het parlementaire werk in deze commissie hebben ertoe geleid dat amendementen zijn ingediend, die na verder overleg overbodig zijn geworden. De amendementen nrs. 8 tot 10 bevatten bepalingen die wel behouden moeten blijven.

De heer de Clippele vraagt of de « onontbeerlijke » bankrekeningen waarvan hier sprake is, alle burgers aanbelangen.

De heer Mahoux verklaart dat hij er in gesprekken met de beroepsmensen uit de sector steeds is vanuit gegaan dat de houders van dergelijke rekeningen niet mogen worden gestigmatiseerd.

Hij meent dat dit probleem geregeld wordt in de wet tot instelling van een basisbankdienst. Toen er nog sprake was van de inrichting van sociale rekeningen, heeft men erover gediscussieerd of de mogelijkheid om sociale rekeningen te openen tot een bepaalde categorie van personen beperkt moest blijven. Als dat zo was, zou dat een stigma kunnen betekenen voor die personen.

De idee was toen iedereen de mogelijkheid te bieden een sociale rekening te openen, ook al zou niet iedereen daar gebruik van maken, maar enkel mensen die een dergelijke rekening nodig hebben of er belang bij hebben dat de bedragen op die rekening onvatbaar zijn voor beslag.

Er werd eveneens overeengekomen dat het niet de bedoeling kon zijn mensen een spaarpotje te laten aanleggen met geld dat onvatbaar is voor beslag.

Ten eerste, aangezien iedereen de mogelijkheid heeft een sociale rekening te openen, kan de hier vermelde verplichting een dergelijke rekening te creëren, wegvallen. Dit is een universele logica.

Daarnaast is een onderscheid dat gemaakt wordt tussen sociale rekeningen en algemene rekeningen gebaseerd op de aard van de bedragen die op sociale rekeningen staan en waardoor die bedragen onvatbaar zijn voor beslag.

De heer de Clippele wenst eveneens te vernemen wat er gebeurt als deze bedragen die onvatbaar zijn voor beslag, nodig zijn om uitgaven voor elementaire noden te dekken, zoals het betalen van huur of een hypothecaire lening. En wat gebeurt er als bevoorrechte schuldeisers zoals de fiscus beslag leggen op het geld op deze sociale rekeningen ?

De heer Mahoux verwijst naar het Gerechtelijk Wetboek om te bepalen wat vatbaar is voor beslag. Hier wordt eigenlijk gewoon de problematiek van de onvatbaarheid voor beslag uitgebreid tot de bankrekeningen.

De heer de Clippele vreest dat de betrokkenen hun salaris cash zullen laten uitbetalen en geen geld zullen storten op hun sociale rekening die onvatbaar is voor beslag. Zo zal op deze rekening beetje bij beetje een aardige reserve worden opgebouwd met het gedeelte van hun loon dat niet vatbaar is voor beslag. Wat gebeurt er dan ? Is dat dan een soort rekening die valt buiten de zaken die vatbaar zijn voor beslag ?

De heer Mahoux benadrukt dat hij aanvaard heeft dat een beperking in de tijd kan worden ingeroepen. Op die manier kan worden voorkomen dat er spaarpotjes zouden ontstaan met bedragen die door hun aard onvatbaar zijn voor beslag.

De heer de Clippele begrijpt niet hoe dat in de praktijk zou verlopen.

De heer Mahoux verwijst naar de verantwoording bij zijn amendement nr. 8. Voor de technische aspecten stelt hij enig vertrouwen in de banksector.

De heer De Grauwe voegt eraan toe dat het beginsel van de dertig dagen bedoeld is om te voorkomen dat bedragen die onvatbaar zijn voor beslag, worden opgepot.

De heer Mahoux meent dat men zal moeten komen tot het naleven van de wettelijke voorschriften.

De heer de Clippele gaat uit van een geval waarin een bankier te maken krijgt met beslag via een deurwaardersexploot dat verwijst naar een rechterlijke uitspraak die moet worden uitgevoerd. De bankier zal geconfronteerd worden met de voorliggende wet. Moet hij de berekeningen uitvoeren die beschreven zijn in de verantwoording van amendement nr. 8 ?

De heer De Grauwe antwoordt dat de berekening beperkt blijft tot een periode van 30 dagen en enkel slaat op bedragen die vatbaar zijn voor beslag.

De heer de Clippele werpt tegen dat de bankier de oorsprong van de bedragen niet kent.

De heer Mahoux verduidelijkt dat die bedragen een code krijgen waarmee hun oorsprong makkelijk te achterhalen is. De bedragen kunnen makkelijk geteld worden, en met de juiste software kunnen de berekeningen worden uitgevoerd.

De heer de Clippele vraagt of de bankiers die berekeningen aan de deurwaarder bezorgen.

Volgens de heer Mahoux moeten de zaken niet worden omgedraaid. Het gaat hier over bedragen die onvatbaar zijn voor beslag en over deurwaarders die de opdracht hebben tot beslag over te gaan. De wet bepaalt waar zij beslag op mogen leggen.

De heer Steverlynck merkt op dat in het voorgestelde artikel 1411quater uitdrukkelijk staat dat de gerechtsdeurwaarder van de bank het bedrag verneemt dat op de rekening staat met vermelding van de codes van de sommen die op die rekening werden gestort tijdens de voorbije 30 dagen.

De gerechtsdeurwaarders zullen wat werk hebben om die afrekening te maken.

De heer Steverlynck verwijst naar het voorgestelde artikel 1411quater, § 2, waar het gaat over de betwisting. De gerechtsdeurwaarder maakt de afrekening en meldt aan de schuldenaar welke sommen niet voor beslag vatbaar zijn. Wanneer de betrokkene die afrekening wenst te betwisten, dan moet dit gebeuren met een formulier waarvan de Koning het model vaststelt.

Het commissielid vindt het belangrijk om ook in de wet de verplichting in te schrijven voor de gerechtsdeurwaarder om dat formulier aan de schuldenaar te bezorgen. Hij dient daartoe een amendement nr. 12 in.

Zijn bezorgdheid ligt in het feit dat de zwakkere partij vermoedelijk niet zal weten op welke wijze hij een betwisting moet doen als hij geen kennis heeft van dat formulier. Men mag er niet van uitgaan dat hij altijd weet om welk formulier het gaat. Als dat formulier niet automatisch wordt meegestuurd op het ogenblik dat de gerechtsdeurwaarder de afrekening toestuurt, dan valt te vrezen dat vele betwistingen niet op een correcte wijze zullen gebeuren, bijvoorbeeld door middel van een gewone brief.

De heer Mahoux sluit zich aan bij dit idee.

De heer Ramoudt denkt dat in de praktijk weinig mensen van het hier voorgestelde systeem gebruik zullen maken. Hij veronderstelt dat wie in een dergelijke precaire situatie verkeert er in de praktijk de voorkeur zal aan geven om de geldsommen waar hij recht op heeft cash in handen te krijgen. Bovendien mogen op die sociale bankrekeningen geen andere bedragen worden gestort dan die welke niet voor beslag vatbaar zijn.

De heer Mahoux gaat hiermee niet akkoord. Het gaat nu over onvatbaarheid met betrekking tot alle rekeningen. De bedoeling was oorspronkelijk de opening van sociale rekeningen mogelijk te maken. Nu heeft iedereen het recht een bankrekening te openen. Op die rekening kunnen bedragen worden gestort die onvatbaar zijn voor beslag.

De heer Ramoudt wijst erop dat het nog altijd zo is dat iemand uit vrije wil een bankrekening opent. Wie bijvoorbeeld van het OCMW een uitkering krijgt zal dat veelal liever niet op een rekening gestort zien.

V. STEMMINGEN

Amendement nr. 3 dat tot doel heeft het opschrift te wijzigen wordt aangenomen met 10 stemmen bij 2 onthoudingen.

Het artikel 1 wordt met dezelfde stemmenverhouding aangenomen.

De amendementen nrs. 1 en 4 op artikel 2 worden ingetrokken.

Subamendement nr. 12 op amendement nr. 8 wordt aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.

Amendement nr. 8 op artikel 2, aldus geamendeerd, wordt eveneens aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.

Amendement nr. 2 op artikel 3 wordt ingetrokken.

Subamendement nr. 9 op amendement nr. 5 wordt aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.

Amendement nr. 5 op artikel 3, aldus gesubamendeerd, wordt met dezelfde stemmenverhouding aangenomen.

Subamendement nr. 10 op amendement nr. 6 wordt aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.

Amendement nr. 6 op artikel 4, aldus gesubamendeerd, wordt met dezelfde stemmenverhouding aangenomen.

Amendement nr. 7 dat ertoe strekt artikel 5 te vervangen, wordt aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.

Amendement nr. 11 dat ertoe strekt de artikelen 6 tot 11 te doen vervallen wordt eveneens aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.

Het wetsvoorstel in zijn geheel, zoals geamendeerd, wordt aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.

Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Louis SIQUET. Paul DE GRAUWE.

Tekst aangenomen door de commissie
(zie stuk Senaat, nr. 2-786/6 ­ 2002/2003)